Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2005, 161 pagina 17 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatscourant 2005, 161 pagina 17 | Besluiten van algemene strekking |
Regeling, houdende nadere regels inzake de chauffeurspas en vakbekwaamheidseisen voor taxibestuurders die een taxidienst uitvoeren, wijziging van de Regeling vaststelling controledocument internationaal taxivervoer en van de Regeling vergoeding documenten Wet personenvervoer 2000 (Regeling taxibestuurders 2005).
16 augustus 2005
Nr. HDJZ/S&W/2005-1494
Hoofddirectie Juridische Zaken
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 75, eerste, tweede en vijfde lid, artikel 76, eerste lid, onder d, en vierde lid, 76, derde lid, en artikel 78 van het Besluit personenvervoer 2000;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. besluit: Besluit personenvervoer 2000;
b. beperkte taxidienst: een taxidienst als bedoeld in artikel 75, tweede lid, van het besluit, waarbij op vaste tijdstippen en langs dezelfde routes wordt gereden met een vaste groep passagiers;
c. chauffeurspas: chauffeurspas als bedoeld in artikel 75 van het besluit;
d. chauffeurspas onder beperkingen: chauffeurspas voor het uitvoeren van een beperkte taxidienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van deze regeling;
e. CCV: Contactcommissie Chauffeurs Vakbekwaamheid;
f. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat.
Vakbekwaamheidseisen taxibestuurder
Als getuigschrift als bedoeld in artikel 76, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, worden erkend:
a. het door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen afgegeven Chauffeursdiploma CCV Taxi Volledig, voor het verrichten van taxivervoer;
b. het door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen afgegeven Chauffeursdiploma CCV Taxi Beperkt, voor het uitvoeren van een beperkte taxidienst.
1. Bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi wordt tenminste de kennis vastgesteld van de in de bijlage 1 bij deze regeling genoemde onderwerpen.
2. Het examen bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen dat uiteen valt in een praktijkexamen voor taxivervoer en een praktijkexamen voor een beperkte taxidienst.
1. De bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, is vrijgesteld van het theorie-examen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, indien hij in het bezit is van:
a. een diploma CCV Taxivervoer, dat is afgegeven vóór 1 augustus 2004, of
b. een diploma CCV B Beroepspersonenvervoer.
2. De bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, is vrijgesteld van het praktijkexamen taxivervoer, bedoeld in artikel 3, tweede lid, indien hij in het bezit is van een vóór 1 augustus 2004 afgegeven CCV certificaat medegebruik vrije tram- en busbanen gemeente Amsterdam.
3. De bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, is vrijgesteld van zowel het theorie-examen als het praktijkexamen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, indien hij in het bezit is van:
a. het CCV vakdiploma taxichauffeur, dat is afgegeven vóór 1 juli 2005;
b. het CCV-DI certificaat directiechauffeur; of
c. het CCV diploma ambulancevervoer;
d. praktijkdiploma CCV Taxivervoer Plus.
Aanvraag en verstrekking chauffeurspassen taxibestuurders
Bij de aanvraag van een chauffeurspas wordt, naast de in artikel 76, eerste lid, onder a tot en met c, genoemde documenten, een niet beschadigde, recente, goed gelijkende pasfoto van de aanvrager overgelegd van ongeveer 4 cm hoog en 3 cm breed, waarbij het gezicht van voren, tegen een lichte, egale achtergrond is gefotografeerd.
In afwijking van artikel 5, kan degene die in het bezit is van een chauffeurspas waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken, een duplicaat chauffeurspas met dezelfde einddatum van geldigheid aanvragen, indien sprake is van wijziging van de op de chauffeurspas vermelde gegevens, onder overlegging van:
1°. een kopie van het rijbewijs met de gewijzigde gegevens; en indien het een naamswijziging betreft,
2°. een kopie van het besluit van naamswijziging. In dit geval wordt de oorspronkelijke chauffeurspas ingetrokken.
In afwijking van artikel 5 kan degene die in het bezit is van een chauffeurspas waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken, een duplicaat chauffeurspas met dezelfde einddatum van geldigheid aanvragen, indien de chauffeurspas versleten of geheel of ten dele onleesbaar is.
In dit geval wordt de oorspronkelijke chauffeurspas ingetrokken.
1. In afwijking van artikel 5 kan degene wiens chauffeurspas, waarvan de geldigheid niet is verstreken, verloren is geraakt of teniet is gegaan, een duplicaat chauffeurspas met dezelfde einddatum van geldigheid aanvragen, onder overlegging van een proces-verbaal van aangifte van diefstal of verlies. In dit geval wordt de oorspronkelijke chauffeurspas ingetrokken.
2. Zodra een verloren geraakte chauffeurspas weer in het bezit is van degene aan wie een duplicaat chauffeurspas als bedoeld in het eerste lid, is verstrekt, wordt de oorspronkelijke chauffeurspas onverwijld door hem ingeleverd bij de minister.
1. Verstrekking van een chauffeurspas aan de aanvrager geschiedt op vertoon van:
a. een op naam van de aanvrager gesteld rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een door het bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs, dat geldig is voor het besturen van het motorrijtuig waarmee wordt gereden;
b. het aan hem verstrekte en door hem ondertekende afhaalbericht, waarop vermeld staat op welke wijze de chauffeurspas kan worden afgehaald.
