Wijziging Regeling Bouwbesluit 2003
Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 juli 2005, nr. DJZ2005163532, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2003 (Wijzigingen in verband met de wijziging van het Bouwbesluit 2003 (wijzigingen in verband met het opnemen van de subgebruiksfunctie kinderopvang, het dereguleren van de onderwijsfunctie en enkele andere wijzigingen van het Bouwbesluit 2003, Staatsblad 2005, 1), de stelselwijziging kwaliteitsverklaringen en enkele andere wijzigingen van de Regeling Bouwbesluit 2003)
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de artikelen 1.3, 1.4, 1.10, 2.49, 2.71, 2.74, 3.16, 3.107, 3.109b, 3.122 en 3.130 van het Bouwbesluit 2003, artikel 4 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning en op richtlijn nr. 91/382/EEG van de Raad van 25 juni 1991 (PbEG L 206) tot wijziging van richtlijn nr. 83/477/EEG;
Besluit:
Artikel I
De Regeling Bouwbesluit 2003 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Waar bij het besluit, het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning of deze regeling is verwezen naar een NEN, NEN-EN, of V, is in bijlage I bepaald welke uitgave daarvan van toepassing is.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In NEN 2000 is bepaald welke verwijzingen in een in het eerste lid bedoelde norm naar een andere norm of een onderdeel van een norm en welke uitgave daarvan van toepassing zijn. In afwijking hiervan zijn van de in het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning aangewezen normen en van de in afdeling 1.3 aangewezen normen, met uitzondering van NEN 2768, alle verwijzingen van toepassing.
3. In het derde lid wordt ‘de als bijlage III opgenomen tabel’ vervangen door: tabel 1.1.
B
Na artikel 1.2 wordt een tabel ingevoegd, luidende:
Tabel 1.1 Nederlandse brand- en rookklassen | Euroklassen |
---|
| |
---|
NEN 6064 | NEN 1775 | NEN 6065 | NEN 6066 | NEN-EN 13501-1 |
---|
Onbrandbaarheid | Brandklasse (bijdrage tot brandvoortplanting) | Rookklasse | Brandklasse (materiaalgedrag bij brand) | Rookklasse |
| | | | |
materialen | constructieonderdelen | | materialen | constructie- onderdelen | constructie- onderdelen |
| | | | | |
| beloopbaar vlak(bovenzijde van vloer, hellingbaan of trap) | niet-beloopbaar vlak (niet zijnde bovenzijde van vloer, hellingbaan of trap) | | | | |
| |
onbrandbaar | A1 of A1fl |
| |
| T1 | | 10 m-1 en lager | | Cfl | s1fl |
| T2 | | 10 m-1 en lager | | Cfl | s1fl |
| T3 | | 10 m-1 en lager | | Dfl | s1fl |
| | |
| | Niet-besloten vluchtroute |
| | 1 | – | | B | – |
| | 2 | – | | C | – |
| | | | |
| | Alle andere toepassingen | | |
| | 1 | 10 m-1 en lager | | B | s2 |
| | 2 | 10 m-1 en lager | | B | s2 |
| | 3 | 10 m-1 en lager | | C | s2 |
| | 4 | 10 m-1 en lager | | D | s2 |
C
Aan artikel 1.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Een bouwwerk heeft voor een leiding van het distributienet die voert naar een aansluitmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.48 van het besluit, leidingdoorvoeren en een mantelbuis die voldoen aan NEN 2768.
D
In artikel 1.4, eerste lid, vervalt: , uitgave 1962.
E
In artikel 1.5, tweede lid, wordt ‘NEN-EN 50281-1-2’ vervangen door: NEN-EN-IEC 61241-14 en NEN-EN-IEC 61241-17.
F
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een voorziening voor gas met een nominale werkdruk tot en met 0,5 bar voldoet, in afwijking van het eerste lid, aan NEN 1078.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een bouwwerk heeft voor een leiding van het distributienet die voert naar een aansluitmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.70 van het besluit, leidingdoorvoeren en een mantelbuis die voldoen aan NEN 2768.
G
In artikel 1.7, tweede lid, wordt ‘het document Bodemniveau Gasinstallaties, uitgave EnergieNed, september 1992’ vervangen door: NEN 8078.
H
In artikel 1.11, tweede lid, onder c, vervalt: Europese.
I
Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘bijlage I’ vervangen door: bijlage II.
2. In het derde lid wordt ‘bijlage II’ vervangen door: bijlage III.
J
Het derde lid van artikel 1.16 vervalt.
K
Het opschrift van afdeling 1.5 komt te luiden:
Afdeling 1.5 Kwaliteitsverklaringen
L
Artikel 1.18 komt te luiden:
Artikel 1.18
1. Kwaliteitsverklaringen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Woningwet, worden afgegeven op basis van een door de minister erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw.
2. De voorwaarden waaronder kwaliteitsverklaringen binnen het stelsel, bedoeld in het eerste lid, worden afgegeven, worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de bij het stelsel betrokken partijen. De minister maakt deze overeenkomst in de Staatscourant bekend.
M
Artikel 1.19 komt te luiden:
Artikel 1.19
De minister wijst een instelling aan die het in artikel 1.18 bedoelde stelsel coördineert en zorgdraagt voor de bekendmaking van de in dat artikel bedoelde kwaliteitsverklaringen.
N
In artikel 2.1, eerste lid, onder Groep 1, onder b, en Groep 2, onder a, wordt ‘NEN-EN 57’ vervangen door: NEN-EN-ISO 3680.
O
Artikel 2.5 komt te luiden:
Artikel 2.5
1. In een te bouwen bouwwerk is, gelet op artikel 3.107 van het besluit, de getalwaarde van het verschil tussen de concentratie van asbestvezels in de buitenlucht en de concentratie van asbestvezels in de binnenlucht van een voor mensen toegankelijke ruimte, voorzover deze concentratie afkomstig is uit een of meer constructie-onderdelen die die ruimte begrenzen dan wel uit een of meer in die ruimte aanwezige constructie-onderdelen, niet groter dan 1.000 ve/m3.
2. In een bestaand bouwwerk is, gelet op artikel 3.109b van het besluit, de getalwaarde van het verschil tussen de concentratie van asbestvezels in de buitenlucht en de concentratie van asbestvezels in de binnenlucht van een voor mensen toegankelijke ruimte, voorzover deze concentratie afkomstig is uit een of meer constructie-onderdelen die die ruimte begrenzen dan wel uit een of meer in die ruimte aanwezige constructie-onderdelen, niet groter dan 100.000 ve/m3.
P
Onder vernummering van artikel 4.1 tot artikel 4.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1
NEN 1010
Bij toepassing van NEN 1010 geldt voor de primaire en secundaire voorziening van elektriciteit voor een brandweerlift als bedoeld in onderdeel 5.9.1 van NEN 81-72 het volgende:
a. Voor de voeding van de brandweerlift of bijbehorende groep van liften wordt gebruik gemaakt van een preferente groep of van een aparte leiding die rechtstreeks op de hoofdvoeding van het bouwwerk is aangesloten.
b. De onder a bedoelde preferente groep of leiding voert door ruimten waar redelijkerwijs geen brand kan ontstaan, tenzij op andere wijze beschadiging door brand in voldoende mate wordt voorkomen.
c. In afwijking van het gestelde onder a kan de brandweerlift ook door een noodstroomvoorziening worden gevoed. Deze geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de reguliere voorziening voor elektriciteit, voldoende stroom om de betrokken brandweerlift gedurende ten minste 60 minuten te laten functioneren.
