Subsidieregeling Kenniscentrum Grote Steden

13 juni 2005

Nr. 2005-0000109665

DGKB/GSIB/GSB

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2 van de Wet overige BiZa-subsidies en artikel 34 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de minister: de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

b. het Kenniscentrum: Stichting Kenniscentrum Grotestedenbeleid;

c. de overige betrokken departementen: de departementen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Justitie;

d. de Steden: de gemeenten genoemd in artikel 1, onderdeel b, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

e. het basisprogramma Grote Steden: het door het Rijk en de Steden gezamenlijk te subsidiëren programma voor een bepaald kalenderjaar, waarin de aard, de omvang en de doelstelling van de activiteiten worden beschreven.

Artikel 2

1. De Minister verstrekt jaarlijks een subsidie aan het Kenniscentrum overeenkomstig deze regeling ten behoeve van het uitvoeren van het door het Kenniscentrum opgestelde basisprogramma Grote Steden.

2. De minister keurt het basisprogramma Grote Steden goed na overleg met de overige betrokken departementen en de Steden.

§ 2

De subsidieverlening en vaststelling

Artikel 3

1. Het Kenniscentrum dient de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgende jaar uiterlijk in op 15 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. het bedrag waarvoor subsidie wordt gevraagd;

b. het basisprogramma Grote Steden;

c. een raming van de kosten en de baten (begroting).

Artikel 4

1. De minister beoordeelt voor 1 januari de subsidieaanvraag, mede aan de hand van de in artikel 3, tweede lid, genoemde gegevens.

2. Naast de gronden, genoemd in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, kan de Minister, na overleg met de overige betrokken departementen en de Steden, de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren indien de beoordeling van het basisprogramma Grote Steden leidt tot de bevinding dat het programma niet in overeenstemming is met de vereisten van deze regeling.

3. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat door de begrotingswetgever voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 5

1. De minister verleent voorschotten per kalenderjaar.

2. Het totaal van de voorschotten in een kalenderjaar bedraagt 100 procent van het te verlenen subsidiebedrag.

3. De voorschotten worden als volgt verstrekt:

a. 50% van het totaalbedrag ultimo februari van het kalenderjaar;

b. 50% van het totaalbedrag ultimo juni van het kalenderjaar.

4. De minister kan een voorschot een maand eerder of later verlenen, nadat het Kenniscentrum hiervan in kennis is gesteld.

Artikel 6

1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt uiterlijk 1 juni van het jaar na het kalenderjaar ingediend bij de minister.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. een schriftelijke verantwoording omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteiten ingevolge het desbetreffende basisprogramma Grote Steden, afgezet tegen de realisatie van de geraamde kosten en baten ingevolge artikel 3, tweede lid, onder c;

b. de op het kalenderjaar betrekking hebbende jaarrekening, bedoeld in artikel 361, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek;

c. het op het kalenderjaar betrekking hebbende jaarverslag, bedoeld in artikel 391, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, en

d. de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. De subsidievaststelling geschiedt uiterlijk op 1 september, na overleg met de overige betrokken departementen en de Steden.

§ 3

De verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 7

1. De uitvoering van het basisprogramma Grote Steden start binnen het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

2. Indien het Kenniscentrum een wijziging aanbrengt in de doelstelling, looptijd of financiering van het basisprogramma Grote Steden dan wel afziet van de in het basisprogramma Grote Steden vermelde activiteiten, deelt het Kenniscentrum dit onverwijld schriftelijk mede aan de minister.

Artikel 8

Het Kenniscentrum verschaft de minister op diens verzoek te allen tijde inlichtingen omtrent de voortgang en de resultaten van de activiteiten ingevolge het basisprogramma Grote Steden.

Artikel 9

1. Voor de activiteiten van het Kenniscentrum die op basis van het basisprogramma Grote Steden worden verricht en voor de overige activiteiten van het Kenniscentrum wordt een gescheiden administratie gevoerd.

2. Het Kenniscentrum doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister van alle omstandigheden die van substantiële invloed kunnen zijn op de subsidie en de rechtmatige en doelmatige besteding daarvan.

§ 4

Overige en slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Kenniscentrum Grote Steden.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, A. Pechtold.

Toelichting

Het Rijk en de GSB-steden hebben in 2000 gezamenlijk besloten tot oprichting van de stichting het Kenniscentrum Grote Steden met bijbehorende financiering.