2. Bij machtiging voor verstrekking als bedoeld in het eerste lid, toont de gemachtigde tevens zijn legitimatiebewijs.
3. Bij aanvragen als bedoeld in de artikelen 6 en 7 wordt een chauffeurspas niet eerder verstrekt dan nadat de aanvrager de oorspronkelijke chauffeurspas, bedoeld in die artikelen heeft ingeleverd.
1. De artikelen 5 tot en met 9 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvraag en verstrekking van een chauffeurspas onder beperkingen of een duplicaat chauffeurspas onder beperkingen.
2. In afwijking van het eerste lid kan degene die in het bezit is van een chauffeurspas onder beperkingen, een duplicaat chauffeurspas met dezelfde einddatum van geldigheid aanvragen onder overlegging van het document genoemd in artikel 2, onderdeel b, van deze regeling.
De modellen voor de chauffeurspas en de chauffeurspas onder beperkingen zijn opgenomen in de bijlagen 2 respectievelijk 3 bij deze regeling.
Wijziging en intrekking van andere regelingen
In de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 december 1987, nr. DGV/WJZ/V/729129 tot vaststelling van een controledocument voor internationaal taxivervoer1 worden onder vernummering van artikel 2 tot artikel 4 twee artikelen ingevoegd, luidende:
Ten behoeve van het toezicht op de naleving op artikel 75, tweede lid, van het Besluit personenvervoer 2000, zijn in de auto waarmee een beperkte taxidienst als bedoeld in de Regeling taxibestuurders 2005 wordt uitgevoerd, documenten aanwezig waarmee wordt aangetoond dat met die auto vervoer als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling taxibestuurders 2005 wordt verricht.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling controledocumenten taxivervoer.
In artikel 7 van de Regeling vergoeding documenten Wet personenvervoer 20002 wordt de zinsnede ‘of een duplicaat chauffeurspas als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Regeling chauffeurspas taxivervoer’ vervangen door: een duplicaat chauffeurspas, een chauffeurspas onder beperkingen, of een duplicaat chauffeurspas onder beperkingen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 10 van de Regeling taxibestuurders 2005.
De Regeling chauffeurspas taxivervoer en de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder worden ingetrokken.
Degene die een chauffeurspas onder beperkingen of een duplicaat daarvan aanvraagt en in het bezit is van een chauffeurpas als bedoeld in artikel II, tweede lid, van het Besluit van 2 juni 2004 houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder (Stb. 252) behoeft in afwijking van artikel 5 slechts een getuigschrift als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze regeling te overleggen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2005.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling taxibestuurders 2005.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi worden in ieder geval de kennis en vaardigheden vastgesteld van de hiernavolgende onderwerpen.
I. Administratie en documenten
De kandidaat heeft kennis van het doel, de inhoud en de functie van voor de beroepsuitoefening relevante documenten met betrekking tot het voertuig en het vervoer zoals: chauffeurspas, Europees schadeformulier, dagrittenstaat, werkmap en overige voertuigdocumenten en persoonlijke documenten.
De kandidaat heeft kennis van:
1. de inhoud en toepassing van relevante artikelen uit de Wegenverkeerswet 1994;
2. de inhoud en toepassing van relevante artikelen uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
3. de belangrijkste specifieke wet- en regelgeving op het gebied van taxivervoer over de weg waaronder de Wet personenvervoer 2000, het Besluit personenvervoer 2000, en de Arbeidsomstandighedenwet;
4. de relevante aspecten uit de Algemene Taxivoorwaarden waaronder doel, functie en inhoud van de begrippen toepasselijkheid, beperkingen in het vervoer, aansprakelijkheid vervoerder, reiziger en chauffeur, handelingen voor, tijdens en na de rit;
5. de belangrijkste begrippen en bepalingen uit de rij- en rusttijdenregelgeving, waaronder uit de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de toepassing daarvan in het bijzonder de week- en rusttijd, de standaardregeling en collectieve regeling op het gebied van rusttijden en rijtijden, de nachtdienst in de standaardregeling en de overlegregeling;
6. de eindverantwoordelijkheid voor de naleving van de rij- en rusttijdenregeling en de controlerende instanties in het bijzonder de inhoud van het begrip eindverantwoordelijkheid en de handhaving door politie en de Inspectie van Verkeer en Waterstaat;
7. het belang van het naleven van de rij- en rusttijdenregeling in het kader van gezondheid, (verkeers)veiligheid en welzijn.
De kandidaat heeft kennis van:
1. de verschillende soorten vervoer, de voertuigkeuze en de factoren voor de voertuigkeuze, in het bijzonder het onderscheid tussen straattaxi, opstapvervoer, besteld vervoer, contractvervoer zoals regiotaxi en leerlingenvervoer, gehandicaptenvervoer en openbaar vervoer; ook moet de kandidaat aan de hand van een praktijkvoorbeeld een keuze voor een voertuig kunnen maken en de factoren kunnen noemen die van invloed zijn op de keuze voor een voertuig;
2. het belang van een goed onderhouden voertuig in het kader van (verkeers)veiligheid, het voorkomen van defecten en het comfort voor passagiers.