Q
Na artikel 4.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.3a
NEN 2555
Bij de toepassing van NEN 2555 geldt het volgende:
a. in onderdeel 4.1 wordt na het derde gedachtestreepje gelezen:
– De rookmelder dient overeenkomstig onderdeel 4.5.2 te zijn voorzien van een secundaire energievoorziening;
b. in onderdeel 4.5.2.1 wordt ‘mag de rookmelder zijn voorzien van’ als volgt gelezen:
is de rookmelder voorzien van;
c. in onderdeel 4.5.2.2 wordt ’kan bestaan uit’ als volgt gelezen: bestaat uit;
d. in onderdeel 4.8.4 wordt de eerste zin als volgt gelezen:
De volgende situaties worden geïndiceerd met een storingssignaal:;
e. bij het tweede gedachtenstreepje van onderdeel 4.8.5 blijft buiten toepassing: , indien aanwezig;
f. in onderdeel 5.16.2, legenda, onder 2, wordt ‘rookmelder zonder batterijen of accu’s’ als volgt gelezen: rookmelder zonder de secundaire stroomvoorziening;
g. in onderdeel 5.17.2.3 wordt de tweede volzin als volgt gelezen: Een secundarie energievoorziening (batterij of accu) wordt voor aanvang van de beproeving ontladen tot vlak boven of op het niveau waarop een storingssignaal wordt afgegeven;
h. in onderdeel 5.17.3, tweede alinea, wordt ‘Wanneer de rookmelder is voorzien van een batterij of accu’ als volgt gelezen: Wanneer de rookmelder is aangewezen op de secundaire energievoorziening;
i. onderdeel 5.19.2.5 wordt als volgt gelezen:
5.19.2.5 De procedure uit onderdeel 5.19.2.4 wordt herhaald met de koppeldraden kortgesloten;
j. onderdeel 5.19.2.7 wordt als volgt gelezen:
5.19.2.7 De procedure uit onderdeel 5.19.2.6 wordt herhaald met de koppeldraden kortgesloten;
k. de tweede volzin van onderdeel 5.20.2.1 wordt als volgt gelezen: Stel de rookmelder in bedrijf volgens onderdeel 5.1.2, waarbij de voedingsspanning overeenkomt met die van de volle batterij/accu;
l. de titel van onderdeel 5.21 wordt als volgt gelezen: Gevoeligheid voor fluctuaties in de secundaire energievoorziening;
m. onderdeel 5.22.2 wordt als volgt gelezen:
5.22.2 Voorafgaand aan de beproevingsperiode wordt de minimale voedingsspanning VE bij deze rookmelder vastgesteld volgens onderdeel 5.16.2.3;
n. de tweede alinea van onderdeel 5.22.3.1 wordt als volgt gelezen: Wanneer de polariteit van de secundaire energievoorziening in de rookmelder kan worden omgewisseld, dan wordt deze situatie twee uur aangehouden, tenzij de rookmelder een storingssignaal afgeeft;
o. in onderdeel 5.22.3.3 wordt ‘Wanneer de rookmelder de beschikking heeft over een batterij of accu, dan wordt’ als volgt gelezen: De rookmelder wordt;
p. in de tweede alinea van onderdeel 5.22.4 blijft buiten toepassing: die kunnen beschikken over een batterij of accu;
q. onderdeel 6.1, onder f, wordt als volgt gelezen: het type van de secundaire energievoorziening;
r. in onderdeel 6.2.2 worden de aanhef, alsmede de eerste twee onderdelen van de opsomming als volgt gelezen: Onverminderd onderdeel 6.2.1 wordt met betrekking tot de secundaire energievoorzieningen (batterij/accu) de volgende informatie verstrekt:
– de te verwachten levensduur van de secundaire energievoorziening;
– welk signaal de rookmelder geeft wanneer de secundaire energievoorziening onvoldoende spanning afgeeft.
R
Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid van artikel 4.5 vervallen.
S
Onder vernummering van de artikelen 4.12 tot en met 4.14 tot de artikelen 4.13 tot en met 4.15 vervalt artikel 4.15 (oud) en wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.12
NEN 5078
Waar in artikel 3.16 van het besluit wordt verwezen naar NEN 5078, is bedoeld: NEN-EN 12354-6.
T
Artikel 4.16 komt te luiden:
Artikel 4.16
NEN-EN 81-72
Bij de toepassing van NEN-EN 81-72 geldt het volgende:
a. bij onderdeel 5.1.1 geldt het volgende:
1. ‘een tegen brand beschermde hal’ wordt telkens gelezen als: verkeersruimte, die al dan niet tezamen met de liftschacht een rookcompartiment als bedoeld in afdeling 2.16 van het besluit is.
2. ‘Zie bijlage B en bijlage E’ wordt gelezen als:
Zie bijlage B en bijlage E.
De liftschacht van een brandweerlift heeft een volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een technische ruimte van ten minste 60 minuten.
b. in onderdeel 5.2.3 geldt voor de vrije doorgang van de toegang van de liftschacht een minimum breedte van 85 cm.
c. voor de in onderdeel 5.9.1 genoemde primaire en secundaire voorziening voor elektriciteit is artikel 4.1 van deze regeling van toepassing.
U
Artikel 4.19 komt te luiden:
Artikel 4.19
NEN 2757
Waar in paragraaf 3.14.2 van het besluit wordt verwezen naar NEN 2757, is bedoeld: NEN 8757.
V
Artikel 4.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. onderdeel 5.2.2 wordt als volgt gelezen:
5.2.2. De referentieperiode voor een bouwconstructie is ten minste een jaar, met dien verstande dat voor de bepaling van de belastingen de referentieperiode voor veiligheidsklassen 2 en 3 ten minste 15 jaar is.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. tabel 1, behorende bij onderdeel 5.3.4, wordt als volgt gelezen:
Tabel 1. Veiligheidsklassen voor bouwconstructies met betrekking tot de gevolgen van bezwijkenVeiligheids-klasse | Gevolgen van bezwijken | Betrouwbaarheidsindex ß |
---|
| | |
---|
| | Uiterste grenstoestand |
---|
| | |
---|
| Kans op levensgevaar | Kans op economische schade | Indien wind maatgevend | Overige belastingen maatgevend |
---|
1 | Verwaarloos-baar klein | Klein | 1,3 | 1,7 |
2 | Klein | Groot | 2,2 | 2,2 |
3 | Groot | Groot | 2,9 | 2,9 |
W
Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. tabel 2, behorende bij onderdeel 5.2.1 van deze norm, wordt als volgt gelezen:
Tabel 2. Belastingsfactoren uiterste grenstoestandVeiligheids- klasse | Belastingcombinaties | γf;g;u (γf;p;u) | γf;q;u | γf;q;u | γf;a;u |
---|
| | Normaal (ongunstig) | Gunstig | Wind | Overig | |
---|
| Fundamentele combinatiesa | | | | | |
1 | 1 | 1 | 0,9 | 1 | 1 | – |
2 | 1 | 1,15 | 0,9 | 1,3 | 1,05 | – |
3 | 1 | 1,2 | 0,9 | 1,5 | 1,1 | – |
| Bijzondere combinatiesb | | | | | |
1-2-3 | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
a. De fundamentele belastingcombinaties voor ‘alleen permanente belasting’ hoeft voor bestaande bouw niet te worden gecontroleerd, omdat deze impliciet reeds door de overige combinaties worden afgedekt.
b. De partiële factoren voor bijzondere belastingen hebben in het geval van de beoordeling van bestaande constructies uitsluitend betrekking op brand.
