Wijziging regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 augustus 2005, nr. Z/VU-2606497, houdende wijziging van de regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 1p van de Ziekenfondswet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.3.2.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3.2.3

In 2005 wordt aan de Vereniging Spierziekten Nederland tevens een subsidie verstrekt van € 557.000 ten behoeve van de kosten van de afbouw van de in deze paragraaf bedoelde activiteiten in 2006 en volgende jaren.

B

Aan artikel 2.5.6.2 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

8. Het College zorgverzekeringen kan bij de subsidievaststelling van enig jaar onbenutte subsidiegelden overhevelen van het ene zorgkantoor naar het andere zorgkantoor.

C

Na artikel 2.5.6.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.5.6.2a

1. Onverminderd artikel 2.6.5.2 wordt aan zorgkantoren op aanvraag per kalenderjaar een subsidie verleend die is bestemd voor het met inachtneming van de artikelen 2.5.6.3 tot en met 2.5.6.13 verstrekken van netto persoonsgebonden budgetten aan de verzekerden die geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt vanwege de volledige benutting van de beschikbare middelen, bedoeld in artikel 2.5.6.2, tweede lid.

2. Het subsidieplafond voor de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 34.300.000.

3. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt verdeeld met inachtneming van de door het College zorgverzekeringen vast te stellen beleidsregels.

4. De leden vier tot en met acht van artikel 2.5.6.2 zijn van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 2.5.6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt ‘artikel 2.5.6.2, tweede en derde lid’ vervangen door: artikel 2.5.6.2, tweede en derde lid, en artikel 2.5.6.2a, tweede en derde lid.

2. In het zevende lid wordt ‘2003’ vervangen door: 2004.

E

Aan artikel 2.5.6.5 worden vier nieuwe leden toegevoegd, luidende:

2. Indien het bruto persoonsgebonden budget voor meer vormen van zorg wordt verleend, bedraagt het bruto persoonsgebonden budget de som van de met behulp van het eerste lid bepaalde bedragen.

3. Indien de subsidieperiode in meer dan een kalenderjaar gelegen is, wordt het bruto persoonsgebonden budget voor het kalenderjaar volgende op het jaar waarin het werd verleend, geïndexeerd met het percentage waarmee de bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden geïndexeerd.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing voor kalenderjaren volgende op het in dat lid bedoelde kalenderjaar, waarbij als basis voor de indexatie van het bruto persoonsgebonden budget in enig kalenderjaar dient, het bruto persoonsgebonden budget in het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

5. Indien de subsidieperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een kalenderjaar aanvangt of eindigt, wordt het bruto persoonsgebonden budget berekend overeenkomstig de volgende formule:

A × (B/C)

Waarbij wordt verstaan onder:

A: het bruto persoonsgebonden budget waarvoor de verzekerde op grond van de vorige leden in aanmerking komt;

B: het aantal dagen in het kalenderjaar waarvoor het budget werd verleend;

C: het aantal dagen in het kalenderjaar.

F

In artikel 2.5.6.6, tweede lid wordt ‘€ 1820’ vervangen door ‘€ 1848,40’, wordt ‘€ 208’ vervangen door ‘€ 210,08’ en wordt ‘€ 6.866,60’ vervangen door: € 6.978,40.

G

In artikel 2.7.1.7, zevende lid wordt ‘€ 0,34’ voor tolk gebarentaal geregistreerd of schrijftolk vervangen door: € 0,86.

H

In artikel 2.7.3.3, eerste lid, onderdeel a wordt ‘twaalf’ vervangen door ‘zestien’ en ‘achttien’ vervangen door: vierentwintig.

I

In artikel 2.7.3.5, eerste lid, wordt ‘€ 7.500.000’ vervangen door: € 6.943.000.

J

In artikel 2.7.20.4, onderdeel b wordt ‘€ 5.750.000’ vervangen door: € 8.172.033.

K

In artikel 2.7.20.13, wordt ‘2005’ vervangen door: 2006.

Artikel II

Deze regeling treedt inwerking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt met betrekking tot artikel I onderdeel G terug tot 1 juli 2004 en met betrekking tot artikel I onderdeel B tot en met F, I, J, K terug tot en met 1 januari 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.

Toelichting

Artikel I

A

In het kader van de afbouw van de subsidies wordt de subsidie gezinsbegeleiding aan Vereniging Spierziekten Nederland met ingang van 1 januari 2006 gestopt. Dit leidt tot een afbouwtraject.

Omdat de gesubsidieerde activiteiten ca. 25% van de totale begroting van VSN bedragen, wordt de subsidie conform het afbouwtraject begrotingssubsidies afgebouwd. Dit betekent in principe dat VSN in het eerste jaar van afbouw (2006) nog 90% van het subsidiebedrag in 2005 zal ontvangen (€ 334.200) en in tweede jaar (2007) nog 60% (€ 222.800).

Om te voorkomen dat door een afbouwtraject de subsidieparagraaf bij het College van zorgverzekeringen (CVZ) langer zal moeten doorlopen of dat het afbouwtraject via de begroting van VWS zal moeten plaatsvinden, wordt het afbouwtraject met bovenstaande bedragen reeds in 2005 door het CVZ afgekocht.