IV. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
De kandidaat heeft kennis van:
1. verkeersveiligheidsrisico’s en invloedfactoren in relatie tot de bestuurder en kan deze aan de hand van praktijkvoorbeelden over drugs, alcohol, medicijnen, het afleiden tijdens het rijden, ziekte of gebreken, vermoeidheid, irritatie, stress en haast, wensen van de klant herkennen; ook kan de kandidaat de maatregelen noemen om de risico’s en de negatieve invloed van genoemde risicofactoren te vermijden;
2. verkeersveiligheidsrisico’s en invloedfactoren in relatie tot andere weggebruikers en kan deze aan de hand van praktijkvoorbeelden over kwetsbaarheid van bepaalde groepen verkeersdeelnemers, regelovertredend gedrag, gebruik van alcohol, drugs en medicijnen, risicogroepen waaronder voetgangers, gehandicapten, ouderen, kinderen, fietsers, snorfietsers en bromfietsers, zelfoverschatting van bijvoorbeeld beginnende bestuurders, afleiding, ziekte of gebreken, vermoeidheid, irritatie en stress herkennen; ook kan de kandidaat de maatregelen noemen om de risico’s en de negatieve invloed van genoemde risicofactoren te vermijden;
3. het belang, de inhoud en de uitvoering van veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig rijden en de relatie daarvan met onnodige slijtage en brandstofgebruik van het voertuig zoals het starten zonder gas geven, de wijze van accelereren en schakelen, het anticiperen, het rijden met een gelijkmatige snelheid, het aanhouden van een ruimtekussen en het vergroten van de reactietijd of de ruimte, en de wijze van vertragen of het afzetten van de motor bij korte stops;
4. de relatie tussen comfortabel en veilig rijden, het comfort van de passagiers en de beeldvorming van de branche.
V. Optreden bij verkeersongevallen, verstoringen en calamiteiten
De kandidaat kan:
1. de maatregelen noemen die genomen moeten worden direct na een aanrijding of een ongeval, ook bij situaties met alleen blikschade, zoals de prioriteit van te nemen maatregelen, in relatie tot de passagiers, het voertuig, het andere verkeer en de vervoerder ook bij situaties met alleen blikschade;
2. de meldprocedure noemen voor het alarmeren van professionele hulpdiensten of de centrale, zoals het doen van een adequate melding van ongevallen, aanrijdingen, verstoringen of calamiteiten aan professionele hulpdiensten;
3. aan de hand van praktijksituaties de handelwijze bij verstoringen en verkeersstremmingen noemen.
De kandidaat kan:
1. het belang van een goede communicatie noemen, waaronder het juist informeren van passagiers over onder andere kosten en tijd, het juist informeren van eventueel noodzakelijke hulpdiensten over onder andere inzet van materiaal, personen, en het informeren van de vervoerder over onder andere planning, vervangend vervoer, en weten wat de gevolgen zijn van slechte communicatie;
2. het gebruik, het doel en de functie van boord- en communicatieapparatuur noemen zoals mobilofoon, mobiele telefoon, gedragscodes voor gebruik.
VII. Klantgerichtheid en beroepshouding
De kandidaat moet:
1. het belang van een juiste beroepshouding van de taxichauffeur kunnen omschrijven waaronder een behulpzame en klantvriendelijke opstelling, representatief en verzorgd uiterlijk, net en beleefd taalgebruik, veilig en verantwoord rijgedrag, schone auto;
2. de handelwijze en omgang bij het vervoer van passagiers kunnen noemen waarbij rekening wordt gehouden met culturele achtergrond, geslacht, leeftijd, taal, gehaastheid, gemoedstoestand, gebruik van alcohol, drugs en medicijnen en passagiers met een functiebeperking, verstandelijke handicap of ziekte, of leerlingen van het speciaal onderwijs;
3. kunnen omgaan met de wensen, behoeften en gedragingen van passagiers en aan de hand van praktijkvoorbeelden ingaan op mogelijke wensen, behoeften en gedragingen van passagiers kunnen inschatten;
4. het belang van klanttevredenheid in het kader van de verkeersveiligheid en het bedrijfsbelang kunnen omschrijven waaronder het tevreden stellen van de klant, een professionele uitstraling hebben, zorgdragen voor klantenbinding, het voorkomen van problemen, en – specifiek voor contractvervoer – zorgdragen voor de voortzetting van het contract.
VIII. Conflictsituaties en eigen gedrag
De kandidaat moet:
1. weten wat het doel, de functie en de inhoud van de elementen van een goede communicatie met passagiers zijn waaronder het aandacht geven en de klant serieus nemen, goed luisteren, meedenken en oplossingsgericht zijn;
2. weten hoe conflicten voorkomen kunnen worden door onder andere een juiste beroepshouding, goede representatie, mentale voorbereiding, juiste inschatting en afweging van risico’s en correcte communicatie;
3. aan de hand van praktijksituaties de verschillen kunnen aangeven tussen aandachtgevend en weerstandoproepend gedrag;
4. karakteristieke conflictsituaties kennen en daarmee kunnen omgaan en deze aan de hand van praktijksituaties: tussen de taxichauffeur en de passagier, tussen passagiers onderling en tussen de taxichauffeur en andere weggebruikers, kunnen noemen.
De kandidaat moet:
1. vormen van agressie kunnen herkennen en deze aan de hand van praktijksituaties: verbale agressie, non-verbale agressie en fysiek geweld, kunnen noemen;
2. weten hoe om te gaan met vormen van agressie en deze aan de hand van praktijksituaties: gradatie van agressie, gewenste assistentie, gewenst advies en gewijzigde bestemming, kunnen noemen.