2. Onder lettering van onderdeel o als p, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
o. In onderdeel 8.7.1.4 van deze norm wordt γm = 1,3 gelezen als γm = 1,1 ingeval de hoogteligging van het dak, en de afmetingen en de hoogteligging van de noodafvoeren als beschreven in onderdeel 8.7.1.3 in-situ zijn gemeten.
X
De artikelen 4.33 en 4.34 vervallen.
Y
Bijlage III vervalt.
Z
Bijlage I en II worden vernummerd tot Bijlage II en III.
AA
Bijlage I (nieuw) komt te luiden:
Bijlage I, behorende bij artikel 1.2, eerste lid
NEN 47 1970 – Technische tekeningen – Doorsnede-aanduidingen van materialen op bouwkundige tekeningen, inclusief correctieblad C1:1971
NEN 379 2003 – Technische productdocumentatie – Vouwen en inhechten van tekenbladen
NEN 1006 2002 – Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI – 2002), inclusief wijzigingsblad A1: 2005
NEN 1006 1981 – Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI – 1981), inclusief correctieblad C1: 1990
(bestaande bouw)
NEN 1010-0 2003 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Voorwoord en introductie
NEN 1010-1 2003 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Fundamentele uitgangspunten, het vaststellen van algemene kenmerken en termen en definities, inclusief aanvullende bepalingen uit NEN 1010-8
NEN 1010-4 2003 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Beschermingsmaatregelen, inclusief aanvullende bepalingen uit NEN 1010-8
NEN 1010-5 1996 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Keuze en installatie van elektrisch materieel, inclusief wijzigingsblad A3: 2003 en correctieblad C2: 2005 op wijzigingsblad A3: 2003, inclusief aanvullende bepalingen uit NEN 1010-8
NEN 1010-6 1997 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Inspectie, inclusief aanvullende bepalingen uit NEN 1010-8
NEN 1010-7 2000 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Aanvullende en bijzondere bepalingen, inclusief wijzigingsblad A2: 2003, inclusief aanvullende bepalingen uit NEN 1010-8
NEN 1010-9 2005 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties – Aanvullende Nederlandse bepalingen voor bestaande installaties
NEN 1041 1982 – Veiligheidsbepalingen voor hoogspanningsinstallaties, inclusief wijzigingsblad A1: 1991
V 1041 1942 – Leidraad voor den aanleg en een veilig bedrijf van electrische sterkstroominstallaties in fabrieken en werkplaatsen (Fabrieksvoorschriften) – Deel II – Hooge spanning
(bestaande bouw)
NEN 1068 2001 – Thermische isolatie van gebouwen – Rekenmethoden, inclusief wijzigingsblad A3: 2004
NEN 1078 2004 – Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar – Prestatie-eisen – Nieuwbouw
NEN 1087 2001 – Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor nieuwbouw
NEN 1594 1991 – Droge blusleidingen in en aan gebouwen, inclusief wijzigingsblad A1:1997
NEN 1775 1991 – Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 2000 2005 – Datering en onderlinge samenhang van normen ten behoeve van de bouwregelgeving
NEN 2057 2001 – Daglichtopeningen van gebouwen – Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte, inclusief correctieblad C1: 2003
NEN 2078 2001 – Eisen voor industriële gasinstallaties
NEN 2078 1987 – Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987 – Deel 2: Aanvullende voorschriften voor grotere bijzondere installaties
(bestaande bouw)
NEN 2302 1983 – Tekeningen in de bouw – Algemene regels
NEN 2555 2002 – Brandveiligheid van gebouwen – Rookmelders voor woonfuncties
NEN 2580 1997 – Oppervlakten en inhouden van gebouwen – Termen, definities en bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A1: 2001
NEN 2608 1997 – Vlakglas voor gebouwen – Weerstand tegen windbelasting – Eisen en bepalingsmethode, inclusief wijzigingsblad A1: 2001
NEN 2631 1979 – Investeringskosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indeling
NEN 2686 1988 – Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode, inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 2690 1991 – Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 2757 2001 – Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen – Bepalingsmethoden
NEN 2768 1998 – Meterruimten en bijbehorende bouwkundige voorzieningen voor leidingaanleg in een woonfunctie, inclusief wijzigingsblad A1: 2001
NEN 2778 1991 – Vochtwering in gebouwen – Bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A3: 2004
NEN 2916 2001 – Energieprestatie van utiliteitsgebouwen – Bepalingsmethode, inclusief correctieblad C1: 2002
NEN 3134 1992 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties in medisch gebruikte ruimten
NEN 3134 1976 – Veiligheidsbepalingen voor elektrische installaties in medisch gebruikte ruimten
(bestaande bouw)
NEN 3215 2002 – Binnenriolering – Eisen en bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A1: 2004
NEN 3859 2004 – Tuinbouwkassen – Ontwerp en constructie – Tuinbouwkassen voor de commerciële productie van planten en gewassen
NEN 3859 1996 – Tuinbouwkassen – Constructieve eisen
(bestaande bouw)
NEN 3870 1980 – Tekeningen voor betonconstructies
NEN 5077 2001 – Geluidwering in gebouwen – Bepalingsmethoden voor de grootheden voor luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructies en geluidniveaus veroorzaakt door installaties, inclusief wijzigingsblad A2: 2005 en correctieblad C1: 2005
NEN 5087 1998 – Inbraakveiligheid van woningen – Bereikbaarheid van gevelelementen: deuren, ramen en kozijnen, inclusief wijzigingsblad A1: 2001
NEN 5096 1998 – Inbraakwerendheid – Gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen – Eisen, classificatie en beproevingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A1: 2002
NEN 5128 2001 – Energieprestatie van woonfuncties en woongebouwen – Bepalingsmethode
NEN 6061 1991 – Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen, inclusief wijzigingsblad A2: 2002
NEN 6062 1991 – Bepaling van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen, inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 6063 1991 – Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken, inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 6064 1991 – Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen, inclusief wijzigingsblad A2: 2001
NEN 6065 1991 – Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal(combinaties), inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 6066 1991 – Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal(combinaties), inclusief wijzigingsblad A1: 1997
NEN 6068 2004 – Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten, inclusief wijzigingsblad A1: 2005
NEN 6069 2005 – Experimentele bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten en het classificeren daarvan
NEN 6071 2001 – Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Betonconstructies
NEN 6072 1991 – Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Staalconstructies, inclusief wijzigingsblad A2: 2001 en correctieblad C2: 2005
NEN 6073 1991 – Rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van bouwdelen – Houtconstructies, inclusief correctieblad C1: 2005
NEN 6075 1991 – Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten, inclusief correctieblad C1: 2005
NEN 6090 1997 – Bepaling van de vuurbelasting, inclusief wijzigingsblad A1: 2001
NEN 6700 2005 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Algemene basiseisen