De voornaamste motieven om een kenniscentrum specifiek voor de steden op te richten was:

– het ontbreken van een kennisinfrastructuur en -instelling in Nederland die zich integraal richt op alle terreinen van stedelijke vraagstukken. Zowel sociaal, fysiek als economisch;

– het inzichtelijk maken en selecteren van beschikbare kennis;

– het bevorderen van interdisciplinair onderzoek.

Het Kenniscentrum Grote Steden heeft als missie: het vraaggestuurd verzamelen, ontwikkelen, ontsluiten en bemiddelen van kennis die bestuurders, beleidsmakers en uitvoerders van het grotestedenbeleid, zowel op Rijksniveau als op stedelijk niveau, nodig hebben voor de ontwikkeling en uitvoering van het grotestedenbeleid, waarbij verbinding wordt gelegd tussen de sociale, economische en fysieke aspecten van de grote steden.

De voornaamste doelen van het Kenniscentrum, zoals genoemd in de statuten zijn:

– Kennisverspreiding tussen steden bevorderen;

– Kennisuitwisseling tussen onderzoeksinstellingen en de beleidspraktijk vergroten;

– De kennis uit het buitenland over het oplossen van stedelijke problemen systematischer vertalen naar de Nederlandse beleidspraktijk.

Deze doelen tracht het Kenniscentrum Grote Steden te bereiken door:

– Websites en database;

– Publicaties zoals themaberichten, boeken en magazines;

– Het organiseren van bijeenkomsten, het vormen van netwerken;

– Het zijn van vraagbaak, het bieden van een 48-uursservice;

– Het opstellen en uitvoeren van een onderzoeksprogramma voor de steden; Stedelijk Innovatieprogramma (STIP).

Het Kenniscentrum Grote Steden draagt bij aan de operationele doelstelling van het ministerie van BZK voor het Grotestedenbeleid: ‘Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid’ en aan de prestatie-indicator: ‘facilitering van kennisuitwisseling over grootstedelijke problematiek in en tussen de grote steden (begroting 2005, Kamerstukken II 2004/05, 29 800 VII nr. 2, artikel 9.2, blz. 99 en 100).’

Het ministerie van BZK en de overige 8 betrokken departementen, te weten de departementen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en de GSB-steden betalen jaarlijks een bijdrage aan het Kenniscentrum. Dit is vastgelegd in artikel 6.1 van de GSB-prestatieconvenanten voor de periode 2005–2009, die op 11 maart 2005 zijn ondertekend. Het Rijk heeft onderling afgesproken dat de departementen de jaarlijkse bijdrage voor het Kenniscentrum aan het ministerie van BZK overmaken. De gehele rijksbijdrage wordt opgedeeld in voorschotten, waarvan de betaling door het ministerie van BZK aan het Kenniscentrum geschiedt op zorgvuldig gekozen momenten tijdens het jaar waarvoor subsidie wordt verleend. Met het oog op beperking van de administratieve lasten worden vanuit het Rijk in één regeling de afspraken met betrekking tot subsidie aan het Kenniscentrum vastgelegd in plaats van in 9 afzonderlijke regelingen. De wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking aan het Kenniscentrum wordt door het ministerie van BZK ontleend aan artikel 2 van de Wet overige BiZa-subsidies en artikel 34 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

Uiterlijk op 15 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dient de aanvraag tot verlening van de subsidie, samen met het basisprogramma Grote Steden, de begroting en het aangevraagde subsidiebedrag ingediend te zijn bij het ministerie van BZK. Het ministerie van BZK voert vervolgens hierover overleg met de overige betrokken departementen en met de Steden. Indien de minister meent dat er, na overleg met de overige betrokken departementen en met de Steden, aanleiding is om de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk te weigeren omdat het programma niet voldoet aan de beleidsdoelstellingen, krijgt het Kenniscentrum de mogelijkheid om zijn zienswijze hierover kenbaar te maken en de aanvraag eventueel aan te passen.

Het financiële en beleidsmatige jaarverslag met betrekking tot het basisprogramma Grote Steden dient op 1 juni na het begrotingsjaar te worden ingediend. Het ministerie van BZK voert vervolgens hierover overleg met de overige betrokken departementen en met de Steden.

Voor de activiteiten van het Kenniscentrum die op basis van het basisprogramma Grote Steden worden verricht en voor de overige activiteiten van het Kenniscentrum wordt een gescheiden administratie gevoerd. Met overige activiteiten worden onder meer de kennisprogramma’s bedoeld zoals de kennisprogramma’s KIEM, Stedelijke Economie, Pavem en Bibliotheken en verder het onderzoeksprogramma genaamd: Stedelijk Innovatieprogramma (STIP), het Expert team GSB en het European Urban Knowledge Network.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Naar boven