Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2005, 149 pagina 10 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2005, 149 pagina 10 | Overig |
9 juni 2005
Nr. C/S&A/05/1195
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 28 april 2005, nr. arc-2005.02131/2);
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Volkshuisvesting over de periode 1945–1996’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit bij de Staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 9 juni 2005.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de Algemene Rijksarchivaris, M.W. van Boven.De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:
de plaatsvervangend Secretaris-Generaal, P. Hennephof.
Beleidsterrein Volkshuisvesting, periode 1945–1996
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
&
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister van Financiën
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
dr. J.A.A. Bervoets (Nationaal Archief)
drs. P. Sierdsma (Ministerie VROM).
1.1. Verantwoording van het onderzoek
Dit basisselectiedocument is gebaseerd op het rapport institutioneel onderzoek: dr. J. Bervoets, Volkshuisvesting, Een institutioneel onderzoek naar de handelingen van de actoren betrokken bij het beleidsterrein volkshuisvesting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de jaren 1945–1994, PIVOT-rapport nr.136, Den Haag, 2003.
Met het rapport institutioneel onderzoek (RIO) en het basisselectiedocument (BSD) implementeren de algemene rijksarchivaris en de vertegenwoordigers van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu de afspraken die bij convenant van 25 juni 1995 tussen de algemene rijksarchivaris en de secretaris-generaal van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu zijn gemaakt. De eerste stap van de implementatie is de waardering van de neerslag van de handelingen, op basis waarvan bepaald kan worden welke neerslag voor permanente bewaring in het Nationaal Archief in aanmerking komt en welke neerslag op termijn vernietigd kan worden. Deze eerste stap is in het basisselectiedocument (BSD) vastgelegd.
Het BSD is de verantwoording van het bewaar- en vernietigingsbeleid van archiefbescheiden door de organisatie, alsmede het wettelijk voorgeschreven instrument voor de selectie in de rijks- en provinciale archieven. In het BSD is aan iedere handeling een waardering gegeven voor bewaring of vernietiging van de bescheiden die betrekking hebben op die handeling. Alvorens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het BSD vaststelt, hoort deze de Raad voor Cultuur. Na vaststelling van het BSD kan de procedure voor enerzijds de overbrenging van de bescheiden naar het Nationaal Archief en anderzijds de vernietiging van de bescheiden worden uitgevoerd. Het BSD bestaat uit een korte beschrijving van het beleidsterrein en de actoren, een verantwoording van de doelstelling van de selectie en de gehanteerde selectiecriteria en de lijst van gewaardeerde handelingen, voorafgegaan door een toelichting op de lijst.
Het institutioneel onderzoek met betrekking tot het beleidsterrein milieubeheer is opgezet door het Project Verkorting Overbrengingstermijn PIVOT (1991–2001) vanuit een samenwerkingsverband tussen het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en het Algemeen Rijksarchief in opdracht van beide instellingen. Het bevat een overzicht van de processen van het overheidshandelen op dit beleidsterrein. De vaststelling van deze processen geschiedde in dit samenwerkingsverband, gebaseerd op een op een permanente overlegsituatie tussen de administratie van het Ministerie van VROM en de medewekers van de projectgroep PIVOT van de Rijksarchiefdienst. Het onderzoek werd verricht door Jan Bervoets, Nico van Oldenbeek en Jan Velsink. Het is aangevuld met gegevens uit – mede op instigatie van het Ministerie van VROM tot stand gekomen – geschied- en bestuurskundige publicaties.
De hier beschreven handelingen speelden zich af in een periode, die door het ministerie werd herdacht in een gedenkboek Volkshuisvesting in goud, ’s-Gravenhage, 1996, waarin men zich een beeld kan vormen over de wisselende bestuursopvattingen ten aanzien van woningbouwvoorziening en de daarbij behorende regulering en de bemoeienis van de rijksoverheid bij de uitvoering. Hierbij moet worden opgemerkt dat vooral in de beginperiode sprake is geweest van een pragmatische aanpak, waarbij op bestuurlijk uitvoeringsniveau veel met interne regels is gewerkt. De gevolgen van het volkshuisvestingsvraagstuk in de organisatie van het Ministerie van VROM staan beschreven in twee monografieën die H.T. Siraa aan de geschiedenis van het Ministerie van VROM heeft gewijd:, Een miljoen nieuwe woningen, de rol van de rijksoverheid bij wederopbouw, volkshuisvesting, bouwnijverheid en ruimtelijke ordening (1940–1963), ’s-Gravenhage, 1989, en Met het oog om de omgeving, een geschiedenis van de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving, het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 1965–1995. ’s-Gravenhage, 1995. In het herdenkingsjaar verrichtte de studiegroep OTB in Delft een reeks deelstudies in het kader van ‘Vijftig jaar DGVH’, waarbij een aantal deelaspecten, die in het gedenkboek onvoldoende aan bod kwamen, nader werden toegelicht. Voor een uitvoerige bespreking van de beleidsinstrumenten, zoals die tot 1991 zijn ontwikkeld, zie J. van der Schaar, Volkshuisvesting, een zaak van beleid, Utrecht, 1991. Het rapport institutioneel is daarom voltooid nadat het project PIVOT in mei 2001 werd afgesloten (publicatie Rapport institutioneel onderzoek Volkshuisvesting, Pivotreeks nr. 136, 2004).
In het kader van het toekennen van waarderingen aan de handelingen was een voortgezet institutioneel onderzoek nodig. Dit leidde tot wijzigingen van de actoren vallend onder de zorgdrager VROM. Het betekende een toevoeging van de actor Adviescommisie Goede en Goedkope Woningen en aanvullende handelingen voor de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV). De in het rio beschreven actor Nationaal Dubocentrum bleek geen VROM gelieerde organisatie, zodat de handelingen verwijderd zijn. Eén van de beleidshandelingen duurzaam bouwen is herschreven. Op het gebied van uitvoering van de volkshuisvesting, voorlichting en het architectenbeleid werden handelingen toegevoegd. Ook werden periodes van diverse handelingen en actoren aangepast op grond van beschikbare informatie. Kennis over beleidsterrein en organisatie is toegevoegd aan de opmerkingen in het handelingenblok.
Wijzigingen bij de overige zorgdragers/actoren betroffen de handelingen van de provincie (actor Gedeputeerde Staten), die overgenomen worden in de selectielijst van de provincie. De handelingen van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting en de Stichting Bureau Architectenregister worden niet beschreven in deze selectielijst maar in de lijsten van deze zelftandige bestuurlijke organen (zbo’s), evenals dit het geval is bij de handelingen van de Pensioen- en Verzekeringskamer.
Het nader onderzoek heeft geleid tot een het verlenging van de periode van de lijst van 1994 tot 1996.
Het BSD is besproken met:
beleidsdeskundigen van voormalig het Directoraat-Generaal Volkshuisvesting (1982–2002):
Dhr. J. Koopman, Directeur-Generaal Volkshuisvesting
Dhr. G. Hoelen, plaatsvervangend directeur Volkshuisvesting.
Mw. G. Bruin, Directie Bestuursdienst
Dhr. B. Westerdijk, Directeur Woningbouw en Stadsvernieuwing
Dhr. T. Lensen, Directie Woningbouw en Stadsvernieuwing
Dhr. W. Haeser, Directie Financiering Woningbouw
Dhr. R. Rese, Directie Financiering Woningbouw;
beleidsdeskundigen van het huidige Directoraat-Generaal Wonen (DGW) (2002–heden):
Dhr. Dr. J.J. Uijlenbroek, Directeur Informatiebeheer en Subsidieregelingen, Bedrijfsbureau
Dhr. drs. J.J. Koffijberg, Directie Financiële Strategie en Control
Mevr. drs. M.J. van Oostrom, Directie Strategie, Stafbureau
Dhr. ir. C.J. Schut, Directie Stad en Regio
Mr. S.F. Wolff, Directie Stad en Regio, secretariaat Huurcommissie
Mevr. C. Koster, Stad en Regio, secretariaat Huurcommissie
Dhr. F.G Veijgen, Directie Beleidsontwikkeling, Wonen; coördinator SEV
Dhr. L.L. van Deursen, Informatiebeheer en Subsidieregelingen, Advisering Kaderstelling en Ondersteuning.
Mevr. drs. A.W. Wisselink, Informatiebeheer en Subsidieregelingen, Advisering Kaderstelling en Ondersteuning
Drs. Ing. R.J. Schoonman, Directoraat-Generaal Ruimte, Stafbureau Directieraad, secretariaat Rijksplanologische Commissie Mevr. J. Verhulst, Centrale Sector, Vromraad
Dr. H.A. Groeneveld, directeur Stichting Bureau Architectenregister
Dhr. W. de Graaf, senior adviseur PRC Bouwcentrum;
archiefdeskundigen:
Dhr. A. Moennoe, VROM Inspectie – Noord.
Dhr. drs. P. Sierdsma, Directie Documentatie en Informatie, Archief- en Informatiecentrum.
1.2. Korte omschrijving van het beleidsterrein
Volkshuisvesting ofwel ‘bevordering van goede woongelegenheid’ is in de grondwet van 1983 opgenomen als ‘een voorwerp van zorg der overheid’ (art. 22, lid 2). Volkshuisvesting wordt thans omschreven als de verantwoordelijkheid voor ‘goed en betaalbaar wonen in een duurzaam en gebouwde en leefbare woonomgeving.’. Deze verantwoordelijkheid uit zich in drie kerntaken:
– De zorg voor voldoende beschikbaarheid van woningen
– De zorg voor de betaalbaarheid van woningen
– De zorg voor de kwaliteit van het wonen en de woonomgeving.1
Deze eisen worden mede gegeven met het oog op de gezondheid en het maatschappelijk welzijn van de bevolking. Zij bestonden al vanaf de Woningwet van 1901, toen de overheid zich verbond zorg te dragen voor de woningkwaliteit in de stedelijke gebieden. Wel hebben zich binnen die drieledige taakstelling accentverschuivingen voorgedaan in de prioritetsstelling. De hier aangegeven volgorde geeft globaal de historische volgorde van de prioriteitsstelling vanaf 1945 weer. Het beleidsterrein laat zich in zijn historische ontwikkeling over de periode 1945–1994 indelen in de volgende deelterreinen:
– Bevordering van de woningbouw (waaronder inbegrepen de stadsvernieuwing)
– Bouw- en woningtoezicht
– Woonwagenbeleid
– Beheer van de woningvoorraad
– Huurbeleid
– Architectuurbeleid, vanaf 1989 bewust als een afzonderlijk werkterrein aangewezen aan de Rijksbouwmeester.
Toepassing van instrumenten, gekozen in het kader van het ene beleidsterrein, heeft in het verleden vaak geleid tot sturing van andere beleidsterreinen. Zo kan men bijvoorbeeld spreken van een architectuurbeleid van het rijk wanneer het zelf woningbouw financiert en op grond daarvan standaardnormen ontwikkelt. Het laatste geschiedt door specifiek bouwtechnisch en bouw-economisch onderzoek, waarvoor door het Rijk van meet af aan opdrachten zijn gegeven. Op grond van die taak heeft het ministerie zich zelfs een tijdlang Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid genoemd. Het resultaat van het onderzoek leidde tot instrumenten, die dienen om andere deelinstrumenten te ondersteunen. Zo kunnen onderzoeken op het gebied van duurzaam bouwen leiden tot richtlijnen voor de bouwregelgeving. Op de overige deelterreinen zal verderop worden ingegaan.
Daarnaast hebben zich wijzigingen van bevoegdheden voorgedaan die beschouwd kunnen worden als het gevolg van bijzondere omstandigheden. De bestaande regelgeving treft daarvoor op dit moment voorzieningen, die echter op de praktijk uit het verleden zijn geënt.
Het woningbouwbeleid gaat ervan uit dat er in Nederland een structureel tekort is aan goede woningen, die aan de daarvoor gestelde eisen voldoen. Dit beleidsterrein omschrijft een situatie waarbij het rijk zelf als financier of als subsidieverlener bij de uitvoering van de bouw betrokken is.
Van 1940 tot 1956 werd volkshuisvesting tevens gezien als een onderdeel van de wederopbouw van hetgeen in ons land door het oorlogsgeweld was verwoest. Tot 1944 gold de schade in de steden en dorpen, die te lijden hadden van de krijgshandelingen tijdens de Duitse inval en enkele incidentele bombardementen, nadien ook de schade die door krijgshandelingen en inundaties tijdens de bevrijding was ontstaan. In 1953 werd daaraan de schade van de watersnood toegevoegd. Daarna werd de volkshuisvesting van Nederland vanuit verschillende beleidsvisies benaderd, die op zichzelf als de oplossing van verschillende deelproblemen werden gezien. Daarbij moet worden opgemerkt dat voor deze problemen vaak bestaande beleidsinstrumenten nader werden aangepast.
De geschiedenis van het volkshuisvestingsbeleid kan in perioden worden ingedeeld:
1945–1956: wederopbouw van verwoeste woningen en gebouwen. De rijksoverheid treedt hierbij zelf als uitvoerder of als financier op, stelt regels aan de planning en aan de kosten die voor woningbouw noodzakelijk zijn.
1956–1970: bestrijding van de woningnood met de noodzaak van nieuwbouw en stadsuitbreiding. Na 1965 kenmerkt de woningnood zich vooral kwalitatief door de noodzaak van de vervanging en sanering van het oude woningbestand.
1970–1980: kritiek op het saneringsbeleid en de eenvormigheid van de woningbouw, hetgeen wordt opgevangen door de bevordering van inspraak in het stadsvernieuwingsbeleid met behoud van de oorspronkelijke bewoners en democratisering van de ruimtelijke ordening. Stadsvernieuwing wordt gedefinieerd als ‘een stelselmatige inspanning [...] gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van [een] gemeentelijk grondgebied.’ (art. 1, Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing)
Vanaf 1980: De rijksoverheid blijkt op het gebied van woningbouw teveel verplichtingen te zijn aangegaan, hetgeen wordt vertaald in een krimpbeleid: decentralisering. deregulering en liberalisatie.
Vanaf 1991: voortzetting van de omslag ‘van bouwen naar wonen’: het rijk draagt er zorg voor dat de vrije marktwerking in de woningbouw er niet toe lijdt, dat bevolkingsgroepen van goede huisvesting verstoken blijven. Goede huisvesting is een van de rechten in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die inmiddels in de Nederlandse grondwet als grondrecht is verwerkt.
Het toezicht op de kwaliteit van de woningbouw is geregeld door de Woningwet van 1901. De gemeenten kregen de bevoegdheid om door middel van verordeningen eisen te stellen aan de woningbouw. Voortaan mocht er geen woning worden gebouwd zonder vergunning van de gemeente. Bovendien konden de gemeenten zelf uitbreidingsplannen ontwerpen. Het rijk moest hiervoor toestemming geven. Tenslotte had het rijk in diezelfde Woningwet een staatstoezicht op de toepassing het vergunningenstelsel ingesteld, dat zich vooral richtte op advisering van gemeenten ten aanzien van de regelgeving. Het toezicht zelf was georganiseerd door de aanstelling van provinciale ambtenaren, die onder leiding stonden van de inspectie van de volksgezondheid.
Een belangrijk aspect hierbij was de woningbouw door particuliere – charitatieve of coöperatieve – woningbouworganisaties. Deze organisaties, speciaal opgericht voor de volkswoningbouw, mochten niet winstgevend zijn of werden geacht hun winsten weer om te zetten in de woningbouw. Zij moesten toelating aanvragen, aan de provincie, of, wanneer het rijk zich garant stelde door een voorschot of een subsidie, aan het rijk.
Het woonwagenbeleid betreft de regulering van de aanwezigheid van woonwagens in Nederland. Hiertoe werd rond de eeuwwisseling behoefte gevoeld na de invoering van de Woningwet 1901 Het werd als een bezwaar beschouwd dat er niets was geregeld voor een in aantal toenemende groep inwoners die in plaats van een vaste verblijfplaats rondtrokken in een wagen die ook als woning diende. Deze groep vormde binnen de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving in de twintigste eeuw een eigen, van sommige door de politiek ingegeven normen afwijkend cultuurpatroon, waarvoor nadere regulering blijkbaar noodzakelijk werd geacht. Woonwagenbewoners trekken thans niet meer, maar wonen nu bij elkaar in kampen. Het cultuurverschil tussen ‘reizigers’ en ‘burgers’ bestaat echter nog steeds. Voor de oorzaak van dit verschil wordt thans vaak naar de regelgeving gewezen, die het gevolg is van het vanaf 1890 geformuleerde woonwagenbeleid.
Voor een uitvoerige bespreking van de beleidsinstrumenten, zoals die tot 1991 zijn ontwikkeld, zie: D.A.Th. van Ooijen, ‘Je moet weg, hier komen mensen wonen’, Woonwagenbeleid in Nederland 1890–1990. ’s-Gravenhage, 1993.
Vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de huurprijs centraal geregeld om prijsopdrijving tegen te gaan. Na de oorlog was de huurprijs een factor van het levensonderhoud, geregeld door een centraal aangestuurd loon- en prijsbeleid. In 1950 werden bij wet kaders aan de huurprijzen gesteld en tot 1965 werden de huurverhogingen bij wet bepaald. Daarnaast trad een geleidelijke liberalisatie in. Vanaf 1989 is het streven om de huurprijs volledig aan de vrije markt over te laten. Om ook voor de laagstbetaalden een bewoonbare woning te garanderen is er bij wet een huursubsidiesysteem ingesteld. De minister bepaalt nu geen huurprijzen meer, maar kan nog wel sturen door het stellen van maximum-percentages.
Vanaf 1947 was als tijdelijke oplossing voor de woningnood de verdeling van de schaarse woonruimte wettelijk geregeld. De gemeenten hadden de bevoegdheid om woonruimte toe te wijzen, te vorderen en konden beletten dat woonruimte onttrokken werd. Deze bevoegdheid werd uitgeoefend bij de toekenning van verblijfsvergunningen aan kopers en huurders van woningen in die gemeente. Naarmate de woningnood minder werd, werden vanaf 1958 beperkingen op die bevoegdheden gelegd: het rijk stelde bij amvb gemeenten voor ‘vrije vestiging’ en ‘vrije sectoren’ vast. Doordat dit laatste aan een maximumprijs was gebonden, hadden vele gemeenten tot de dag van vandaag nog zeggenschap over de goedkoopste woningen. Ook konden gemeenten zelf bewoners weren door eisen te stellen op het gebied van maatschappelijke en economische gebondenheid.
Samengevat kunnen we stellen dat de beleidsmotivatie inzake volkshuisvesting vanaf de Tweede Wereldoorlog een historische ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Tijdens de wederopbouwperiode van 1945–1950 bleek dat er een groot tekort was ontstaan aan goede en betaalbare woningen. De regering probeerde dit probleem langs verschillende wegen op te lossen:
– door de distributie van de aanwezige woonruimte te laten regelen.
– door de sturing van woningbouw bij schaarste van middelen
– door het reguleren van de huur en het tegengaan van huurprijsopdrijving.
– door het stimuleren van woningbouw via subsidie en staatsleningen aan woningbouwinstellingen.
De omstandigheden waaronder dit beleid gerealiseerd moest worden, werden door minister J. In ’t Veld tijdens een radiogesprek als volgt omschreven: ‘De beperktheid van de middelen, welke ter beschikking staan voor de woningbouw, dwingt tot de uiterste zuinigheid, teneinde met het beschikbare geld zoveel mogelijk huizen te bouwen’.
De periode 1950–1960 kenmerkte zich voornamelijk door de woningnood, waarvoor uiteindelijk eerst aan het eind van de jaren ’60 de voorzieningen afdoende bleken te zijn. Tot dan toe was het volkshuisvestingsbeleid er vooral op gericht om zoveel en zo goedkoop mogelijk woningen te bouwen, waarvoor subsidie- en financieringsregelingen werden getroffen. Tegelijkertijd werd de huurprijs wettelijk geregeld. Het rijk had de bevoegdheid om woningen ‘toe te wijzen’ aan gemeenten en deed dit aan de hand van de woningbehoefte en later ook van de beschikbare arbeidscapaciteit. Ten aanzien van de te financieren woningen stelde het rijk maximumeisen, die van invloed waren op de woonruimte en ook op de kwaliteit. De planning van de woningbouw en de huur stond politiek hoog op de agenda. In 1955 en 1961 gaven deze onderwerpen aanleiding voor een kabinetscrisis.
Na 1958 begon de liberalisatie van het woonbeleid.
– De bevoegdheden van de overheid inzake distributie van woonruimte wordt ingeperkt (invoering van “vrije sectoren” en “vestigingsvrije gemeentes”)
– De huurprijs wordt niet meer aan alle huiseigenaren bindend voorgeschreven.
Tot een volledige opheffing van de bevoegdheid van lagere overheden inzake de woningdistributie is het nimmer gekomen en ook thans nog worden aan de huurprijzen kaders gesteld. Ook al is de absolute woningnood opgeheven, een ‘relatieve’ woningnood bestaat er nog steeds; en deze nood kan worden omschreven als:
– Kwaliteitsachterstand van woningen in de binnensteden (noodzaak tot ‘krotopruiming’, ‘herstructurering’, ‘renovatie’, ‘stadsvernieuwing’);
– Woningtekort voor specifieke bevolkingsgroepen (in de jaren ‘50 is er vooral gedacht aan gezins-woningbouw, waardoor er geen ruimte was voor alleenstaanden);
Een ander probleem ontstond doordat in de jaren ’50 wel de nieuwbouw werd gestimuleerd, maar de problemen die er bestonden met het oude woningbestand niet werden opgelost. Een eerste poging tot oplossing was de afroming van de huurverhoging van oude woningen naar een fonds dat tot verbetering van die woningen moest voorzien, het Grootboek Woningverbetering. Een tweede probleem was de leegloop van de binnenstad door achterstelling van de wijken en vervolgens door sloop en vervanging door kantoren. In de jaren ’70 kwam hierin een ommekeer. De stadssanering mocht niet ten koste gaan van het karakter en de bewoonbaarheid van de binnenstad. In die jaren werd de oplossing gezien in subsidieregelingen met gemeenten. Een grote stimulans werd gegeven door het stadsvernieuwingsbeleid van staatssecretaris Schaeffer en het groeikernenbeleid van Gruyters. Het laatste is een gevolg van het streven om – zoals o.m. geformuleerd in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening van 1966 – ‘ongewenste uitwaaiering’ van nieuwbouw in kleinere kernen tegen te gaan en naast bebouwde gebieden ook agrarisch-landschappelijke en natuurgebieden (‘het groene hart’) te behouden.
Vanaf 1977 werd het volkshuisvestingsbeleid gedecentraliseerd. Er was teveel kritiek op de centrale sturing van het volkshuisvestings- en stadsvernieuwingsbeleid. In toenemende mate werden subsidies nu niet meer vastgesteld op basis van landelijke aanvragen maar op basis van lump sums aan de gemeenten, die nu zelf tot verdeling moesten overgaan. Naast de budgetsubsidies werden er echter ook nog grote projecten gesubsidieerd (locatie-gebonden subsidie). Van belang waren in dit verband de experimenten met groeikernen, waarvan de uitbreidingsplannen gepaard gingen met een specifiek subsidiestelsel voor de bouw van de voorzieningen aldaar.
Beleidsproblemen waarvoor het rijk een oplossing zocht zijn:
– De zgn. scheefheid in de volkshuisvesting: de goedkope woningen zijn niet altijd toebedeeld aan mensen met een laag inkomen: er is geen doorstroming in kwaliteit.
– De verplichtingen van het rijk op grond van financieringen in de woningbouw, vooral als gevolg van aan hoge rentes gebonden kostprijsberekeningen. In 1994 werd dit probleem opgelost door het systeem van ‘balansverkorting’. Staatsleningen aan woningcorporaties werden vervangen door aan deze corporaties een waarborgkas te gunnen, waardoor ze op controleerbare wijze zelf fondsen konden vormen voor de woningbouw.
In 1980 en 1990 werden de doelstellingen van het volkshuisvestingsbeleid nader in nota’s geformuleerd. In 1980 was het beleidsdoel van het ministerie gericht op ‘het bevorderen van een optimale woonsituatie voor alle inwoners’, te realiseren door:
– het bevorderen van een voldoende en gedifferentieerd aanbod van goede woonvoorzieningen;
– het bevorderen dat de gedifferentieerde woonbehoeften tot uitdrukking komen;
– afstemming van de bouwproductie, het productieapparaat en de arbeidsmarkt van de bouwnijverheid op de maatschappelijk erkende behoefte.
Vanaf 1982 trad de rijksoverheid terug. De ontwikkeling, meer kaderstellend, richt zich ‘van zorgen voor naar zorgen dat’. Het overheidsoptreden werd gekenmerkt door meer vertrouwen in het marktmechanisme. De algemene voorziening werd door deregulering aan de vrije markt overgelaten en de overheid stelde minimale kaders. In de Nota Volkshuisvesting in de jaren ’90 (1988) werden als doelstellingen geformuleerd:
– Zorg voor goede en betaalbare huisvesting voor lager betaalden
– Bevordering van een kwalitatief goed woon- en leefmilieu; hierbij wordt vooral gedacht aan energiebesparing, milieuvriendelijk en duurzaam bouwmateriaal. De hiermee gepaard gaande kostenstijgingen moeten weer in beleidspunt 1 worden verdisconteerd.
– Bevordering van eigen woningbezit
– Bevordering van experimenten, innovatie en kennisoverdracht.
Onder invloed van de Tussenbalans 1991werd het huur- en subsidiebeleid drastisch herzien. De steun aan rechtstreekse woningbouw, te zeer onderhevig aan renteschommelingen en te zeer leidend tot blijvende lasten, kwam nagenoeg te vervallen. In de plaats daarvan werden de bewoners, die anders niet in staat zouden zijn aan de markt deel te nemen, zelf gesteund met huursubsidie. Verder werden er aanvullende subsidies verleend voor (woningen met) bijzondere voorzieningen voor bepaalde groepen (invaliden, bejaarden). Van 1991 tot 1995 voerde het Ministerie van VROM op dat punt een bezuinigingsoperatie uit, die het budget voor volkshuisvesting – en ook het aandeel daarvan in de rijksbegroting – nagenoeg halveerde. Het uitgangspunt van het rijksbeleid in 1994 is dat burgers en particuliere instellingen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun huisvesting. De rijksoverheid beschermt mensen die daarin niet op eigen kracht kunnen voorzien.
In dit hoofdstuk wordt de wettelijke regelgeving behandeld. De bevoegdheid tot het opstellen van regels ligt bij:
– de wetgever in formele zin voor wat betreft de opstelling van wetten en de wijziging daarvan
– de regering voor wat betreft de opstelling van amvb’s. Deze bevoegdheid wordt nader in wetten, waarin de amvb’s worden aangekondigd, geregeld. Niet zelden wordt in wetten voorgeschreven in hoeverre de wetgever in formele zin alsnog bij bepaalde amvb’s zijn invloed dient uit te oefenen
– de regering voor wat betreft ministeriële regelingen. Deze regelingen kunnen nader worden aangekondigd in amvb’s. In bijzondere gevallen worden ze in wetten aangekondigd, maar dan gaat het om spoedeisende zaken, die nader bij amvb dienen te worden vastgesteld. De meeste regelingen zijn subsidieregelingen, die nader bij circulaire worden toegelicht. Feitelijk werden in het verleden daarmee de kaders van een aantal beleidsinstrumenten vastgesteld, waaraan (zoals uit het vervolg zal blijken) niet altijd een eenduidige wet ten grondslag ligt. Als kaderstellend worden ook beschouwd de circulaires of voorlichtingsbrochures waarmee regelingen nader worden toegelicht
– de Provinciale Staten voor wat betreft provinciale verordeningen. De wet kan regelen dat provinciale verordeningen op bepaalde terreinen door de minister kunnen worden getoetst, omdat de regels van verschillende provincies onderling op elkaar dienen te worden afgestemd
– de gemeente voor wat betreft gemeentelijke verordeningen, al dan niet in een samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. De provincie kan in bepaalde door de wet voorgeschreven gevallen deze verordeningen toetsen, omdat de regelgeving onderling op elkaar dient te zijn afgestemd. De wet kan hiervoor nadere kaders vaststellen
Veranderende bestuursopvattingen
Wet- en regelgeving werden in 1945 vooral gezien als bestuursinstrumenten waarbij aan de burger als rijksonderdaan bindende regels werden opgelegd. Eenmaal vastgestelde administratieve bevoegdheden ten aanzien van de uitvoering van werkzaamheden konden in de opvatting van het ministerie aanvankelijk ook van toepassing worden verklaard op terreinen waarin de invloed zich verder uitstrekte dan oorspronkelijk leek te worden beoogd. Aan het wederopbouwbeleid lagen aanvankelijk naast de woonwet vooral bouwplannen ten grondslag, met name het Bouwplan 1946. Het beginsel van pragmatisch handelen alvorens te regelen gold met name voor de financiering van de woningbouw en de stadsvernieuwing. Vanaf 1965 wijzigde deze opvatting geleidelijk. Nog in het kabinet-Den Uyl (1973–1977) spoorde staatssecretaris Schaeffer aan tot het ‘creatief gebruik’ van bestaande subsidieregels voor stadsvernieuwing, waardoor een instrument voor ‘krotsanering’ kon worden gebruikt voor de instandhouding van bestaande woningen. Een en ander werd indertijd niet als détournement de pouvoir gezien, omdat veel (interne) regelingen als uitvoerende oplossingen golden voor de bestrijding van een noodprobleem. Of zoals Schaeffer in 1976 nog zei: ‘dit ministerie is erg doenerig. Ik houd ervan om aan de hand van concrete gevallen het beleid te vormen.’2 Een en ander betekent dat probleemstellingen vaak onmiddellijk door een uitvoeringsregeling worden opgelost. Vaak blijken vastgestelde subsidievoorwaarden te berusten op normen die intern worden vastgesteld. Onder Schaeffer worden zij door voorlichting geëxpliciteerd, maar in vroegere tijden waren zij vaak slechts bij de uitvoerende ambtenaren van het ministerie en de HID bekend. Het gevolg hiervan is dat over de periode tot 1985 vooral de interne circulaires als belangrijke beleids- en bestuurs-instrumenten moeten worden gezien.