NEN 6702 2001 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Belastingen en vervormingen, inclusief wijzigingsblad A1: 2005
NEN 6707 2001 – Bevestiging van dakbedekkingen – Eisen en bepalingsmethoden, inclusief correctieblad C1: 2002
NEN 6710 1991 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Aluminiumconstructies – Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch belaste constructies, inclusief wijzigingsblad A2: 2001
NEN 6720 1995 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Voorschriften Beton – Constructieve eisen en rekenmethoden (VBC 1995), inclusief wijzigingsblad A3: 2004 en correctieblad C1: 2005
NEN 6760 2001 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Houtconstructies – Basiseisen – Eisen en bepalingsmethoden, inclusief correctieblad C1: 2002
NEN 6770 1997 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Staalconstructies – Basiseisen en basisrekenregels voor overwegend statisch belaste constructies, inclusief wijzigingsblad A1: 2001
NEN 6790 2005 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Steenconstructies – Basiseisen en bepalingsmethoden
NEN 6790 1991 – Technische grondslagen voor bouwconstructies – TGB 1990 – Steenconstructies – Basiseisen en bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A2: 2001
(bestaande bouw)
NEN 8062 1995 – Brandveiligheid van gebouwen – Methode voor het beoordelen van de brandveiligheid van rookafvoervoorzieningen van bestaande gebouwen, inclusief wijzigingsblad A1:1997
NEN 8078 2004 – Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar – Prestatie-eisen – Bestaande bouw
NEN 8087 2001 – Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen
NEN 8757 2005 – Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande bouw
NEN-EN-ISO/IEC 17025 2000 – Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria
NEN-EN 81-72 2003 – Veiligheidsregels voor het vervaardigen en aanbrengen van liften – Bijzondere toepassingen voor personenliften en personen-goederenliften – Deel 72: Brandweerliften
NEN-EN 12354-3 2000 – Geluidwering in gebouwen – Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen – Deel 3: Luchtgeluidisolatie tegen geluiden van buitenaf
NEN-EN 12354-6 2004 – Geluidwering in gebouwen – Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen – Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten
NEN-EN 13501-1 2003 – Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag
NEN-EN 45004 1996 – Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren
NEN-EN 45011 1998 – Algemene eisen voor instellingen die productcertificatie-systemen uitvoeren
NEN-EN 45012 1998 – Algemene eisen voor instellingen die beoordeling en certificatie/registratie van kwaliteitssystemen uitvoeren
NEN-EN-IEC 60079-14 2003 – Electrical apparatus for explosive gas atmosphere – Part 14: Electrical installations in hazardous areas (other than mines)
NEN-EN-ISO 3680 2004 – Determination of flash/no flash – Rapid equilibrium closed cup method
NEN-EN-IEC 61241-14 2004 – Electrical apparatus for use in the presence of combustible dust – Part 14: Selection and installation
NEN-EN-IEC 61241-17 2005 – Electrical apparatus for use in the presence of combustible dust – Part 17: Inspection and maintenance of electrical installations in hazardous areas (other than mines)
NEN-ISO 2719 1994 – Aardolieproducten en smeermiddelen – Bepaling van het vlampunt – Methode volgens Pensky-Martens met gesloten kroes.
Artikel II
1. Deze regeling treedt, met uitzondering van de onderdelen J, K, L en M van artikel I, in werking met ingang van 1 september 2005.
2. De onderdelen J, K, L en M van artikel I treden in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin een overeenkomst tussen de minister en de bij de herziening van het stelsel van de erkende kwaliteitsverklaringen, bedoeld in de artikelen 1.16, derde lid, 1.18 en 1.19, betrokken partijen bekend wordt gemaakt.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 11 juli 2005.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.
Toelichting
Algemeen
1. Inleiding
Met deze wijziging is de Regeling Bouwbesluit 2003 afgestemd op de wijziging van het Bouwbesluit 2003 (Stb. 2005, 1). Dit wijzigingsbesluit en deze regeling zullen 1 september 2005 in werking treden.
In deze wijziging van de regeling wordt het gebruik van NEN 2000 als aanwijzingsinstrument voor de aan te sturen bouwnormen losgelaten. Een overzicht van de door het Bouwbesluit 2003 aangestuurde normen met vermelding van datum van uitgifte en van toepassing zijnde correctie-, wijzigings- en aanvullingsbladen is nu opgenomen als bijlage I bij deze regeling. Voorts zijn een aantal voorschriften geactualiseerd in verband met aanpassingen van in het Bouwbesluit 2003 aangewezen normbladen, wijzigingsbladen, of correctiebladen. Ook zijn een aantal Europese normbladen beschikbaar gekomen of gewijzigd.
In deze wijzigingsregeling is verder gebruik gemaakt van de mogelijkheid die bovengenoemde wijziging van het Bouwbesluit 2003 biedt om voor de bestaande bouw, evenals reeds bij nieuwbouw het geval is, nadere voorschriften te stellen omtrent het in een bouwwerk aanwezig zijn van materialen waaruit giftige of hinderlijke stoffen (asbest) vrijkomen.
Ook is in deze wijzigingsregeling de grondslag voor de stelselwijziging voor kwaliteitsverklaringen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, van de Woningwet opgenomen. De essentie van deze stelselwijziging is dat de systematiek van individueel erkende kwaliteisverklaringen is gewijzigd in een (algemene) erkenning door de minister van het stelsel als zodanig. Kwaliteitsverklaringen zullen voortaan niet meer door de minister zelf maar door een door de minister aangewezen coördinerende instelling worden afgegeven en bekendgemaakt.
2. Notificatie
De ontwerpregeling is op 14 maart 2005 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 2005/0115/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).
De meeste artikelen in deze wijzigingsregeling bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Met een beroep op de gelijkwaardigheidsbepaling (artikel 1.5 van het Bouwbesluit 2003) zullen deze voorschriften niet tot een situatie behoeven te leiden waarin het vrije verkeer van goederen op een niet gerechtvaardigde of discriminerende wijze wordt belemmerd. Door de Commissie zijn geen bemerkingen gemaakt.
Melding aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie, ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu er in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.
3. Gevolgde procedure en inspraak
Deze wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB). Op advies van het OPB zijn in deze wijzigingsregeling nadere technische voorschriften voor het plaatsen van brandweerliften opgenomen. Zie artikel I, onderdeel T.
4. Toetsing administratieve lasten
Deze wijzigingsregeling is gebaseerd op de bovengenoemde wijziging van het Bouwbesluit 2003. Dat wijzigingsbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Het college heeft toen geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid daarop advies uit te brengen omdat dat wijzigingsbesluit naar verwachting van het college niet zal leiden tot een structurele toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Derhalve wordt aangenomen dat de in deze regeling opgenomen onderwerpen evenmin effect hebben op de administratieve lasten.
