Wijziging Regeling bruin- en ringrot 2000

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 2 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/2320, houdende wijziging van de Regeling bruin- en ringrot 2000

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Besluit:

Artikel I

De Regeling bruin- en ringrot 20001 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Als vergoeding voor de kosten van het onderzoek ten behoeve van het afgeven van een verklaring als bedoeld in de artikelen 5, derde lid, en 6, tweede lid, worden de volgende kosten in rekening gebracht:

a. € 69,00 indien één monster per partij is genomen;

b. € 64,00 per monster indien meer dan één monster per partij is genomen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 2 augustus 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, a.i., J.P. Balkenende.

Toelichting

Onderhavige regeling wijzigt het tarief voor het onderzoek ten behoeve van de afgifte van verklaringen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling bruin- en ringrot 2000. Het betreft verklaringen van de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst dat een bepaalde partij aardappelen vrij is bevonden van de ziekten bruinrot en ringrot. Ten behoeve van deze verklaring worden partijen aardappelen bemonsterd. Deze monsters worden onderzocht op bruin- en/of ringrot. Van deze partijen worden, afhankelijk van het risico, een of meer monsters getoetst op bruinrot en van elke partij is één monster getoetst op ringrot.

In de eerste plaats is een aanpassing van het tarief noodzakelijk door toegenomen loon- en inflatiekosten.

Hiernaast is ook de wijze waarop het onderzoek ten behoeve van genoemde verklaring wordt uitgevoerd, reden om het tarief aan te passen.

Het tarief dat nu in rekening wordt gebracht, is afhankelijk van het aantal monsters dat wordt genomen. De laatste jaren blijkt het aantal bruinrotvondsten structureel omlaag te zijn gegaan. Dit is voor een belangrijk deel een gevolg van het vrijwillig mee doen aan de regeling watergebruik. Sinds mei 2005 geldt een algeheel beregeningsverbod voor pootgoed. Gelet op deze ontwikkelingen, is het toetsen van alle partijen pootgoed op bruinrot met een intensiteit van één monster per 25 ton, niet langer noodzakelijk. In beginsel is één monster per partij voldoende.

Bij partijen afkomstig van een perceel dat groter is dan 6 hectare en in bepaalde gevallen waarin sprake is van een verhoogd risico op besmetting met bruinrot of ringrot, dient echter een hoge bemonsteringsintensiteit per partij te worden gehanteerd. Van een verhoogd risico is bijvoorbeeld sprake bij een partij die afkomstig is van een perceel dat in de jaren 2003 en/of 2004 is beregend met oppervlaktewater.

Bij het uitvoeren van het onderzoek ten behoeve van de verklaring van artikel 6, tweede lid, van de Regeling bruin- en ringrot 2000 worden kosten gemaakt die onafhankelijk zijn van het aantal genomen monsters, zoals onder andere de reiskosten, en worden kosten gemaakt die toenemen naarmate het aantal genomen monsters groter is, zoals de kosten van het uitvoeren van de laboratoriumtoetsen. Indien meerdere monsters worden genomen, kunnen de vaste kosten worden omgeslagen over meer monsters. In artikel 7 wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen partijen waaruit één monster wordt genomen en partijen waaruit meerdere monsters worden genomen. In dit laatste geval zijn de kosten per monster lager.

Het feit dat minder intensief wordt getoetst, heeft tot gevolg dat in totaliteit minder monsters worden genomen. Dit betekent dat alle vaste kosten over minder monsters kunnen worden omgeslagen. Ook dit leidt tot een verhoging van het tarief per monster.

In totaal zullen de kosten voor bemonstering naar verwachting 42% lager uitvallen dan in 2004. In 2004 bedroegen deze kosten 3,4 miljoen euro. De kosten in 2005 zullen naar verwachting 2 miljoen euro gaan bedragen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, a.i.,

J.P. Balkenende

  • 1

    Stcrt. 2000, 211; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 2 mei 2005 (Stcrt. 90).

Naar boven