Tegenwoordig dienen in overeenstemming met EG-regels en de Algemene Wet Bestuursrecht subsidieregels te berusten op daarvoor ontworpen wetten en bestaat er een transparantere samenhang tussen de bedoeling van de wetgever en zijn uitvoeringsregels: de normen zijn aan externe controle gebonden en er wordt steeds meer naar internationale standaarden verwezen. Met name lijken de subsidievoorwaarden en eisen aan de woningen niet zozeer gekoppeld aan door het ministerie vast te stellen maatstaven als wel aan internationale standaarden als ISO-normen. De beleidsruimte bij de uitvoering van vastgestelde instrumenten wordt tegenwoordig sterker ingeperkt door de wet. De keuze van beleidsinstrumenten wordt veel strikter in wettelijke of aan de wet ontleende regels vastgelegd. Deze regels geldem echter niet alleen voor het ministerie, maar ook voor andere overheden, zoals uit het vervolg zal blijken.
Verhouding tussen het rijk en andere overheden
In de Woningwet van 1901 worden de voornaamste regelgevende bevoegdheden inzake de kwaliteit van de woonomgeving bij de gemeente gelegd. Dit is een erkenning van de gemeentelijke autonomie in dezen. Het gemeentebestuur bepaalt door middel van een vergunningenstelsel welke kwaliteitseisen er aan woningen dienen te worden gesteld. De provincie toetste het gemeentebeleid. Het rijk heeft slechts toetsende bevoegdheden in gevallen van grote stadsuitbreidingen. Deze bevoegdheden vallen thans onder de regels met betrekking tot ruimtelijke ordening. Verder stelt het Rijk kaders aan door haar zelf te subsidiëren woningcorporaties; deze moeten aantonen dat zij geen instellingen waren met een winstoogmerk. Daarnaast moeten zij kunnen worden getoetst op de effectiviteit van hun financieel beheer. Het Rijk had zich immers verbonden om tegen mogelijke exploitatieverliezen garant te staan, dan wel garanties te ondersteunen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog trok het centrale overheidsgezag definitief de bevoegdheden om in te grijpen in de kwaliteit van de woningbouw naar zich toe. Dit had immers als gevolg van de oorlogssituatie de – reeds in 1936 door democratische besluitvorming vastgestelde – bevoegdheid om zelf de distributie van alle goederen te regelen en dit gold dus ook voor de materialen die voor de verrichting van openbare werken nodig waren. Ook na de bevrijding hield het rijk de bevoegdheid van de prijsbeheersing aan zichzelf. In 1945 beschikte de regering zich in afwachting van het herstel van de parlementaire democratie de in Londen vastgestelde volmachten om maatregelen te treffen tot herstel van het door de oorlog getroffen vaderland. De noodzaak van herstelmaatregelen viel samen met de totstandkoming van een regering die met steun van de parlementaire meerderheid regels kon stellen inzake (minimum-)lonen, (maximum-)prijzen, arbeidsbemiddeling, sociale zekerheid en dus ook de woningbouw.
Na 1945 ging de aansturing van de uitvoering over naar een centraal college, dat zelf bevoegd was om de werkzaamheden te plannen, toestemming te geven voor de uitvoering en goederen te onteigenen. Vanaf 1948 werd de gemeentelijke autonomie ten dele hersteld, zij het dan dat zij hun bouwplannen ter goedkeuring moesten voorleggen aan de minister. In 1950 werden de bevoegdheden van rijk om in te grijpen in de autonomie van de gemeente nader geregeld in de Wederopbouwwet. Hierin werd o.m. vastgesteld dat het rijk de bevoegdheid had om bepaalde (moderne) bouwmethoden op voorhand toelaatbaar te verklaren. De minister had zich de bevoegdheid toegekend om voor bouwvergunningen voor nieuwbouw toestemming te geven. De gemeente had verregaande bevoegdheden inzake de bewoning van de aanwezige woonruimte en kon desgewenst door het weigeren van toestemming tot bewoning of vorderingen ingrijpen in het particulier eigendomsrecht. Naarmate de woningnood toe- of afneemt kon de minister dus meer of minder directief optreden. In beginsel is dit nog steeds in de wetgeving vastgelegd. Want ofschoon de bestaande regelgeving heden ten dage vooral de nadruk legt op de gemeentelijke autonomie met betrekking tot de woningbouw en de regering slechts kaderstellend optreedt, voorziet de Woningwet toch in ‘bijzondere omstandigheden’ waarin de regeling alsnog noodvoorzieningen kan treffen die ongeveer gelijk zijn aan die van de wederopbouwperiode.
Nadere specificatie van de bevoegdheden der verschillende overheden
De gemeente heeft vanaf 1901 de volgende bevoegdheden:
– Het opstellen van een plaatselijke bouwverordening op grond waarvan zij een vergunningenstelsel kan baseren.
– Het toelaten en weigeren van vormen van woningbouw. Vergunningen om te bouwen worden slechts verleend indien het bouwplan aan de eisen van de verordening voldoet.
– Het bestrijden van slechte woontoestanden door last te geven aan de eigenaar tot het aanbrengen van verbeteringen en door onbewoonbaarverklaring.
– Het volgens een vereenvoudigde procedure onteigenen van gronden in het belang van de volkshuisvesting.
– Het (mede)subsidiëren van woningbouw die uitsluitend dient om de volkshuisvesting te verbeteren.
– Het instellen van een woningbeurs.
Daarnaast hadden gemeenten met meer dan 10.000 inwoners de verplichting om voor gronden die aan de bebouwde kom grenzen een uitbreidingsplan vast te stellen. Het rijk moest dit uitbreidingsplan goedkeuren.
Het Rijk verleende (incidenteel) subsidie aan ‘toegelaten instellingen’: dat zijn particuliere of gemeentelijke woningbouwverenigingen (veelal woningcorporaties) die zich zonder winstoogmerk met volkshuisvesting bezig houden. Het rijk had de bevoegdheid om deze winsten te controleren en paste die ook daadwerkelijk toe. Van 1937 tot 1965 werd die winst ook daadwerkelijk opgevorderd.
Vanaf 1947 had de gemeente ook de bevoegdheid om de woonruimte in zijn gebied te verdelen door:
– het aan aanvragers toewijzen van woningen. Wie geen woonvergunning had, mocht niet in zijn woning verblijven.
– het vorderen van woonruimte.
– het sluiten van beleidsovereenkomsten met projectontwikkelaars. Deze situatie begint in 1956 aan te vangen, wanneer de eerste continu-contracten gesloten worden met systeembouwers.
Deze bevoegdheid werd de gemeentes gedeeltelijk ontnomen door latere wetgeving; de woonliberalisatie liet geleidelijk aan meer vrije vestiging toe. In 1993 werd ingevolge de nieuwe Huisvestingswet het verblijfsvergunningenstelsel gedeeltelijk afgeschaft. Woningtoewijzing was in beginsel slechts mogelijk om goedkope huisvesting voor de laagst betaalden te garanderen; voor andere criteria zoals economische gebondenheid, moest de gemeente toestemming van de provincie aanvragen. Ofschoon deze regelgeving in beginsel uitgaat van de gemeentelijke autonomie, is er toch controle mogelijk: Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid om de handelingen van de gemeente te toetsen: alle gemeentelijke bouwvoorschriften moeten door hen worden goedgekeurd. Waarschijnlijk zit hierin een harmonisatie-element. Tegen de besluitvorming van de gemeente is beroep bij Gedeputeerde Staten mogelijk. Ook kunnen GS zelf bouwvoorschriften opstellen indien de gemeente in gebreke blijft.
Vanaf 1903 is overigens voor bewoning van een woonwagen of woonschip de vergunning van de Commissaris der Koningin van een provincie vereist. GS heeft de bevoegdheid die vergunning in te trekken of zelfs woonwagens te ontruimen. Op deze manier kunnen zij toezicht uitoefenen op de kwaliteit van woonwagens. GS hebben ook de bevoegdheid om standplaatsen aan te wijzen voor woonwagencentra, zijn beroepsinstanties bij gemeentelijke beschikkingen over de plaats van woonwagens en woonwagencentra.
Het rijk heeft bij wet de volgende bevoegdheden verkregen:
Inzake de controle op de woningbouw krachtens de Woningwet 1901:
– Het organiseren van het toezicht op de woningbouw;
– Het uitoefenen van het toezicht op de woningbouw door middel van een daartoe aangewezen inspecteur. Deze brengt advies uit over gemeentelijke bouwvoorschriften aan Gedeputeerde Staten, zodat zij van hun bevoegdheden gebruik kunnen maken.
– Het toelaten van woningbouwverenigingen als zijnde verenigingen zonder winstoogmerk. Hierbij verbindt het rijk zich borg voor het beheer van de gebouwde woningen, door bijv. deel te nemen aan de liquidatie van het bedrijf of bij faillissement. Het Rijk kan door regelgeving ook nadere voorwaarden stellen voor de toelating van deze verenigingen. De regelgeving betreft de boekhouding, de verslaglegging, het aandelenbeheer en allerlei andere vormen van bedrijfsvoering.
– Het geven van regels ten aanzien van woningbeurzen.
Na de totstandkoming van de Wederopbouwwet en de Woningwet 1965 is de controle op de woningbouw versterkt:
– Het bepalen welke bouwvergunningen de goedkeuring van de minister behoeven. In 1950 en 1951 paste de minister een goedkeuringsstop toe voor bouwplannen boven de 100.000 gulden om het bouwtempo te reguleren en goedkope bouw te bevorderen. Tot heden heeft de minister de bevoegdheid om op aanvrage van de gemeente bouwvolumes toe te wijzen (bevoegdheid tot bouwcontingentering). De minister maakt tot 1956 van deze bevoegdheid gebruik om in de voornaamste behoefte te voorzien. Na 1956 betrekt hij ook de aanwezige capaciteit in de bouwvak bij zijn toewijzingsbesluit.
– Het voorbijgaan aan gemeentelijke bouwvoorschriften op grond van het algemeen belang. Hierbij moet gedacht worden aan tevoren vastgestelde en goedgekeurde moderne vormen van woningbouw (systeembouw, standaardbouw, hoogbouw), waarin door de gemeentelijke bouwvoorschriften nog niet was voorzien, maar die geschikt waren om de woningnood te bestrijden. De wijziging van de woningwet in 1962 maakte deze regeling overbodig.
– Een en ander impliceert ook: het stellen c.q. bevorderen van nadere regels ten aanzien van gemeentelijke bouwvoorschriften. Vanaf 1956 streeft de minister naar grotere stroomlijning om het tempo van de woningbouw te versnellen. Mede onder zijn bemiddeling komen er in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten modelbouwvoorschriften tot stand. In dit proces speelt de Raad voor de Woningbouw een belangrijke rol. Vanaf 1962 stelde het rijk kaders voor gemeentelijke bouwverordeningen. Hierin staat aangegeven wat er precies in bouwverordeningen dient te worden geregeld. Gedeputeerde Staten van een provincie moeten die bouwverordening goedkeuren. Hierdoor kan het rijk en de provincie sturend optreden bij verschillen in bouwvoorschriften. Vanaf 1992 het bij AMVB stellen van kaders voor de kwaliteit van de bouw van gebouwen. Deze kaders worden vanaf 1992 vastgesteld in het Bouwbesluit. Het rijk wijst vanaf dat jaar instellingen aan die de normen ontwerpen waaraan gebouwen dienen te voldoen. Vaak wordt het bouwbesluit herzien aan de hand van eisen van de milieuwetgeving. Deze eisen worden soms door Europese richtlijnen opgelegd.
Inzake het verbintenissenrecht:
– De regeling van de huurprijs. Vanaf 1940 werd die vastgesteld op basis van prijsbesluiten, zoals die op alle goederen van toepassing waren. Sedert 1950 kwam de huurprijsstelling door middel van formele wetgeving tot stand. De huurwet werd op onregelmatige tijden gewijzigd, totdat in 1965 werd besloten dat in bepaalde gebieden de huur kon worden ‘geliberaliseerd’. Tegenwoordig blijft de rijksoverheid de bevoegdheid voor zich houden tot de vaststelling van de huurprijs van door het rijk gesubsidieerde woningen of woningen van woningcorporaties,. Deze bevoegdheid wordt bij AMVB nader geregeld. De minister stelt thans nog de huurprijs vast voor standplaatsen in woonwagens (Besluit huurprijs standplaatsen voor woonwagens, Stb. 1992, 268).
– Het stellen van regels inzake conflicten bij de vaststelling van de huurprijs in het bijzonder door de instelling van huur (advies)commissies. Deze commissies hebben weliswaar geen rechtelijke bevoegdheden, maar geven in sommige gevallen wel arbitragebeschikkingen. De rechtsmacht van deze commissies wisselt naarmate er meer of mindere politieke behoefte aan huurbescherming wordt gevoeld.
– Het stellen van regels ten aanzien van verbintenissen inzake onroerend goed, met name het limitatief bepalen van gronden waarop huurovereenkomsten kunnen worden opgezegd. Dit heeft geleid tot de wettelijke huurbescherming.
Op financieel terrein:
– Het wettelijk regelen van recht op subsidie aan woningbouw. Art. 24 van de Wederopbouwwet kende aan het Rijk de bevoegdheid toe subsidiegelden toe te kennen voor de wederopbouw. Dit artikel lag tot aan de invoering van de Woningwet 1962 ten grondslag aan de premiewoningbouw. Het rijk had op grond van de te stellen subsidievoorwaarden verregaande bevoegdheden om aan de bouw van deze woningen eisen te stellen en deed dat dan ook middels interne circulaires en voorschriften.
– Het subsidiëren van plannen tot stadsvernieuwing en het stellen van controlevoorwaarden daarop. De visie op stadsvernieuwing werd aanvankelijk ‘creatief’ in de bestaande regelgeving ingepast, later werden de regelingen verfijnd. In de jaren ’70 werden de plannen centraal beoordeeld, tijdens het eerste kabinet-Van Agt is meer het accent gelegd op ‘zelfbeheer’ door de gemeente en werden de voorwaarden meer kaderstellend.
– Het regelen van recht op huursubsidie. Vanaf 1979 regelde het Rijk bij wet een individuele huursubsidie, waarbij de berekeningstabellen naar inkomen, bij AMVB werden vastgesteld.
– Het verstrekken van leningen (rijksleningen) vanaf 1948, het stellen van garanties. Hieronder kan men ook verstaan: het stellen van voorwaarden waaronder die garanties worden gegeven. Een voorwaarde kan zijn: de regeling van het toezicht op de leningen.
– Het verlenen van geldelijke steun aan gemeenten voor bijzondere soorten van volkshuisvesting. Gedacht moet hierbij worden aan woonwagencentra (art. 13, lid 1 Woonwagenwet) of aan voorkeurswoningen.
– Het verstrekken van leningen (rijksleningen) vanaf 1948.
– Het aanwijzen van subsidie verlenende en controlerende instellingen tot uitvoering van een subsidieregeling.
Voorbeelden zijn:
• Krachtens de Regeling Eigen Woningbezit 1956 worden bouwspaarkassen – die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen – als bemiddelende organen aangewezen, die de subsidie uitbetalen; de Verzekeringskamer oefent toezicht op hen uit.
• De gemeente moet een aanvraag van individuele huursubsidie indienen en er zorg voor dragen dat de gegevens die door de aanvrager zijn verstrekt, juist en volledig zijn. De gemeente krijgt in deze gevallen tegelijk een bindend adviserende taak.
– Het oprichten van waarborgfondsen van woningbouwverenigingen.
– Vanaf 1992 had het rijk ook de bevoegdheid om de gemeente te dwingen bepaalde voorzieningen te treffen. Dit was echter bedoeld als stok achter de deur voorgeval de gemeente aantoonbaar nalatig was.
Teneinde tot een vorm van taakafbakening te komen bij de uitoefening van die bevoegdheden en de controle daarop werden door het rijk tal van aanwijzingen gegeven in de vorm van circulaires, die beoogden nadere uitleg te geven aan de regelgeving. Hiermee werd ook aangegeven op welke wijze de administratiefrechtelijke ruimte bij uitvoering zou worden ingevuld. Belangrijk in dit kader zijn de subsidievoorwaarden die – vooral in de jaren ’50 – op circulaires werden vastgelegd: deze hebben betrekking op de aan te wenden bouwmaterialen en de maxima aan te bouwen woonruimte.
Van 1945 tot 1956 had het rijk derhalve ook bevoegdheden die tot dan toe uitsluitend bij de gemeente berustte, zoals die van onteigening ten behoeve van de wederopbouw. Na 1956 gold de wederopbouw als voltooid en liet het rijk deze bevoegdheden weer aan de gemeente over. Maar nu werd de wet op de ruimtelijke ordening voorbereid, die de gemeente de verplichting op te leggen om grote bouwactiviteiten eerst te beginnen in een kader van een vastgesteld bestemmingsplan.
Veel subsidiekranen kwamen bovendien na 1989 onder scherpere parlementaire controle te staan als gevolg van rapporten van de Algemene Rekenkamer over het gebrek aan controle op de subsidie door de inspectie. Een aantal garanties en financieringsregelingen werden vanaf 1980 door het rijk afgestoten en geregeld als gezamenlijke verbintenissen van de woningbouwcorporaties, die onderling een aantal waarborgfondsen oprichtten. Deze fondsen hebben een publiekrechtelijke functie. Tenslotte moet in dit verband worden opgemerkt dat de Europese regelgeving invloed kan uitoefenen op de woningbouw. Een belangrijke rol speelt hierbij het Centre Europeen de Normalisation (CEN), dat door de Europese commissie is ingesteld. Dit heeft de bevoegdheid bindende kwaliteitsnormen vast te stellen voor bouwmaterialen en -producten. Deze normen worden in Nederlandse bouwvoorschriften bij AMVB nader uitgewerkt.
De regelgeving van het rijk betreft in toenemende mate procedures waaraan het handelen van andere overheden kunnen worden getoetst. Deze procedures zijn bedoeld om de transparantie van het overheidshandelen te vergroten en aan uitvoeringsprocessen structuur te geven. Zo zijn er kaders vastgesteld die de burger inspraak geven bij bouwvergunningen van de gemeente en de uitvoering van bouwwerken. Ook zijn er regels vastgesteld waarbij de burger het overheidshandelen door de rechter of door een door de wet aangewezen instantie kan laten toetsen. Deze regels vinden over het algemeen hun oorsprong in de woningwet 1990, die – met uitzondering van regels inzake de huursubsidie – als kaderwet dient voor de regeling van de woningkwaliteit.
De Woningwet 1990 werd met ingang van 1995 van kracht. Tegelijkertijd werd in dit jaar het einde van de objectsubsidie door middel van woningbouwfinanciering bewerkstelligd en de vervanging door huursubsidie doorgevoerd.
In het boven aangehaalde jubileumboekwerk Volkshuisvesting in goud wordt niet alleen de formele organisatie beschreven, maar wordt ook een beeld gegeven van het ambtelijke krachtenveld binnen het kader van de formulering van enkele beleidsvraagstukken, de regelgeving en de uitvoering. Ook op de reacties met betrekking tot nieuwe problemen word uitvoerig ingegaan. Het boek gaat echter wel uit van de zaken die thans door het Directoraat-Generaal van Volkshuisvesting zijn aangestuurd. Hierdoor is een deel van het bouwnijverheidsbeleid, voorzover dit niet door het Directoraat-Generaal is aangestuurd, onderwerp van nader onderzoek geweest. In de praktijk is dit bouwnijverheidsbeleid voor een groot deel vooronderzoek voor de normering van te subsidiëren woningbouw op grond van criteria als efficiency en prijsbeheersing.
In het rapport institutioneel onderzoek Volkshuivesting (rio rapport nr. 136) is de organisatie van het ministerie daarom niet volledig doorgelicht, maar worden slechts hoofdlijnen aangegeven. Voorzover de handelingen zijn verricht door directoraten en afdelingen binnen het ministerie, treedt de minister die belast was met het beleidsterrein volkshuisvesting, als actor op. Officieel is in 1996 gevierd dat het Ministerie van Volkshuisvesting vijftig jaar bestond. Dit ministerie nam formeel zijn taak over van het vooroorlogse Ministerie van Binnenlandse Zaken, dat zich tot dan toe bezig hield met het beleidsterrein, dat voortvloeide uit de Woningwet 1901. Ook na de oorlog is dat ministerie nog met enkele taken belast geweest. Volgens de Woonruimtewet 1947 is Binnenlandse Zaken belast met de nadere regelgeving met betrekking tot het gemeentelijk toewijzingsbeleid van woningen.
De eerste taak van het nieuwe ministerie was het staatstoezicht. Officieel was in de wet van 1901 het staatstoezicht opgedragen aan de inspecteur van Volksgezondheid, onder wie provinciale inspecteurs ressorteerden. Maar blijkens het aanstellingsbesluit van de Directeur Generaal van de Centrale Directie Volkshuisvesting (CDV) was deze tevens inspecteur. Hij stelde in de provincies speciale ambtenaren aan, belast met het toezicht op de volkshuisvesting, de Hoofdingenieurs van dienst. Deze ingenieurs adviseerden de gemeenten bij de regelgeving en adviseerden de beroepsinstanties wanneer deze door belanghebbenden waren aangesproken voor het treffen van voorzieningen. Volkshuisvesting moest echter op grootschaliger wijze worden aangepakt, toen als gevolg van oorlogshandelingen in de jaren 1940–1945 tal van woningen in Nederland werden beschadigd en verwoest, en er aldus een acute woningnood ontstond.
Het Ministerie van VROM, dat in 1996 het vijfitgjarig bestaan van de Centrale Dienst Volkshuisvesting herdacht, kent een voorgeschiedenis. Vanaf 17 mei 1940 bestond er een algemeen gemachtigde voor de Wederopbouw. Dat was ir. J.A. Ringers, die daartoe – vlak na de capitulatie – door generaal Winkelman als opperbevelhebber der strijdkrachten was aangesteld, om met name de schade van het bombardement te Rotterdam en te Middelburg te herstellen. Hij kreeg door de bezettende Rijkscommissaris de leiding over de gehele bouwnijverheid toegewezen, maar werd in 1943 gearresteerd wegens zijn contacten met Londen. Hij zou de eerste naoorlogse minister worden. In het bevrijde Zuiden was intussen in 1945 in samenwerking met Londen een college opgericht, dat eveneens met wederopbouw was belast. Dat kwam na 23 juni formeel onder Ringers te staan, toen die op die datum tot Minister van Openbare Werken werd benoemd. Op 16 augustus 1945 werd de naam, van het ministerie herdoopt in dat van Openbare Werken en Wederopbouw. Op 28 februari 1947 kreeg het ministerie de benaming van Volkshuisvesting en Wederopbouw (Stb, H 63). Op 12 oktober 1956 werd de wederopbouw voltooid verklaard, al was daarmee de woningnood niet opgelost. Het ministerie ging toen onder het vierde kabinet-Drees van start als Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid (Stcrt. 201). In 1965, bij het in werking treden van de nieuwe Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening werd onder het kabinet-Cals de benaming Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Stb. 146). Bij het aantreden van het eerste kabinet-Lubbers nam dit ministerie milieubeheer als beleidsterrein over van dat van Volksgezondheid; bij besluit van 4 november 1982, Stb 613, veranderde het zijn naam in Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.’
Op 16 maart 1946 ging het bureau Volkshuisvesting formeel over van het Ministerie van Binnenlandse Zaken naar het ministerie belast met wederopbouw. Er werd een apart directoraat-generaal van de Volkshuisvesting opgericht. Dit directoraat bleef sedertdien ministerieel en stuurde grotendeels het beleid met betrekking tot volkshuisvesting aan.
In 1945 bestond er naast het ministerie van Ringers bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken een Afdeling Volkshuisvesting, die vooral belast was met de inspectietaken krachtens de Woningwet. Deze dienst werd door Ringers overgenomen en – samengevoegd met de Wederopbouwdienst van zijn ministerie – omgedoopt tot een Centrale Directie voor de Volkshuisvesting (CDV). Op 18 maart 1946 werd een directeur-generaal daarvoor benoemd, die tevens hoofdinspecteur was. De inspectie zelf werd per provincie nader geregeld. De directie werd formeel benoemd bij Koninklijk Besluit van 23 september, met terugwerkende kracht vanaf 15 juni. In verband met deze data vond in 1996 de jubileumviering plaats.
De samenvoeging met de Wederopbouwdienst van het ministerie vond op 11 november 1947 plaats, zodat er een Centrale Directie voor de Wederopbouw en de Volkshuisvesting plaats vond. Dat werd in 1956 dus – met de naamsverandering van het ministerie – Centrale Directie voor de Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. In 1975 werd de dienst gesplitst en ontstonden de Centrale Directie voor de Volkshuisvesting en de Centrale Directie voor de Bouwnijverheid. In 1981 werd de Centrale Directie tot een directoraat-generaal omgedoopt (DGVH). Indien in dit rapport handelingen van ‘De Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)’ worden beschreven, gaat het in hoofdzaak om handelingen die door het CDV met zijn rechtsovolgers en uiteindelijk door de DGVH werden aangestuurd, deels ook door het directoraat belast met bouwnijverheid.
Daarnaast bestonden er op het beleidsterrein tijdelijk ook andere actoren, waarop hieronder verder zal worden ingegaan.
Zoals gezegd was van 1945 tot 1948 de volledige aansturing van de uitvoering van de wederopbouw in handen van het centraal georganiseerde College van Algemene Commissarissen, dat nog stamde uit de periode van het Militaire Gezag van het bevrijde Zuiden. Dit leidde tot protesten van de gemeenten en andere tegenstanders van een gecentraliseerd wederopbouwbeleid. Aan deze kritiek gaf men in 1948 gehoor door taken van het college naar de gemeenten door te decentraliseren. In afwachting van een nieuwe wederopbouwwet kende minister In ’t Veld aan het college namelijk een delegatiebevoegdheid toe. Na de totstandkoming van de Wederopbouwwet van 1950 werd het college opgeheven. Het ministerie bepaalde nu zelf zijn beleid in overleg met tal van advies-organen en studiecentra, waaronder instituten van het TNO en het in Rotterdam opgerichte Bouwcentrum, waarin het reeds tijdens de oorlog ontstane Bureau Documentatie Bouwwezen was opgenomen, evenals de Stichting Ratiobouw.
Een aparte Dienst Uitvoerende Werken voerde in opdracht van het ministerie woningbouwwerken uit ten behoeve van de volkshuisvesting (de z.g. DUW-arbeiderswoningen), zodat het ministerie zelf als ondernemer probeerde te voorzien in het woningtekort. Deze dienst ging in 1952 over naar het Ministerie van Sociale Zaken. Dit neemt niet weg dat het ministerie zelf nog tientallen jaren lang zelf betrokken bleef bij de financiering en de vormgeving van de woningbouw, waarbij de door de nood van die tijd ingegeven kwaliteitsnormen leidde tot veel innoverende strategieën.
De minister liet zich bij deze werkzaamheden van advies dienen door tal van raden en commissies, die meestal interdepartementale afvaardigingen hadden en/of inbreng vanuit de provincies. Deze commissies hadden tot taak de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te adviseren:
– op het gebied van volkshuisvesting: de Raad voor de Volkshuisvesting;
– bij de verdeling van gelden voor de woningbouw: het Centraal Orgaan voor de Wederopbouw en de Bouwnijverheid. Dit interprovinciale orgaan had tot taak de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te adviseren met betrekking tot de bouwnijverheid. Het werd opgevolgd door de Rijkscommissie van de volkshuisvesting;
– voor de consequenties van de regelgeving inzake de woningbouw en de subsidieregeling daarvan: de Commissie van advies voor de woningbouw;
– in specifieke beleidsvragen inzake volkshuisvestingsimplicaties op grond van een ‘beleidslevenscyclus’. Kenmerkend hiervoor zijn de Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing en de Interdepartementale Werkgroep Knelpunten Woningbouw (IWKW) 1972–1977, later de Interdepartementale werkgroep Groeikernen en Groeisteden (ICOG) 1977–1994. De laatste werkgroep ingesteld bij KB 25 maart 1977 (nr. 115) was mede een bindend adviesinstituut bij subsidie groeigemeenten, maar heeft feitelijk een coördinerende functie gekregen voor de stedebouwkundige gevolgen van ruimtelijke-ordeningsplannen.