De kandidaat moet kennis hebben van de inhoud en toepassing van de klachtenprocedure waaronder het doel, de functie, de inhoud en de toepassing van de regeling met betrekking tot de afhandeling van klachten.
XI. Gebruik en toepassing wegenkaart Nederland
De kandidaat moet:
1. een wegenkaart van Nederland kunnen gebruiken en toepassen met behulp van het gebruik van register, een coördinatensysteem en een legenda;
2. een route kunnen uitzetten op een wegenkaart van Nederland (de kortste route tussen twee plaatsen met gebruik van hoofdwegen (A- en N-wegen) en een alternatieve route bij stremmingen op de kortste route);
3. de stadsplattegronden op de wegenkaart van Nederland kunnen gebruiken en toepassen (verkeersknooppunten rondom een stad en hoofdwegen rondom een stad (A-wegen)).
I. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
De kandidaat moet:
1. relevante wet- en regelgeving adequaat kunnen toepassen tijdens deelname in het verkeer;
2. enkele onderdelen van de rijklaarcontrole zelfstandig kunnen uitvoeren;
3. verkeersveiligheidsrisico’s kunnen herkennen en in staat zijn om tijdig de juiste corrigerende maatregelen te treffen.
De kandidaat moet een economische en milieubewuste rijstijl kunnen toepassen (veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig).
De kandidaat moet kleine storingen aan het voertuig met behulp van informatie op het dashboard (controlelampjes) en het instructieboekje kunnen opsporen en oplossen (zoals het vervangen van een defecte smeltzekering van verlichting, storingen aan mobilofoon, claxon of ruitenwisser, het gebruik van startkabels, het bijvullen van koelvloeistof, het vervangen van defecte gloeilampen, van een (halogeen) koplamp en het vervangen van een defecte band).
IV. Omgaan met communicatieapparatuur
De kandidaat moet de in het taxivoertuig aanwezige communicatiemiddelen op een juiste manier kunnen gebruiken.
V. Route, rijtijd en betalingen
De kandidaat moet:
1. het belang van een efficiënte routekeuze kunnen noemen en een inschatting kunnen geven van de rijtijd (in het kader van veiligheid, doorstroming, milieu, comfort passagiers, ritprijs, zekerheid voor de passagiers, efficiënte werkuitvoering en voorkomen van moeilijkheden bij afrekenen);
2. de benodigde kilometerafstand en ritprijs kunnen bepalen (tussen twee belangrijke plaatsen van bestemmingen zoals gedefinieerd in de objectenlijsten);
3. de opbouw van een ritprijs kunnen noemen en de taxameter juist kunnen gebruiken;
4. een route kunnen rijden:
– met gebruik van hulpmiddelen (navigatieapparatuur, plattegrond of stratenboek) zodanig dat dit geen onnodig gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert;
– op aanwijzing van de examinator;
5. kunnen aantonen stratenkennis te hebben van een stad naar keuze (de belangrijke bestemmingen, zoals stations, hotels, musea, theaters, ziekenhuizen, zorginstellingen, begraafplaatsen en andere belangrijke openbare gebouwen op een stadsplattegrond kunnen aanwijzen. Vanuit deze bestemmingen de route kunnen aangeven naar andere steden. Vanuit een andere stad de route naar de eerdergenoemde belangrijke bestemmingen kunnen aangeven. De route kan ook op de stadsplattegrond worden aangewezen. Tussen twee van deze belangrijke bestemmingen kan een route worden samengesteld en op de stadsplattegrond worden aangewezen. Hoofdwegen, verbindingswegen en uitvalswegen kunnen genoemd worden en op een stadsplattegrond worden aangewezen. Stadsdelen en wijken kunnen genoemd worden en op een stadsplattegrond kunnen aanwijzen. Beeldbepalende gebouwen op een stadsplattegrond worden aangewezen. Specifieke kenmerken van een stad (bruggen, havens, opbouw van een stad) op een stadsplattegrond kunnen aangewezen worden).
De kandidaat moet:
1. blijk geven over de juiste en gewenste beroepshouding te beschikken (schone taxi, schone kleding, verzorgd uiterlijk, net en beleefd taalgebruik);
2. juist kunnen reageren op wensen, behoeften en gedragingen van passagiers (aan de hand van voorbeeldsituaties die door de examinator worden aangedragen tijdens het rijden van een praktijkrit in de taxi).
De kandidaat moet het Europees schadeformulier juist kunnen invullen.
Praktijkexamen beperkte taxidienst
I. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
De kandidaat moet:
1. relevante wet- en regelgeving adequaat kunnen toepassen tijdens deelname in het verkeer;
2. enkele onderdelen van de rijklaarcontrole zelfstandig kunnen uitvoeren;
3. verkeersveiligheidsrisico’s kunnen herkennen en in staat zijn om tijdig de juiste corrigerende maatregelen te treffen.
De kandidaat moet een economische en milieubewuste rijstijl kunnen toepassen (veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig).
III. Herkennen en op oplossen van storingen
De kandidaat moet kleine storingen aan het voertuig met behulp van informatie op het dashboard (controlelampjes) en het instructieboekje kunnen herkennen en opsporen en eventueel oplossen al dan niet door middel van inschakeling van de centrale.