5. Voorlichting
Bij de voorlichting van het Bouwbesluit 2003 wordt deze wijziging van de regeling betrokken. Een doorlopende tekst van de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt op de VROM website www.vrom.nl, geplaatst.
Artikelsgewijs
Onderdelen A en B
Met de wijziging van het eerste lid van artikel 1.2 is geregeld dat voortaan in bijlage I van deze regeling is bepaald welke uitgaven van de direct door het Bouwbesluit 2003, het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab) of deze regeling aangewezen normbladen en de op deze normbladen uitgebrachte correctie-, wijzigings-, of aanvullingsbladen van kracht zijn. Hiermee is NEN 2000 voor de aansturing van deze eerstelijns normen niet meer nodig. Dit zal door de praktijk worden ervaren als een verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de bouwregelgeving.
Zoals uit het tweede lid van artikel 1.2 volgt, blijft NEN 2000 van belang voor de directe en indirecte doorverwijzingen naar tweedelijns normen en de afbakening van de zogenoemde verwijzingsketens tussen die normen. Een tweedelijns norm is een norm die via een direct in het Bouwbesluit 2003 of in deze regeling genoemde norm (eerstelijns norm) wordt aangestuurd. In het tweede lid is de datum van de uitgave van NEN 2000 vervallen. Deze datum is nu evenals voor de andere eerstelijns normen, opgenomen in bijlage I van deze regeling.
Voor het Bouwbesluit 2003 en deze regeling zijn de doorverwijzingen in hoofdstuk 3 van NEN 2000, met uitzondering van de onderdelen ‘overige normatieve directe verwijzingen’, van toepassing. Met deze in NEN 2000 gegeven afbakening in de onderdelen ‘Normatieve directe en indirecte verwijzingen, per geselecteerde ingang’ wordt duidelijk gemaakt welke verwijzingen naar normen en specificaties voor het Bouwbesluit 2003 relevant zijn. Een dergelijke afbakening ontbreekt nog voor de in afdeling 1.3 van deze regeling voorgeschreven voorzieningen voor elektriciteit, noodstroom, gas en water met uitzondering van de (bouwnorm) NEN 2768. Voor de in het Biab genoemde normen is evenmin een afbakening van normketens en specificaties gegeven. Voor al die gevallen dat NEN 2000 geen afbakening heeft aangegeven geldt het algemene uitgangspunt dat van geval tot geval moet worden bekeken of een doorverwijzing relevant is.
In het derde lid van artikel 1.2 wordt de omzettingstabel Nederlandse brand- en rookklassen aangewezen. Deze tabel was eerder als bijlage III aan deze regeling toegevoegd (Stcrt. 2003, 101). Omwille van de gebruiksvriendelijkheid is deze tabel nu verplaatst van een aparte bijlage naar de onder dit artikellid opgenomen tabel 1.1. Voorts is deze tabel op verzoek van de bouwpraktijk op onderdelen aangepast, om ook bij de toepassing van Euroklassen, de in Nederland reeds lang geaccepteerde bouwmaterialen te kunnen blijven gebruiken. Het gaat daarbij met name om de toepassing van materialen bij de onderste 2,5 m van de gevel (buitenoppervlak). Verder wordt voor een ruimte waardoor een niet-besloten rookvrije vluchtroute voert qua brandklasse Euroklasse C in plaats van Euroklasse B voorgeschreven en Euroklasse B in plaats van Euroklasse A2. Ook maakt de tabel duidelijk dat voor een niet-besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert noch een Nederlandse noch een Europese rookklasse is voorgeschreven.
Onderdeel C
Aan artikel 1.3 is een nieuw derde lid toegevoegd met voorschriften voor leidingdoorvoeren, waaronder een mantelbuis, bij elektriciteitsvoorzieningen. Deze voorschriften zijn materieel afkomstig uit hoofdstuk 4 (bruikbaarheid) van het Bouwbesluit 2003. De aanwezigheid van deze doorvoeren is echter vooral uit het oogpunt van veiligheid voorgeschreven (zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel DDDDDDD, van Stb. 2005, 1). Daarom vallen deze voorschriften voortaan onder de ‘veiligheidseisen’ als bedoeld in artikel 2.49 van het Bouwbesluit 2003, waarvan de nadere uitwerking voorlopig in artikel 1.3 van de regeling is opgenomen.
Onderdeel D
Voor de veiligheid van een standaardvoorziening voor elektriciteit ten behoeve van huishoudelijk gebruik werd voor de bestaande bouw uitsluitend verwezen naar NEN 1010, uitgave 1962. Met toepassing van de norm uit 1962 werd echter geen recht gedaan aan de ontwikkeling van het veiligheidsniveau sinds 1962 (bijvoorbeeld aardlekschakelaar en kleurcodes van de bedrading). In de voormalige Model aansluitvoorwaarden van de Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven in Nederland werd namelijk ook voorgeschreven dat installaties die na 1962 zijn aangelegd ten minste moeten voldoen aan de op het tijdstip van aanleg geldende voorschriften. Met de verwijzing naar de meer recente NEN 1010 zoals aangestuurd in bijlage I (zie toelichting op de onderdelen Aen B) is ook deel 9 van de norm van toepassing. In dit deel zijn voorschriften voor bestaande bouw, dus ook voor na 1962 aangelegde installaties van bouwwerken, opgenomen. Met het aansturen van deze meer recente NEN 1010 is het gat in de regelgeving, dat ontstond toen de Model aansluitvoorwaarden niet meer werden aangewezen (1 januari 2003), ongedaan gemaakt.
Onderdeel E
Het tweede lid van artikel 1.5 is aangepast wegens de vervanging van de eerder aangestuurde NEN-EN norm door twee nieuwe NEN-EN-IEC-normen. Deze nieuwe normen zijn het gevolg van Europese afspraken.
Onderdeel F
In het tweede lid van artikel 1.6 is de eerder aangewezen NEN-EN 1775 vervangen door NEN 1078. Deze laatste norm bevat nu ook die voorschriften voor voorzieningen met een gasdruk die voorheen in NEN-EN 1775 waren opgenomen. Het derde lid heeft nu een nieuwe invulling gekregen met de voorschriften voor leidingdoorvoeren, waaronder een mantelbuis, bij gasvoorzieningen. Deze voorschriften zijn materieel afkomstig uit hoofdstuk 4 (bruikbaarheid) van het Bouwbesluit 2003. De aanwezigheid van deze doorvoeren is vooral uit het oogpunt van veiligheid voorgeschreven (zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel DDDDDDD, van Stb. 2005, 1). Daarom vallen deze voorschriften voortaan onder de ‘veiligheidseisen’ als bedoeld in artikel 2.71 van het Bouwbesluit 2003, waarvan de nadere uitwerking voorlopig in artikel 1.6 van de regeling is opgenomen.
Onderdeel G
Voor de veiligheid van een standaardvoorziening van gas voor huishoudelijk gebruik in de bestaande bouw werd wegens het ontbreken van een geschikte norm eerder verwezen naar het document ‘Bodemniveau Gasinstallaties’. Inmiddels is voor de bestaande bouw NEN 8078 beschikbaar.