In deze selectielijst wordt de inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur) herhaaldelijk als afzonderlijke actor opgevoerd, hetzij in verband met een wettelijk geregelde adviestaak, hetzij in verband met het hem toegewezen toezicht. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen de centrale organisatie van de inspectie (de inspecteur-generaal) en de op provinciaal niveau werkende ambtenaren, de vroegere ingenieurs HID. De reden hiervan is dat de functionarissen allen rijksambtenaar zijn geweest en dat er geen onderscheid tussen hun bevoegdheden op provinciaal en rijksniveau bij de beschrijving van hun handelingen kan worden gemaakt.
De inspectie volkshuisvesting oefende toezicht uit op de uitvoering van besluiten en wetten. Maar dit toezicht wordt in toenemende mate preventief, doordat de inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur) zelf afspraken maakt om handhavingswerkzaamheden vóór te zijn. Tegelijk ontvangt hij signalen over de uitvoerbaarheid van het beleid en de regels en geeft hij beleidsadviezen door. Als ‘oog en oor’ van het ministerie bleef deze inspectie als ambtelijk bureau aan het ministerie verbonden. De bemoeienis van de inspectie en andere provinciale organen met subsidieverstrekking is afgenomen. De inspectie heeft als taken handhaving, interventie en evaluatie. Onder interventie wordt vooral overleg met de ‘marktpartijen’ verstaan, zoals met de volkshuisvestingsorganen. Dat zijn gemeentelijke bouwcorporaties, woningcorporaties en toegelaten instellingen, alsmede woningbouworganisaties voor specifieke groepen. Van de inspectie worden ook beleids-adviezen verwacht, vooral door ‘het terugkoppelen van beleidsrelevante signalen’.
Het toezicht op de woningcorporaties berustte echter niet bij de provinciale inspecteur maar bij het ministeriële apparaat in Den Haag, dat tot 1965 immers ook de winsten van de woningcorporaties kreeg teruggestort. De Centrale Directie Volkshuisvesting (CDV) oefende hoe langer hoe minder toezicht uit op de uitvoering van de woningwet, maar bemoeide zich vooral met de subsidiekraan: dáár vonden de toetsingen plaats voor de subsidie aanvraag voor nieuwe woningen; daar werden de normatieve tabellen opgesteld. De inspecties adviseerden de lagere overheden bij de uitvoering van het woningbesluit, de uitoefening van bestuursdwang, maar ook de sturing van geldstromen. De inspectie werd aangestuurd door instructies van de CDV.
Het volkshuisvestingsbeleid ondergaat een nader dereguleringsproces, hetgeen zijn weerslag heeft in de begroting en in de organisatie. Tevens neemt het beleidsterrein in belang af. Het rijk trekt zich terug voorzover het de directe bemoeienis met bouwactiviteiten gaat. De voornaamste onderwerpen van zorg zijn momenteel:
– de individuele huursubsidie
– de kwaliteit van de woningbouw, aangestuurd door internationale normering, en in verband daarmee
– de duurzaamheid van de woningbouw, de energiebesparing
– de samenhang met ruimtelijke ordening en infrastructuur
– het architectuurbeleid.
In verband met dit laatste dient te worden opgemerkt dat op grond van het Besluit Rijksgebouwendienst, Stb. 1989, nr. 230, de Rijksbouwmeester formeel belast is met de leiding van het architectuurbeleid, mede gezien het belang om omvangrijke rijksgebouwen in de stedelijke planning te integreren. In dit rapport wordt achitectuurbeleid ruimer gedefinieerd. Het wordt gezien als een gevolg van het bouwnijverheidsbeleid dat eveneens van invloed is geweest op de naoorlogse architectuur van veel Nederlandse woonwijken! In de periode die deze lijst bestrijkt heeft het architectuurbeleid vooral aanleiding gegeven tot een aantal voorbereidende nota’s, die – historisch gesproken – als een ombuiging kunnen gelden van de tot dan toe gevoerde koers.
Het bouwnijverheidsbeleid bestaat uit normering van door het rijk te financieren gebouwen en de bevordering van de uitvoering daarvan. In concreto betekende dit samenwerking met de Minister van Volkshuisvesting, van Economische Zaken en van Sociale Zaken.
1.5. Afbakening van het beleidsterrein
Het beleidsterrein omvat de periode 1945–1994. Het betreft de periode van wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog, de instelling van een ministerie, belast met volkshuisvesting en de handelingen van dit ministerie tot 1994. Binnen deze periode heeft het ministerie een aantal ontwikkelingen ondergaan, die zich over een langere periode geleidelijk heeft voltrokken en waarbinnen moeilijk cesuren zijn aan te brengen. Over de periode na 1994 zal een nieuw rapport worden ingesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende – reeds in dit rapport gesignaleerde – elementen:
– Beleidsvoorbereiding, uitvoering en evaluatie zijn onderhevig aan structurele vormprocessen, die zonder de daarvoor vereiste specifieke gegevens niet kunnen worden uitgevoerd. Deze processen worden voor een deel digitaal aangestuurd. Beleid wordt hierbij gezien als een cyclisch proces dat onderhevig is aan maatschappelijke en politieke controle, waarvoor waarborgen zijn ingebouwd.
– Uitvoeringsinstrumenten als subsidies kunnen slechts worden gebaseerd op wettelijk voorschrift en zijn bovendien aan internationale regels op het gebied van marktwerking gebonden; interne sturing waarbij bij de uitvoering beleidsruimte wordt geschapen, is binnen dit kader niet mogelijk. De keuze van het beleidsinstrument hangt daarom samen met de bovengenoemde waarborgen.
Vanaf 1995 kan het gegevensbeheer aan de hand van deze opvattingen procesmatig nader worden gestructureerd, waarbij een aantal factoren die de transparantie bevorderen een rol spelen:
– de behoefte van interne kennis ten aanzien van het volkshuisvestingsbeleid door actoren op andere beleidsterreinen binnen het ministerie;
– de belangen van de marktwerking, die met transparantie is gediend;
– de belangen van de burger;
– de bijdragen van bevindingen op het gebied van volkshuisvesting aan zo mogelijk internationaal vast te stellen normering;
– de internationale sturing door de VN-organisatie Habitat, door internationale economische organen, maar vooral door regelgeving van bijv. de Europese Unie.
Het beleidsterrein volkshuisvesting kent raakpunten met de volgende beleidsterreinen:
– Het woonwagenbeleid, waarover in het RIO een apart hoofdstuk is gewijd, wordt momenteel gezien als een geïntegreerd bestanddeel van het volkshuisvestingsbeleid. Het betreft dus vooral de rol die rondtrekkende bewoners hebben gespeeld in de ruimtelijke omgeving. Met deze probleemstelling hebben zich ook andere ministeries bemoeid, die belast waren met Justitie en Maatschappelijk Werk. Voor het cultuurbeleid ten aanzien van bijzondere bevolkingsgroepen, zoals Roma en Sinti, zij men verwezen naar het institutioneel onderzoek met betrekking tot discriminatiebestrijding of minderhedenbeleid.
Voorts worden in dit rapport niet behandeld:
– Werkgelegenheidsvoorziening voor woonwagenbewoners; zoals voorzien door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en alle aspecten rond beroepsuitoefening
– Onderwijs aan woonwagenbewoners, en alle aspecten met betrekking tot de uitvoering van de leerplichtwet
– Welzijnsbeleid voor woonwagenbewoners, zoals voorzien door particuliere of overheidsorganisaties van maatschappelijk werk e.d.
• Het Centraal fonds voor de Volkshuisvesting is sinds het Besluit Centraal fonds voor de Volkshuisvesting van 1998 (Stb. 483) een zelfstandig bestuursorgaan geworden. De taken op dit beleidsterrein staan in het Basisselectiedocument Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. (Stcrt. 28 januari 2004, nr. 18, blz. 21)
• Ruimtelijke ordening, waarbij de verstedelijking een belangrijke rol speelt. Volkshuisvesting dient namelijk als argument voor stadsuitbreiding, hetgeen vanaf 1962 ook een onderwerp van ruimtelijke ordening is. De afbakening met het beleidsterrein RO is zodanig gesteld, dat de in planologische rapporten voorgestelde uitvoeringsregelingen onder het beleidsterrein van volkshuisvesting worden gerekend. Met betrekking tot bovenstaand onderwerp is art. 32 van de Wet op de ruimtelijke ordening, welk artikel van 1965 tot 1984 van kracht is geweest, van belang. Het artikel luidt: ‘Ten behoeve van het uitvoeren van bestemmingsplannen, strekkende tot reconstructie van bebouwde kommen, kunnen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen uitkeringen uit ’s Rijks kas worden verstrekt.’ De betreffende algemene maatregel van bestuur is het Besluit bijdragen reconstructie- en saneringsplannen, Stb. 1969, 87, en alle daarop volgende besluiten en regelingen met betrekking tot locatie-gebonden subsidies. Het ruimtelijk beleid is beschreven in het rapport institutioneel onderzoek Ruimtelijke ordening en geo-informatie, (pivot rapport nr. 120) en in de selectielijst Ruimtelijke ordening (Staatscourant 2002, nr. 215).
• Het milieubeheer speelt een rol bij grondwerken, bouwmaterialen en bouwtechnieken , waar in toenemende mate milieu-eisen worden gesteld ter wering van bouwmaterialen die milieuproblemen opleveren (asbest, spaanplaat), evenals eisen ter voorkoming van de uitputting van voorraden (tropisch hardhout) en in het algemeen ter bevordering van duurzaamheid van materialen en woningen. (Rapport institutioneel onderzoek ‘Milieubeheer’, pivot rapport nr. 94, selectielijst Milieubeheer, Staatscourant 2003, nr. 155, 157, 158)
• Vergoeding van oorlogsschade, omdat met de middelen daartoe de wederopbouw kon worden gefinancierd, werd uitgevoerd door het ministerie van Financiën. Het behartigen van deze belangen wordt beschreven in het rapport institutioneel onderzoek ‘Materiële oorlogs- en watersnoodschade’ (pivot rapport nr. 127).
• Economisch beleid: Energiebeleid, in het bijzonder de bijdrage van electrititeit en gas aan de woningkwaliteit; Bevordering van energiebesparende maatregelen in de woningbouw. (Rapporten institutioneel onderzoek ‘Energiebeleid, pivot rapport nr. 82, Eenergiedelfstoffen, pivot rapport nr. 83)
• Arbeidsvoorziening in geval van werkverschaffing bij wederopbouwprojecten en het treffen van voorzieningen daartoe (werkkampen) met name in de periode van wederopbouw door de Dienst Uitvoering Werken (DUW). (rapport: Arbeidsvoorzieningen/arbeidsmarkt, pivot rapport nr. 134; selectielijst Arbeidsvoorziengsbeleid, Stcrt 2005/9)
• Prijsbeleid, voorzover het huurprijzen betreft. (Rio: ‘Economische controle en prijsbeleid’, pivot rapport nr. 108)
• Belastingbeleid. Het gaat hierbij om invoering van het huurwaardeforfait van koopwoningen en de aftrek van hypotheekrente. (vgl. Pivot rapport 65: Belastingen, de geheiligde schuld)
• Ontwikkelingssamenwerking. Hierbij moet worden gedacht aan de volkshuisvesting in bidonvilles, bairros de lata of favelas, de verstedelijkte achterstandsgebieden in ontwikkelingslanden. (Rio raport: Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, pivot rapport nr. 103).
1.6. Reikwijdte van de selectielijst
De lijst heeft betrekking op handelingen, die gedurende de periode waarover deze lijst loopt zijn verricht of
verricht worden totdat een hernieuwd institutioneel onderzoek in 2015 een nieuwe lijst tot resultaat heeft, of
eerder op grond van een actualisatie.
De selectielijst Volkshuisvesting van het Ministerie van VROM, goedgekeurd 12 september1989, wordt hiermee ingetrokken.
De selectiedoelstelling is er op gericht dat met te bewaren gegevens een reconstructie van het handelen van de rijksoverheid op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving mogelijk moet zijn, waardoor bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. De selectie richt zich op organen van de rijksoverheid voorzover deze vallen onder de werking van de Archiefwet 1995 (art. 3, 12) en op de in het Archiefbesluit (art. 2–5) voorgeschreven selectielijsten. Over vaststelling en vormgeving van deze lijsten in het kader van Pivot zijn in 2003 procedure-afspraken gemaakt tussen het Nationaal Archief en het Interdepartementaal Platform Selectievraagstukken.
1. Handelingen die betrekking hebben op de voorbereiding en bepaling van het beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en de terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op de evaluatie van het beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces, of de effecten van het beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken, zoals bij de terugkoppeling van het beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op de verantwoording van het beleid op hoofdlijnen aan andere actoren.
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over het beleid op hoofdlijnen aan andere actoren, of ter publicatie
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met de hoofdlijnen van het beleid
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop de beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken
6. Handelingen die betrekking hebben op de beleidsuitvoering op hoofdlijnen en die direct zijn gerelateerd of voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van een oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
4. Verslag vaststellingsprocedure
Op 15 december 2003 is het ontwerp-BSD door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Financiën, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Staatssecretaris van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 3 januari 2005 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van de betrokken Ministers, het Ministerie van OC&W en de rijksarchieven in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant [nummer] van [datum] en in het Archievenblad.
Op 28 april 2005 bracht de RvC advies uit (arc-2005.02131/2), hetwelk [naast enkele tekstuele correcties] aanleiding heeft gegeven tot volgende wijzigingen van de ontwerp-selectielijst:
– De bewaartermijn van handeling 97 en 346 is gewijzigd van V 5 jaar na beëindiging functie in V 10 jaar na pensionering.
– De vernietigingstermijn van handeling 251 is gewijzigd van V 6 jaar in V 5 jaar.
– De waardering van handeling 538 en 551 is gewijzigd van B, criterium 5 in V 20 jaar.
– De waardering van handeling 244 [voorheen handeling 221] is gewijzigd van B, criterium 5 in V 5 jaar.
– Handeling 282 is gewijzigd van V 5 jaar in B, criterium 5.
– De bewaartermijn van handeling 323 is gewijzigd van B, criterium 5 in V 6 jaar.
– De vernietigingstermijn voor handeling 355 is gewijzigd van B, criterium 5 in V 5 jaar.
– Handeling 357 is vanuit het RIO toegevoegd onder het hetzelfde nummer met B, criterium 5. Handeling 357 uit het ontwerp is gewijzigd in handeling 245 B, criterium 5.
– Handeling 603 is gewijzigd van B: bijdragen ministerie VROM en V: 5 jaar overige notulen in V 5 jaar.
– Handeling 614 is gewijzigd van B: bijdragen van het ministerie en V: overige stukken 5 jaar in V 5 jaar.
– Handeling 615 is gewijzigd van B: advies en V: overige stukken 10 jaar in V 10 jaar.
– De waardering voor handeling 638 is gewijzigd van V 5 jaar in B, criterium 6.
Daarop werd het BSD op 9 juni 2005 door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer [C/S&A/05/1190], de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties [C/S&A/05/1191], de Minister van Financiën [C/S&A/05/1193], de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit [C/S&A/05/1194], de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [C/S&A/05/1195] en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport [C/S&A/05/1192] vastgesteld.
( x ): Nummer van de handeling.
Actor: Wettelijk verantwoordelijk bestuursorgaan. Dit orgaan is volgens de wet – of de daaruit voortvloeiende regels – tot handelen bevoegd en wordt ook als archiefvormer beschouwd.
Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van en bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.
Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke de handeling wordt verricht. Als geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.
Grondslag/Bron: De grondslag is de wettelijke basis van een overheidshandeling. De bron geeft een andere basis, bijvoorbeeld een nota, interne regel of een interview.
Opmerking: Aanvullende informatie wanneer daartoe aanleiding is.
Waardering: Met een B staat aangegeven de blijvend te bewaren neerslag, met een V, gevolgd door een termijn, de periode waarna de stukken kunnen worden vernietigd. Bij de B staat een selectiecriterium vermeld (zie hoofdstuk 3).
ABO: Adviseur voor Bouwonderzoek en Ontwikkelingswerk
ADL: Algemene Dagelijkse Leefvoorzieningen:
ATW: Adviescommissie Toelating Woningcorporaties
AVRW: Adviescommissie Verdeling Rijkssteun Woningbouw
AVW: Algemene Voorwaarden voor de bouw van woningen met rijkssteun 1927
Belstato: Beleid stadsvernieuwing in de toekomst
BLS: Besluit locatiegebonden subsidies
BNA: Bond van Nederlandse Architecten
BoN: Besturen op Niveau
BTIV: Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting
BBS: Beschikking Bijdrage Saneringsplannen
BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector
BBVWOV: Beschikking Bijdragen Voorzieningen ten behoeve van het Wegverkeer en het Openbaar Vervoer in en om de steden
BBW: Berekening van Bouwkosten van Woningen
BCFV: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting
BGSH: Beschikking geldelijke steun huurwoningen
BGSR: Beschikking geldelijke steun rehabilitatie
BGSVPV: Beschikking geldelijke steun verbetering particuliere woningen
BGSVWW: Beschikking geldelijke steun verbetering woningen en woonbuurten
BOW-fonds: Fonds Reserves Buitengewoon Onderhoud en Woningverbetering
BWS: Besluit woninggebonden subsidies
CAW: Commissie van Advies voor de Woningbouw
CBSW: Commissie Bijdrage Stedelijke Werken
CCSV: Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing
CCUB: Coördinatiecommissie Urbanisatiebeleid
CEC: Centraal-Economisache Commissie
CDV: Centrale Directie Volkshuisvesting van het minisisterie
CFV: Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting
COCOS: Coördinatiecommisise voor Ontwikkelingssamenwerking
COWOM: Coordinatie Ontwikkeling Woning en Omgeving
DGVH: Directoraat-Generaal Volkshuisvesting
DKP: Dynamische Kostprijs (voor huurwoningen)
ECE: Economic Council of Europe
ECOSOC: Economic and Social Council (VN)
EIB: Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid
FMV: Financieel Management Volkshuisvesting
GIW: Garantie Instituut Woningbouw
GMD: Gemeentelijke Maatschappelijke Diensten
GOG: Gezamenlijk Overleg Groeisteden
HAT: Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens
HID: Hoofdingenieur Directeur van de Volkshuisvesting
HID-RWS: Hoofdingenieur Directeur – Rijkswaterstaat
HIS: Hoofdinfrastructuurregeling
IBBC: Instituut voor Bouwmaterialen en Bouwkundige Constructies (onderdeel van de Nijverheidsorganisatie TNO)
ICOG: Interdepartementale Commissie Groeikernen en Groeisteden
IHS: Individuele Huursubsidie
IPO: Interprovinciaal Overleg
ISMO: Beleid ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van subsidies
ISR: Interimsaldoregeling
IWKW: Interdepartmentale Werkgroep Knelpunten Woningbouw
KB: Koninklijk Besluit:
KIV: Katholieke Instelling voor Volkshuisvesting
KIVI: Koninklijk Instituut voor Ingenieurs
Koda: Kosten Documentatie Analyse
KWO: Kwalitatief Woning Onderzoek
KWR: Kwaliteitswoningregistratie
MBV: Modelbouwverordening
MG: Ministerie (aan) Gemeenten
MoU: Memorandum of Understanding:
NBB: Nieuwbouwberekening
NeN-Normen: Normen van het NNI.
NIROV: Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.
NIVOS/NIVS: Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw
NKS: Normkostensysteem
NNI: Nederlands Normalisatie Instituut
NIROV: Nederlands Instituut voor Ruimtelijke ordening en Volkshuisvesting
NIVOS: Nederlands Instituut Voor Stedebouw
NOVEM: Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu
NWI: Niet-winst beogende instellingen voor de volkshuisvesting
NWR: Nationale Woningraad
OKH: Omzetting van koop- in huurwoning
P&P: Planning en programmering
PKB: Planologische Kernbeslissing
PREGO: Project Rationeel Enegiegebruik in de Gebouwde Omgeving
PVC: Provinciale Volkshuisvestingscommissie
RAVO: Raad voor de Volkshuisvesting
RCV: Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
RIW: Research Instituut voor de Woningbouw
Rgd: Rijksgebouwendienst
RGSHG: Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten
RNP: Rijksbureau voor het Nationale Plan
ROZ: Raad voor Onroerende Zaken
RPC: Rijks Planologische Commissie
RPD: Rijks Planologische Dienst
RVC: Regionale Volkshuisvestingscommissie
SAR: Stichting Architecten Research
SBA: Stichting Bureau Architectenregister
SEV: Stichting/Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting
SGB: Subsidie Grote Bouwlocaties
SNIP: Stuurgroep Nationaal Isolatieprogramma
SSEW: Stichting Studiegroep Efficiënte Woningbouw
TNO: Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
UAR: Uniform Aanbestedingsreglement
UAV: Uniforme Administratieve Voorwaarden
UNCHS: United Nations Centre on Human Settlement
UNHSF: United Nations Settlement Foundation
V&W: 1. [Ministerie van] Verkeer en Waterstaat; 2. Voorschriften en Wenken
VINEX: Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra.
VKK: Vereniging van Kamers van Koophandel (en Fabrieken in Nederland)
VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VRO: Volkshuisvesting, en Ruimtelijke Ordening, Ministerie van
VROM: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van.
WBN: Woontechnische Bepalingen Nieuwbouw
WBO: Woningbehoefteonderzoek
WEW: Waarborgfonds Eigen Woningen
Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen
WRO: Wet op de ruimtelijke ordeing
WSDV: Wet op de Stads- en Doerpsvernieuwing.
WSW: Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Overige inhoudelijke informatie over de actoren is vermeld onder ‘Opmerking’ bij de handeling.
Actoren onder zorgdrager Minister van VROM
Minister van Openbare Werken en Wederopbouw, 1945–1947
Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, 1947–1956
Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid, 1956–1965
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), 1965–1982
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), 1982–
De ambtelijke organisatie binnen het ministerie, die belast was met volkshuisvesting was de Centrale Directie voor de Volkshuivesting CDV, ingesteld in 1946–1981. Het CDV kent de volgende benamingen: Centrale Directie van de Wederopbouw en de Volkshuisvesting, 1947–1956; Centrale Directie van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid, 1956–1975; Centrale Directie van de Volkshuisvesinting. 1975–1981.
Uit de hieronderstaande indeling van ambtelijke afdelingen kan worden opgemaakt dat de taakstellingen van de afzonderlijke bureaus daadwerkelijk bedoeld zijn om criteria en controle-instrumenten te ontwerpen voor de vaststelling van deelsubsidies. Enkele taken op het gebied van het onderzochte beleidsterrein zijn ook aan andere afdelingen van het ministerie toegekend. Zo is de Rijksplanologische dienst belast geweest met de uitvoering van regelingen met betrekking tot reconstructieplannen in stadsvernieuwingsprojecten. Zij kende een afdeling stadsreconstructie, die tot taak had om reconstructieplannen te beoordelen.
Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur), 1962–
Per 2000 maakt de inspecteur volkshuisvesting deel uit van de VROM-Inspectie, waarin mede de inspecties ruimtelijke ordening en milieu geïntegreerd zijn.
Studie- en beoordelingsraad ziekenhuiswezen, 1945–1950.
Raad voor Herstel en Wederopbouw, 1946–1950.
Eerste Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, 1946–1962
Raad voor de Woningbouw, 1955–1961
Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, 1962–1965
Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO), 1965–1996
Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening (RARO), 1965–1994
Raad voor het Milieubeheer, 1980–1996
Commissie van Advies voor de Woningbouw, (CAW), 1941–1995
Centrale Commissie voor de Onteigeningsvergoedingen, 1946–1966
Commissie van Beroep inzake vergoeding voor gevorderde woonruimte, 1947–1965
Studiecommissie Bouwvoorschriften (commissie Mazure), 1949–1952
Rijksplanologische Commissie (RPC), 1965–
Adviescommissie toelating volkshuisvestingsinstellingen, 1965–1992
Stuurgroep Efficiënte Woningbouw, 1965–1998
Commissie Bijdrage Stedelijke Werken (CBSW) 1969–1974
Commissie van Advies inzake de Woonwagenwet, 1970–1990
Interdepartementale Werkgroep Knelpunten Woningbouw (IWKW), 1972–1977
Adviescommissie Goede en Goedkope Woningen, 1974–1981
Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing (CCSV), 1974–1994
Interdepartementale Commissie Groeikernen en Groeisteden (ICOG), 1977–1994
Huurcommissie, 1979–
Commissie Verdeling Rijkssteun Woningbouw, 1980–1988
Staatscommissie Kleijn, 1980–1987
Adviescommissie PREGO, 1982–1989
Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting (RCV), 1985–1997
Klachtencommissie Gehandicapten, 1986–1994
Commissies toelating van architecten/stedebouwkundigen/landschaps-, tuinarchitecten/ingenieurs-architecten, 1987–1989
Centrale Overleggroep huisvesting Gehandicapten, 1990–1994
Adviescommissie toelating woningcorporaties (ATW), 1992–
Stichting Ratiobouw, 1945–1965
Bureau Documentatie Bouwwezen, 1945–1950
College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw, 1945–1948
Stichting Vorstverletbestrijding, Bouwnijverheid, 1946–1968
Centraal Orgaan voor de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid, 1947–1977
(PRC) Bouwcentrum, 1950–
Directeur Grootboek Woningverbetering, 1957–1960
Research Instituut voor de Woningbouw (RIW), 1969–1985
Rijksdienst voor het Kadaster en Openbare Registers (KADOR), 1984–1994
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), 1982–1988
Stichting Bouwkwaliteit (SBK), 1987–
Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), 1988–
Stichting Duurzaam Bouwen, 1992–1995
Actoren onder zorgdrager Minister van Binnenlandse Zaken
Minister van Binnenlandse Zaken, 1945–
Financiële Commissie Publiekrechtelijke Lichamen, 1950–1958
Interdepartementale Stuurgroep Decentralisatie, 1980–
Actor en zorgdrager Minister van Financiën, 1945–
Actoren onder zorgdrager Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Minister van Binnenlandse Zaken (1945–1952)
Minister van Maatschappelijk Werk (1952–1968)
Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1968–1982)
Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (1982–1994)
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (1994–….).
Staatscommissie Vervanging Armenwet, 1947–1952
Interdepartementale Commissie Woonwagenbeleid, 1974–1977
De minister ondersteunt organisaties, die zich met maatschappelijk werk bezig houden. Deze organisaties hebben onder meer een signaalfunctie met betrekking tot ongewenste woonomstandigheden. Maatschappelijk werk speelt zich namelijk vooral af in zgn. ‘achterstandswijken’, waar zich ook de noodzaak tot verandering van woonomstandigheden voordoet. Vanaf 1989 wordt een groot deel van de welzijnsondersteuning gedaan door het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW)
De minister begeleidt ook bijzondere groepen in hun huisvesting; een enkele keer bewerkstelligt hij de verplichting tot huisvesting van bepaalde groepen als daar zijn: repatrianten uit Indonesie, vluchtelingen. Van 1957 tot 1980 had dit ministerie ook de zorg voor de uitvoering van de Woonwagenwet.
Actoren onder zorgdrager Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (1945–1971)
Minister van Sociale Zaken (1971–1981)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1981–).