De kandidaat moet een route kunnen rijden:
– met gebruik van hulpmiddelen (navigatieapparatuur, plattegrond of stratenboek) zodanig dat dit geen onnodig gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert;
– op aanwijzing van de examinator.
De kandidaat moet:
1. blijk geven over de juiste en gewenste beroepshouding te beschikken (schone taxi, schone kleding, verzorgd uiterlijk, net en beleefd taalgebruik);
2. juist kunnen reageren op wensen, behoeften en gedragingen van passagiers (aan de hand van voorbeeldsituaties die door de examinator worden aangedragen tijdens het rijden van een praktijkrit in de taxi).
De kandidaat moet het Europees schadeformulier juist kunnen invullen.
Er zijn diverse redenen voor het opstellen van deze regeling.
Deze regeling is ten eerste een uitwerking van het Besluit van 13 juni 2005 tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van een beperkte vakbekwaamheidseis voor de taxibestuurder en een daarmee samenhangende administratieverplichting (Stb. 322). In dat besluit zijn bepaalde grondslagen opgenomen voor een beperkte vakbekwaamheidseis voor de taxibestuurder en voor een administratieverplichting voor de taxivervoerder.
Deze invulling van het besluit op regelingsniveau leidde ertoe dat twee regelingen over taxibestuurders aangepast zouden moeten worden: de Regeling chauffeurspas taxibestuurder en de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder. De tweede reden voor het opstellen van deze regeling is daarom het samenvoegen van beide eerdergenoemde regelingen. Dit komt de overzichtelijkheid van de regelgeving ten goede en sluit aan bij het programma ‘Beter Geregeld’ over sanering en vereenvoudiging van de regelgeving van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
In aanvulling hierop bestond ten derde het voornemen om de Regeling chauffeurspas taxibestuurder te wijzigen om een aantal omissies te herstellen én een aantal bijlagen te laten vervallen. Bij de Regeling chauffeurspas taxibestuurder was het aanvraagformulier chauffeurspas als bijlage opgenomen. Op basis van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en mandaatregelingen1 kan de Inspectie Verkeer en Waterstaat namens de Minister van Verkeer en Waterstaat eigenstandig op een aanvraag beslissen en zal daarom zelf formulieren vaststellen ten behoeve van die aanvraag. De vereenvoudiging van de regelgeving leidt er daarom toe dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat zelf aanvraagformulieren voor chauffeurspassen vaststelt.
Het ontwerp van deze regeling is op 14 juni 2005 voorgelegd aan het Overlegorgaan Personenvervoer (OPV). Het OPV adviseert om de door partijen gemaakte kanttekeningen mee te wegen bij het uitwerken van de ontwerpregeling. KNV Bus en KNV Taxi pleiten ervoor chauffeurs, die wettelijk zijn toegelaten voor touringcar- en busvervoer, vrijstelling te geven voor zowel het theorie- als het praktijkgedeelte van het taxi-examen. KNV Bus pleit er verder voor de groep oudere bus- en touringcarchauffeurs, die geboren zijn vóór 1 juli 1955, geheel vrij te stellen van het taxi-examen. Volgens KNV Taxi is het goed dat in artikel 10 (nieuw artikel 12) geen speciale documenten zijn geïntroduceerd, waarmee een bedrijf moet aantonen dat sprake is van ‘beperkt taxivervoer’.
Het Bureau Verkeershandhaving van het openbaar ministerie (hierna: BVOM) voorziet vanuit het oogpunt van toezicht en handhaving problemen aangezien er twee verschillende chauffeurspassen in omloop komen; het wordt moeilijker om na te gaan welke pas bij welke persoon hoort en of die persoon niet onrechtmatig een andere taxirit rijdt dan hem wettelijk op basis van zijn pas is toegestaan. Het BVOM vindt het raadzaam om in het algemene deel van de toelichting ter voorkoming van verweren in ieder geval een passage op te nemen, dat het ten onrechte rijden met de verkeerde pas onder de strafbaarstelling van artikel 75 van het Besluit Personenvervoer 2000 valt.
Het ontwerp van de regeling is naar aanleiding van het advies van het OPV op enkele punten aangepast. Het OPV is separaat geïnformeerd welke punten niet in het ontwerp zijn overgenomen.
Het ontwerp van deze regeling is niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL). ACTAL heeft te kennen gegeven het ontwerp van het eerdergenoemde besluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 dat aanleiding was tot het opstellen van deze regeling, niet te selecteren voor een onderzoek naar de administratieve lasten; de administratieve lasten voor het bedrijfsleven die voortvloeien uit zowel het besluit als de regeling bedragen € 58.500,00. Dat bedrag ligt onder de selectiegrens voor een onderzoek door ACTAL. Noch uit het besluit noch uit onderhavige regeling vloeien administratieve lasten voort voor burgers.
Zoals in de nota van toelichting bij het eerdergenoemde genoemde wijzigingsbesluit van 13 juni 2005 (Stb. 322) is aangegeven, komt de invoering van een beperkte vakbekwaamheidseis voort uit de wens van organisaties in de taxibranche; de vakbewaamheidseis voor taxichauffeurs bestaande uit een theorie- en praktijkexamen sloot niet aan op de dagelijkse werkpraktijk van bepaalde groepen taxichauffeurs. Naar aanleiding van deze wens heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat in de algemene overleggen met de vaste kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat op 16 september 2004 en 18 mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 25 910, nr. 53 en nr. 55) aangekondigd dat voor een bepaalde groep taxichauffeurs die beperkte taxidiensten verrichten bepaalde exameneisen komen te vervallen.