B

Het nieuwe achtste lid geeft het CVZ de mogelijkheid om bij de subsidievaststelling middelen ten behoeve van het persoonsgebonden budget die bij een zorgkantoor niet worden besteed, over te hevelen naar een ander zorgkantoor. Indien een zorgkantoor het subsidieplafond overschrijdt, kan deze overschrijding op grond van deze bepaling bij gelegenheid van de subsidievaststelling verrekend worden met de onderschrijding bij andere zorgkantoren. Hierdoor wordt een optimale inzet van de beschikbare middelen voor het persoonsgebonden budget mogelijk.

C

Met artikel 2.5.6.2a wordt het mogelijk gemaakt dat het CVZ aanvullende middelen toekent aan zorgkantoren. Aanleiding voor het beschikbaar stellen van aanvullende middelen was dat al in de eerste maanden van 2005 enkele zorgkantoren aangaven dat zij onvoldoende middelen hadden om nieuwe persoonsgebonden budgetten toe te kennen. Na onderzoek dat het CVZ op mijn verzoek heeft doen uitvoeren, heb ik besloten tot het toekennen van deze aanvullende middelen. Hiermee wordt gewaarborgd dat het CVZ de zorgkantoren voldoende middelen kan toekennen om de aanvragen voor persoonsgebonden budgetten te honoreren, ook nadat een zorgkantoor het voor hem geldende subsidieplafond heeft bereikt. In die situatie zouden geen nieuwe persoonsgebonden budgetten kunnen worden toegekend en zouden er wachtlijsten bij het persoonsgebonden budget kunnen optreden. Een dergelijke situatie acht ik, evenals de Tweede Kamer, niet aanvaardbaar.

Overigens blijkt er uit het hiervoor bedoelde onderzoek dat er thans geen sprake is van wachtlijsten bij het persoonsgebonden budget. Echter, om te voorkomen dat er later in het jaar eventueel wel wachtlijsten zouden kunnen ontstaan doordat zorgkantoren hun subsidieplafond bereikt hebben, heb ik deze aanvullende middelen beschikbaar gesteld. De dekking van deze aanvullende middelen vindt plaats uit de ruimte die ontstaat door de loon- en prijsbijstelling van het in artikel 2.5.6.2, tweede lid, opgenomen subsidieplafond apart te houden (€ 14,4 mln.), alsmede door de middelen die vrijvallen doordat persoonsgebonden budgetten oude stijl worden beëindigd (€ 19,9 mln.).

Met deze aanvullende middelen kan het CVZ aanvullend subsidie aan een zorgkantoor toekennen, indien het betreffende zorgkantoor zijn subsidieplafond voor het persoonsgebonden budget voor het eind van dit jaar heeft besteed. Bij het toekennen van deze aanvullende middelen heeft het CVZ de mogelijkheid af te wijken van de verdeelsystematiek opgenomen in artikel 2.5.6.2, derde lid. Het CVZ zal op grond van artikel 2.5.6.2.a, derde lid, een beleidsregel voor de verdeling van deze aanvullende middelen opstellen.

D

De wijziging van het tweede lid betreft een redactionele aanpassing in verband met het nieuwe artikel 2.5.6.2a. Voorts is in het achtste lid een omissie hersteld.

E

Met de ministeriële regeling van 17 maart 2005, Z/VU-2562803 (Stcrt. 56), waarbij artikel 2.5.6.5 is gewijzigd, zijn abusievelijk de leden 2 tot en met 5 vervallen. Dit is met de onderhavige bepaling hersteld.

F

In de ministeriële regeling van 17 maart 2005, Z/VU-2562803, is verzuimd de bedragen in artikel 2.5.6.6, tweede lid, aan te passen. Met deze aanpassing is dit hersteld.

G

Dit is bij een eerdere wijziging abusievelijk gewijzigd.

H

Deze wijziging is bedoeld als stimulans tot het bouwen van extra woningen. Daarnaast zal het de doelmatigheid bevorderen.

I

Het plafond is voor 2005 eenmalig met € 557.000 naar beneden bijgesteld. In het kader van het doorlichtingstraject premiesubsidies wordt de paragraaf gezinsbegeleiding spierziekten met ingang van 1-1-2006 gestopt. Dit leidt tot een afbouwtraject. Ten behoeve van de afbouw van de activiteiten in 2006 en verder wordt aan de VSN een afbouwsubsidie ter hoogte van € 557.000 verstrekt in 2005. Voor de financiering van deze afbouw wordt het plafond van paragraaf ‘Het verwezenlijken van ADL clusters’ eenmalig voor 2005 naar beneden worden bijgesteld. Dit zal niet leiden tot problemen, omdat er is sprake is van onderuitputting bij deze paragraaf.

J

Het plafond is verhoogd om de toelating van nieuwe gezondheidscentra mogelijk te maken.

K

De paragraaf ‘subsidiëring gezondheidscentra’ loopt nog door in 2006. Om te voorkomen dat in dat jaar geen nieuwe gezondheidscentra kunnen worden toegelaten, is de termijn waarvoor de aanvraag moet worden ingediend verlengd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

  • 1

    Stcrt. 2000, 233; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 maart 2005, nr. Z/VU-2562803, Stcrt. 2005, 56.

Naar boven