Actor en zorgdrager Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 1945
A. Handelingen Minister van VROM en rechtsvoorgangers
8. Beleidsvorming en advisering algemeen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden, formuleren en evalueren van beleidsstandpunten inzake de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Nota’s, verslagen van directie-, minister-, interdepartementaal overleg, toespraken, verslagen studiereizen en werkbezoeken
Opmerking:
Waardering: B 1, 2 (nota’s, verslagen); V, 5 jaar (stafverslagen, documentatie, bijlagen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van het beleid volkshuisvesting, eventueel in overleg met andere ministeries, in relatie tot energie en milieu
Periode: 1972–
Grondslag:
Bron: Nota’s inzake aardgas (1972), Energievoorziening en milieu (1973–1974)
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1, 2 (nota’s, verslagen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden, formuleren en evalueren van beleidsstandpunten inzake het Woonwagenbeleid
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Nota Woonwagenbeleid 1976, Nota’s huisvestingsbeleid woonwagenbewoners, Kamerstukken, Nota Wonen op een standplaats in de jaren negentig
Opmerking:
Waardering: B 1, 2
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Bron:
Product: Jaarverslag van de Volkshuisvesting, rijksbegroting hoofdstuk VROM, jaarrekening
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (mede) beantwoorden van kamervragen met betrekking tot het woonwagenbeleid
Periode: 1945–
Grondslag:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks opstellen van volkshuisvestingsprogramma’s
Periode: 1950–1992
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 15; Woningwet 1962, art. 57
Bron:
Product: Vanaf 1962: Staat van de volkshuisvesting
Opmerking: Het jaarlijks bouwprogramma wordt voorzien van een Memorie van toelichting bij de Tweede Kamer ingediend met de rijksbegroting. Bij de opstelling van het programma zijn betrokken de gemeenten, die jaarlijks een planningslijst bij GS indienen, GS, die deze lijsten beoordelen aan de hand van de bouwcapaciteit en de beschikbare plannen, de Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van richtlijnen voor de opstelling van gegevens ten behoeve van de jaarlijkse volkshuisvestingsprogramma’s
Periode: 1985–1992
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het adviseren aan de minister belast met het onderwijs over het beleid inzake de architectenopleiding
Periode: 1991–
Grondslag:
Bron: Nota architectuurbeleid, interview Rgd
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen aan interdepartementale platforms over architectuurbeleid
Periode: 1991–
Grondslag:
Bron: Nota Architectuurbeleid, p. 85
Product:
Opmerking: Voorbeelden zijn: Het cultuurplatform VROM-OCW. In dit architectuurplatform zijn diensten betrokken die betrokken zijn bij de bouw van objecten door de Minister van Volkshuisvesting, de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Verkeer en Waterstaat en het interdepartementale platform architectuurbeleid
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voeren van periodiek overleg met belangenorganisaties en doelgroepen
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting, een zaak van beleid, p. 75, 84
Product:
Opmerking: Voorbeelden van deze overleggroepen zijn de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ), de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Woonbond, koepels van woningcorporaties: Nationale Woningraad, Katholieke Instelling voor Volkshuisvesting (KIV), Vereniging van Prot. Chr. Woningcorporaties, later NCIV, later Aedes, niet-winst beogende instellingen (NWI’s bijvoorbeeld stichtingen voor ouderenhuisvesting, jongerenhuisvesting, studentenhuisvesting, of koepels van NWI’s)
In het Export Platform VROM overlegt de Minister van Volkshuisvesting met bet bedrijfsleven over export van kennis over bouw, ruimtelijke ordening, beheer van overheidsgebouwen e.d. In het Milieuberaad Bouw, dat voorzien is in het Nationaal Milieu Beleidsplan overlegt de Minister van Volkshuisvesting over de aanpak van de milieuproblematiek in de bouwsector, een doelgroep in de milieubeleidsplanning
Waardering: B 1
8.2. Commissies, stuurgroepen, organisaties
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het instellen van adviescommissies, stuurgroepen en organisaties op het gebied van woningbouw en volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: Statuten SEV (1988) art. 4
Product: Beschikkingen; Statuten
Opmerking: Tot de invoering van de Huurwet 1950 geschiedde deze instelling in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, Directoraat-Generaal van de Prijzen
De hieronder genoemde commissies zijn interdepartementale adviescommissies die op een vraagstuk advies hebben uitgebracht. Hun adviezen hebben geleid tot wijziging in de wetgeving of in de financierings- en subsidieregelingen
Voorbeelden van adviescommissies zijn: Interdepartementale Commissie Huurwet 1948, Interdepartementale Commissie Bouwkosten, 1948, Interdepartementale Werkcommissie voor de reorganisatie der Prijzenburaus voor Onroerende Zaken
Op het gebied van de woningwet: Studiecommissie Bouwvoorschriften (commissie Mazure), 1949–1952. Commissie Woningkarthoteek 1953, Commissie Uniforme Bebouwing. 1953, Werkgroep Eigen Woningbezit. 1953–1955, Commissie Aanbestedingswezen 1953–1957, Commissie Woningonderzoek. 1953, Commissie van advies voor versterking van zelfstandigheid der woningcorporaties (Commissie- De Roos, 1959–1962), Commissie Krotopruiming en sanering (commissie-Bommer) 1953–1957, Commissie woningwaardering 1962. Commissie taakstelling en toezicht sociale verhuurders (commissie Koopman) 1988, Studiecommissie Weersinvloeden. 1955–1956, Commissie Bouwplanning, 1962–1966, Commissie ter bestudering van de financiële, consequenties van sanering, 1968–1971 (commissie-Schouten, rapport Stadsvernieuwing; commissie-Floor, rapport geldelijke steun stadsvernieuwing 1974), Interdepartementale Werkgroep Knelpunten Woningbouw IWKW. 1972–1977, Werkgroep aanvullende regeling stadsvernieuwing WARS. 1972–1973, Ministeriële Commissie Stadsvernieuwing, MICOSTA, 1975, Werkgroep volkshuisvestingsplannen. Interdepartementale stuurgroep decentralisatie met projectgroep Normkostensysteem, normkostensubsidiesysteen (NK(s)S), stuurgroep en proefprojecten, Werkgroep decentralisatie stadsvernieuwing 1978–1979, Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (1982–1988) Commissie Huurders-Verhuurders, 1992–; in de commissie zitten de Nederlandse Woningbond, het NCIV en afgevaardigden van VROM, Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) (1988–)
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen, schorsen of (eervol) ontslaan van de voorzitters, secretarissen,leden en ambtelijke adviseurs van commissies, stuurgroepen en organisaties op het terrein van de volkshuisvesting en woningbouw
Periode: 1945–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 66, lid 3 (Stb. 1991, 439); Statuten SEV (1988) art. 5, 6
Bron: Statuten SEV (1988) art. 9
Product: Koninklijke Besluiten
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
8.3. Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van personen die bevoegd zijn de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting bij te wonen
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: De Raad voor de Volkshuisvesting kende de volgende benamingen:
de Eerste Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting (1946–1962), de Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, (1962–1965) en Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO) van 1965–1996. Elk ministerie kon één ambtenaar sturen
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging vertegenwoordiging
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bijwonen van de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439), art. 90, lid 2, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Ook andere ministers kunnen ambtenaren afvaardigen. De vergaderstukken en notulen worden bewaard in het archief van de RAVO
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van regels betreffende de werkwijze van de Raad voor de volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1992, Stb. 1991, 439, art. 92g
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
8.4. Overige commissies en organisaties inzake volkshuisvesting
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van een voorzitter en functionarissen van de Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Periode: 1985–
Grondslag: Woningwet 1992
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van voorzitters en secretarissen van de Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing (CCSV)
Periode: 1974–1994
Grondslag: Wet Stads en Dorpsvernieuwing (WDSV) Art. 4, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking: Voor het secretariaat wordt een rijksambtenaar aangewezen
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het om de vijf jaar verslag uitbrengen over de werkzaamheden van de Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing (CCSV)
Periode: 1974–1994
Grondslag: Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 2, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen en ontslaan van de voorzitter, de secretaris en de overige leden van de Commissie van advies inzake de Woonwagenwet
Periode: 1970–1990
Grondslag: Woonwagenwet, art. 39, 41
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen en toekennen van vacatiegelden en vergoedingen aan de voorzitter, de de secretaris en de overige leden van de Commissie van advies inzake de Woonwagenwet
Periode: 1970–1990
Grondslag: Woonwagenwet, art. 39, 41
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
8.5. Externe adviescommissies op het gebied van experimentele woningbouw
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het instellen of aanwijzen van onderzoeksorganen op het gebied van de bouwnijverheid
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: J. v. Schaar, Volkshuisvesting in goud (1996); Plan van aanpak Duurzaam Bouwen
Product: Formele instellingsbeschikkingen als:
Stichting Ratiobouw 1945–1965
Studiegroep Efficiënte Woningbouw (1947–)
Studiecommissie Experimentele Woningbouw (in het Bouwcentrum)
Adviescommissie Experimentele Woningbouw (1968)
Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), 1988–
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), 1982–1988, Stcrt. 1982, 79
Nationaal Centrum Duurzaam Bouwen DubO, Utrecht (1995)
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het subsidiëren van particuliere instellingen ter bevordering van volkshuisvesting en/of bouwnijverheid
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron: Jaarverslag Bouwcentrum 1957; Rijksbegroting 1995
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – eventueel in samenwerking met andere ministers – goedkeuren van statuten en/of aanwijzen van bijzondere bestuursleden van particuliere commissies op het gebied van het bouwwezen
Periode: 1951–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Het gaat hier om stichtingen, die standaarden of normen vaststellen met betrekking tot de bouw, inrichting en exploitatie van bijzondere categorieën gebouwen, waarvoor subsidie moet worden verleend of waarvoor in het kader van art. 17 van de Wederopbouwwet toestemming voor de bouw moet worden gevraagd. Deze stichtingen dienen ook aanvragers en subsidieverleners nader van advies. De stichtingen zijn aanvankelijk opgericht binnen het Bouwcentrum, maar bestonden later ook zelfstandig
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het zenden van ambtelijke deelnemers naar vergaderingen van adviescommissies
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Verslagen van of over de desbetreffende vergaderingen. De serie vergaderstukken en notulen worden bewaard bij de desbetreffende adviescommissies
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van periodieke onderzoeksprogramma’s in samenwerking met onderzoeksinstellingen
Periode: 1948–
Grondslag: J. van der Schaar, Volkshuisvesting in goud, 174. (1996)
Bron:
Product:
Opmerking: De onderzoeksprogramma’s zijn vanaf 1994 gedeeltelijk vervangen door de Plannen van Aanpak Duurzaam Bouwen. De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting stelt afzonderlijke jaarplannen op
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden, opstellen en evalueren van wetten op het gebied van de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1, 2
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden van wetgeving inzake heffingen ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron:
Product: Onderzoek naar een heffing op huuropbrengst (‘afroming’) in een voorstel tot huurwet in 1955. Wet Grootboek woningverbetering 1957–1960. Wetsontwerp doorstromingsheffing 1966–1967 (afgewezen in Eerste Kamer)
Opmerking: Gedacht wordt hierbij aan:
heffingen aan verhuurders op huurinkomsten bij huurverhogingen van oude woningen voor herstel van oude woningen (‘afroming van de huuropbrengst’);
heffingen aan huurders ten behoeve van huuregalisatie of om doorstroming van goedkope naar dure woningen te bevorderen. Bij deze handeling zijn voorstellen inbegrepen die niet tot uiteindelijk resultaat hebben geleid
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij wet of AMVB uitschrijven van woningtellingen
Periode:1956–
Grondslag: Wet op de woningtelling 1956, art. 58 Woningwet 1962
Bron:
Product:
Opmerking: Deze woningtellingen vielen in 1960 en 1970 samen met de volkstellingen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij ministeriële regeling (mede-)vaststellen van standaardvoorwaarden voor de aanneming van bouwwerken en de aanleg van installaties
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: Publicaties van Uniforme Administratieve Voorwaarden
Product: Vaststellingsbeschikkingen van Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV’s)
Opmerking: Uniforme Administratieve Voorwaarden komen tot stand uit het overleg van de brancheorganisaties in de bouw en aannemingsbedrijf. De rijksoverheid vervult een rol bij de vaststelling van deze voorwaarden omdat zij zelf aanbestedingsopdrachten verstrekt. Bovendien bemiddelt zij bij de toepassing van Europese regelgeving ter bevordering van de vrije interne markt. Daarom participeren de Ministers van VROM, van Waterstaat en van Defensie in overlegorganen die standaardregelingen in de bouw vaststellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op alle openbare werken en aanbestedingen, bouw, aanleg van installaties
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en evalueren van amvb’s
Periode: 1945–
Grondslag: Woningwet 1901/1962/1992
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1, 2
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van overgangs- en invoeringsregels bij de uitvoering van wetten, en amvb’s
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Circulaires inzake de inwerkingtreding
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voeren van periodiek overleg over de bouwregelgeving
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: Structuurschets Bestuursdienst
Product: Onderwerpen van overleg zijn implemenatie van Europese regelgeving, deregulering, regeling van milieuproblematiek en toepassing van milieuvoorschriften
Overlegorganen zijn: het tripartite-overleg met de Raad voor Accreditatie en de Stichting Bouwkwaliteit (ingesteld in 1988), het Overlegplatform Bouwregelgeving en de daarin betrokken commissies, Bestuurlijke commissie, Juridisch technische commissie, Staf of Kerngroep
Opmerking:
Waardering: B 5
9.3. Wetgeving op woonwagens en woonschepen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van nadere regels met betrekking tot de Wet op Woonwagens en Woonschepen
Periode: 1945–1968
Grondslag:
Bron:
Product: Beschikking tot vaststelling van de modellen bedoeld in de artikelen 3, 4, 15, 17 en 18 van het Reglement op woonwagens en woonschepen (Stcrt. 1919, 176)
Reglement op woonwagens en woonschepen (Stb. 1919, 530) [is in 1991 ingetrokken]
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van regels met betrekking tot de Woonwagenwet
Periode: 1970–1999
Grondslag: Woonwagenwet; Art. 12, 13
Bron:
Product: Woonwagenreglement (Stb. 1970, 153), Besluit werk en kosten woonwagencentra (Stb. 1970, 406), Besluit huurprijzen standplaatsen voor woonwagens (Stb. 1992, 268), Besluit werk en kosten woonwagencentra (Stb. 1970, 406)
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB vaststellen van nadere regelingen op basis van de Wederopbouwwet
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron:
Product: Voorschriften van bouwtechnische aard (art. 22a). vanaf 1952. Regels met betrekking tot gemeentelijke wederopbouwplannen. Subsidiebesluiten (art. 24)
Opmerking:
Waardering: B 1
9.5. Wet op de stads- en dorpsvernieuwing
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het formuleren en regelen van het beleid inzake het stimuleren van de stads- en dorpsvernieuwing
Periode: 1984–
Grondslag: Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 4, lid 3
Bron:
Product: Regels ten aanzien van de opstelling van leefmilieuverordeningen en stadsvernieuwingsplannen, alsmede de verslaglegging in dezen, regels ten aanzien van de verslaglegging, regels ten aanzien van de verdeling der gelden
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB vaststellen van nadere regelingen op grond van huurwetten
Periode: 1950–
Grondslag: Huurwet 1950; Huurprijzenwet woonruimte 1979
Bron:
Product: Het vaststellen van huurprijzen voor bepaalde categorieën gebouwen en percelen
De besluiten betreffen de volgende soorten gebouwen:
Huurverlaging ten aanzien van bedrijfsruimten (art. 2); Huurverhoging van onbebouwd onroerend goed, teneinde daarvan de exploitatie mogelijk te maken (art. 4; art. 6, lid 2); Huurverhoging als gevolg van speciale voorzieningen op het gebied van techniek, brandverzekering, bij splitsingen of samenvoegingen; Huurprijzen in bijzondere gebieden, bijv. Besluit Bijzondere Huurprijs Elten, 1954
Producten: b.v. Besluit bijzondere huurprijzen. Stb. 1950, K 588 (B.B.H., oud); Stb. 1954. Het vaststellen van percentages van de huurprijs bij meervoudige bewoning van een woning (art. 5 Huurwet 1950–1955). Het stellen van regels op grond waarvan een woning als onbewoonbaar kan worden beschouwd. (art. 5. lid 2 Huurwet vanaf 1955). Het regelen van de werkwijze van huuradviescommissies. Art. 8, lid 4, Huurwet 1950–1960
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het bij circulaire vaststellen van nadere richtlijnen voor de uitvoering van huurwetten, amvb’s en in ministeriële nota’s vastgelegde standpunten.
Periode: 1950–1971
Grondslag: Huurwet 1950
Bron:
Product: Circulaires met aanwijzingen inzake procedures: Circulaire inzake de overdracht van woningen aan bewoners (MG 85-22); Circulaire verslaglegging huurprijzenbeleid (MG 85-24); Circulaire inzake verhuur per kamer (MG 83-14) art. 15 Btiv, standaardformulieren
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij circulaire opstellen van (nadere) regels inzake de berekening van de huurprijs voor toegelaten instellingen
Periode: 1971–
Grondslag: Huurprijzenwet woonruimte 1979
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB stellen van regels inzake de huurverhoging van met subsidie van de minister verbeterde woningen
Periode: 1979–
Grondslag: Huurprijzenwet Woonruimte, art. 9
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van nadere voorschriften of richtlijnen
Periode: 1947–1993
Grondslag: Woonruimtewet 1947
Bron:
Product: De uitreiking van woonvergunningen (art. 3); door de gemeente benoemen van een commissie van advies in geval van vorderingen. (art. 8, lid 1); schadeloosstelling van eigenaars bij woonruimtevordering en inkwartiering (art. 17, lid 1)
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB buiten de Woonruimtewet verklaren van een gemeente
Periode: 1969–1993
Grondslag: Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking: Dit besluit heeft tot gevolg dat voor het wonen in de desbetreffende gemeente geen huisvestingsvergunning meer is vereist
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op een verzoek aan de Kroon weer van toepassing doen verklaren van de Woonruimtewet in een geliberaliseerde gemeente
Periode: 1974–1993
Grondslag:
Bron: Woonruimtewet 1974
Product:
Opmerking: Dit besluit heeft tot gevolg dat voor het wonen in de desbetreffende gemeente voor bepaalde sectoren weer een huisvestingsvergunning is vereist
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij circulaire vaststellen van nadere richtlijnen voor de uitvoering van amvb’s en in ministeriële nota’s vastgelegde standpunten inzake de uitvoering van de Woonruimtewet
Periode: 1947–1993
Grondslag:
Bron: Woonruimtewet 1947 en daaronder hangende amvb’s
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij circulaire vaststellen van nadere richtlijnen voor de uitvoering van de Leegstandswet
Periode: 1981–1993
Grondslag: Leegstandswet
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM); Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels ten aanzien van de vordering van woningen
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingswet, art. 13 en 34, lid 3
Bron:
Product: Het bevat regels als bedoeld in de artikelen, respectievelijk inzake de vaststelling van criteria voor de verlening van huisvestingsvergunningen en de splitsingsvergunning
Opmerking:
Waardering: B 1
9.8. Wetten op de architectentitel
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden van AMVB’s en nadere regelingen met betrekking tot de Wet op de architectentitel
Periode: 1980–
Grondslag:
Bron:
Product: Examenbesluit Wet op de architectentitel, Stb. 1990, 577; Beschikking Algemene Vergoeding leden commissie van toelating, Wet op de architectenbescherming
Opmerking:
Waardering: B 1
10. Volkshuisvesting in bijzondere omstandigheden
10.1. De wederopbouw in 1945–1948
10.1.1. College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw, kaderstellend
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het geven van nadere richtlijnen aan het College van Algemene Commissarissen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb 1945, F67, art. 29
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het benoemen van functionarissen voor de uitoefening van zijn bevoegdheden
Periode:1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 2, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het vaststellen van instructies voor functionarissen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 2, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het ontwerpen van richtlijnen voor de vaststelling van prioriteiten van wederopbouwplannen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 3
Bron:
Product:
Opmerking: Deze richtlijnen worden door de Minister van Volkshuisvesting vastgesteld. Hierbij moet overleg worden gevoerd met het Militair Gezag, zolang de Bijzondere Staat van Beleg nog niet is opgeheven
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het vaststellen van wederopbouwplannen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 3
Bron:
Product: Rijksbouwplan 1946, Jaarplan
Opmerking: Hieronder wordt ook verstaan het vaststellen van prioriteiten van die plannen, in overleg met de prioriteitencommissie, de Minister van Volkshuisvesting en de Minister van Binnenlandse Zaken
Waardering: B 1
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het ontwerpen van modelnoodwoningen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67; de Vreeze, 289/290, art. 3
Bron:
Product:
Opmerking: Uitvoering geschiedde door de Gemachtigde voor de Noodwoningen. Ontworpen zijn noodwoningen in hout, sintelbeton, grondbeton, vezelplaten met pleisterwerk, vlechtwerp met pleisterwerk, bouwpakketten. Ook zijn er noodboerdrijen ontworpen en geplaatst
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het op aanvraag van de provincies toewijzen van noodwoningen op daarvoor aan te wijzen plaatsen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 3
Bron:
Product:
Opmerking: Uitvoering geschiedde door de Gemachtigde voor de Noodwoningen
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het in overleg met de organisaties van bouwnijverheid stellen van regels ten behoeve van de bouw
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. F 67, art. 18, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: Onder organisaties van bouwnijverheid worden o.m. verstaan: de Stichting Ratiobouw, Het Bureau Documentatie Bouwwezen, Het Bouwcentrum
Waardering: B 5
10.1.2. College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw,uitvoerend
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het in beroep beschikken op appels tegen beslissingen van het College van Algemene Commissarissen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 12
Bron:
Product:
Opmerking: Volgens art. 29 van het KB zijn rechtsvorderingen tegen voorzieningen van het college niet toegelaten
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw; Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het uitoefenen van bestuursdwang
Periode: 1945–1956
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67; art. 23 Wederopbouwwet, art. 28, lid 2–4
Bron:
Product:
Opmerking: Tegen bevelen tot het staken en ongedaan maken van werkzaamheden is beroep bij de arrondissementsrechtbank mogelijk
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het aanstellen van ambtenaren, belast met de opsporing van onrechtmatig uitgevoerde bouw- en herstelwerkzaamheden
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 25–29
Bron:
Product:
Opmerking: De handelingen zijn volgens art. 23 strafbaar gesteld. Opzettelijk handelen wordt beschouwd als een misdrijf, het niet nakomen van regels krachtens art. 18 als een overtreding. De ambtenaren hebben uitgebreide opsporingsbevoegdheden
Waardering: V, 10 jaar na pensionering
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het treffen van bijzondere beschikkingen bij bezwaren en ‘moeilijkheden’
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 25–29
Bron:
Product:
Opmerking: Hieronder valt vermoedelijk de uitoefening van bestuursdwang om de uitvoering van dergelijke beschikkingen te bespoedigen
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het uitvaardigen van bijzondere besluiten bij bezwaren en ‘moeilijkheden’ als gevolg van getroffen beschikkingen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1845, F 67, art. 29
Bron:
Product:
Opmerking: Hieronder vallen circulaires en nadere regels
Waardering: B 5
Actor: Centrale Commissie voor de Onteigeningsvergoedingen
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij aanvragen om vergoedingen voor onteigende percelen
Periode: 1946–1966
Grondslag: KB, art. 14 Wederopbouwwet, art.12, Stb. 1945, F 67
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
10.1.3. Gemeentelijke bouwverordeningen
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het op aanvraag van belanghebbenden goedkeuren van bouw- en herstelwerkzaamheden door oorlogsschade
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 5
Bron:
Product:
Opmerking: De aanvragen worden getoetst aan de wederopbouwplannen. Het gaat om eenmalige noodherstellingwerkzaamheden aan huizen
Waardering: V, 5 jaar
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het bij aanzegging gelasten van de uitvoering van bouw- en herstelwerkzaamheden
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. F 67, art. 18, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking: Hierbij is ook inbegrepen het treffen van financiële voorzieningen, die voor de uitvoering van die aanzegging noodzakelijk zijn
Waardering: B 5
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het toetsen van gemeentelijke bouwvergunningen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 19
Bron:
Product:
Opmerking: Voor elke bouwvergunning is goedkeuring van het college vereist
Waardering: V, 5 jaar
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het buiten werking stellen van gemeentelijke bouwverordeningen ten aanzien van door haar aangewezen bouwwerken
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 20 lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het toetsen van aanwijzingen van woningbouwwerkzaamheden die buiten werking van gemeentelijke bouwverordeningen worden gesteld
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 20, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: Tijdens de opstelling van het artikel lag deze bevoegdheid van de Minister van Volkshuisvesting bij de Minister van Binnenlandse Zaken als belast met het toezicht op de Woningwet 1901
Waardering: V, 5 jaar
10.1.4. Bouwwerkzaamheden van het rijk
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het onteigenen van roerende of onroerende goederen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 13
Bron:
Product:
Opmerking: Het college kan hierbij een voorschot verlenen voor door de minister van volkshuisvesting toe te kennen vergoedingen. Met deze vergoedingen wordt uitgegaan van de waarde van de goederen op 9 mei 1940 (art. 14). Bij deze onteigeningsprocedure behoort, indien er sprake is van zakelijke rechten, inschrijving in de openbare registers (art. 16). De gegevens zijn verwerkt in de registers van het Kadaster
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toekennen van vergoedingen voor door het College van Algemene Commissarissen onteigende goederen
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 14
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het beheren van afkomend materiaal van ernstig beschadigde gebouwen en werken
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 8
Bron:
Product:
Opmerking: Deze beschrijving omvat een verzameling van handelingen, die leiden tot beschikkingen als onteigeningen en aanwijzingen voor bestemming van het puin
Waardering: V 6 jaar
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het vergoeden van schade als gevolg van werkzaamheden door of namens het college
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 10
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het terugvorderen van bedragen, voortkomend uit voordelen als gevolg van verbeteringswerkzaamheden door of namens het College
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 11
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: College van Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw
Handeling: Het administreren van ogenblikkelijk noodzakelijke noodreparaties en werken op korte termijn door de Minister van Volkshuisvesting, van Marine en het Militair Gezag
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 21
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
10.2. Bijzondere omstandigheden, Woningwet 1992
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – in overeenstemming met de ministeries die het mede aangaat in geval van bijzondere omstandigheden – bij amvb vaststellen van een bijzondere omstandigheid in een bepaald gebied
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992 (Stb. 1991, 493). art. 102, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: In de Woningwet 1992 zijn voorzieningen getroffen waarbij de minister bevoegdheden naar zich toetrekt op het gebied van volkshuisvesting in noodsituaties
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – in overeenstemming met de ministeries die het mede aangaat in geval van bijzondere omstandigheden – nader vaststellen van een bouw- of herstelplan voor een gebied dat onder een bijzondere omstandigheid valt
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992 (Stb. 1991, 493), art. 102, lid 1
Bron:
Product: Plan bijzondere omstandigheden