De beperkte taxidiensten moeten in dat geval voldoen aan vier kenmerken:
– de betrokken chauffeur rijdt telkens dezelfde routes;
– de betrokken chauffeur rijdt telkens op dezelfde vaste tijdstippen;
– er is sprake van vervoer van telkens dezelfde passagiers en
– in een schriftelijke overeenkomst zijn tarieven vastgelegd voor gedurende een bepaalde periode meermalen te verrichten taxivervoer. Voorbeelden van deze taxidiensten zijn leerlingen- of gehandicaptenvervoer.
Taxichauffeurs die het beperkte examen met goed gevolg afleggen, ontvangen van de Inspectie Verkeer en Waterstaat een chauffeurspas onder beperkingen. Deze chauffeurspas onder beperkingen geeft uitsluitend recht tot het verrichten van taxivervoer conform de eerder genoemde vier kenmerken.
De begripsbepalingen uit de Regeling chauffeurspas taxibestuurder en de Regeling vakbekwaamheidseis taxibestuurder zijn samengevoegd.
In artikel 76, eerste lid, onderdeel d, van het Bp2000, is bepaald dat de bestuurder van een voertuig waarmee taxivervoer wordt verricht aan de eis van vakbekwaamheid voldoet indien een door Onze Minister erkend getuigschrift wordt overlegd van met goed gevolg afgelegde examens waarbij ten minste de kennis is vastgesteld van de door Onze Minister vastgestelde onderwerpen. In artikel 2 van de onderhavige regeling is het door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) afgegeven getuigschrift Chauffeursdiploma CCV Taxi erkend. Dit artikel komt overeen met artikel 2 van de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder met als toevoeging het getuigschrift dat wordt afgegeven als een taxibestuurder het beperkte examen heeft gehaald.
In artikel 3 is bepaald dat bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi, in ieder geval de kennis en vaardigheden worden vastgesteld van de in de bijlage genoemde onderwerpen. Hierbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de onderwerpen van (vrijwillige) taxi-examens die sinds 2000 vanuit de taxibranche zelf zijn ontplooid. De vaststelling van de onderwerpen uit het examen is ten tijde van het ontwerp tot de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder tot stand gekomen in nauwe samenwerking met partijen uit de branche. De opneming van deze bijlage bij de onderhavige regeling leidt tot grotere in- en overzichtelijkheid in de examenonderwerpen.
Dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 3 van de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder. Ten opzichte van die eerdergenoemde regeling is een tweede lid toegevoegd waarin wordt geregeld dat het examen uiteen valt in een theorie- en een praktijkexamen. Het praktijkexamen valt daarnaast uiteen in een examen voor volledig taxivervoer en een examen voor het uitvoeren van een beperkte taxidienst. In de praktijk betekent dit dat er bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen een keuze kan worden gemaakt tussen deze twee examens.
In artikel 4 is geregeld in welke gevallen vrijstelling wordt verleend voor onderdelen van het vakbekwaamheidsexamen. Dit is een nadere uitwerking van artikel 76, vierde lid, van het Bp2000. De in artikel 4 van onderhavige regeling opgenomen diploma’s en certificaten geven recht op vrijstelling van het examen of van een deelexamen (theoriedeel of praktijkdeel taxivervoer of beperkte taxidienst), omdat de onderwerpen die in deze examens behandeld worden grotendeels overeenkomen met die voor het onderhavige vakbekwaamheidsexamen taxichauffeur en zelfs verder gaan. Hierbij is er ook voor gekozen om gekwalificeerde bestuurders die werkzaam zijn in het ambulance- respectievelijk directievervoer vrijstelling te verlenen van het examen (derde lid, onder b en c). In de praktijk blijkt er immers een grote roulatie van bestuurders die werkzaam zijn in deze marktsegmenten. Voorts omvatten de examens voor bestuurders uit het ambulance- en directievervoer meer onderwerpen dan het examen waarin onderhavige regeling voorziet, en is voor bestuurders in het directievervoer zelfs een verplichte nascholing (vijfjaarlijks) van kracht. Het artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 4 van de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder. Ten opzichte van die regeling is de vrijstelling voor het theorie-examen toegevoegd als een taxichauffeur een CCV-diploma Beroepspersonenvervoer kan overleggen.
In artikel 76, eerste lid van het Besluit personenvervoer 2000 is geregeld welke documenten altijd moeten worden overgelegd om een succesvolle aanvraag voor een (nieuwe) chauffeurspas te kunnen doen. In aanvulling op de daar genoemde documenten moet een aanvrager van een chauffeurspas ook altijd een recente pasfoto meesturen. Dit artikel vervangt artikel 2 van de Regeling chauffeurspas taxibestuurder.