Onderdeel H
In het tweede lid van artikel 1.11 is het bijvoeglijk naamwoord ‘Europese’ vervallen. Uit de begripsbepaling van een geharmoniseerde norm (artikel 1.1 van de regeling) is tenslotte voldoende duidelijk dat dit een Europese norm betreft.
Onderdeel I
Als gevolg van de vernummering van bijlage I en II tot bijlage II en III (zie de toelichting op de onderdelen A en B en Z en AA) is de verwijzing in artikel 1.13 naar deze bijlagen eveneens aangepast.
Onderdeel J
Bouwproducten met een CE-markering die bovendien voldoen aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2003 gegeven voorschriften vallen voortaan onder het gewijzigde stelsel van kwaliteitsverklaringen (zie afdeling 1.5 van deze regeling, zoals toegelicht bij de onderdelen K, L en M). De verantwoordelijkheid voor de publicatie van deze kwaliteitsverklaringen is voortaan in artikel 1.19 van deze regeling geregeld.
Onderdelen K, L en M
De artikelen 1.18 en 1.19 zijn aangepast in verband met de zogenoemde stelselwijziging. De essentie van deze stelselwijziging is dat de systematiek van individueel erkende kwaliteisverklaringen is gewijzigd in een (algemene) erkenning door de minister van het stelsel als zodanig. Kwaliteitsverklaringen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Woningwet en de artikelen 1.6 en 1.7 van het Bouwbesluit 2003 zullen voortaan niet meer door de minister zelf maar door een door de minister aangewezen coördinerende instelling worden afgegeven en bekend gemaakt op basis van een gewijzigd door de minister erkend stelsel.
Dit gewijzigde stelsel is gericht op:
– bredere toepasbaarheid;
– meer transparantie (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid);
– betere toedeling van verantwoordelijkheden;
– verdere beperking van de administratieve lasten;
– laagdrempeligheid;
– objectieve kwaliteitscriteria.
De kwaliteitsverklaringen die binnen het gewijzigde stelsel worden afgegeven, gelden in het kader van de bouwvergunningprocedure nog steeds als voldoende bewijs dat aan de eisen van de bouwregelgeving is voldaan, voorzover het althans de eisen betreft waarover de betreffende verklaringen een uitspraak doen.
Binnen het gewijzigde stelsel kunnen zowel productcertificaten, attesten als procescertificaten worden afgegeven mits er een aantoonbaar verband is met de bouwregelgeving. Dit verband is per te certificeren onderwerp aangegeven in een geharmoniseerde grondslag voor certificatie, ook wel een beoordelingsrichtlijn genoemd. In tegenstelling tot het eerdere stelsel worden in deze regeling voortaan geen individuele woordmerken of logo’s zoals bijvoorbeeld KOMO meer genoemd. Het gaat erom dat alle instellingen toegang hebben tot het stelsel, mits zij aan de objectieve kwaliteitscriteria van het stelsel kunnen voldoen. Deze kwaliteitscriteria worden in een met de betrokken partijen te sluiten overeenkomst vastgelegd. De minister publiceert deze overeenkomst vervolgens in de Staatscourant. In deze in artikel 1.18, tweede lid, van de regeling bedoelde overeenkomst worden ten minste de volgende uitgangspunten opgenomen:
1. De kwaliteitsverklaringen die onder het te erkennen stelsel worden afgegeven hebben een aantoonbare relatie met de bouwregelgeving;
2. De toegang tot het stelsel wordt gewaarborgd voor alle instellingen die voldoen aan van tevoren vastgestelde kwaliteitscriteria, waarbij als algemeen uitgangspunt geldt dat de betreffende certificatie-instellingen zijn geaccrediteerd op basis van de EN 45000 normenserie;
3. De kwaliteitsverklaringen als bedoeld onder 1 zijn gebaseerd op technische specificaties die niet strijdig zijn met de Europese geharmoniseerde specificaties en waarbij gestreefd is naar harmonisatie van sectorspecifieke certificatie-eisen;
4. De beoordeling of kwaliteitsverklaringen voldoen aan de hierboven gestelde eisen van het gewijzigde stelsel wordt gedaan door een onafhankelijke commissie. Deze commissie zal door de coördinerende instelling, in overleg met de minister, worden ingesteld. Aan de onder het tweede of derde punt gestelde voorwaarden is ook voldaan, indien, ter beoordeling van de bovengenoemde commissie, gelijkwaardigheid aan die voorwaarden in voldoende mate is aangetoond, en;
5. Een objectieve toelating van instellingen tot het stelsel is gewaarborgd door een bezwaar- en beroepsprocedure.
Het voornemen bestaat om de Stichting Bouwkwaliteit als coördinerende instelling aan te wijzen en deze als enige te autoriseren om het overzicht van kwaliteitsverklaringen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder j, van de Woningwet vast te stellen en te publiceren (bijvoorbeeld op internet).
Onderdeel N
NEN-EN 57 (Aardolieproducten en andere vloeistoffen – bepaling van het vlampunt – methode met gesloten kroes volgens Abel-Pensky) is door NEN ingetrokken. Daarom is in artikel 2.1 de eenvoudigere bepalingsmethode in NEN-EN-ISO 3680 aangewezen. Dit heeft voor de praktijk geen substantiële gevolgen.
Onderdeel O
In artikel 3.109b van het Bouwbesluit 2003 (Stb. 2005, 1) is voor bestaande bouw, overeenkomstig artikel 3.107 voor nieuwbouw, de mogelijkheid opgenomen in de Regeling Bouwbesluit 2003 nadere voorschriften te stellen omtrent het in een bouwwerk aanwezig zijn van materialen waaruit giftige of hinderlijke stoffen vrijkomen.
Op grond hiervan is nu in het nieuwe tweede lid van artikel 2.5 een voorschrift voor de concentratie van asbest in de ruimte in een bestaand bouwwerk opgenomen. Voor de meting van de asbestconcentratie bij bestaande bouw wordt evenals bij nieuwbouw uitgegaan van het gestelde in de milieukwaliteitsdoelstellingen voor asbest (Kamerstukken II 1990/1991, 21 137, nr. 86). De grenswaarde voor de bestaande bouw is gebaseerd op een advies van de Gezondheidsraad in 1988, waarbij is gekozen voor een maximaal toelaatbaar risico (MTR). Dit advies gaat uit van een maximaal toelaatbaar risiconiveau van 100.000 vezelequivalenten per m3 per jaar (jaargemiddelde).
Hoewel verwerking van asbest bij bouwactiviteiten op grond van het Productenbesluit asbest, niet meer is toegestaan, is er voor gekozen het nieuwbouwvoorschrift in deze regeling te handhaven. Indien een gemeente bij een te hoge concentratie van asbestvezels wil aanschrijven dan kan deze zonodig tot maximaal het nieuwbouwniveau aanschrijven – mits daartoe voldoende motivering bestaat (‘noodzakelijkheidbeginsel’). Het nieuwbouwniveau gaat uit van een verwaarloosbaar risico (VR) van 1.000 vezelequivalenten per m3per jaar.