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – in overeenstemming met de ministeries die het mede aangaat – geven van toestemming om als opdrachtgever, architect, bouwondernemer, aannemer, of uitvoerder betrokken te zijn bij de uitvoering van bouwwerken, die zijn gestart in het kader van een plan bijzondere omstandigheden
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992 (Stb. 1991, 493). art. 103, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – in overeenstemming met de ministeries die het mede aangaat – geven van ontheffing voor het vragen van toestemming om als opdrachtgever, architect, bouwondernemer, aannemer, of uitvoerder, werkzaam te zijn in een gebied dat valt in het plan bijzondere omstandigheden
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992 (Stb. 1991, 493), art. 103, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
11. Toelating van instellingen op het gebied van de woningbouw
Toelichting: Toegelaten instellingen zijn: woningcorporaties, gemeentelijke woningbedrijven, niet-winst beogende instellingen (NWI’s bijvoorbeeld stichtingen voor ouderenhuisvesting, jongerenhuisvesting, studentenhuisvesting, of koepels van NWI’s)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van (bestuurs)leden van een adviescommissie inzake toelatingen van woningcorporaties
Periode: 1965–
Grondslag: Toelatingsbesluit volkshuisvesting, Art. 2, lid 3, Stb. 1965, 330; Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Stb. 1976, 469)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van (nadere) regels aan het functioneren van woningcorporaties en gemeentelijke woningbouwdiensten
Periode: 1965–
Grondslag: Toelatingsbesluit volkshuisvesting (Stb. 1965, 589); Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, (Stb. 1976, 469)
Bron:
Product: Het vaststellen van een model van een balans en een winst- en verliesrekening welke jaarlijks, door een toegelaten instelling dient te worden opgestuurd aan de Minister van Volkshuisvesting (art. 6, lid 1, onder g, Woningbesluit, Stb. 1965, 589);
het stellen van regels omtrent de wijze van beheer en exploitatie van het onroerend goed van toegelaten instellingen;
het stellen van nadere regels inzake de bestemming van het batig saldi van een toegelaten instelling (art. 23, Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, Stb. 1976, 469);
het aanwijzen van complexen van woningen die in de administratie van de toegelaten instelling een geheel dienen te vormen. Per complex Woningwet-woningen wordt zo de financiële verhouding met de overheid bepaald (art. 29, lid 1, Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, Stb. 1976, 469);
het stellen van nadere regels inzake het verhuren van woningen door woningcorporaties aan groepen van personen die moeilijkheden hebben passende woonruimte te vinden;
het stellen van nadere regels en voorschriften inzake het beleid, het beheer, de exploitatie en vervreemding van woningen door een gemeentelijke woningbouwdienst;
het verplichten dat een toegelaten instelling niet over haar middelen kan beschikken noch verplichtingen kan aangaan zonder voorafgaande goedkeuring van B&W van betrokken gemeente, wanneer deze binnen een door de minister van volkshuisvesting gestelde periode niet voldoet aan een aanwijzing zoals deze staat in het Besluit toelating instellingen volkshuisvesting (Stb. 1976, 469);
het stellen van voorschriften inzake de verslaglegging, de rekening en verantwoording
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het afsluiten van energieconvenanten met de gezamenlijke woningcorporaties
Periode: 1994–
Grondslag:
Bron: Werkplan 1995 DGE
Product: Intentieverklaring en Meerjarenafspraken (MJA’s). Stimuleringsregeling energiezuinige verlichting
Opmerking: De resultaten van deze convenanten worden verwerkt in regels met betrekking tot het Bouwbesluit of in aanwijzingen aan verleners van bouwvergunningen. Een Meerjarenafspraak (MJA) is tot op heden nog in een voorbereidend stadium. Een MJA is civielrechtelijk bindend voor alle aangesloten corporaties
Waardering: B 5
11.2.1. Toelating door het rijk
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het voorbereiden van een KB tot toelating van instellingen die uitsluitend of mede in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1901 (Stb. 1952, 362), art. 52, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft instellingen die bij hun oprichting een voorschot van ’s Rijks kas hebben aangevraagd. Naast de toelating wordt aan die stichtingen een voorschot verstrekt, waarvoor een nadere financieringsregeling geldt
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toelaten van instellingen die uitsluitend of mede in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn
Periode: 1965–
Grondslag: Toelatingsbesluit volkshuisvesting art. 2, lid 2, (Stb. 1965, 330)/art. 3, lid 1, Woningbesluit (Stb. 1965, 589)/art. 70, lid 1 en 2, Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product: het goedkeuren van wijzigingen in de statuten van een toegelaten instelling, het goedkeuren van een statutaire gebiedsuitbreiding
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvraag goedkeuren van de werkzaamheden van aanmerkelijk belang inzake het beheer en de exploitatie van een toegelaten instelling
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Het goedkeuren van de verkoop van onroerende goederen door toegelaten instellingen. Een toegelaten instelling dient de goedkeuring aan de minister te vragen in het geval deze bij hem geld heeft geleend (Art. 6, lid 1, onder c, Woningbesluit, Stb. 1965, 589);
het geven van toestemming voor de overdracht van vermogen door een toegelaten instelling. (art. 6, onder l, sub 2, Woningbesluit, Stb. 1965, 589);
het geven van toestemming aan een toegelaten instelling om af te wijken van de regel dat de exploitatie van woningen die behoren tot het eigen vermogen van de instelling dienen te worden beheerd door een afzonderlijke tak van dienst (Art. 9, lid 3, Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, Stb. 1976, 469);
het goedkeuren dat wordt afgeweken van het bepaalde met betrekking tot de exploitatie van woningen door een afzonderlijke tak van dienst van een gemeente (art. 5, lid 1, Besluit geldelijk steun volkshuisvesting, Stb. 1965, 589);
het goedkeuren van de verkoop van woningen door een toegelaten instellingen. [het betreft woningen met technische gebreken of een beperkt woongerief] (Art. 10, lid 3, Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, Stb. 1976, 469)
Opmerking: Een besluit van aanmerkelijk belang dient door de Minister van Volkshuisvesting als zodanig aangemerkt te worden. De corporatie kan hiertegen bezwaar maken en in beroep gaan. Voorbeelden van werkzaamheden van aanmerkelijk belang zijn bij AMVB nader vastgesteld
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van jaarverslagen en jaarrekeningen van toegelaten instellingen
Periode: 1945–1992
Grondslag: Besluit geldelijke steun toegelaten instellingen Volkshuisvesting, art. 1, lid 1 (Stb. 1965, 589)
Bron:
Product: Jaarverslag, jaarrekening, aktiviteitenplan
Opmerking: Indien het jaarverslag aanleiding geeft tot een nadere inspectie wordt het verslag bewaard. Zie: 126 en 142
Waardering: B 5 (jaarverslag, jaarrekeningen, in geval van nadere inspectie); V, 10 jaar (jaarverslag, jaarrekeningen, zonder nadere inspectie)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan toegelaten instellingen
Periode: 1945–1992
Grondslag: Besluit geldelijke steun toegelaten instellingen Volkshuisvesting, art. 34, (Stb. 1965, 589, Stb. 1976, 469)
Bron:
Product:
Opmerking: Vanaf 1976 kan de minister deze aanwijzing in de Staatscourant openbaar maken, bijvoorbeeld indien de woningbouwvereniging niet aan de aanwijzing voldoet (art. 34, lid 1, onder a, Besluit toelating instellingen volkshuisvesting, Stb. 1976, 469). Een andere sanctie is het tijdelijk intrekken van artikel 67 van de Woningwet – inzake geldelijke steun – wanneer een toegelaten instelling binnen een door de minister gestelde periode niet voldoet aan een aanwijzing zoals deze staat in het Besluit toelating instellingen volkshuisvesting
Waardering: B 5
11.2.2. Toelating door andere overheden
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (doen) beschikken inzake een beroep op de Kroon tegen de weigering van GS een instelling toe te laten op grond van de Woningwet
Periode: 1965–1989
Grondslag: Woningwet 1962, art. 59, lid 4 (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen in een beroep van een toegelaten instelling tegen een beschikking van burgemeester en wethouders op een verzoek om toelating
Periode: 1976–
Grondslag: Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, art. 38, (Stb. 1976, 469)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – op verzoek van burgemeester en wethouders – beslissen omtrent de wijze van uitvoering door een toegelaten instelling van een besluit van aanmerkelijk belang
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit beheer sociale-huursector, art. 36, lid 2, (Stb. 1994, 744)
Bron:
Product:
Opmerking: De minister kan bepalen dat een besluit vooralsnog niet wordt uitgevoerd
Waardering: B 5
11.2.3. Garantstelling door het rijk
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het op verzoek van gemeenten vergoeden van exploitatietekorten van toegelaten instellingen
Periode: 1945–1947
Grondslag: Woningwet 1901
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het bemiddelen bij het terugvorderen van winsten van woningbouwcorporaties ten behoeve van gemeenschappelijke volkshuisvestingsfondsen
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1937, art. 24c
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen aan garanties van de gemeenten voor het treffen van bijzondere voorzieningen aan woningen door toegelaten instellingen
Periode: 1985–1988
Grondslag: MG 85-30
Bron:
Product:
Opmerking: Vanaf 1987 is deze regeling slechts van toepassing op woningen, bestemd voor Molukse huishoudens in beheer van de Dienst der Domeinen. De taak wordt in 1998 overgenomen door het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan gemeenten voor de opstelling van richtlijnen met betrekking tot de huurprijsstelling
Periode: 1979–
Grondslag: Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, art. 13, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Het gemeentebestuur kan richtlijnen opstellen met betrekking tot de huurprijs van een door toegelaten instellingen te exploiteren woningen: zij geven daarin aan welke huurprijs redelijk is in overeenstemming met de kwaliteit. De Minister van Volkshuisvesting kan de gemeente hiertoe opdracht geven
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen aan de liquidatie of ontbinding van een toegelaten instelling
Periode: 1945–1988
Grondslag: Woningbesluit, art. 9, lid 1 (Stb. 1965, 589)
Bron:
Product: Het verdelen van de bezittingen van een toegelaten instelling die ontbonden of opgeheven wordt, het registeren van de melding van de ontbinding van een toegelaten instelling
Opmerking: Het verdelen van de bezittingen van een toegelaten instelling die ontbonden of opgeheven wordt. De minister verricht deze handeling indien de verdeling betrekking heeft op bezittingen gelegen in meerdere provincies of indien er een beroep wordt gedaan op de minister (art. 6, lid 1, onder d, sub 4, Woningbesluit, Stb. 1965, 589)
Het registeren van de melding van de ontbinding van een toegelaten instelling (art. 6, onder h, Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, Stb. 1976, 469)
Waardering: B 5 (registratie); V, 20 jaar (overige stukken)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het repressief en preventief controleren (inspecteren) van toegelaten instellingen
Periode: 1963–
Grondslag:
Bron:
Product: Verslag van een inspectiebezoek
Opmerking: Na 1992 wordt het toezicht door de inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur) uitgeoefend
Waardering: B 5 (repressieve controles/onderzoek op misstanden); V, 6 jaar (reguliere, preventieve controles)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verzoeken aan een toegelaten instelling om een bepaalde gedragslijn te volgen
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit beheer sociale huursector, art. 42 (Stb. 1994, 744)
Bron:
Product:
Opmerking: Een aanwijzing bevat altijd de gevolgen van het niet voldoen aan die aanwijzing. Dit in tegenstelling tot een verzoek een bepaalde gedragslijn te volgen; daarbij is niet aangegeven wat de consequenties zijn van het niet opvolgen van de gedragslijn
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van een aanwijzing aan een toegelaten instelling omtrent haar handelen of nalaten
Periode: 1965–
Grondslag:
Besluit beheer sociale huursector, art. 29, (Stb. 1992, 555), art. 32, lid 2, Besluit beheer sociale huursector (Stb. 1994, 744)
Bron:
Product:
Opmerking: Een aanwijzing omvat de gevolgen die de minister verbindt aan het niet voldoen van de aanwijzing. Zo kan de minister bepalen dat een landelijk toegelaten instelling, die verzuimd heeft zijn jaarverslagen naar de minister te zenden, aangeven rechtshandelingen slechts mag verrichten met zijn toestemming. (art. 31, lid 4, Besluit beheer sociale huursector)
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op verzoek van B&W (doen) intrekken van de toelating tot een toegelaten instelling
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit beheer sociale huursector art. 39 art. 70, lid 2 en 9, art. 72, lid 3, Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
12. Woningbouw en woningverbetering
12.1. Bouwprogramma’s van het rijk
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het laten verrichten van onderzoek op het gebied van de volkshuisvesting
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron: De Vreeze, Woningbouw, inspiratie en ambities
Product: Onderzoekopdracht; begeleidingsverslag, -correspondentie; (eind)rapport
Opmerking: De hier beschreven onderzoeksopdrachten hebben als doel het verstrekken van gegevens op grond waarvan een volkshuisvestingsbeleid kan worden gevoerd. Hierin zijn niet inbegrepen de onderzoekingen met betrekking tot normering van woningkwaliteit en bouwkosten in verband met subsidieverstrekking, voorbereiding van centrale regels met betrekking tot de kwaliteit van woningen. Planologisch onderzoek (geschiedt door het Rijksplanbureau en betreft dus ruimtelijke ordening onderzoek met betrekking tot de organisatie van de woningbouw (toevertrouwd aan staatscommissies). Hierbij is ook inbegrepen de opstelling van randvoorwaarden als rekenmodellen en definities van vraagstellingen
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van onderzoeksopdrachten aan gemeenten met betrekking tot de volkshuisvesting
Periode: 1965–
Grondslag: Woningwet, art. 58
Bron:
Product: Vragenlijsten, samenvattend overzicht (rapport)
Opmerking: Art. 58 Woningwet verplicht gemeenten om mee te werken aan onderzoeksvragen van het rijk inzake de aldaar aanwezige woningbehoeften. Deze onderzoeken zijn daadwerkelijk aangevraagd in gevallen waarin een tekort werd geconstateerd aan woningen voor bepaalde categorieën bewoners (bijvoorbeeld aangekondigd in de Nota-HAT 1975). De minister kan vragenlijsten opstellen, die door de gemeenten beantwoord dienen te worden
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verwerken van periodiek binnenkomende onderzoeksgegevens
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron: Stuctuurschets Bestuursdienst
Product: trendrapporten
Opmerking: Het betreft gegevens met betrekking tot het woningbehoefte-onderzoek, aangeleverd door het CBS. Deze gegevens hebben betrekking op een groot aantal thema’s als: woningbehoefte, woonlasten, huishoudensontwikkeling, doorstroming/scheefheid, inkomensontwikkelingen, eigen woningbezit, bijzondere groepen als ouderen e.d.
Waardering: B 5 (trendrapport); V, 5 jaar na verwerking (overige stukken)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in samenwerking met de VNG en het NIROV verzamelen van te registreren gegevens over te vervangen bestaande woningen
Periode: 1961–
Grondslag: J. Koffijberg, Niet zonder slag… 1977, p. 18
Bron:
Product: Rapporten Kwalitatief Woningonderzoek (KWO)
Opmerking:
Waardering: B 5 (rapport); V, 5 jaar na verwerking (onderzoeksgegevens)
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het nader bestemmen van de in de bouwplannen vastgestelde bedragen aan de provincies en aan landelijke projecten
Periode: 1950–1970
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 16, lid 1
Bron:
Product: Vastgestelde bouwcontingenten in een verdeelbrief
Opmerking:
Waardering: B 5
12.1.2. Bijzondere vormen van financiering
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aangaan van leningen op de kapitaalmarkt voor de financiering van de woningbouw
Periode: 1947–1988
Grondslag: Volkshuisvesting in goud, p. 264
Bron:
Product: Leningencontract
Opmerking: Deze leningen geschiedden in het kader van de ‘debudgettering’, zodat de financiering buiten de staatsbegroting bleef. De leningen hadden een looptijd van 20 jaar. Zij werden met name aangegaan in de periode 1977–1981 in het kader van de terugdringing van de begroting volgens het plan Bestek ’81
Waardering: B 5 (contract); V, 6 jaar (aflossingen, verrekeningen)
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het stellen van nadere voorwaarden voor goedkeuring en ontheffing van bouwplannen
Periode: 1950–1956
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 17, lid 1
Bron:
Product: Besluit inzake ontheffing van het verbod tot het uitvoeren van werken zonder goedkeuring, 1 juni 1950, nr. 403104c, JZ, Stcrt. 1950, 130
Besluit inzake de richtlijnen, in acht te nemen bij de beslissing omtrent de goedkeuring bedoeld in art. 17, eerst lid der wet, 1 juni 1950, nr. 403104c, JZ, Stcrt. 1950, 130
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Wederopbouwen en Volkshuisvesting
Handeling: Het onder nadere voorwaarden aanwijzen van gemeenten die bouwplannen zelfstandig mogen goedkeuren
Periode: 1950–1956
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 17, lid 1
Bron:
Product: Aan de bevoegdheid bouwplannen te maken worden grenzen gesteld in de vorm van maximumbedragen en/of categorieën gebouwen
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van commissies voor de nadere verdeling van voor woningwetwoningen bestemde gelden
Periode: 1950–1983
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 16, lid 3
Bron:
Product: Instelling van provinciale Adviescommissies voor de Verdeling van Rijkssteun Woningbouw, AVRW, 1971
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het stellen van nadere voorwaarden voor goedkeuring en ontheffing van bouwplannen
Periode: 1950–1956
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 17, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het al dan niet goedkeuren van wederopbouwplannen van gemeenten
Periode: 1948–1956
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 5
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het al dan niet goedkeuren van bouwplannen in de vrije sector
Periode: 1962–1988
Grondslag: Wederopbouwwet: MG 79-31, Art. 17
Bron:
Product: Opmerking: Deze bevoegdheid is aangehouden om te voorkomen dat er een situatie zou kunnen ontstaan, waarin door het beslag dat de vrije-sectormarkt op de kapitaalmarkt legt, de bouw van goedkopere woningen in de gesubsidieerde sector zou stagneren. Voorlopig was deze goedkeuring in alle gevallen verleend
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het verplichten van een gemeente tot het maken of herzien van een wederopbouwplan
Periode: 1948–1956
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 6 en 8
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het verlenen van ontheffing aan bouwondernemers, aannemers, opdrachtgevers of uitvoerders voor niet overeenkomstig het bouwplan te verrichten soorten bouwwerken
Periode: 1950–1965
Grondslag: Wederopbouwwet (1950), art. 17, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
12.3.1. Onteigeningen ten behoeve van de wederopbouw
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het op verzoek van een gemeente onteigenen van beschadigde woningen of percelen ten behoeve van de wederopbouw
Periode: 1950–1966
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 10
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 20 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het goedkeuren van een gemeenteraadsbesluit tot onteigening van percelen
Periode: 1950–1966
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 10, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het voorbereiden van onteigeningsbesluiten
Periode: 1950–1966
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 11
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting/van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het administreren van schadeloosstelling van onteigende personen
Periode: 1948–1958
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 14
Bron:
Product: Inschrijving in het Grootboek van de Wederopbouw
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
12.3.2. Onteigeningen krachtens de Woningwet
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (doen) beschikken in een beroep op de Kroon tegen een besluit van een gemeenteraad inzake het onteigenen van woningen en/of percelen ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1945–1989
Grondslag: Woningwet 1901, art. 34, lid 1 (Stb. 1952, 362)/art. 79, Onteigeningswet
Bron:
Product: Ontwerp KB
Opmerking: Bij een beroep op de Kroon brengt de Raad van State advies uit. Vanaf 1989 is het beroep op de Kroon vervallen en functioneert de Raad van State als hoogste beroepsinstantie
Waardering: B 5
12.4. Rijksdeelneming in de woningvoorziening
12.4.1. Financieringen van instellingen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – eventueel in overeenstemming met de Ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid – (periodiek) opstellen van nadere aanwijzingen inzake de financiering van woningwetwoningen
Periode: 1947–
Grondslag:
Bron:
Product: Periodiek vaststellen van een leidraad – zoals een normbedrag, een tabel of toetsingscriteria – voor de toekenning van geldelijke steun ten behoeve van de volkshuisvesting. Mededelingen over normen, bijvoorbeeld: toetsingsprijs, curveprijs, normprijs per type woningen
Het stellen van regels voor berekening van de huur, bijstelling van jaarlijkse bijdragen, circulaires financiële afwikkeling van woningwetbouw, nieuwbouwkostenberekening, Normkostensysteem (NKS), Nadere regels inzake geldelijke steun aan gemeenten
Besluit geldelijke steun volkshuisvesting, Berekening Bouwkosten van Woningen
Opmerking: Het gaat hier om zowel interne als extern bekend gemaakte regels en voorschriften met betrekking tot berekeningen maar ook met betrekking tot de uitvoering van werken
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het door middel van een monitoringssysteem vaststellen van periodieke effecten van van financieringsregelingen
Periode: 1982–
Grondslag:
Bron:
Product: Kwaliteits- en kostensignalering
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van circulaires aan de gemeenten met nadere richtlijnen inzake de toepassing van financieringsregelingen
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron:
Product: Circulaires MG (= ministerie aan gemeenten)
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van circulaires aan anderen met nadere richtlijnen inzake de toepassing van financieringsregelingen
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van interne ambtsrichtlijnen inzake de toepassing van financieringsregelingen
Periode: 1946–
Grondslag: Prijzenwetten
Bron:
Product: Nieuwbouwberekening, curveprijs
Opmerking: Deze richtlijnen of toetsingscriteria zijn tot 1971 niet in circulaires vastgelegd, maar zijn ambtsgeheim. Ze zijn echter wel gearchiveerd
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van criteria op grond waarvan de beslissing inzake de financiering van bouwplannen aan een HID worden gedelegeerd of gemandateerd
Periode: 1950–1988
Grondslag:
Bron: J. Koffijberg, Tussen sturen en schipperen, p. 98–99
Product: Delegatieplannen
Opmerking: Het betreft marges van maximumkosten van de grondprijs, het ontbreken van bezwaren en van bijzondere voorzieningen tegen bouwplannen en het mandaat geldt alleen de beoordeling van het (gestandaardiseerde en goedkope) bouwplan
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het incidenteel herverdelen van contingenten op basis van ingekomen aanvragen van financiering
Periode: 1950–1988
Grondslag:
Bron: J. Koffijberg, Tussen sturen en schipperen, p. 98
Product:
Opmerking: Dit is een handeling die verband houdt met nadere prioriteitsstelling bij de uitvoering van binnengekomen aanvragen, met name bedoeld om de woningbouw te stimuleren. De bijstelling van contingenten leidt ertoe dat de gewenste productie van de woningbouw niet wordt vertraagd omdat aan de cirteria van de oorspronkelijke verdeling niet wordt voldaan
Waardering: B 5
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het verlenen van voorschotten aan gemeenten, teneinde deze in staat te stellen om woningbouwcorporaties (toegelaten instellingen) te financieren
Periode: 1945–1948
Grondslag: Woningbesluit Stb, 1932, 7; Stb. 1947, H. 61; circulaire van 10 juli 1948, nr. 76.830
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het verstrekken van leningen aan toegelaten instellingen (via de gemeenten) voor de bouw van woningwetwoningen
Periode: 1947–1970
Grondslag: Financieringsregeling Woningbouw 17 januari 1947. Financieringsregeling Woningbouw 1948
Bron:
Product:
Opmerking: De HID kon onder bepaalde voorwaarden zelf plannen goedkeuren, waarvan de marges niet discutabel waren
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van garanties voor leningen aan toegelaten instellingen
Periode: 1956–1982
Grondslag: Regeling deelneming in garantie woninggebonden subsidies, 1956
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen in de verlieskosten van gemeentelijke hypotheekgaranties bij de gedwongen verkoop van huizen
Periode: 1956–
Grondslag: Regeling deelneming in garantie woninggebonden subsidies, 1956; art. 16, lid 4 en art. 34 BGSVH
Bron:
Product:
Opmerking: De garanties worden gegeven voor woningen, aangekocht door toegelaten instellingen op de kapitaalmarkt, waarvoor de gemeente zich garant heeft gesteld, voor de aankoop van woningen die aan verbetering toe zijn
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van leningen aan gemeenten voor de bouw van jaarlijks geplande woningwetwoningen
Periode: 1970–1988
Grondslag:
Bron: P&P-stelsel, Nota Volkshuisvesting 1970
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar na laatste terugbetaling
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van experimentele budgetten en aan gemeenten voor de bouw van jaarlijks geplande woningwetwoningen
Periode:
Grondslag: 1984–1998
Bron:
Product:
Opmerking: Van 1984–1988 geldt deze financiering niet voor alle gemeenten. Zij maken deel uit van een decentralisatieproject, waarbij langs experimentele weg wordt vastgesteld of er langs genormeerde kosten budgets aan gemeenten kunnen worden verstrekt
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van door genormeerde kosten gestuurde bugetten en aan gemeenten voor de bouw van jaarlijks geplande woningwetwoningen
Periode: 1988–1994
Grondslag:
Bron: Normkostensysteem
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in bijzondere gevallen uitsluiten van bepaalde categorieën woningwetwoningen van financieringsregelingen
Periode: 1970–1988
Grondslag:
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting in goud, p. 200
Product:
Opmerking: Voorbeeld van een categorie: door gemeentes opgekochte saneringswoningen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het maandelijks vaststellen van de rendementswaarde van verschillende in termijnen af te betalen waardevaste hoofdsommen
Periode: 1987–
Grondslag: Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987, art. 28b, lid 2b
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
12.5. Privatisering van financieel beheer
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van waarborgstellende instanties voor de woningbouwcorporaties en voor niet-winstgevende instellingen
Periode: 1956–
Grondslag:
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting in goud
Product: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (Stb. 1988, 483)
Opmerking: Tot 1958 waren woningbouwverenigingen verplicht hun overwinst af te dragen aan het rijk. Zij hadden bovendien schulden aan het rijk als gevolg van nog terug te vorderen overwinst van vóór de Tweede Wereldoorlog. Om te voorkomen dat schuldenlasten geen rol meer konden spelen in de bouw en ze meer zelfstandigheid te geven, is geprobeerd door de instelling van waarborgfondsen zeker te stellen dat de winsten van de corporaties weer aan volkshuisvesting zouden worden besteed. De fondsen zouden moeten dienen als alternatief voor terugvordering van de winsten door het rijk. Bij deze handeling dienen alle voorbereidende werkzaamheden te worden gerekend
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van subsidiebijdragen aan waarborgfondsen voor de volkshuisvesting
Periode: 1985–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: In perioden waarbij het gaat om jaarlijkse vaststelling is de hierna volgende handeling niet van toepassing. Het geldt hier dan vastselling waarbij ook controle door verslaglegging e.d. betrokken is. Gesubsidieerd zijn in ieder geval de stichtingen WSW, WEW, GIV
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het periodiek uitkeren van vastgestelde subsidiebijdragen aan waarborgfondsen voor de volkshuisvesting
Periode: 1985–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Te verwachten gegevens zijn: Beschikking op aanvraag, financiële verantwoording en verslaglegging van het gesubsidieerde orgaan. De verslaglegging van het orgaan kan van invloed zijn op de vaststelling ten principale en dient daarom als een gegeven bij handeling
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere regels omtrent de inrichting en de werkwijze van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting
Periode: 1988–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 71, lid 4; Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, art. 20, (Stb. 1988, 483)
Bron:
Product: Circulaire inzake de instelling van een centraal fonds voor de volkshuisvesting (MG 88-57/Stcrt. 1988, 253)
Opmerking: Aan het einde van de jaren ’80 is, onder andere met het oog op de verzelfstandiging van de woningcorporaties, het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (Stb. 1988, 483) opgesteld. Het bestuur van dit fonds bestond uit een onafhankelijke voorzitter en afvaardigingen van belanghebbenden als de VNG, de Nationale Woningraad, de NCIV koepel voor woningbouworganisaties en het Ministerie van VROM. De onafhankelijke leden werden door de minister benoemd. Het fonds kreeg twee taken toegekend. Ten eerste de sanering van financieel zwakke toegelaten instellingen, die niet beschikken over de nodige financiële reserve. De overheid stelt hierover richtlijnen op in overeenstemming waarmee het Fonds moet handelen. Ten tweede kan het fonds steun verlenen aan corporaties die in financiële moeilijkheden zijn geraakt en bevorderen, dat toegelaten instellingen investeringen doen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding en verbetering van hun woningbezit. De belangrijkste bron van inkomsten van het fonds zijn de structurele bijdragen door toegelaten instellingen. Deze bijdrage is een percentage van de huuropbrengst van een toegelaten instelling. De hoogte van het percentage is afhankelijk van de financiële positie van een instelling, die verplicht is daarvan aangifte te doen. Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting is sinds het Besluit van 1998 (Stb. 483) een Zelfstandig Bestuursorgaan geworden, dat zelfstandig taken uitvoert en zorgdrager is voor het eigen archiefbeheer.