Bij wijziging van de op de pas opgenomen gegevens (naam en voorletters, geboortedatum, pasfoto) heeft de chauffeur de keuze uit twee mogelijkheden. Allereerst kan hij op grond van
dit artikel een vervangende pas (duplicaat) aanvragen met dezelfde geldigheidsduur als de eerder verstrekte pas; de geldigheidsduur eindigt dan op hetzelfde tijdstip als de eerder verstrekte pas. Daarnaast kan hij altijd een nieuwe pas aanvragen op grond van artikel 5 jº artikel 76 van het besluit. De geldigheidsduur van die nieuwe pas is uiteraard langer dan de eerstgenoemde. Het voordeel van het aanvragen een duplicaat is dat de voor de aanvraag ervan niet alle in artikel 76, eerste lid, opgesomde documenten hoeven te worden overgelegd; dat scheelt niet alleen in tijd die voor het verzamelen ervan nodig is, maar ook in kosten die betaald moeten worden voor de geneeskundige verklaring of de verklaring omtrent gedrag.
Bij de aanvraag van een duplicaat waarop de gewijzigde gegevens moeten komen te staan, is moet wel een andersoortig document worden overgelegd. Een kopie van een nieuw rijbewijs met nieuwe gegevens is niet voldoende, vandaar dat daarnaast een kopie van het besluit tot naamswijziging wordt gevraagd. Een voorbeeld van zo’n geval is iemand die als ‘Klein’ geboren is, maar zijn naam heeft gewijzigd in ‘Groot’.
Ten opzichte van de oude Regeling chauffeurspas taxibestuurder is gewijzigd dat het aanvraagformulier niet meer als bijlage bij deze regeling is opgenomen. Zoals hierboven toegelicht zal de Inspectie Verkeer en Waterstaat namens de Minister van Verkeer en Waterstaat aanvraagformulieren vaststellen die bij de aanvraag ingediend moeten worden.
Volgens artikel 75 van het Bp2000 dient de chauffeurspas behoorlijk leesbaar te zijn. Als dat niet meer het geval is, dient de houder van de beschadigde pas een nieuwe chauffeurspas aan te vragen indien hij taxivervoer wil blijven verrichten. Hij heeft hierbij wederom de keuze zoals toegelicht bij artikel 6 tussen een duplicaat chauffeurspas of een geheel nieuwe pas. Als de chauffeur een duplicaat chauffeurspas aanvraagt, hoeft hij – anders dan beschreven in artikel 6 – geen fotokopie van het rijbewijs te overleggen, omdat de eerder verstrekte gegevens niet zijn gewijzigd. Ook is het overleggen van een pasfoto niet nodig. Wel is het indienen van een hierboven genoemd aanvraagformulier verplicht.
Bij verlies van een chauffeurspas heeft de chauffeur als hij taxivervoer wil blijven verrichten, ook de keuze om een duplicaat pas of een nieuwe chauffeurspas aan te vragen. Indien het verlies of de diefstal zich bijvoorbeeld drie maanden voor het aflopen van de geldigheidsduur van de chauffeurspas voordoet, is het in het licht van aanvraagtijd en -kosten niet zinvol om een duplicaat aan te vragen. Er bestaat daarom ook hier een keuzemogelijkheid. Om te lichtvaardig ingediende of frauduleuze aanvragen van duplicaten bij verlies van een chauffeurspas tegen te gaan, is bepaald dat bij de aanvraag een proces-verbaal van diefstal of verlies moet worden overgelegd. Wordt een verloren gewaande pas later teruggevonden, dan dient die pas direct te worden ingeleverd aangezien deze ingetrokken is. Gelijk aan de voorgaande twee artikelen is het overleggen van een pasfoto niet nodig, wel is het indienen van een door de Inspectie Verkeer en Waterstaat namens de Minister van Verkeer en Waterstaat vastgesteld aanvraagformulier verplicht.
De verstrekking van een chauffeurspas gebeurt op dezelfde manier als de verstrekking van een duplicaat. De voorbereidingsprocedure en beslistermijn die gelden voor het besluit op de aanvraag zijn geregeld in de Awb. Bij een positief besluit op de aanvraag ontvangt de aanvrager tevens een ‘afhaalbericht’. Zoals eerder beschreven is de Inspectie Verkeer en Waterstaat belast met de verstrekking van de chauffeurspas. Dit sluit niet uit dat de feitelijke afgifte van de pas om logistieke redenen wordt uitbesteed aan een andere instantie. Bij de invoering van de chauffeurspas is deze feitelijke taak uitbesteed aan de postkantoren. Voor bezwaar tegen besluiten omtrent de chauffeurspas dienen belanghebbenden zich, ingevolge de Awb, te wenden tot de Minister van Verkeer en Waterstaat, meer specifiek tot de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Met het afhaalbericht, alsook met een origineel rijbewijs, en in bepaalde gevallen – zie de artikelen 6 en 7 – tegen inlevering van de oude pas, kan een nieuwe chauffeurspas of duplicaat worden opgehaald. Indien de aanvrager zelf niet in de gelegenheid is de chauffeurspas op te halen, kan hij iemand machtigen de chauffeurspas voor hem op te halen. De gemachtigde overlegt dan het door de aanvrager ondertekende afhaalbericht, het rijbewijs van de aanvrager alsmede een legitimatiebewijs van de gemachtigde zelf.