Hoewel nu NEN 2991 met daarin een bepalingsmethode voor asbestdeeltjes beschikbaar is, is er toch voor gekozen deze norm niet in juridische zin aan te wijzen.
De in NEN 2991 opgenomen bepalingsmethode maakt, evenals de tot nu toe aanbevolen bepalingsmethode, uit het TNO-Bouw rapport 96-BKR-R0637, onvoldoende onderscheid in de oorsprong van de gemeten concentratie asbestvezels. Een dergelijk onderscheid in de oorsprong van de asbestvezels is wel noodzakelijk omdat het Bouwbesluit 2003 zich uitsluitend richt op constructiedelen en niet op asbest afkomstig uit andere bronnen, zoals die van installatieonderdelen. Dit laat onverlet dat er in de praktijk voor de bepaling van de feitelijke asbestconcentratie in een ruimte wel gebruik kan worden gemaakt van de genoemde norm (of van het TNO-rapport).
Overigens kan bij een te hoge concentratie aan asbestvezels, die niet afkomstig is van constructie-onderdelen van het bouwwerk, maar bijvoorbeeld van losliggende verouderde vloerbedekking, niet op grond van het Bouwbesluit 2003 worden aangeschreven maar ‘uit anderen hoofde’ (gezondheid).
Het voornemen bestaat om in het kader van het in ontwikkeling zijnde Gebruiksbesluit een vergelijkbaar voorschrift voor een maximaal toelaatbare hoeveelheid asbestvezels in een ruimte op te nemen, waarin dan wel rechtstreeks kan worden verwezen naar NEN 2991.
Onderdeel P
In het nieuwe artikel 4.1 is een aanvullend voorschrift opgenomen omtrent de elektrische voeding van brandweerliften als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2003. Dit aanvullende voorschrift vloeit voort uit NEN-EN 81-72. De basisvoorschriften in artikel 1.3 verwijzen voor de elektrische installatie naar NEN 1010. Deze aanvullende voorschriften dienen om onderdeel 8.783 van NEN 1010 in overeenstemming met NEN-EN 81-72 te brengen op het terrein van de brandpreventieve en brandrepressieve installaties. Het gaat er om dat brandweerliften op een preferente groep of rechtstreeks op de hoofdvoeding van de voorziening van elektriciteit zijn aangesloten. Dit conform de huidige praktijk, die mede gebaseerd is op de nu ingetrokken bijlage Z.4 van NEN-EN 81-1 (september 1986, inclusief correctieblad, december 1989). De hiervoor genoemde voorzieningen bieden voldoende waarborgen dat de brandweerlift blijft functioneren als bij calamiteiten de gewone elektriciteitsvoorziening buiten gebruik raakt. Een andere mogelijkheid is om de brandweerlift aan te sluiten op een noodstroomvoorziening.
Onderdeel Q
In artikel 2.146, zevende lid, van het Bouwbesluit 2003 worden voorschriften gesteld aan de aanwezigheid van een rookmelder die is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit en die voldoet aan de primaire inrichtingseisen en de primaire producteisen volgens NEN 2555. Deze norm voorziet echter nog niet in een secundaire energievoorziening.
Het is bij een brand in een woning namelijk niet ondenkbaar dat de elektriciteit, bijvoorbeeld door kortsluiting, uitvalt. Als de aanwezige rookmelder geen secundaire energievoorziening heeft (bijvoorbeeld een batterij), dan zal deze op dit vaak cruciale moment niet meer functioneren. Een wijziging van NEN 2555 die voorziet in de eis van een secundaire energievoorziening door middel van een batterij of een accu is in voorbereiding. Deze aanpassing maakt onderdeel uit van een meer omvattende wijziging van deze norm die niet meer voor de inwerkingtreding van deze regeling zal worden gepubliceerd. Om te voorkomen dat ook rookmelders zonder of met een ondeugdelijke secundaire energievoorziening op de markt komen en in nieuwbouwwoningen worden toegepast, zijn in het nieuwe artikel 4.3a van deze regeling, vooruitlopend op de verwachte publicatie van het wijzigingsblad van NEN 2555, voorzieningen ten aanzien van de secundaire energievoorziening in de rookmelder getroffen. Deze wijziging heeft voor de huidige praktijk geen gevolgen daar voor de woningbouw vooralsnog overwegend rookmelders met een secundaire energievoorziening in de handel zijn.
Onderdeel R
Het voorschrift in het tweede lid van artikel 4.5 is vervallen, omdat dit verwijst naar artikel 3.16, tweede lid (galm in een onderwijsfunctie), van het Bouwbesluit 2003, dat met de wijziging van dat besluit, gepubliceerd in Staatsblad 2005, 1, is vervallen.
Onderdeel S
Het oorspronkelijke artikel 4.15 is ingetrokken en er is een nieuw artikel 4.12 ingevoegd. Om dit mogelijk te maken is zijn de oorspronkelijke artikelen 4.12 tot en met 4.14 vernummerd tot 4.13 tot en met 4.15. Het nieuwe artikel 4.12 werd nodig omdat de verwijzing naar NEN 5078 (galm) in artikel 3.16 van het Bouwbesluit 2003 niet meer juist is, als gevolg van het recente vervangen van deze norm door de Europese norm NEN-EN 12354-6. In artikel 4.12 wordt hiervoor een oplossing geboden tot de Europese norm in een volgende wijziging van het Bouwbesluit 2003 wordt aangewezen. Dit nieuwe normblad levert voor de gebruiker geen inhoudelijke wijzigingen op.
Zoals hierboven aangegeven is in dit onderdeel tevens het oude artikel 4.15 vervangen door een artikel met een geheel nieuwe inhoud. Dit artikel verwees naar het normblad NEN-EN 81-1, dat evenals normblad NEN-EN 81-2, waarnaar het oude artikel 4.16 verwees niet meer door het Bouwbesluit 2003 is aangestuurd. Voor deze beide normen is één nieuwe Europese norm, NEN-EN 81-72, in de plaats gekomen, die al wel door het Bouwbesluit 2003 is aangewezen. Zie de toelichting op artikel I, onderdeel T
Onderdeel T
Het oude artikel 4.16 is evenals het oude artikel 4.15 vervangen door een artikel met een geheel nieuwe inhoud, zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel S. In artikel 4.16 worden voortaan voor de toepassing van NEN-EN 81-72 nadere bouwtechnische voorschriften gegeven indien een bouwwerk is voorzien van een brandweerlift. Het betreft de brandveiligheidsvoorschriften voor de liftschacht en het portaal dat op iedere etage voor elke liftschachtdeur van een brandweerlift aanwezig moet zijn en de vrije doorgang van de liftschacht.
De Europese regelgeving kent geen onderscheid tussen een rookvrije of een brand- en rookvrije ruimte en bij de Nederlandse vertaling van deze Europese norm is de terminologie ‘fire protected lobby’ vertaald in ‘tegen brand beschermde hal’. Uitgaande van de gangbare bouwpraktijk is hier echter sprake van een rookvrije verkeersruimte die bouwtechnisch wordt gekwalificeerd als een rookcompartiment als bedoeld in afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2003. De eis voor een rookvrije verkeersruimte is overeenkomstig de publicatie ‘Brandbeveiligingsinstallaties’, maart 2003, van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) waarin wordt gesproken van een rookwerende sluis. Een zwaardere eis is voor deze ruimte niet alleen onnodig, maar zou ook leiden tot een stijging van de bouwkosten.