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen, schorsen of ontslaan van de voorzitter en bestuursleden van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting
Periode: 1988–
Grondslag: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, art. 4, lid 1 en 2, (Stb. 1988, 483)
Bron:
Product:
Opmerking: De benoeming geschiedt op voordracht van de Nationale Woningraad, het NCIV (koepel van woningcorporaties) en het VNG. Het bestuur wijst de vervangende voorzitter aan; de minister de vervangende leden
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in samenwerking met de woningbouwcorporaties en andere belanghebbenden vaststellen van afspraken inzake de nadere regeling van onderlinge garanties
Periode: 1988–
Grondslag: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, art. 14, lid 2, (Stb. 1988, 483)
Bron:
Product: Convenant en instelling van daarbij behorende convenantsorganen
Opmerking: Het convenant en de daarbij behorende organen kunnen in overleg met de minister worden vastgesteld en geëvalueerd zonder dat de minister in de convenantsorganen zitting hoeft te hebben. Aan de organen kunnen bevoegdheden worden toegekend om in het belang van de woningcorporaties beslissingen te noemen. De afspraken zijn van beperkte duur en worden periodiek geëvalueerd. Zij mogen een politieke besluitvorming (bijvoorbeeld door gemeenten) niet in de weg staan
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlagen of kwijtschelden van de verplichte storting van toegelaten instellingen aan het Centraal Fonds
Periode: 1988–
Grondslag: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, art. 10, lid 4, (Stb. 1988, 483)
Bron:
Product:
Opmerking: De Minister van Volkshuisvesting heeft deze bevoegdheid als het fonds over voldoende middelen beschikt
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het korten van een toegelaten instelling in zijn subsidie voor het groot onderhoud en de verbetering van hun woningbezit
Periode: 1988–1998
Grondslag: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, art. 11, lid 3, (Stb. 1988, 483)
Bron:
Product:
Opmerking: Deze handeling kan worden gedaan indien een toegelaten instelling de rentevoordelen, die het heeft genoten wegens het vervroegd aflossen van door de overheid verstrekte leningen, niet (voldoende) gebruikt voor ongesubsidieerde woningverbetering. De handeling geschiedt na rapportage van het Fonds in samenwerking met de toezichtorganen van het ministerie
Waardering: V, 6 jaar
12.6. Subsidieverlening door het rijk
12.6.1. Vaststelling van regelingen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – eventueel in overeenstemming met de Minister van Financiën – opstellen en evalueren van subsidieregelingen in het belang van de volkshuisvesting
Periode: 1946–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van subsidievoorwaarden voor woningen en andere gebouwen
Periode: 1946–
Grondslag: Financieringsregeling woningbouw 1948, art. 12
Bron:
Product: Beschikking bijdragen Woningwetbouw 1948; Beschikking risico-berekening 1948
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van circulaires met nadere – regelgevende – aanwijzingen inzake de toepassing van subsidieregelingen
Periode: 1974–
Grondslag:
Bron:
Product: Toeslagen voor anderstaligen bij de voorbereidingskosten van stadsvernieuwing, circulaire MG 83-03
Opmerking: Het betreft hier bijzondere tijdelijke maatregelen in bijzondere situaties, die kunnen leiden tot versoepeling
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van richtlijnen aan de inspectie van de volkshuisvesting
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron: J. Koffijberg, Niet zonder slag…, p. 94, 134
Product:
Opmerking: Deze richtlijnen betroffen voor een deel toelichting op subsidieregelingen, maar voor een gedeelte is het ook de schriftelijke neerslag van overleg. Soms betreft het de toepassing van een nota als de HAT, waarmee bestaande subsidieregelingen op een andere manier worden toegepast
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (doen) evalueren van subsidieregelingen
Periode: 1950–
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 24, lid 1
Bron:
Product: Evaluatierapporten inzake het groeikernenbeleid.: Rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwsubsidies (1962, nr. 30–36)
Opmerking: Hiermee wordt bedoeld onderzoek; inbegrepen reactie op kritiek op regels
Waardering: B 2
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van premies voor Premie C- en D-woningen
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – eventueel in overeenstemming met de Minister van Financiën – vaststellen van regels voor gedecentraliseerde subsidies aan daartoe aangewezen gemeentelijke en regionale overheidsorganen
Periode: 1992–
Grondslag: BWS
Bron:
Product: Regeling deelneming in garanties woninggebonden subsidies (Stcrt. 1992, 213); Regeling nadere voorschriften accountantsverklaring woninggebonden subsidies (Stcrt. 191, 187); Regeling normering woninggebonden subsidies (Stcrt. 1991, 204). Regeling normering budgetberekening locatiegebonden subsidies (Stcrt. 1994, 65)
Opmerking:
Waardering: B 5
12.6.1.1. Uitvoeringsvoorschriften
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – eventueel in overeenstemming met de Ministeries van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid – (periodiek) stellen van subsidienormen
Periode: 1948–
Grondslag:
Bron:
Product: Beschikking risico-berekening 1948, Stcrt. 1948, 225
Netto Contante Waarde van vooroorlogse woningen, 1990
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van normen voor door de gemeente aanvaardbare grondkosten voor locatiegebonden subsidies
Periode: 1975–
Grondslag: Circulaires inzake locatiegebonden subsidies MG 75-27; normen voor bouwkosten van woningen
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van normen voor door de gemeente aanvaardbare volkshuisvestingskosten
Periode: 1982–1994
Grondslag: Normen voor bouwkosten van woningen
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van administratieve beoordelingsinstrumenten voor beantwoording van subsidie-aanvragen
Periode: 1950–
Grondslag: J. v.d Schaar, Volkshuisvesting in goud
Bron:
Product: Subsidietabellen voorzover niet reeds toegevoegd aan vastgestelde handleidingen en regels. Geautomatiseerde registratiesystemen als KODAL, 1978. Regels met betrekking tot de verantwoording van gelden, zoals vragenlijsten e.d. voorzover niet reeds toegevoegd aan vastgestelde handleidingen en regels
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na verval/wijziging instrument
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het treffen van nadere betalingsregelingen met woningbouwcorporaties ter afdoening van bestaande financieringsverplichtingen
Periode: 1982–
Grondslag: Nota’s Volkshuisvesting
Bron:
Product: Convenant, bijvoorbeeld Bruteringsafspraak 1992
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij ministeriële regeling aanwijzen van regio’s, gewestelijke organen of gemeenschappelijke regelingen welke bevoegd zijn tot verlening van geldelijke steun
Periode: 1991–
Grondslag: Besluit woninggebonden subsidies, art. 2, lid 1, (Stb. 1991, 440)
Bron:
Product:
Opmerking: Voorbeelden van aangewezen organen zijn als bovengemeentelijke organen omschreven in de actorenlijst
Waardering: B 5
12.6.1.2. Adviezen inzake normen en regels
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere regels inzake adviescommissies die betrokken zijn bij de uitvoering van financierings- en subsidieregelingen
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Voorbeelden van dergelijke commissies zijn:
• Studiecommissie Bouwvoorschriften, 1949–1952
• Commissie indexcijfers van het Bureau Documentatie Bouwwezen
• Commissie Financiering Woningbouw (Commissie M.P. Gans), 1964–
• Commissie Bijdrage Stedelijke Werken (CBSW) 1969–1974; Commissie bijdragen verkeers- en vervoersvoorzienigen
• Coördinatiecommissie stadsvernieuwing (CCSV), 1974–1994
• Verzekeringskamer, voor het toezicht op bemiddelende organen (hypotheekhouders) in het kader van het Besluit Bevordering Eigen Woningbezit
• Interdepartementale werkgroep decentralisatie stadsvernieuwing (werkgroep Viersen), 1977–1980
• Interdepartementale werkgroep Sleutel (formule verdeling stadsvernieuwingsgelden)
• Stuurgroep Ordening op de Bouwmarkt (Stcrt. 1983, 150)
• Stuurgroep Nationaal Isolatieprogramma NIP
• Centrale Overleggroep huisvesting gehandicapten (Stcrt. 1990, 55)
• Klachtencommissie gehandicapten (Stcrt. 1990, 55)
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van waarborgende instanties welke garantiecertificaten mogen afgeven in verband met de bouw van een sociale koopwoning
Periode: 1991–
Grondslag:
Bron:
Product: Aanwijzing van de Stichting Garantie Instituut Woningbouw, de GIW (Art. 33, lid 4, Besluit woninggebonden subsidies (Stb. 1991, 440)
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en maatschappelijke diensten vaststellen van verdeelsteutels tussen woonaanpassingen en andere voorzieningen voor gehandicapten
Periode: 1972–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
12.6.1.3. Programmering en planning
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van vragenlijsten voor gemeenten ter wille van een meerjarenplanning van de woningbehoefte en van een jaarplan
Periode: 1970–1992
Grondslag:
Bron: Nota Volkshuisvesting 1970
Product: Landelijk Rompmodel lokaal woningonderzoek 1970
Opmerking: Hierbij is inbegrepen het basismateriaal dat voor die vragenlijsten als standaard heeft gediend
Waardering: V, 5 jaar na verval/wijziging van formulier
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van een landelijk jaarplan
Periode: 1970–1992
Grondslag:
Bron: Nota Volkshuisvesting 1970
Product: Landelijk Rompmodel lokaal woningonderzoek 1970
Opmerking: Hierbij is inbegrpen het basismateriaal dat voor die vragenlijsten als standaard heeft gediend
Waardering: B 1
12.6.2. Toekenning aan woningen (objectsubsidies)
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting/Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het op aanvraag verlenen van premies aan gemeenten bij woningsplitsingen
Periode: 1948–1965
Grondslag: Premieregeling woningverbetering en -splitsing 1948 en 1953, OB XI 17, nr. 11307
Bron:
Product:
Opmerking: De aanvraag om steun geschiedde door de gemeente aan het Terlingenfonds. Zij diende als tijdelijke oplossing voor de woningnood, maar werd minder wenselijk geacht toen de woningwet in 1965 werd herzien om splitsingen door speculanten tegen te gaan, vgl. de besluiten, houdende aanwijzingen van gemeenten ex. art. 56 woningwet, waarin het verboden is om zonder vergunning van het gemeentebestuur woningen te slopen of aan het woningbestand te onttrekken
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij aanwijzing verplichten van gemeenten tot het geven van geldelijke steun aan aanvragers ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1962–
Grondslag: Woningwet 1962, art. 66, lid 1
Bron:
Product: Aanwijzing
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het op aanvraag uitkeren van bouwpremies aan particuliere woningbouwers
Periode: 1950–1966
Grondslag: Premieregeling woningbouw 1950; Premie- en bijdragenbesluit woningbouw. 1953
Bron:
Product:
Opmerking: De premieregeling kreeg in 1953 wettelijke basis als gevolg van een AMVB. Zij was bedoeld om particuliere woningbouw te stimuleren. Zij hield de uitkering van een bedrag ineens in na voltooiing van een te verhuren woning door particuliere eigenaars
Vanaf 1955 konden premies tot op de helft van de normale bijdrage worden uitgekeerd aan bouwers en eigenaars; deze z.g. ‘halve premiewoningen’ stonden buiten de normale vergunningendistributie en de verplichtingen van de huurwet
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het op aanvraag uitkeren van jaarlijkse bijdragen aan particuliere woningbouwers voor te verhuren woningen
Periode: 1953–1966
Grondslag: Premieregeling woningbouw, 1950; Premie- en bijdragenbesluit woningbouw, 1953
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
12.6.2.2.1. Uitkeringen en garanties
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het eenmalig uitkeren van toeslagen op premiewoningen aan eigenaars die de woning zelf gaan bewonen
Periode: 1956–1965
Grondslag: Besluit bevordering eigen-woningbezit, art. 2
Bron:
Product:
Opmerking: De toeslag is gebonden aan de premie die aan de woning wordt toegekend. De woning moet voldoen aan de eisen die aan premiewoningen worden gesteld en de eigenaar moet de woning minimaal tien jaar zelf hebben bewoond
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van premies op premiewoningen
Periode: 1951–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Premies kunnen worden teruggevorderd indien de premiewoningen binnen bepaalde termijn door de eigenaar of verhuurder aan derden worden doorverkocht. Premies kunnen ook worden teruggevorderd als de woningen niet voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de vereiste woonruimte die in het premiebesluit is gesteld
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toekennen van een jaarlijkse subsidie aan eigenaars van koopwoningen
Periode: 1984–1992
Grondslag: Beschikking geldelijke steun eigen woningen, art. 85, lid 2, .MG 88-47
Bron:
Product:
Opmerking: De regeling kan doorlopen tot 2012
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toekennen van meerjaarlijkse tegemoetkomingen aan eigenaars van premiewoningen
Periode: 1965–1991
Grondslag: Besluit geldelijke steun volkshuisvesting art. 35–41
Bron:
Product:
Opmerking: De hoogte van de premie is afhankelijk van het belastbare inkomen
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toekennen van een renteloze lening uit het Bezitvormingsfonds
Periode: 1971–1991
Grondslag:
Bron: Besluit bezitsvormingsfonds eigen woningen
Product:
Opmerking: De renteloze lening bedraagt 3600,–, die in acht jaarlijkse termijnen moet worden terugbetaald. Het bedrag is niet waardevast. Aan de toekenning is een maximum leeftijd en een maximum belastbaar inkomen verbonden
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen aan gemeenten voor verliezen op door de gemeente gegarandeerde hypotheken bij de aankoop van woningen door particuliere eigenaars-bewoners
Periode: 1956–1995
Grondslag: Besluit bevordering eigen woningbezit; Regeling deelneming in garanties woninggebonden subsidies, art. 8, (Stcrt. 1992, 213)
Bron:
Product: Gemeentegarantie
Opmerking: De Minister van Volkshuisvesting kan bij besluit een dekking toezeggen van maximaal 50% van het verlies dat voortspruit uit de zekerheidsstelling door een gemeente. De normen voor gemeentegarantie worden vastgesteld in overleg met de VNG. Zij zijn echter niet bindend omdat de gemeente eigen voorwaarden kan stellen
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het subsidiëren van sociale verhuurders ter verlaging van de boekwaarde van aan huurders te koop aangeboden woningen
Periode: 1991–
Grondslag: Regeling bijdragen ineens boekwaardeverlaging huurwoningen
Bron:
Product:
Opmerking: Deze bijdrage wordt via de gemeenten verstrekt. De bijdrage geschiedt in beginsel voor woningen met een rijkslening; vanaf 1991 geldt die bijdrage ook voor woningen met een kapitaalmarktlening
Waardering: V, 6 jaar
12.6.2.2.2. Bemiddelende organen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van een bemiddelend orgaan (voor het adviseren bij) aanvragen van hypotheken door eigenaars van een individuele premiewoning
Periode: 1956–
Grondslag: Besluit bevordering eigen-woningbezit, art. 10, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: Het bemiddelend orgaan oefent controle uit op de voorbereiding, de bouw en het onderhoud van nieuw gebouwde premiewoningen. Het mag echter niet zelf bezig houden met de bouw, het kopen en verkopen van woningen of grond. Bij haar advies gaat het bemiddelend orgaan uit van normen voor de toekenning van garanties
Onder deze toelatingshandeling wordt ook verstaan: het geven van een verklaring van geen bezwaar bij gewijzigde reglementen (art. 11 sub h.)
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het mede voeren van overleg met de bemiddelende organen over de normering van voorwaarden voor gemeentegaranties
Periode: 1956–
Grondslag:
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting, p. 229 (1997)
Product:
Opmerking: De normen worden vastgesteld in overleg met de VNG; zij zijn echter niet bindend omdat de gemeente eigen voorwaarden kan stellen. Uitgangspunt is een berekening van de verhouding tussen de netto woonlast en het inkomen, die niet lager dan de bijstandsnorm mag uitvallen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere regels voor bouwkassen als toegelaten bemiddelende organen
Periode: 1956–
Grondslag: Besluit bevordering eigen woningbezit, art. 15, lid c en d
Bron:
Product:
Opmerking: Deze regels kunnen betrekking hebben op: de samenstelling van een jaarverslag aan de Verzekeringskamer, de door de Verzekeringskamer te heffen contributie
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij Koninklijk Besluit intrekken van de toelating van een bemiddelend orgaan voor de gemeentegarantie bij de verkrijging van een woning
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 85, lid 2 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
12.6.2.3. Subsidies voor woningverbetering en -vernieuwing
12.6.2.3.1. Subsidies woningverbetering en -vernieuwing door het Grootboek Woningverbetering
Actor: De Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het aanwijzen van een Directeur van het Grootboek voor Woningverbetering
Periode: 1957–1960
Grondslag: Wet Grootboek Woningverbetering, art. 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
12.7. Subsidies woonverbetering en woningvernieuwing door de minister
12.7.1. Bijdragen aan particulieren
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks vaststellen van bedragen voor subsidies aan particulieren voor voorzieningen aan bestaande woningen
Periode: 1953–1992
Grondslag: Premieregeling woningverbetering en splitsing, bv. art. 8a, Regeling geldelijke steun voorzieningen aan huurwoningen 1987, Regeling geldelijke steun gehandicapten 1992
Bron:
Product:
Opmerking: Deze subsidiebedragen worden nader in de begrotingen vastgesteld. Een deel van die subsidieregelingen zijn ‘streefsubsidies’ met het oog op specifieke verbeteringen als geluidsisolatie, energiebesparing
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op grond van een subsidieregeling beschikken op aanvragen van particulieren om bijdragen tot voorzieningen en verbeteringen aan bestaande woningen
Periode: 1953–1992
Grondslag: Premieregeling woningverbetering en splitsing, bv. art. 8a, Besluit geldelijke steun volkshuisvesting
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlenen van een tegemoetkomende subsidie aan eigenaars, die op grond van een gemeentelijke aanzegging tot woningverbetering worden verplicht
Periode: 1977–1992
Grondslag: Besluit geldelijke steun volkshuisvesting, art. 41
Bron:
Product:
Opmerking: De eigenaar moet in dit geval voldoen aan de uitgangspunten voor woontechnische minimumeisen bij woningverbetering
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlenen van bijdragen aan gemeenten voor verliezen op door de gemeente gegarandeerde hypotheken bij de verbetering van woningen
Periode: 1965–1992
Grondslag: Besluit geldelijke steun volkshuisvesting, art. 35
Bron:
Product:
Opmerking: De minister kan bij besluit een dekking toezeggen van maximaal 50% van het verlies dat voort vloeit uit de zekerheidstelling door een gemeente
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlenen van bijdragen aan bewoners voor verhuis- en inrichtingskosten als gevolg van woningverbetering
Periode: 1969–1992
Grondslag: Beschikking geldelijke steun bewoners bij krotopruiming 1969 en latere regelingen
Bron:
Product:
Opmerking: De bijdrage wordt aan de gemeente uitgekeerd, die jaarlijks verslag uitbrengt over de bestedingen. Art. 26, 27, 33, 34 en 41 BGSV
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van uitkeringen ineens (premies) aan bewoners van stadsvernieuwingsgebieden ingevolge daartoe vastgestelde regelingen
Periode: 1959–
Grondslag: Regelingen krotopruiming, premieregelingen woningbouw, regelingen voor woningverbetering bijdragen tijdelijke kosten huisvesting
Bron:
Product:
Opmerking: Deze uitkeringen kunnen betrekking hebben op tjdelijke huisvesting, verbetering particuliere woningen, bijzondere voorzieningen aan particuliere woningen, verplaatsing milieuhinderlijke bedrijven
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geheel/gedeeltelijk intrekken of terugvorderen van subsidies
Periode: 1953–1992
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Subsidies worden teruggevorderd aan personen of instellingen die niet aan de subsidievoorwaarden voldoen
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het gedeeltelijk vergoeden van gemeentelijke financiële steun aan voorzieningen van particuliere huurwoningen
Periode: 1985–1992
Grondslag: Regeling geldelijke steun woonvoorzieningen aan particuliere huurwoningen, MG 84-41
Bron:
Product:
Opmerking: De gemeente krijgt van de zonder tussenkomst van het rijk gehonoreerde subsidie-toekenning eenderde vergoed van het rijk. Nadat de gemeente deze subsidie heeft toegezegd, meldt zij dit bij de HID van de desbetreffende provincie, Als de toegezegde kosten meer bedragen dan 20% van de bouwkosten van vergelijkbare nieuwe woningen, verwarming niet inbegrepen, stelt de minister de huurprijs vast. Het rijk betaalt uit als de werkzaamheden van de gemeente gereed zijn, in overeenstemming met de werkelijk gemaakte kosten
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvraag van belanghebbenden verstrekken van subsidie aan gemeenten ten behoeve van voorzieningen aan gehandicapten
Periode: 1979–1994
Grondslag: Beschikking, later regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten. (RGSHG)
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft subsidies die door de gemeenten aan particuliere aanvragers worden uitgekeerd voor:de bouw van gehandicaptenwoningen, voorzieningen voor gehandicapten in bestaande woningen
Waardering: V, 6 jaar
12.7.2. Bijdragen aan gemeentelijke budgetten
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van nadere regelingen bij de vaststelling van subsidies aan gemeenten ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS)
Bron:
Product: Regeling normering woninggebonden subsidies 1995; Overgangsregeling Besluit Woninggebonden Subsidies 1995
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toepassen van verdeelsleutels bij de vaststelling van subsidies aan gemeenten ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS), art. 17
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toekennen van subsidies aan andere overheden ten behoeve van woningverbetering op basis van een budget
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS), art. 17
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toekennen voor subsidies aan apparaatkosten voor gemeenschappelijke regelingen
Periode: 1991–
Grondslag: BWS, art. 52
Bron:
Product:
Opmerking: De subsidies worden aan provincies uitgekeerd, die de kosten verder verdelen
Waardering: V, 6 jaar
12.7.3. Waarborgstellingen en controle
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beschikken inzake een beroep tegen de intrekking van een besluit tot toelating van een bouwkas
Periode: 1956–
Grondslag: Besluit bevordering eigen woningbezit, art. 16
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
12.7.4. Subsidieregelingen in belang van duurzame energie en duurzaam bouwen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beschikken op subsidie aanvragen krachtens de subsidieregeling geldelijke steun proefprojecten rationeel energiegebruik in de gebouwde omgeving (PREGO)
Periode: 1982–1989
Grondslag: Geldelijke steun proefprojecten rationeel energiegebruik in de gebouwde omgeving (Stcrt. 1984, 69)
Bron:
Product:
Opmerking: De formele beschikkingsbevoegdheid berust bij het Ministerie van Economische Zaken; de feitelijke uitvoering ligt bij VROM, die ook over bezwaarschriften inzake subsidieregelingen beschikt; de aanvrage wordt ingediend door de hoofdingenieur directeur van de volkshuisvesting (HID) in de provincie
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van inhoudelijke bijdragen aan de Stuurgroep Nationaal Isolatie-programma (SNIP)
Periode: 1978–1991
Grondslag:
Bron: H.G. de Maar, Energierecht, p. 119
Product:
Opmerking: De Stuurgroep NIP heeft de bevoegdheid om de ministers gevraagd en ongevraagd van advies te dienen. Zij is verplicht een jaarlijks verlag uit te brengen. Voor de handelingen van de SNIP zie het RIO Energiebeleid van het Ministerie van Economische Zaken
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen aan de vergaderingen van de Stuurgroep Nationaal Isolatie-programma (SNIP)
Periode: 1978–
Grondslag:
Bron: Evaluatie 10 jaar Nationaal Isolatieprogramma, NIP, Rotterdam 1988
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beschikken over de organisatie van de Stuurgroep Nationaal Isolatieprogramma (SNIP)
Periode: 1978–1991
Grondslag:
Bron: H.G. de Maar, Energierecht, p. 119
Product: Instelling van een stafbureau, 1981
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na opheffing organisatie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toeschrijven van subsidies aan subsidieverleners in het kader van het Isolatieprogramma NIP
Periode: 1978–1991
Grondslag:
Bron: H.G. de Maar, Energierecht, p. 119
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
12.7.5. Toekenning aan aangewezen locaties
12.7.5.1. Uitbreidingsplannen ingevolge de Woningwet 1901 en van regelingen, ontleend aan de Wederopbouwwet
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het instellen van tijdelijke instanties, belast met instructie- en evaluatietaken
Periode: 1973–1977
Grondslag:
Bron: J. Koffijberg, Niet zonder slag of stoot. Een keerpunt in de stadsvernieuwing, (1997)
Product:
Opmerking: Instanties zijn: voorlichtingsconsulenten, ideeëncentrale
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het instrueren van uitvoerende instanties inzake beleidsvisies ten aanzien van de toekenning van subsidieaanvragen
Periode: 1973–1977
Grondslag:
Bron:
Product: Voorlichtingscirculaires
Opmerking: Deze manier van optreden is karakteristiek voor de handelwijze van staatssecretaris Schaeffer op het gebied van stadsvernieuwing
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het door middel van circulaires nader instrueren van gemeenten inzake de uitvoering van subsidieregelingen en de daaraan verbonden budgetteringsssystemen en administratieve procedures
Periode: 1973–
Grondslag:
Bron: A. Faber, Werk in uitvoering, p. 109
Product: Brief aan de gemeenten met daaraan toegevoegde bijlagen
Opmerking: Hieronder vallen ook zgn. lump-sum afspraken, bijvoorbeeld als in 1992 vastgesteld bij de alsdan nog bestaande HIS-regeling
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het door middel van aangewezen commissies doen evalueren van de uitwerking van subsidieaanvragen
Periode: 1973–1977
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Deze manier van optreden is karakteristiek voor de handelwijze van staatssecretaris Schaeffer op het gebied van stadsvernieuwing
Waardering: B 2
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het door middel van richtlijnen aankondigen van wijzigingen van een taakstelling van een groeigemeente of groeikern
Periode: 1977–
Grondslag:
Bron: Nota Financiële gevolgen van ombuiging planologisch beleid, HdTK 1976–1977 14, 389, Faber, Werk in uitvoering, p. 24
Product: Aanwijzingbrief
Opmerking: Deze aparte procedure is het gevolg van een mededeling van minister Gruijters aan de Kamer waarbij hij vastlegt dat gemeenten aan beleidsnota’s, schetsen e.d. geen rechten konden ontlenen. Met deze afzonderlijke aanwijzingsbrief kondigt de aan dat de desbetreffende gemeente in het vervolg rekening moet houden met minder subsidietoewijzingen. Deze brief wordt gevolgd door een schrijven waarin de verlaging van de subsidie als gevolg van de taakverkleinding wordt bevestigd. Dergelijke aanwijzingsbrieven zijn in 1979 daadwerkelijk door de minister verstuurd
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bemiddelen en adviseren inzake de vaststelling en toepassing van subsidieregelingen van andere ministeries met betrekking tot uitbreidingsplannen in groeikernen
Periode: 1972–1983
Grondslag: Subsidieregelingen EZ: Verbetering regionale infrastructuur. Bijdrage aanlegkosten nieuwe industrieterreinen, Regelingen voorwaardenschappend beleid. Premieregeling Stimulering Ontwikkeling Lelystad. 1960–1988. Verfijningsregeling groeikernen: bijdragen uit het gemeentefonds door de Minister Binnenlandse Zaken, 1975–
Bijdrageregelingen ten behoeve van gezinsverzorging en gezinshulp door de minister belast met Maatschappelijk Werk, 1978–
Bijdragen voor openluchtreecretatievoorzieningen door de minister belast met Landbouw, 1973–
Bijdrageregeling verplaatsingskosten werknemers door de Minister van Sociale Zaken, 1977
Bron:
Product:
Opmerking: Bij EZ betreft het subsidieregelingen, waarbij vanwege het regionale belang de voor subsidie in aanmerking komende gemeenten in de regeling worden aangewezen. De namen van de belanghebbende gemeenten worden in de Staatscourant gepubliceerd. [De gegevens dienen zich te beperken tot de vaststelling van regelingen of de aanwijzing van inrichtingen en de monitoring van effecten.]
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvrage van particulieren verstrekken van verklaringen met betrekking tot vastgestelde reconstructie-, sanerings- en stads- en dorpsvernieuwingsprojecten
Periode: 1965–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Verzoeken van particulieren om verklaringen waaruit blijkt dat zij op grond van bouw- of verbouwingswerkzaamheden recht hebben op een vergoeding of ontheffing van een wettelijke verplichting. De vereisten voor een dergelijke verklaring zijn in de desbetreffende wet of de daaraan verbonden voorschriften geregeld
Waardering: V, 6 jaar
12.7.5.1.2.2. Sanering en stadsvernieuwing
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het goedkeuren van een door de gemeente aangewezen saneringsgebied
Periode: 1955–1965
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Een gemeente aanvaardt een plan voor sanering. Deze kent de gemeente bij sanering of krotopruiming 50% van het exploitatietekort toe. Dit tekort wordt bepaald door de kosten van het plan, verminderd met de opbrengst van de uit te geven bouwrijpe grond. Dit wordt door de HID beoordeeld en door DGVH. Na 1965 moet stadssanering ook in overeenstemming zijn met het gemeentelijke bestemmingsplan in overeenstemming met de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het goedkeuren van een in een gemeentelijk bestemminggsplan aangewezen saneringsgebied
Periode: 1965–1979
Grondslag: Beschikking bijdragen saneringsplannen 1963
Bron:
Product:
Opmerking: Een gemeente wijst een ‘vernieuwingsgebied’ aan die daardoor onder een subsidieregeling komt te vallen. Voor de goedkeuring van de subsidieaanvrage dient de gemeente een saneringsplan in te dienen. Dit wordt door de HID beoordeeld en door DGVH. De subsidie kan oplopen tot 80% van de verwervingskosten van de te saneren woningen. Op grond van diezelfde aanvraag kan de gemeente een vergoeding krijgen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor voorzieningen in het wegverkeer en het openbaar vervoer. (Beschikking bijdrage voor de voorzieningen in het wegverkeer en het openbaar vervoer in de steden 1967). Op grond van het ingediente reconstructieplan krijgt de gemeente van het Ministerie van V&W een vergoeding van 50% van de kosten van openbare werken en 80% van de daarvoor noodzakelijke verwervingskosten. In 1969 krijgt de Minister van Volkshuisvesting de bevoegdheid om ook reconstructieplannen te subsidieren ingevolge de ‘80%-regeling’
Waardering: B 5
Actor: De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toekennen van subsidies aan gemeenten voor verhoogde grondkosten in stadsvernieuwingsgebieden
Periode: 1955–
Grondslag: Locatiesubsidieregelingen
Bron:
Product: Subsidie
Opmerking: Het gaat om vergoedingen voor grondkosten die hoger uitvallen dan bij stadsuitbreidingsplannen en, waar nodig, kosten voor het bouwrijp maken
Waardering: V, 6 jaar
Actor: De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van een door de gemeente aangewezen interimsaldoregelingsgebied
Periode: 1977–1985
Grondslag: Interimsaldoregeling (ISR)
Bron:
Product: Beschikking goedkeuring ‘vernieuwingsgebied’
Opmerking: Een gemeente wijst een ‘vernieuwingsgebied’ aan in de zin van de ISR. Deze aanwijzing moet goedgekeurd worden door de minister, die daardoor wordt geadviseerd door GS van de provincie, de Rijksplanologische Commissie en de CBSW/CCSV). Aanwijzing houdt in dat in principe financiële streun zal worden verleend. De goedkeuringsvoorwaarden waren niet altijd even doorzichtig. Het rijk besliste of er al dan niet gesubsidieerd werd. Tijdens het ministerschap Beelaerts van Bloklandt veranderde het beleid, waardoor de goedkeuring van het plan minder aan rijkscontrole onderhevig was. Aan de gemeente werd een lump-sum toegekend op grond waarvan vernieuwingsplannen door de gemeente konden worden uitgevoerd
De ISR is van toepassing op de vier grote steden, Leiden en Groningen, later geldt deze regeling voor veertien steden. Zij zou bedoeld zijn voor alle steden als voorbereiding op een Wet op de Stadsvernieuwing. De ISR sluit in deze gevallen BBRS en locatiesubsidie uit
Waardering: B 5
Actor: De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van instellingen die feitelijk belast zijn met de goedkeuring van een door de gemeente aangewezen Interimsaldoregelingsgebied
Periode: 1977–1985
Grondslag: Interimsaldoregeling (ISR)
Bron:
Product: Aanwijzing
Opmerking: Het betreft hier de gevolgen van het zg. deconcentratiebeleid van het kabinet van Agt dat aan de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing voorafgaat
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toekennen van stadsvernieuwingstoeslagen aan gemeenten voor stadsvernieuwingsgebieden
Periode: 1977–1985
Grondslag:
Bron:
Product: Financiële bijdrage
Opmerking: De jaarlijkse vaststelling was bij de ISR bedoeld om reeds genomen subsidie-besluiten begrotingstechnisch te realiseren. Feitelijk zijn het kostendeclaraties die achteraf moeten worden goedgekeurd. Vanaf ca. 1980 werd het ISR-beleid gedeconcentreerd en werd de beoordeling van een aanvrage aan de HID overgelaten
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aan gemeenten verstrekken van uitkeringen voor een -- voor verbetering van steun aan de woonomgeving
Periode: 1978–1985
Grondslag: Regeling Geldelijke Steun Verbetering in de Woonomgeving. MG 78-50
Bron:
Product: Financiële bijdrage
Opmerking: Deze regeling, ook wel 2500 guldenregeling genoemd, subsidieert gemeentelijke werken voor verbetering van de omgeving voor een maximum van 25.000,– per woning. In 1985 ging zij op in het stadsvernieuwingsfonds
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toekennen van stadsvernieuwingstoeslagen aan gemeenten voor sociale huurwoningen voor stadsvernieuwingsgebieden
Periode: 1959–
Grondslag:
Bron: J. v.d. Schaar Volkshuisvesting, een zaak van beleid, p. 260
Product: Stadsvernieuwingstoeslage
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van een besluit van burgemeester en wethouders om een bouwvergunning te verlenen die leidt tot een wijziging van het beschermde stads- en dorpsgezicht
Periode: 1961–1992
Grondslag: Woningwet 1962, art. 50, lid 10r a, (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
12.7.5.1.2.3. Nieuwbouwregelingen
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van locaties binnen een gemeente die voor een subsidie voor bouwlocaties in aanmerking komen
Periode: 1955–1972
Grondslag: Besluit locatiegebonden subsidies groeikernen, Subsidieregelingen voor grote bouwlocaties (SGB) 1989
Bron:
Product: Bestuursovereenkomsten met de desbetreffende gemeente of regionale organisatie in het kader van een gemeenschappelijke regeling; uitvoeringscontracten
Opmerking: Deze subsidie vergoedt 50% van de kosten en is daarom minder rendabel dan de Hoofdinfrastructuurregeling (HIS)
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op advies van HID Verkeer en Waterstaat verstrekken van tegemoetkomingen in de in overeenstemming met de HIS-regelingen aangewezen groeikernen
Periode: 1974–1988
Grondslag:
Bron: A.W. Faber, Werk in uitvoering, p. 110–111
Product: Financiële bijdrage
Opmerking: Deze bijdrage geschiedt als de grondkosten onevenredig hoog zijn voor de begin van nieuwbouw. Zij geldt voor gemeenten met vastgestelde stadsvernieuwingsgebieden, de vier grote gemeenten, groeikernen en groeisteden. De locatiesubsidie bedraagt 100% van het verschil tussen de werkelijke grondkosten en een genormeerd grondkostenbedrag. Dit is de eerste trap van het zg. drietrapsbeleid voor groeikernen. De beoordeling van een aanvrage en de uitvoering van de subsidie geschiedt door HID-Verkeer en Waterstaat
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van te ramen kosten van in beginsel goedgekeurde subsidies voor aangewezen bouwlocaties
Periode: 1980–1988
Grondslag: Interim Saldoregeling (ISR), BLS, Besluit locatiegebonden subsidies (BLS)
Bron:
Product: Meerjarenschema
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toewijzen van subsidies aan gegunde projecten in een HIS-gebied op grond van potentiële verplichtingen
Periode: 1980–1988
Grondslag: Interim Saldoregeling (ISR)
Bron:
Product: Subsidiebeschikking
Opmerking: Het betreft de goedkeuring van aangevraagde subsidies van projecten in overeenstemming met de bijgestelde jaarraming. Deze goedkeuring geschiedt op advies van HID-RWS, die de aanvrage toetst aan de hand van de alsdan geldende ramingen. De controle van de gemeentelijke declaraties na toezegging van de subsidie geschiedt door De Minister van VROM (afd. Grondzaken)
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks toekennen van in beginsel goedgekeurde subsidies voor aangewezen bouwlocaties
Periode: 1972–1983
Grondslag: Besluit locatiegebonden subsidies (BLS)
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft de tweede trap van de drietrapsfase in een groeikernproject: locatiesubsidie 1975, plansubsidie snelgroeiende gemeenten 1977–1986, toeslagen vanwege de Wet Investeringerekening, subsidies voor multifunctionele accommodaties
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren of bemiddelen van toeslagen in het kader van de Wet Investeringsrekening Ruimtelijke Ordeningstoeslagen
Periode: 1978–1983
Grondslag: Wet Investeringerekening Ruimtelijke Ordeningstoeslagen (WIR)
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft de locatiesubsidie 1975, plansubsidie snelgroeiende gemeenten 1977–1986, toeslagen vanwege de Wet Investeringsrekening
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvraag leveren van bijdragen ineens aan gemeenten voor bijzondere grondkosten
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling bijdrage ineens bouwplaatskopkosten 1989
Bron:
Product: Bijdragen ter bestrijding van excessief hoge grondkosten
Opmerking: De gemeenten moeten van deze bijdragen een extra fonds aanleggen, waarover zij jaarlijks een verantwoording moeten afleggen
Waardering: V, 6 jaar
12.7.5.2. Bijdragen aan stadsvernieuwingsprojecten en fondsen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB aanwijzen van personen die vrije toegang hebben tot stadsvernieuwingsterreinen
Periode: 1981–
Grondslag: Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 55
Bron:
Product: Aanwijzing in Stcrt.