Dit artikel bepaalt dat de aanvraag en verstrekking van een chauffeurspas onder beperkingen of een duplicaat ervan op dezelfde manier geschiedt als de aanvraag en verstrekking van reguliere chauffeurspas. In het tweede lid is daarop een uitzondering geformuleerd: taxichauffeurs die met een chauffeurspas onder beperkingen taxivervoer verrichten en volledig taxivervoer gaan verrichten, bijvoorbeeld omdat zij voor een andere werkgever gaan werken, moeten een chauffeurpas voor ‘volledig’ taxivervoer aanvragen. Er bestaat op basis van artikel 5 altijd de mogelijkheid om een volledige nieuwe aanvraag te doen voor een nieuwe chauffeurspas. In het tweede lid wordt echter ook de mogelijkheid gecreëerd om een duplicaat chauffeurspas voor volledig taxivervoer aan te vragen waarbij alleen het diploma voor het volledige taxivervoer wordt overgelegd; het is ook voor de aanvraag van dit duplicaat niet nodig om alle documenten uit artikel 76 van het besluit te overleggen. Het overleggen van een aanvraagformulier zoals hierboven beschreven en het desbetreffende getuigschrift voor volledig taxivervoer is voldoende.
In artikel 75 van het Bp2000 is bepaald dat bij ministeriële regeling het model voor de chauffeurspas zal worden vastgesteld. Het model voor een chauffeurspas en het model voor een chauffeurspas onder beperkingen zijn in bijlage 2 en bijlage 3 bij deze regeling opgenomen.
Dit artikel bevat wijzigingen in de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 december 1987, nr. DGV/WJZ/V/729129 tot vaststelling van een controledocument voor internationaal taxivervoer. Ten eerste wordt aan deze regeling de administratieverplichting voor de taxivervoerder toegevoegd. Deze verplichting houdt in dat de taxivervoerder ervoor verantwoordelijk is dat in zijn taxi’s waarmee een beperkte taxidienst wordt uitgevoerd door een taxichauffeur die slechts een chauffeurspas onder beperkingen heeft, bepaalde documenten aanwezig zijn die aantonen dat daadwerkelijk een beperkte taxidienst wordt uitgevoerd; dat wil zeggen dat voldaan wordt aan de vier kenmerken die verbonden zijn aan de beperkte taxidienst. Gedacht kan worden aan passagierslijsten, rijschema’s en (bepaalde delen uit) het contract dat tussen opdrachtgever en vervoerder is gesloten.
Ten tweede krijgt de regeling een citeertitel.
De Regeling vergoeding documenten Wet personenvervoer 2000 moet gewijzigd worden om dat de daarin genoemde Regeling chauffeurspas taxibestuurder niet meer bestaat. Daarnaast wordt in artikel 7 van deze regeling een vergoeding opgenomen voor de chauffeurspas onder beperkingen en een duplicaat ervan.
De Regeling chauffeurspas taxibestuurder en de Regeling vakbekwaamheid taxibestuurder worden ingetrokken omdat er een nieuwe Regeling taxibestuurders 2005 voor in de plaats komt.
In dit artikel is een overgangsrechtelijke bepaling opgenomen ten behoeve van chauffeurs die tussen 1 juli 2001 en het moment van ingang van de vakbekwaamheidseis op basis van het Besluit van 2 juni 2004, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van vakbekwaamheid voor de taxibestuurder (Stb. 252), 1 juni 2004, een chauffeurspas hebben aangevraagd en gekregen. Deze chauffeurs moeten op grond van het eerder aangehaalde wijzigingsbesluit voor 1 januari 2006 aan de eis van vakbekwaamheid voldoen, dat wil zeggen een taxi-examen halen.
Als deze chauffeurs, die in het bezit zijn van een chauffeurspas voor volledig taxivervoer, een beperkt taxi-examen halen omdat zij een beperkte taxidienst verrichten, moeten zij hun chauffeurspas omwisselen. Op basis van dit artikel bestaat er voor deze groep chauffeurs de mogelijkheid om een nieuwe chauffeurspas of een duplicaat chauffeurspas, beide onder beperkingen, aan te vragen.
Voor hen is het niet noodzakelijk om alle in artikel 76, eerste lid, van het besluit genoemde documenten en de in artikel 5 van deze regeling genoemde pasfoto te overleggen. In beide gevallen is het overleggen van een getuigschrift voor het behalen van het beperkte taxi-examen voldoende. Uiteraard geldt dat ook in dit geval het eerder genoemde aanvraagformulier dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat namens de minister zal vaststellen, bij de aanvraag moet worden ingediend. Omdat het gaat om een aflopende situatie die zich na 1 januari 2006 – als elke chauffeur moet voldoen aan de eis van (beperkte) vakbekwaamheid – niet meer kan voordoen, is sprake van overgangsrecht.
Het Besluit van 13 juni 2005 tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de invoering van een beperkte vakbekwaamheidseis voor de taxibestuurder en een daarmee samenhangende administratieverplichting (Stb. 322) is in werking getreden per 1 augustus 2005. Voortdurend overleg tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij de invoering van de beperkte vakbekwaamheidseis voor de taxibestuurder heeft tot enige vertraging geleid. Deze regeling werkt daarom terug tot het moment dat eerder aangehaald wijzigingsbesluit in werking is getreden. Het verlenen van terugwerkende kracht heeft geen rechtsgevolgen voor de op basis van deze regeling genomen besluiten.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs
Laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 december 2000, Stcrt. 245.
Stcrt. 2000, 245; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 28 januari 2005 (Stcrt. 22).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-161-p17-SC71239.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.