Wijziging verplichtstelling deelneming in bedrijfstakpensioenfonds

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen

Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 augustus 2005, nr. 03-79152, is op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 november 1964, nr. 67305, Stcrt. 1964, nr. 232 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 april 1999, nr. 970952, Stcrt. 1999, nr. 67) zodanig gewijzigd, dat de deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen zoals in het besluit is bepaald onder I is verplicht gesteld voor:

Artikel 1 Werknemers

De mannelijke en vrouwelijke werknemers in de leeftijd van 25 tot 64,5 jaar, in dienst van een onderneming, uitoefenende de groothandel in levensmiddelen, met dien verstande, dat de verplichting tot deelneming in dit fonds niet geldt ten aanzien van:

a. werknemers, in dienstbetrekking werkzaam bij coöperatieve verenigingen, welke uitsluitend werkzaam zijn ten dienste van verbruikcoöperaties;

b. werknemers, die krachtens de Wet Verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds d.d. 21 december 2000 (Stb. 2000, 628) reeds tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds verplicht zijn;

c. de directeur grootaandeelhouder (DGA) van een NV of BV, waarvan de onderneming valt binnen de bedrijfstak groothandel in levensmiddelen. De DGA heeft de mogelijkheid zich, onder voorwaarden, vrijwillig bij het fonds aan te sluiten.

Artikel 2 Werkgevers

Onder groothandel in levensmiddelen wordt verstaan de onderneming die zich als groothandel:

a. bezig houdt met het kopen en verkopen van een assortiment levensmiddelen (ongeacht de verpakkingsvorm) bestaande uit ten minste acht van de hierna genoemde groepen;

en/of

b. bezig houdt met het kopen en verkopen aan wederverkopers van één of meer der navolgende producten: bakkerijgrondstoffen, specerijen, vleeswaren, visconserven, zoetwaren en/of gedroogde zuidvruchten, tabak en/of tabaksproducten en levensmiddelen gericht op binnen- en buitenhuishoudelijke markt;

Voor de ondernemingen als bedoeld in artikel 2 sub a. en b. geldt dat de omzet die wordt behaald met het verkopen hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder de hiervoor onder artikel 2 sub a genoemde groepen wordt verstaan:

- grutterswaren zoals deegwaren (ongeacht de vorm) als macaroni en spaghetti;

rijst, vermicelli, rijstproducten, bonen, gort, gerst, boekweit, erwten, muesli, mie, meel en meelproducten;

- gedroogde vruchten van binnenlandse of buitenlandse herkomst; gedroogde peulvruchten, noten en grondnoten;

- zeep en was-, poets- en reinigingsmiddelen, spiritus, lucifers, kaarsen, theelichten, borstelwerken en papierwaren;

- suikersoorten;

- margarine, spijsoliën, oliehoudende producten en plantaardige en dierlijke vetten;

- chocolade, chocoladewerken, suikerwerken, koek, banket, biscuits, wafels, beschuit;

- cacao en boterhamstrooisels en -smeersels, jam, keukenstroop, honing, kunsthoning;

- groente-, fruit-, vlees- en/of visconserven en comestibles;

- gedroogde peulvruchten;

- juspasta, soeppasta, soepen, soeppoeders, sauzen, kruiden, kruidenmengsels, bouillonblokjes en aroma's;

- zout, azijn, mosterd en andere tafelzuren;

- koffie en thee;

- alcoholvrije dranken, bier en zwakalcoholische dranken en limonadesiroop;

- diepgevroren levensmiddelen;

- diepgevroren snacks;

- consumptie-ijs;

- vleeswaren;

- zuivelproducten, inclusief dagverse zuivel;

- drogisterij-artikelen en kramerijen als klein huishoudelijke, schrijf-, teken-, en toiletartikelen;

- tabak en tabaksproducten;

- medicinale artikelen;

- voeder voor pluimvee, kleine huisdieren en dergelijke;

- cosmetische artikelen;

- farmaceutische artikelen.

Onder groothandel in bakkerijgrondstoffen wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van bakkerijgrondstoffen (ongeacht de verpakkingsvorm);

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder groothandel in specerijen wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van specerijen (ongeacht de verpakkingsvorm);

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder groothandel in vleeswaren wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van vleeswaren (ongeacht de verpakkingsvorm); en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder groothandel in visconserven wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van visconserven (ongeacht de verpakkingsvorm);

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder groothandel in zoetwaren wordt verstaan de onderneming die

a. zich bezig houdt met het kopen en verkopen van een assortiment zoetwaren (ongeacht de verpakkingsvorm) bestaande uit één of meer artikelen uit de hierna onder A. tot en met D. genoemde productgroepen;

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder de hiervoor onder sub a. genoemde productgroepen wordt verstaan

Productgroep A: Chocolade

- repen;

- candybars;

- chocolade, bonbons;

- dragees;

- seizoenartikelen.

Productgroep B: Suikerwerk

- drop;

- kauwgum;

- pepermunt en dragees;

- overige suikerwerk;

- seizoenartikelen.

Productgroep C: Biscuit, banket en snijkoek

- biscuit en wafels;

- koekjes;

- chocoladebiscuit;

- stuksartikelen;

- stuksartikelen en banket;

- gebak;

- diepvriesgebak;

- snijkoek;

- seizoenartikelen.

Productgroep D: Hartige versnaperingen

- pinda's en noten;

- zoute biscuits;

- onderleggers;

- chips en frietsticks;

- overige cocktailsnacks.

Onder groothandel in gedroogde zuidvruchten wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en verkopen van gedroogde zuidvruchten (ongeacht de verpakkingsvorm);

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder groothandel in tabak en/of tabaksproducten wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en/of verkopen van tabak en/of tabaksproducten (ongeacht de verpakkingsvorm);

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder groothandel in levensmiddelen gericht op de binnen- en buitenhuishoudelijke markt wordt verstaan de onderneming

a. die zich bezig houdt met het kopen en/of verkopen van levensmiddelen (ongeacht de verpakkingsvorm) voor de binnen- en buitenhuishoudelijke markt;

en

b. waarbij de omzet die wordt behaald met het verkopen als bedoeld onder sub a. hoger is dan 50% van de totale omzet en voor meer dan 50% bestaat uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.

Onder het `kopen' zoals bedoeld in dit verplichtstellingsbesluit wordt mede verstaan het verkrijgen van artikelen van enige andere van het concern deel uitmakende onderneming, waarin een ander bedrijf wordt uitgeoefend.

Onder het `verkopen aan wederverkopers' wordt mede verstaan het verkopen van producten aan instellingen of aan personen, die deze in een door hen gedreven onderneming aanwenden, behalve indien dit verkopen geschiedt in verband met het verkopen van waren aan particulieren.

Onder `kopen en verkopen' wordt mede verstaan kopen en verkopen in transitovorm.

Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

's-Gravenhage, 12 augustus 2005.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,
De Directeur Uitvoeringstaken, Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
M.H.M. van der Goes.

Naar boven