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging van functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere regels inzake de verslaglegging van de provincies over de stadsvernieuwing
Periode: 1984–
Grondslag: Besluit op de Stads- en dorpsvernieuwing, art. 13, lid 2
Bron:
Product: Circulaire van de DGVH 7 april 1986, nr. 2 407 154 inzake accountantsverklaringen
Circulaire van de SS van VROM van 18 april 1986, nr. 2 418 153 inzake de mogelijke renteverliezen van de gemeenten bij besteding van uitgekeerde gelden
Handleiding Verslaglegging, circulaire van de SS van VROM van 28 februari 1990, (Stcrt. 56)
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks uitkeren van bedragen aan provinciale en gemeentelijke stadsvernieuwingsfondsen
Periode: 1984–
Grondslag: Wet Stads en Dorpsvernieuwing, (WSDV) art. 39 en 40
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks verslag uitbrengen aan de Staten-Generaal over de stads- en dorpsvernieuwing
Periode: 1984–
Grondslag: Wet Stads- en Dorpsvernieuwing (WSDV), art. 17
Bron:
Product: Jaarverslag stads- en dorpsvernieuwing
Opmerking: Dit verslag bevat tevens een overzicht van de aard en omvang van de behoefte van de stadsvernieuwing;een vijfjarenraming en een overzicht van de alsdan te treffen voorzieningen
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks opstellen van programma’s voor stadsvernieuwing voor de Staten-Generaal
Periode: 1984–
Grondslag: Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 3, lid 2
Bron:
Product: Programma stadsvernieuwing
Opmerking: Het jaarlijks op te stellen programma is bedoeld voor de komende vijf jaar en wordt elk jaar bijgesteld. Zij wordt tijdens de begroting ingediend. Tegelijkertijd wordt in de begroting verwerkt Een overzicht van de op de stadsvernieuwing betrekking hebbende posten,
Een kostenraming ter uitvoering van het programma,
Een overzicht van de door Burgemeesters en Wethouders en GS opgegeven behoeften Producten zijn volgens voorschrift,
Een staat van de stadsvernieuwing,
Een voortschrijdend vijfjarenprogramma met een verslag van het gevoerde regeringsbeleid en de voortgang van de stadsvernieuwing,
Een voortschrijdende vijfjarenraming,
Hierin wordt ook de verdeelsleutel vastgesteld van de bedragen die aan de gemeenten zullen worden uitgekeerd, als beschreven in art. 4 en 5, Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing
Waardering: B 1
12.7.5.2.3. Controle op de uitvoering
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvrage van gemeenten vrijstellen van stadsvernieuwingsfondsen van het maximumbedrag van vier keer de jaarlijkse toelage
Periode: 1984–
Grondslag: Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 9
Bron:
Product: Vrijstelling maximumbedrag stadsvernieuwingsfonds
Opmerking: Het is een stadsvernieuwingsfonds toegestaan gelden te beheren tot een maximum van vier maal de jaarlijkse toelage. Wat daarboven komt, vloeit terug in de rijkskas of wordt met de volgende subsidie verrekend. Gemeenten kunnen echter genoodzaakt zijn dit maximum te overschrijden, omdat voor een bepaald jaar berekende bestedingen door onvoorziene omstandigheden moest worden uitgesteld
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het laten controleren van de besteding van gelden van niet van het maximumbedrag vrijgestelde gemeentelijke stadsvernieuwingsfondsen
Periode: 1984–
Grondslag: Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing 1984, art. 7–8, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing 1994, art. 41a
Bron:
Product:
Opmerking: Deze maatregel heeft betrekking op het vermoeden dat een stadsvernieuwingsfonds over meer gelden beschikt dan het toegestane maximum. In dat geval kan de Minister van VROM besluiten de jaarlijkse bijdrage te verlagen
Indien GS vermoeden dat een gemeentelijk stadsvernieuwingsfonds het maximum overschrijdt, vraagt zij de desbetreffende gemeente om inlichtingen. Zij delen daarna hun bevindingen aan de minister mede. Deze stelt het gemeentebestuur op de hoogte van zijn voorlopige bevindingen en neemt desgewenst een besluit tot verlaging of stopzetting van de bijdrage. De gemeente kan dit besluit proberen ongedaan te maken door een verzoek aan de minister, die daarbij GS hoort. De minister kan ook zelf actie ondernemen als hijzelf vermoedt dat het fonds het maximum heeft overschreden
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het doen van een onderzoek naar de besteding van gelden van niet van het maximumbedrag vrijgestelde provinciale stadsvernieuwingsfondsen
Periode: 1984–
Grondslag: Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 10
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlagen, stopzetten of terugvorderen van de jaarlijkse bijdrage aan gemeentelijke of provinciale stadsvernieuwingsfondsen
Periode: 1984–1992
Grondslag: Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 7 (Stb. 1984, 477)
Bron:
Product:
Opmerking: Het inhouden van bijdragen uit ’s-Rijks kas, welke zijn bestemd voor de stadsvernieuwing, indien een gemeente geen verslag inzake het beheer van het stadsvernieuwingsfonds heeft opgesteld (art. 42, lid 4, Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Stb. 1984, 406)
Waardering: B 5
12.7.6. Bijzondere subsidies aan gemeenten
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van subsidies aan gemeenten in het kader van bijzondere volkshuisvestingsprojecten van het rijk
Periode: 1965–
Grondslag: Beleidsinstrumenten Volkshuisvesting 1985, 1.9.10
Bron:
Product: Subsidie
Opmerking: Voorbeelden: het project grote woningen voor etnische minderheden. 1982–1991
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van bijdragen aan gemeenten voor inrichtingen voor gehandicapten overeenkomstig bijzondere regelingen
Periode: 1989–1992
Grondslag: Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten 1989, art. 42
Bron:
Product: Subsidie
Opmerking: Voorbeelden zijn: ‘ADL-clusters’, die onder bepaalde voorwaarden door de gemeenten worden aangelegd voor gehandicapten die voor algemene dagelijkse levensverrichtingen extra voorzieningen nodig hebben
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met gemeenten in het kader van de sociale vernieuwing
Periode: 1991–
Grondslag: Besluit sociale vernieuwing
Bron:
Product: Overeenkomst sociale vernieuwing
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van subsidie aan gemeenten ten behoeve van eigen organisatie en van bewonersorganisaties (woonconsumenten)
Periode: 1991–
Grondslag: Woningwet 1965, artikel 58, lid 4, Regeling bijdragen woonconsumenten en sociale vernieuwing, 1989. Regeling bijdragen apparaatkosten regionale samenwerking BWS
Bron:
Product: Subsidie
Opmerking: De subsidies voor apparaatkosten gelden voor een gezamenlijke regeling voor de toepassing van subsidiebudgets. Een voorbeeld hiervan is de bijdrage in de kosten van stuurgroepen huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens
De subsidies voor woonconsumenten zijn aangekondigd in de nota Volkshuisvesting in de jaren ’90. Zij wordt uitgekeerd op de volgende voorwaarden
Indien er een convenant tussen gemeente en rijk bestaat op het gebied van sociale vernieuwing: overeenkomstig dat convenant
Anders: indien de gemeente meer dan ƒ 100.000,– per jaar ontvangt, moet zij een inspraakverordening opstellen of aanpassen waarin een aantal waarborgen voor goede inspraak worden geregeld;
De subsidie moet jaarlijks vóór 1 juni worden verantwoord
Waardering: V, 6 jaar
12.8. Subsidies van andere overheden
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van gemeentelijke subsidiebesluiten aan personen en instellingen die tevens de steun genieten van ’s rijks kas
Periode: 1945–
Grondslag: Woningwet 1901, art. 52–53, Woningwet 1962, art. 65, lid 2 (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij KB verplichten van gemeenten om in het belang van de volkshuisvesting een subsidieaanvraag in te willigen
Periode: 1963–
Grondslag: Woningwet 1962, art. 66, Woningwet 1992, art. 80, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden van een kroonbeschikking dat gemeenten of Provinciale Staten verplicht geldelijke steun uit te keren aan bewoners in het kader van woningverbetering of krotopruiming
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 80, lid 1 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking: Dit KB kan worden uitgevaardigd indien gemeenten of provincies als bevoegd gezag bij een gemeenschappelijke regeling in gebreke blijven bij de verstrekking van subsidie bij ontruimingen of verbouwingen, zoals beschreven in art. 74–78 Ww. en op deze wijze onvoldoende voorzien in de volkshuisvesting. De minister voert deze handeling zelf uit wanneer Provinciale Staten, binnen een door de minister bepaalde periode, geen uitvoering geeft aan koninklijk besluit zoals bedoeld in artikel 80, lid 3, Ww
Waardering: B 5
13. Toezicht op de woningbouw en woningverbetering
13.1.1. Organisatie van het staatstoezicht
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het aanwijzen van functionarissen, belast met het toezicht op de volkshuisvesting, de wederopbouw en de woningdistributie
Periode:
Grondslag: Gezondheidswet 1901; art. 26, Woonruimtewet 1947; art. 29, lid 1, Wederopbouwwet
Bron: 1945–1962
Product: Koninklijk Besluit van 18 maart 1946, nr. 12; Koninklijk Besluit van 20 november 1950 (Stcrt. 251), houdende aanwijzing van provinciale Hoofdinspecteurs van Dienst, belast met het toezicht op de volkshuisvesting
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen, schorsen of ontslaan van de inspecteur-generaal, de inspecteurs en toegevoegde ambtenaren die toezicht houden op de naleving van de regelgeving op het gebied van de volkshuisvesting
Periode: 1962–
Grondslag: Woningwet 1962, art. 80, art. 105, lid 1, (Stb. 1962, 287) art. 95, Woningwet 1992, art. 114 (Stb. 1991, 493) Organisatiebesluit, art. 14, lid 1 (Stb. 1965, 329)
Bron:
Product: Product: Beschikking aanwijzing van functionarissen krachtens artikel 105, lid 1 Woningwet (Stcrt. 1964, 164)
Opmerking: Het aanwijzen van een toegevoegde ambtenaar die als adjunct-inspecteur fungeert (art. 24, lid 1, Organisatiebesluit volkshuisvesting (Stb. 1990, 384)
het aanwijzen van inspecteurs in algemene dienst en de waarnemend inspecteur-generaal van de Volkshuisvesting art. 13, lid 1, Organisatiebesluit (Stb. 1965, 329)
Waardering: V, 10 jaar na pensionering
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan lagere overheden inzake de organisatie van het bouw- en woningtoezicht
Periode: 1950–1965
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 18, 19 Woningwet, art. 13
Bron:
Product:
Opmerking: Een en ander betreft de opzet van gemeenschappelijke regelingen of het integreren van toezichtsorganen: het aanwijzen van gemeenten die gemeenschappelijk het toezicht op voorschriften en andere wettelijke bepalingen inzake de volkshuisvesting moeten regelen (art. 13, lid 2 en 3 Woningwet 1901, Stb. 1952, 362) en het opdragen van de leiding van het gemeenschappelijk toezicht aan één gemeente. Deze handeling wordt verricht indien gemeenten vrijwillig tot een overeenkomst inzake het gemeenschappelijk toezicht komen (art. 13, lid 5, Woningwet 1901 (Stb. 1952, 362)
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van (nadere) regels omtrent het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving op het terrein van de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag: Toelatingsbesluit volkshuisvesting, art. 11, lid 4, (Stb. 1965, 330), Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, art. 32, lid 3 (Stb. 1976, 469)
Bron:
Product: Circulaires
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het ontwikkelen van onderzoeksmethoden voor inspectiedoeleinden
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting in goud, p. 145
Product: Onderzoeksmethoden
Opmerking:
Waardering: B 1
13.1.2. Bouwtechnische regelgeving
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van (nadere) regels inzake bouwtechnische voorschriften en bouwmateriaal overeenkomstig het Bouwbesluit
Periode: 1992–
Grondslag: Bouwbesluit art. 33, art. 34, art. 330, lid 2, art. 415, art. 416 (Stb. 1991, 680)
Bron:
Product: Regeling bouwbesluit constructieve veiligheid en gebruiksveiligheid (Stcrt. 1992, 108), Circulaire inzake de wijzigingen van enige uitvoeringsregelingen Bouwbesluit (MG 94-04); publicatie: Wenken en voorschriften voor het ontwerpen van woningen, 1965
Opmerking: Het aangeven van belastingcombinaties inzake bouwconstructies; het aanwijzen van de geldende normpublicatie; het opstellen van voorschriften inzake de toepassing van een NEN-EN
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van regels inzake merktekens voor kwaliteitsverklaringen voor goed of aan de normen voldoend bouwmateriaal
Periode: 1991–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 1, onder j
Bron:
Product: Regeling Bouwbesluit EG-Merkteken (CE-markering) en erkende kwaliteitsverklaringen (Stcrt. 1992, 104/Stcrt. 1994, 44)
Opmerking: Hierbij is ook inbegrepen: het opstellen van voorschriften omtrent het gebruik van EG-merktekens (als bedoeld in de EG-richtlijn bouwproducten) en het aanwijzen van een onafhankelijk instituut dat kwaliteitsverklaringen afgeeft op grond waarvan bouwmateriaal of een bouwdeel, wordt geacht te voldoen aan door de Minister van Volkshuisvesting of de Europese Unie gestelde eisen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van het jaarlijkse overzicht van publiekrechtelijk erkende kwaliteitsverklaringen van de Stichting Bouwkwaliteit
Periode: 1992–
Grondslag:
Bron: Structuurschets Bestuursdienst, p. 43
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
13.1.2.2. Uitvoerend: ontheffing van algemene rijksvoorschriften
Actor: Minister voor Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het verlenen van vrijstelling van in het Besluit Uniforme Bouwvoorschriften vastgestelde technische voorschriften
Periode: 1956–1960
Grondslag: Besluit Uniforme Bouwvoorschriften, art. 12 (Stb. 1956, 321)
Bron:
Product: Vrijstelling
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het – in bijzondere gevallen – verlenen van een vrijstelling aan bij het Bouwbesluit vastgestelde technische voorschriften omtrent het bouwen van woningen, woonwagens, woonketen en andere gebouwen
Periode: 1992–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 7, lid 1 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product: Vrijstelling
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden van een koninklijk besluit krachtens hetwelk de Woningwet 1962/1992 niet van toepassing is op een in dat besluit aan te wijzen werk dat wordt uitgevoerd ten behoeve van de landsverdediging
Periode: 1965–
Grondslag: Woningwet 1962, art. 102, lid 2 (Stb. 1962, 287)/Woningwet 1992, art. 116, lid 2 (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
13.2. Uitoefening van het toezicht
13.2.1. Gemeentelijke bouwverordeningen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van circulaires inzake gemeentelijke bouwverordeningen
Periode: 1992–
Grondslag:
Bron:
Product: Circulaire inzake beeldkwaliteit en juridische inkadering (MG 94-30)
Opmerking: Deze circulaires hebben geen betrekking op technische voorschriften
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen in een beroep, ingesteld door belanghebbenden tegen een besluit van Gedeputeerde Staten, met betrekking tot bouwvoorschriften
Periode: 1945–1992
Grondslag: Woningwet 1901,art. 11, lid 3, 35, lid 6, 43, a. lid 3, (Stb. 1952, 362)/Woningwet 1962, art. 18 (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product: Beslissing in beroepszaak
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van door Gedeputeerde Staten opgestelde of gewijzigde gemeentelijke bouwvoorschriften
Periode: 1945–1992
Grondslag: Woningwet 1901, art. 12, lid 4 en lid 9, (Stb. 1952, 362)/Woningwet 1962, art. 22, lid 1 (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking: Gedeputeerde Staten treedt hierbij in de plaats van de gemeenteraad
Waardering: B 5
13.2.2. Controle op het gemeentelijk woningtoezicht
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting/van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het goedkeuren van besluiten die Gedeputeerde Staten wil nemen ten aanzien van gemeenten die het toezicht op voorschriften en andere wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting niet naar behoren verrichten
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 14, lid 2 (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het voorschrijven van voorzieningen – aan gemeenten die in meer dan een provincie liggen – indien een gemeente het toezicht op voorschriften en andere wettelijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting niet naar behoren verricht
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 14 lid 1 (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product:
Opmerking: De voorzieningen kunnen betrekking hebben op het benoemen of ontslaan van ambtenaren, het vaststellen van instructies
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen in een beroep – van een gemeenteraad tegen Gedeputeerde Staten – naar aanleiding van het opleggen, door Gedeputeerde Staten, van verplichtingen aan een gemeenteraad die niet naar behoren functioneert op het terrein van het gemeentelijk woning- en bouwtoezicht en eventueel naar aanleiding van het in de plaats treden van de gemeenteraad door Gedeputeerde Staten
Periode: 1965–1992
Grondslag: Woningwet 1962, art. 88 (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
13.2.3. Gemeentelijke bouwvergunningen
Actor: Minister van OpenbareWerken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het verlengen van de termijn waarin niet voor blijvende bestemming opgerichte woningen of inrichtingen – zoals een loods of tent –, mogen worden bewoond
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1952, art. 74, lid 1 (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na einde termijn
Actor: Minister van OpenbareWerken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het op aanvraag geven van toestemming aan een gemeentebestuur om aan een woning of inrichting – die na verloop van een door de minister bepaalde termijn niet meer mag worden bewoond – een andere bestemming te geven
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 74, lid 1 (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product:
Opmerking: Het intrekken of wijzigen van de toestemming maakt deel uit van deze handeling (art. 74, lid 2, Ww, 1901)
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van OpenbareWerken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het in het belang van de woningbouw goedkeuren van bouwconstructies
Periode: 1945–1965
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 20, lid 2, XL, Woningwet 1962, art. 13
Bron: Volkshuisvesting in goud, p. 171
Product:
Opmerking: Op grond van dit oordeel van de minister kunnen (verouderde) gemeentelijke bouwvoorschriften/bouwverordeningen omzeild worden met als doel dat goedkopere en efficiëntere bouwsystemen kunnen worden ingevoerd zonder dat het risico wordt gelopen dat een bouwvergunning wordt geweigerd
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van een besluit van Burgemeester en Wethouders om af te wijken van de voorschriften inzake het bouwen van schuilplaatsen bij woningen
Periode: 1955–
Grondslag: Besluit schuilplaatsen bij woningen, art. 14 (Stb. 1968, 391)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
13.2.4. Gemeentelijke vergunningen ten aanzien van monumenten
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beschikken op bezwaren van de minister belast met Cultuurbeleid, tegen een gemeentelijke bouwvergunning voor monumentale gebouwen
Periode: 1961–1992
Grondslag: Woningwet 1901, art. 6a (Stb. 1961, 200)/art. 50, lid 9, Woningwet 1962 (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking: Deze beschikking kan leiden tot vernietiging van het besluit
Waardering: B 5
13.2.5. Uitoefening van het voorkeursrecht in stadsvernieuwingsgebieden
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB stellen van nadere regels over de uitoefening van het voorkeursrecht door gemeenten
Periode: 1981–
Grondslag: Wet voorkeursrecht gemeenten, art. 28
Bron:
Product: Besluit voorkeursrecht gemeenten, 1984 (Stb 543)
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden van een KB, houdende aanwijzing van percelen als vallend onder het voorkeursrecht van het Rijk
Periode: 1984–1992
Grondslag: Wet voorkeursrecht gemeenten, art. 8
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het namens de Kroon beschikken in beroep tegen een beschikking van GS inzake ontheffing van eigenaren van de verplichting tot verkoop van hun onroerende goederen aan de gemeente, die gebruik maakt van zijn voorkeursrecht
Periode: 1981–1993
Grondslag: Wet voorkeursrecht gemeententen, art. 15, lid 4
Bron:
Product:
Opmerking: De wetsbepaling is herzien, omdat de Raad van State deze beschikkingsbevoegdheid toegewezen heeft gekregen
Waardering: V, 20 jaar
13.2.5. Advisering bij onbewoonbaarverklaringen
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het (doen) beschikken inzake een beroep op de Kroon tegen het onbewoonbaar verklaren van een woning
Periode: 1945–1975
Grondslag: Woningwet 1901, art. 26, lid 6, (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product: KB tot vernietiging van het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland van 7 december 1965, afd. 1, nr. 3160, ter zake van een onbewoonbaarverklaring
Opmerking:
Waardering: B 5
14.1. Vergunningen tot het gebruik van woonwagens en woonschepen
Actor: Mnister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen op een beroep, aangespannen door de aanvrager van een vergunning tot gebruik van een woonschip of woonwagen, tegen een besluit tot weigering of intrekking van die vergunning
Periode: 1945–1991
Grondslag: Wet op Woonwagens en Woonschepen, art. 15
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in een algemeen register aantekenen van kennisgevingen door de Commissaris van de Koningin inzake vergunningen tot gebruik van woonschepen en woonwagens
Periode: 1945–1991
Grondslag: Wet op Woonwagens en Woonschepen, art. 18, 19
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft hier kennisgevingen van: de inlevering door gewezen vergunninghouders van ingetrokken en verlopen vergunningen; besluiten tot het verlenen, weigeren of intrekken van een vergunning; de overgang van een dergelijke vergunning aan erfgenamen;veroordelingen van een bewoner van een woonwagen of woonschip voor een strafbaar feit
Waardering: V, 20 jaar
14.1.2. Krachtens de Woonwagenwet
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van afschriften van alle door Gedeputeerde Staten genomen beschikkingen inzake de bewoning, ontruiming, sluiting en sloop van woonwagens
Periode: 1970–1991
Grondslag: Woonwagenwet, art. 31a
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van de door Gedeputeerde Staten verleende ontheffing van verplicht verblijf in woonwagencentra
Periode: 1970–1999
Grondslag: Besluit woonwagencentra, art. 19, (Stb. 1970, 152)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
14.2. Aanwijzing van standplaatsen van woonwagens
14.2.1. Krachtens de Wet op de Woonwagens en Woonschepen, vanaf 1957
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen op een beroep van gemeenten tegen de weigering van GS om een gemeentelijke regeling voor de opzet van standplaatsen voor woonwagens goed te keuren
Periode: 1957–1999
Grondslag: Wet op Woonwagens en Woonschepen, art. 31
Bron:
Product:
Opmerking: Elk van de bij de regeling betrokken gemeenteraden kan tegen de weigering in beroep komen. Het betreft hier gemeenschappelijke regelingen, vaststelling van het maximum aantal woonwagens
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het al of niet goedkeuren van een gemeenschappelijke gemeentelijke regeling voor de opzet van standplaatsen voor woonwagens
Periode: 1957–1999
Grondslag: Wet op Woonwagens en Woonschepen, art. 31
Bron:
Product:
Opmerking: Het al of niet goedkeuren van een gemeenschappelijke gemeentelijke regeling voor de opzet van standplaatsen voor woonwagens in een gebied dat de provinciegrenzen overschreidt
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van een maximum aantal toelaatbare woonwagens op gemeentelijk grondgebied
Periode: 1962–1999
Grondslag: Wet op Woonwagens en Woonschepen, art. 31a
Bron:
Product: Beschikking
Opmerking: De vaststelling gebeurt op verzoek van een gemeenteraad, dan wel van de gemeenteraden die een gemeenschappelijke regeling tot aanwijzing van standplaatsen voor woonwagens hebben aangegaan, of van het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, gevormd door die samenwerkende gemeenten
Waardering: B 5
14.2.2. Krachtens de Woonwagenwet
14.2.2.1. Goedkeuring regionale woonwagencentra en ontheffingen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het al dan niet goedkeuren van een gemeenschappelijke gemeentelijke regeling tot instandhouding van een woonwagencentrum
Periode: 1970–1999
Grondslag: Woonwagenwet, art. 2, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking: De goedkeuring kan ook de wijziging, verlenging of opheffing van de regeling betreffen, alsmede de toetreding en uittreding van gemeenten
De Minister van Volkshuisvesting verleent de goedkeuring als de gemeentelijke regeling de provinciegrens overschrijdt
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM):
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren voor overleg met de gemeente ter zake van de uitvoering van de bepalingen van het Besluit woonwagencentra
Periode: 1970–1999
Grondslag: Besluit woonwagencentra, art. 16 (Stb. 1970, 152)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na einde functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van een door de gemeente of samenwerkende gemeenten voorgelegd plan inzake te treffen voorzieningen ingevolge het Besluit woonwagencentra
Periode: 1970–1974
Grondslag: Besluit woonwagencentra, art. 17,lid 1 (Stb. 1970, 152)
Bron:
Product:
Opmerking: Dergelijke plannen hadden betrekking op woonwagencentra die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het Besluit woonwagencentra reeds bestonden en als zodanig in gebruik waren
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere richtlijnen ten aanzien van in het Besluit woonwagencentra geregelde onderwerpen
Periode: 1970–1999
Grondslag: Besluit woonwagencentra, art. 20 (Stb. 1970, 152)
Bron:
Product: Beschikking tot vaststelling van de modellen bedoeld in de artikelen 5, 8 en 9, derde lid, van het Woonwagenreglement (Stcrt. 1971, 20). Het betreft hier het model van het formulier voor het aanvragen van een vergunning tot het bewonen van een woonwagen, het model van het schouwrapport, en het model van het bord door middel waarvan de woonwagen wordt voorzien van een kenmerk
Opmerking: Zulks geschiedt in het belang van een goede uitvoering van dit besluit
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen op een beroep tegen een besluit van Gedeputeerde Staten op grond van de Woonwagenwet
Periode: 1970–1999
Grondslag: Woonwagenwet, art. 6; 7, lid 5; 20, lid 1; 27, lid 1
Bron:
Product: Hierbij is inbegrepen: het treffen van een voorziening, ook indien Gedeputeerde Staten niet (tijdig) een besluit hebben genomen
Opmerking: Belanghebbenden kunnen zijn: de gemeenteraad, de aanvrager van een vergunning tot bewoning van een woonwagen, de hoofdbewoner van een woonwagen. Een besluit van Gedeputeerde Staten kan zijn: – de onthouding van goedkeuring aan de door de gemeenteraad bepaalde maximumcapaciteit van een openbaar woonwagencentrum; het besluit dat de gemeente op haar grondgebied meer dan één openbaar woonwagencentrum in stand moet houden; – de weigering of intrekking van een door de gemeente gevraagde vrijstelling van de verplichting op haar grondgebied een openbaar woonwagencentrum in stand te houden; – de weigering of intrekking van een door de gemeente gevraagde ontheffing van de eis dat zich in of in de onmiddellijke nabijheid van een openbaar woonwagencentrum een centrumgebouw moet bevinden; – de weigering of intrekking van een vergunning tot bewoning van een woonwagen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van de door Gedeputeerde Staten genomen beslissing op een beroepen van woonwagenbewoner, tegen beschikkingen van B en W bij ontheffingsaanvragen van woonwagenbewoners
Periode: 1977–1999
Grondslag: Woonwagenwet, art. 10a, lid 7
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van besluiten tot vaststelling, herziening of intrekking van een woonwagenplan
Periode: 1977–
Grondslag: Woonwagenwet, art. 4a, lid 8
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opleggen van de verplichting aan Provinciale Staten een woonwagenplan vast te stellen of te herzien
Periode: 1977–
Grondslag: Woonwagenwet, art. 4a, lid 9
Bron:
Product:
Opmerking: Hierbij wordt door de Minister van Volkshuisvesting een bepaalde termijn gesteld. De minister stelt zelf een woonwagenplan vast, indien Provinciale Staten in gebreke blijft
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van regelingen voor geldelijke steun aan gemeenten voor gezamenlijke voorzieningen ten behoeve van woonwagenbewoners
Periode: 1970–
Grondslag: Woonwagenwet; art. 13, lid 1
Bron:
Product: Besluit werk en kosten woonwagencentra (Stb. 1970, 1952)
Uitvoeringsbesluit werk en kosten woonwagencentra (Stcrt. 1982, 26)
Tijdelijke rijksbijdrageregeling standplaatsen buiten een openbaar centrum voor woonwagens (Stcrt 1976, 144)
Tijdelijke voorzieningen woonwagenstandplaatsen. 1980
Opmerking: Na 1991 worden deze voorzieningen getroffen in het kader van de Woningwet
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere regels met betrekking tot het geven van steun aan bewoners van woonwagens