In het verlengde van het voorschrift van artikel 2.104, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003, waarin wordt gesteld dat een liftschacht die voldoet aan de eisen van een brand- en rookvrije vluchtroute geen brandcompartiment behoeft te zijn, is nu voor de liftschacht van een brandweerlift voorgeschreven dat tussen de liftschacht en een naastgelegen ruimte waarin brand kan ontstaan een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag is van ten minste 60 minuten. Het rookvrije portaal voor de toegang van de lift mag binnen dat compartiment gelegen zijn. Indien dat niet het geval is dan zal de deur van de liftschacht brandwerend moeten zijn.
Voor de vrije doorgang van de toegang van de liftschacht van de brandweerlift is ook het nationale voorschrift van ten minste 85 cm van toepassing. Op deze maatvoering zal de kooideur behoren aan te sluiten, omdat het anders te krap manoeuvreren voor de brandweer zal worden. Bovendien is het overgrote deel van de brandweerliften onder normale omstandigheden al een gewone personenlift met een vrije doorgang voor de liftschacht van ten minste 85 cm.
Onderdeel U
Tot de invoering van deze wijziging werd voor de bestaande bouw gebruik gemaakt van een in dit artikel sterk aangepaste tekst van de nieuwbouwnorm NEN 2757. Recent is echter NEN 8757 voor bestaande bouw beschikbaar gekomen waarmee de noodzaak om de nieuwbouwnorm voor bestaande bouw aan te passen is vervallen. Omdat de norm voor bestaande bouw nog niet in het Bouwbesluit 2003 is aangewezen, is er voor gekozen deze norm tijdelijk in de Regeling Bouwbesluit 2003 aan te wijzen. In een volgende wijziging van het Bouwbesluit 2003 zal NEN 8757 rechtstreeks worden aangewezen.
Onderdeel V
In artikel 4.24 zijn de nadere voorschriften voor de toepassing van NEN 6700 voor de bestaande bouw, evenals bij NEN 6702 het geval is, op onderdelen aangepast. Deze aanpassingen zijn gebaseerd op het TNO-rapport ‘Veiligheidsbeoordeling bestaande bouw’ (2004-CI-R0159). Zie ook de toelichting op artikel I, onderdeel W. Voor veiligheidsklassen 2 en 3 is de referentieperiode voor een bouwconstructie voortaan 15 jaar. Deze referentieperiode doet beter recht aan het belang dat aan de veiligheid van personen in en rond bouwwerken wordt gehecht.
Onderdeel W
In artikel 4.25 is tabel 2 inzake belastingsfactoren uiterste grenstoestand van NEN 6702 aangepast. Deze belastingsfactoren zijn aangepast op basis van een door TNO-Bouw uitgevoerd onderzoek omtrent de veiligheidsbeoordeling van de bestaande bouw. Het onderzoeksrapport ‘Veiligheidsbeoordeling bestaande bouw’ (2004-CI-R0159) geeft voor de bestaande bouw een praktisch hanteerbare rekenmethode die goed aansluit bij de nieuwe TGB-serie (Technische Grondslagen Bouw) voor nieuwbouw. In de tabel is nu tot uitdrukking gebracht dat de fundamentele belastingscombinaties voor permanente belasting bij bestaande bouw niet zelfstandig behoeven te worden berekend, omdat de andere belastingcombinaties bij bestaande bouw maatgevend zijn.
Voorts is een nieuw onderdeel o ingevoegd voor het kunnen vaststellen of de constructies van bestaande lichte platte daken voldoende bestand zijn tegen wateraccumulatie (waterophoping, veroorzaakt door doorbuiging van de dakconstructie onder invloed van op het dak verzameld regenwater). De grootte van de belasting in deze situatie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de afmetingen en uitvoering van de toegepaste noodafvoer voor regenwater. Als bij bestaande daken de hoogteligging van de noodafvoeren door waterpassing exact is bepaald, dan mag de modelfactor γ M van 1,3 tot 1,1 gereduceerd worden. In dat geval is namelijk één factor die de stabiliteit van de dakconstructie negatief beïnvloedt, uitgeschakeld.
Onderdeel X
De in de artikelen 4.33 en 4.34 genoemde NEN-EN normen zijn niet meer relevant nu artikel 3.76, derde lid, van het Bouwbesluit 2003, waarin zij werden aangewezen is vervallen.
Onderdeel Y
De tabel die eerder was opgenomen in bijlage III, is nu na artikel 1.2 van deze regeling geplaatst (zie de toelichting op de onderdelen A en B; artikel 1.2, derde lid).
Onderdelen Z en AA
De vernummering van de bijlagen I en II tot II en III is het gevolg van het invoegen van een nieuwe bijlage I, behorende bij artikel 1.2, eerste lid (zie de toelichting op de onderdelen A en B). De nieuwe bijlage I geeft een overzicht van alle in het Bouwbesluit 2003, in het Besluit indieningvereisten aanvraag bouwvergunning en in de Regeling Bouwbesluit 2003 aangestuurde eerstelijns normen met daarbij aangegeven welke uitgave van toepassing is. Deze lijst, die sinds 1 januari 2003 in NEN 2000 stond, is ter verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de bouwregelgeving opnieuw direct in deze regeling opgenomen. In het geval voor nieuwbouw en bestaande bouw dezelfde norm is aangewezen en voor de bestaande bouw een eerdere uitgave geldt, dan is dit in bijlage I kenbaar gemaakt door de vermelding ‘(bestaande bouw)’ achter de omschrijving van die eerdere uitgave van de norm.
Overigens is in NEN 2000, uitgave 2005, in hoofdstuk 2 als extra service aan de gebruiker een identieke lijst met eerstelijns normen opgenomen. Zoals in de toelichting op de onderdelen Aen B is aangegeven blijft NEN 2000 van belang in het kader van doorverwijzingen naar de zogenoemde tweedelijns normbladen en eventueel verder (verwijzingen van normblad naar normblad of naar onderdelen daarvan).
Artikel II
De onderdelen J, K, L en M van artikel I hebben betrekking op de stelselwijziging bij kwaliteitsverklaringen. Het voorbereiden van deze stelselwijziging zal nog enige maanden vergen. Er wordt naar gestreefd deze onderdelen in de eerste helft van 2006 in werking te laten treden. Het moment van inwerkingtreding is afhankelijk van het moment van publicatie van een overeenkomst tussen de bij de herziening van het stelsel betrokken partijen (zie de toelichting op de onderdelen J, K, L en M van artikel I. Voorts moet een aantal elementen nog nader worden uitgewerkt (zoals de instelling van de onafhankelijke commissie, zie de eerdergenoemde toelichting op de onderdelen K, L en M). Om voldoende voorbereidingstijd te hebben treden deze onderdelen in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin de genoemde overeenkomst is gepubliceerd. Hiermee is gegarandeerd dat er minimaal een hele kalendermaand aan voorbereidingstijd is.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S.M. Dekker