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 21; Wet geldelijke steun woonwagens, art. 2, lid 1
Bron:
Product: Circulaire Inrichting en financiering standplaatsen van woonwagens, 10 januari 1981. Circulaire Aanvraag voorlopige rijksbijdrage 1981 in de financiering van standplaatsen, 30 oktober 1981
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlenen van ontheffing van de nakoming van de bepalingen van het Besluit werk en kosten woonwagencentra
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 44
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlenen aan gemeenten van bijdragen in voorzieningen voor woonwagenbewoners
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 13, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het terugvorderen aan gemeenten van voorschotten in het kader van de bijdrageregeling voor de stichting, uitbreiding, verbetering en exploitatie van openbare woonwagencentra
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 31
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van jaarverslagen in het kader van de bijdrage-regeling voor de stichting, uitbreiding, verbetering en exploitatie van openbare woonwagencentra
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 40
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft verslagen der werkzaamheden door gemeenten en instellingsverslagen
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het van een gemeente in eigendom ontvangen van die gebouwen, terreinen of roerende zaken van woonwagencentra, die geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken of vervreemd zijn
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 41, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking: Wanneer gebouwen, terreinen of roerende zaken ten behoeve waarvan door de gemeente een bijdrage in de stichtingskosten of inrichtingskosten is genoten of in welker afschrijving een vergoeding werd ontvangen, geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken of vervreemd, is de gemeente hiervoor aan het Rijk een door de minister vast te stellen bedrag verschuldigd. In plaats van dit bedrag te betalen kan de gemeente binnen een bepaalde termijn de eigendom van genoemde gebouwen e.d. aan het Rijk overdragen. Daarbij verrekent het Rijk het verschil tussen de waarde van die gebouwen met de genoten bijdrage overeenkomstig de subsidieregeling
Waardering: V, 5 jaar na overdracht aan Domeinen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van een door een gemeente genoten bijdrage
Periode: 1970–1991
Grondslag: Besluit werk en kosten woonwagencentra, art. 43, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: Dit kan het geval zijn wanneer een gemeente onjuiste inlichtingen heeft verstrekt of als zij de voorwaarden waaronder de bijdrage is verleend niet zijn nagekomen. Tegen deze terugvordering is beroep mogelijk bij de kroon
Waardering: V, 6 jaar
14.3.3. Subsidie ten behoeve van individuele woonwagenbewoners
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en evalueren van subsidie- en financieringsregelingen voor woonwagenbewoners
Periode: 1980–
Grondslag: Wet geldelijke steun woonwagens, art. 2
Bron:
Product: Regeling geldelijke steun voor woonwagens (Stcrt. 1981, 1989, 211; 1992, 203); Regeling geldelijke steun ontheffing krotstandplaatsen 1992
Opmerking: Het evalueren van subsidie- en financieringsregelingen inzake hun doelmatigheid maakt deel uit van deze handeling
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (periodiek) stellen van nadere regels (circulaires) inzake de financiering en subsidiëring van woonwagens
Periode: 1980–1993
Grondslag: Wet geldelijke steun woonwagens, art. 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks uitkeren van subsidies aan woonwagenbewoners
Periode: 1981–1993
Grondslag: Wet geldelijke steun woonwagens, art. 7
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aan gemeenten toekennen van geldelijke steun voor voorzieningen aan woonwagens
Periode: 1981–1993
Grondslag: Regeling geldelijke steun voor woonwagens
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
15. Distributie van de woningvoorraad
15.1. Toezicht op gemeentelijke regelgeving
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van door Gedeputeerde Staten toegezonden richtlijnen voor gemeentelijke verordeningen over de verdeling, onttrekking en splitsing van woonruimte, alsmede van aanwijzingen ter verwezenlijking van die richtlijnen
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingswet, art. 63, lid 1; art. 65, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het aanwijzen van adviesinstanties op gebied van experimenten in het belang van een evenredige en evenwichtige woonruimteverdeling
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingsbesluit, art. 15, lid 3
Bron:
Product: Aanwijzing Stuurgroep/Stichting Experimenten Volkshuisvesting
Opmerking: Deze instantie is verplicht te adviseren op aanvragen tot afwijking van in het huisvestingsbesluit gestelde regels
Waardering: B 4
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting/Volkshuisvesting en Bouwnijverheid/Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het voor gemeenten geheel of gedeeltelijk, dan wel voor bij KB aan te wijzen categorieën van woningen, buiten toepassing te verklaren van de Woonruimtewet 1947 (‘vrije sector’)
Periode: 1947–1974
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 31, lid 1–2
Bron:
Product: Besluit liberalisatie woonruimtebeleid
Opmerking: Deze van toepassing verklaring kan aan een termijn worden gebonden. Later zijn er ook verklaringen herroepen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van gemeentelijke regels op het gebied van woonvergunningen
Periode: 1947–
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 4, lid 4
Bron:
Product:
Opmerking: De gemeente is verplicht onmiddellijk regels hiervoor op te stellen. Dit betreft zowel de regels die onmiddellijk in 1947 zijn opgesteld als naderhand gewijzigde regels
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden van een bij KB vast te stellen goedkeuringsbeschikking van een gemeenschappelijke huisvestingsverordening van gemeenten die in meer dan één provincie liggen
Periode: 1947–
Grondslag: Woonruimtewet, art. 29, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van aanwijzingen aan gemeentebesturen ter verbetering van de woningdistributie
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingswet, art. 67
Bron:
Product: Aanwijzing voor woningreservering voor erkende vluchtelingen of voor asielzoekersopvang
Opmerking:
Waardering: B 5
15.1.3. Vorderingen en verdelingen door de gemeente
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het doen beschikken op een door een gemeenteraad of een gemeenschappelijk orgaan ingesteld beroep tegen besluiten van Gedeputeerde Staten of een ministeriële aanwijzing
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingswet, art. 71, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij ministeriële regeling wijzigen van de grenzen van huurprijs of jaarinkomen waarboven geen voorrang wordt gegeven bij de toewijzing van de goedkopere woningen
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingsbesluit, art. 8, lid 4
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op verzoek van belanghebbenden toestaan van experimenten op het gebied van de verdeling van de woonruimte ter afwijking van regels van het Huisvestingsbesluit
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingsbesluit, art. 15, lid 1–2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van een vijfjaarlijks verslag ten behoeve van de Staten-Generaal over de wijze waarop de Huisvestingswet is toegepast
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingswet, art. 80
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 3
15.1.4. Subsidies en vergoedingen
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting/Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor woonruimtevordering en schadeloosstelling
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting/Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor samenwerkingsorganen op het gebied van vrijwillige woningruil
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking: Een voorbeeld is de Stichting Interlocale Woningruilcentrale
Waardering: V, 6 jaar
15.1.5. Sloopverbod en onttrekking aan de woonbestemming
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het door de Kroon doen bepalen dat het zonder toestemming van burgemeester en wethouders in een gemeente, verboden is om een woning te onttrekken aan de woonbestemming
Periode: 1952–1993
Grondslag: Woningwet 1901, art. 33, lid 1, (Stb. 1952, 362); Woningwet 1962, art. 56, lid 1, (Stb. 1962, 287), Woningwet 1992, art. 124, (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product: Bij koninklijk besluit aangewezen gemeente Tilburg als bedoeld in artikel 56, lid 1, Woningwet (Stcrt, 1976, 118)
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beslissen in een beroep tegen een besluit van burgemeester en wethouders inzake de onttrekking van een woning aan de woonbestemming
Periode: 1952–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 33, lid 2, (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 20 jaar
15.1.6. Aanwijzing van urgente woningzoekenden door het rijk
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in bijzondere omstandigheden bij ministeriële regeling aanwijzen van categorieën woningzoekenden
Periode: 1993–
Grondslag: Huisvestingswet, art. 68, lid 3
Bron:
Product: Tijdelijke regeling, houdende de aanwijzing van vluchtelingen als woningzoekenden (Stcrt 1993, 137)
Opmerking: Van bijzondere omstandigheden is bijvoorbeeld sprake wanneer snel gehandeld moet worden bij een plotselinge toestroom van vluchtelingen of repatrianten of bij grote verplaatsingsoperaties van rijksambtenaren. Een hier bedoelde regeling geldt voor een periode van ten hoogste twee jaar. De minister kan op grond van deze regeling ook nadere aanwijzingen geven aan een gemeentebestuur. In normale omstandigheden kan de Minister van VROM gebruik maken van het contingent rijksvoorkeurswoningen in het kader van de Woningwet
Waardering: B 5
15.1.7. Vrijstellingen van gemeenten inzake woningsplitsing
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij koninklijk besluit aanwijzen van gemeenten of gedeelte van gemeenten waar het zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden is een gebouw te splitsen in appartementen
Periode: 1974–1993
Grondslag: Woningwet 1962, art. 56a, lid 1, (Stb. 1974, 526/Stb. 1985, 575)/, Woningwet 1992, art. 124 (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het registreren van de (wijzigingen van de) splitsingsverordening opgesteld door burgemeester en wethouders
Periode: 1974–
Grondslag: Woningwet 1962, art. 56d, lid 3, (Stb. 1974, 526/Stb. 1985, 575), Woningwet 1992, art. 124 (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
15.1.8. Toewijzing rijksvoorkeurswoningen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van (nadere regels) met betrekking tot het aanwijzen en huisvesten van voorkeursgroepen
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Circulaire inzake de Regeling rijksvoorkeurswoningen (MG 93-21); Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het eventueel op advies van de Minister van VWS aanwijzen van groepen van de bevolking die voor toewijzing van een rijksvoorkeurswoning in aanmerking kunnen komen
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit geldelijk steun volkshuisvesting, art. 6, lid 5, onder c. (Stb. 1965, 589)/Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 1, onder d, art. 2, lid 2, (Stcrt. 1988, 253) e.a
Bron:
Product: Het ter bespreking stellen van een dergelijke aanwijzing van voorkeursgroepen maakt deel uit van deze handeling. Bijvoorbeeld: aanwijzing rijksambtenarenaanwijzing vluchtelingen
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in overeenstemming met de Minister van VWS sluiten van een bestuurs-overeenkomst over het toewijzen van rijksvoorkeurswoningen aan voorkeurs-gerechtigden
Periode: 1945–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 14, lid 1 en 2 (Stcrt. 1988, 253),
In werkingtreding 1993. (Stcrt. 1993, 115)
Bron:
Product: Overeenkomst met het VNG inzake de huisvesting van vluchtelingen
Opmerking: Rijksvoorkeurswoningen kunnen ook worden toegewezen aan migranten met status en vluchtelingen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vergoeden van huurderving die is ontstaan ten gevolge van het leegstaan van rijksvoorkeurswoningen
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 15, lid 1 (Stcrt. 1988, 253)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het van toepassing verklaren van artikelen inzake voorkeurgerechtigden (art. 3, 11, 14 en 14 Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989) ten aanzien van gemeenten die naar het oordeel van de minister niet of onvoldoende zorg dragen voor de huisvesting van vluchtelingen
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 16a, lid 2 (Stcrt. 1988, 253)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het terugvorderen van vergoedingen welke zijn gegeven aan de eigenaren van rijksvoorkeurswoningen wegens leegstand
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 15, lid 2, (Stcrt. 1988, 253)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het afhandelen van de administratie van verzoeken tot het afvoeren of plaatsen van personen op de gemeentelijke speciale lijst Rijksvoorkeurswoningen
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 15, lid 2, (Stcrt. 1988, 253); Wijziging regeling 1989 (Stcrt.1993, 115) art. 2
Bron:
Product: Voorradadministratie van plaatsingsverzoeken
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting
Handeling: Het aanwijzen van prijzenbureau’s voor onroerende zaken
Periode: 1945–1955
Grondslag: Huurprijsuitvoeringsbesluit 1941
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van normen voor berekening van huurprijzen en andere woonlasten die door toegelaten instellingen moeten worden opgelegd
Periode: 1979–
Grondslag: Huurprijzenwet Woonruimte, art. 19
Bron:
Product: Rapport Van service naar kosten door de Werkgroep Servicekosten. 1984
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van modelformulieren op grond waarvan wijzigingen van de huurprijs dienen te worden aangezegd
Periode: 1979–
Grondslag: Huurprijzenwet Woonruimte, art. 19, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na vervallen of wijziging
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het bij beschikking vaststellen van huurprijzen in bijzondere gevallen voor bepaalde gebouwen
Periode: 1950–1979
Grondslag: Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) oud, art. 17, BBH, art. 18
Bron:
Product:
Opmerking: Deze bevoegdheid kan betrekking hebben op afwijkingen in huurprijzen van vergelijkbare onroerende goederen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het bij beschikking verklaren dat een woning ongeschikt is voor bewoning voor de vastgestelde huur
Periode: 1955–1979
Grondslag: Huurwet, art. 5.2
Bron:
Product:
Opmerking: De minister gaf in eerste instantie een verklaring dat hij het verzoek van de aanvrager al dan niet in overweging neemt. Indien hij het verzoek in overweging neemt, treft hij een uiteindelijke beschikking, die veelal huurverlaging inhoudt
Waardering: V, 20 jaar
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het bepalen van de huurprijs van door de minister gefinancierde en gesubsidieerde woningen
Periode: 1950–1979
Grondslag: Huurwet, art. 2, lid 2; Woningwet, art. 59–60; Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, art. 14, (Stb. 1976, 469)
Bron:
Product:
Opmerking: Blijkens art. 3 van de Huurwet vanaf 1957 heeft dit ook betrekking op verhogingen in verband met wijzigingen van de huurwet. Deze handeling wordt soms verricht in combinatie met beschikkingen inzake aanvullende subsidies met betrekking tot de vastgestelde huur
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bepalen van de aanvangshuurprijs van door de minister gefinancierde of gesubsidieerde woningen
Periode: 1979–1996
Grondslag: Huurprijzenwet woonruimte, art. 8
Bron:
Product: Beschikking geldelijke steun huurwoningen
Opmerking: De minister heeft de bevoegdheid de aanvangshuurprijs vast te stellen van een door hemzelf gefinancierde of gesubisidieerde woning. De eerste vijf jaar zal de huur moeten worden verhoogd met het door de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangegeven percentage
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur van de huurregeling
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvrage van woningcorporaties en toegelaten instellingen beschikken dat van vastgestelde huurverhoningspercentages mag worden afgeweken
Periode: 1979–1996
Grondslag: Regeling huursom sociale-huursector, art. 2 (Stcrt. 1994, 100)
Bron:
Product:
Opmerking: De reden voor deze uitzondering berust op de vraag in hoeverre het verhuren van de woongelegenheden, in verband met de samenstelling van het woningbezit van een toegelaten instelling, ernstig bemoeilijkt wordt
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in bijzondere gevallen wijzigen van overeengekomen huurprijzen
Periode: 1979–
Grondslag: Huurprijzenwet woonruimte, art. 16
Bron:
Product:
Opmerking: De minister kan in uitzonderingsgevallen eigenmachtig beslissen over de rechtmatigheid van een huurprijs. Gewoonlijk wordt dit geschil door een huur(advies)commissie opgelost. De minister kan echter ingrijpen indien er bij de vaststelling van een huurprijs sprake is van onredelijke bevoordeling of benadeling
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het jaarlijks verslag afleggen over de huurprijzen aan de Staten-Generaal
Periode: 1979–
Grondslag: Huurprijzenwet Woonruimte, art. 38–39
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij ministeriële regeling vaststellen van de huurprijs voor het gebruik van een woonwagenstandplaats
Periode: 1992–1996
Grondslag: Besluit huurprijzen standplaatsen voor woonwagens, art. 2, (Stb. 1992, 268)
Bron:
Product:
Opmerking: Jaarlijks worden – met toepassing van de Regeling huurprijzen standplaatsen voor woonwagens – de huurprijzen van woonwagenstandplaatsen vastgesteld volgens een in het Besluit huurprijzen standplaatsen voor woonwagens opgenomen methodiek. Deze methodiek is analoog aan de Huurprijzenwet woonruimte houdt in dat de huren jaarlijks worden verhoogd met het trendmatige percentage met daar bovenop een correctiebedrag in verband met de structurele achterstand van de standplaats-huren en gecorrigeerd met een verouderingsaftrek. Het correctiebedrag en de verouderingsaftrek worden jaarlijks ingevolge dit besluit bij ministeriële regeling bepaald. Het basisbedrag is vastgesteld aan de hand van de besluitvorming van de gemeente overeenkomstig de Woonwagenwet. Ook deze situatie wordt geliberaliseerd
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij ministeriële regeling beperken of buiten toepassing stellen van de huurprijsverhoging voor het gebruik van een woonwagenstandplaats
Periode: 1992–1996
Grondslag: Besluit huurprijzen standplaatsen voor woonwagens, art. 3, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking: De in deze handeling bedoelde beperking of buiten toepassingstelling is een ouderdomsaftrek, bedoeld voor standplaatsen waarvan de kwaliteit in de loop van de exploitatie achteruit is gegaan
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van regelingen voor tegemoetkoming in de huurkosten voor huurders met een lager inkomen
Periode: 1970–1991
Grondslag:
Bron:
Product: Beschikking aanvullende huursubsidie BAH, 1970, Beschikking geldelijke steun huurwoningen BGSH (Beschikking individuele huursubsidie)1975, Uitvoeringsregeling Individuele huursubsidie, Regeling huurgewenningsbijdrage
Opmerking: De regelingen zijn vervangen door de Wet Individuele Huursubsidie
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van nadere aanwijzingen en instructies aan gemeenten voor de uitvoering van huursubsidieregelingen
Periode: 1986–
Grondslag: Wet individuele huursubsidie, art. 34–37
Bron:
Product: Handleiding voor de uitvoering van de Wet individuele huursubsidie door gemeenten en verhuurders voor de periode 1 juli 1995–1 juli 1996 (CR 27)
Opmerking: Hierbij is inbegrepen het doen van onderzoek ter evaluatie van de gegeven instructies
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op aanvraag verstrekken van huurgewenningsbijdragen en huursubsidies
Periode: 1970–
Grondslag: Beschikking individuele huursubsidie 1975; Wet individuele huursubsidie, art. 2
Bron:
Product: Subsidie
Opmerking: Onder toekenning wordt verstaan: Het beoordelen van de aanvraag aan de hand van vastgestelde criteria; Het vaststellen van het te subsidiëren bedrag.aan de hand van vastgestelde tabellen; Het nader vaststellen als gevolg van door de wet voorziene gewijzigde situaties; Het uitbetalen en verrekenen van het bedrag; Het eventueel terugvorderen van onrechtmatig uitgekeerde bedragen
De aanvraag kan geschieden door de huurder of door de verhuurder; in het laatste geval wordt een deel van de vergoeding aan de verhuurder uitbetaald
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het treffen van van de huurtabellen afwijkende voorzieningen
Periode: 1950–
Grondslag: Huurwet 13 december 1950 (Stbl K 452),art3 Wet individuele huursubsidie, 1986, art. 9, Wijzigingwet individuele huursubsidie, 1989, art. I–VI (Stb 242)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
16.3. Huurbescherming, Huurcommissies
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bij AMVB vaststellen van nadere regels ten aanzien van Huurcommissies
Periode: 1950–
Grondslag: Huurwet 1950, art. 10, lid 2, (Stb. K452); Huurprijzenwet Woonruimte, art. 20, lid 5, art. 24
Bron:
Product: Besluit van 1950, Stb. K 579, houdende voorschriften huurcommissies. Besluit van 1981, Stb. 563, tot vaststelling van de vergoedingen van de leden en plaatsvervangende leden van Huurcommissies
Opmerking: Deze regels betreffen samenstelling, aantal leden, gebied, zetel en werkwijze, rechtspositie van de door de minister benoemde functionarissen, vereiste gegevens voor een aanvraag
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het stellen van nadere richtlijnen ten aanzien van Huurcommissies
Periode: 1950–
Grondslag: Huurcommissiebesluit, art. 4, Huurwet 1955–1960, art. 8, lid 5
Bron:
Product: Beschikking van 26 augustus 1955, Brochure Huurprijzen en onderhoud van woningen en bedrijven. Nader opgestelde puntensystemen met circulaires over de toepassing daarvan. Regelingen inzake standplaatsen, roosters van vervanging van voorzitter. Circulaire aan GS, houdende richtlijnen inzake de samenstelling van Huurcommissies (Stcrt 1979, 158)
Opmerking: Deze richtlijnen, veelal geformuleerd in circulaires aan GS, en aan voorzitters en secretarissen van Huurcommissies, dienen als aanwijzing ter vervanging van regelgeving bij AMVB
Waardering: B 5
Actor: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het aanwijzen van gemeentes waarin Huurcommissies moeten worden ingesteld
Periode: 1950–1960
Grondslag: Huurwet, art. 8, lid 3
Bron:
Product: KB 1955, Stcrt. 165 tot aanwijzing van gemeenten
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van de (voorzitters en) secretarissen van Huurcommissies
Periode: 1950–
Grondslag: Huurwet, art.10 Wet op de Huurcommissies, art. 5
Bron:
Product:
Opmerking: De voorzitters worden vanaf 1979 door de Minister van Volkshuisvesting benoemd
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van de benoemingen van leden van de huur-(advies)commissies door Gedeputeerde Staten
Periode: 1950–1998
Grondslag: Wet op de Huurcommissies, art. 6
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Wederopbouw
Handeling: Het innen van vergoedingen voor het aanvragen van advies aan een Huurcommissie
Periode: 1950–1955
Grondslag: Huurwet, art. 11, lid 2; Huurprijzenwet Woonruimte, art. 10, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking: Ingevolge KB 1955, Stcrt. 165 is de gemeente als incasseerder van de vergoedingen aangewezen. In het Besluit Huurprijzen Woonruimte worden de vergoedingen nader vastgesteld en innen de Huurcommissies zelf de opgelegde kosten
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in bijzondere gevallen wijzigen van overeengekomen huurprijzen
Periode: 1979–
Grondslag: Huurprijzenwet woonruimte, art. 16
Bron:
Product:
Opmerking: Een dergelijke beschikking is slechts mogelijk als zich naast aanzienlijke afwijking van de huurprijs ook bv. de omstandigheid heeft voorgedaan dat de huurder redelijkerwijs niet in staat is geweest om na rustige overweging tot overeenstemming met verhuurder te komen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van modelformulieren voor de aanvraag van een vergunning voor de tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte
Periode: 1985–
Grondslag: Leegstandswet, art. 15, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Deze regeling houdt in dat de huurder de huur na verstrijking van een bepaalde termijn kan worden opgezegd, omdat het pand een andere vastgestelde bestemming heeft (bijvoorbeeld sloop), maar niet leeg mag blijven staan. De modellen der formulieren zijn nader uitgewerkt in de circulaire van 12 mei 1993, MG 93-17
Waardering: V, 5 jaar na vervallen of wijziging
17.1. Aansturing van bouwtechnische kwaliteitseisen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het subsidiëren van projecten van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Structuurschets Bestuurszaken
Product:
Opmerking: Gesubsidieerd worden bij voorbeeld: EXPIDEMO-activiteiten Incidentele aanvullende bijdragen per experiment. De Stuurgroep opereerde vanaf 1988
als een stichting
Waardering: V, 6 jaar
17.1.2. Bestrijding woningnood door bevordering van de bouwnijverheid
17.1.2.1. Bouwtechnische richtlijnen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en evalueren van criteria voor de toetsing van de kwaliteit van de te financieren woningwetwoningen
Periode: 1950–1988
Grondslag:
Bron: J. v.d Schaar, Volkshuisvesting in goud
Product: Voorlopige wenken voor het ontwerpen van eensgezinshuizen, opgesteld door de BNA. 1946; Technische Subsidievoorwaarden TSV. 1989; Regels van modulaire coördinatie (stelsel van maatafspraken voor de bouw) 1965- Actieprogramma goedkoper bouwen
Opmerking: Zie voor het vooronderzoek ter vaststelling van de normen hoofdstuk 11. De minister publiceerde ook ‘aandachtspunten,’ die niet het karakter van een voorschift hadden, maar wel konden dienen als toetsingscriterium of aanbeveling. Bij deze ontwerpen werd soms een traject van vooroverleg betrokken. Dit traject kan bestaan uit onderzoekscentra, overlegorganen met of door architecten, locale inspraakorganen als huisvrouwen De ontwerpen worden medegedeeld en/of gepubliceerd in de Staatscourant
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het per circulaire of door middel van brochures opstellen van handleidingen voor de toetsing van subsidie-aanvragen
Periode: 1950–
Grondslag:
Bron: J. v.d Schaar, Volkshuisvesting in goud
Product: Handleiding voor het bouwen in open gaten; Beoordelingsmethodiek voor woningverbetering; Brochure Grondkosten woningbouw; Standaardisering van de grondexploitatie (STANG); Brochure Grondkosten woningbouw en Grondkosten bestemmingsplannen
Opmerking: ‘Men zie deze wenken vooral als een illustratie van de geest, waarin de bedoelde woningen ontworpen dienen te worden en niet als een poging tot ongezonde nivellering.’ Wenken 1946
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vorderen van een bijzonder gemeentelijk onderzoek naar de volkshuisvesting in de gemeenten
Periode: 1965–1992
Grondslag: Woningwet 1963, art. 58, lid 4
Bron:
Product: KB van 1 juni 1976, Stcrt. 113, houdende de vordering aan 106 gemeenten om een onderzoek in te stellen naar de huisvesting van alleenstaanden en tweepersoons-huishoudens
Opmerking: Alvorens een vordering wordt ingesteld, hoort de minister GS van de provincie
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid;Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het vaststellen van modelplannen van woningbouwcorporaties (keuzeplannen) die op voorhand in aanmerking komen voor subsidie
Periode: 1960–1970
Grondslag:
Bron: N. De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, p 307
Product:
Opmerking: Keuzeplannen werden ingediend door de gezamenlijke organien van de woningbouwcorporaties. De ontwerpers hadden zich daarmee van financiering verzekerd. De plannen zelf, gebaseerd op herhaling van identieke woningen binnen een bouwblok, werden in bundels gepubliceerd, in totaal verschenen er vijf (1960–1968). In 1970 hield men op met het subsidiëren van woningbouw volgens keuzeplannen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het vaststellen van modelplannen voor stadsvernieuwing die in aanmerking komen voor subsidie
Periode: 1973–1977
Grondslag: J. Koffijberg, Niet zonder slag…, p. 112
Bron:
Product: Handleiding voor het bouwen in ‘open gaten’. Uitgangspunt voor woontechnische minimumeisen bij woningverbetering
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het in projectverband doen verrichten van onderzoek naar totaalstandaarden voor kwalitatieve woningbouw
Periode: 1960–1974
Grondslag:
Bron: N. De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, 307–310
Product: Rapporten
Opmerking: Voorbeeld: de Ontwikkelingscyclusflat in samenwerking met NIROV, Ratiobouw, Nederlandse Huishoudraad, Landbouwhogeschool en woningcorporaties
Waardering: B 1
17.1.2.2. Stimulering van nieuwe bouwprocédés
Actor: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Volkshuisvesting en Wederopbouw; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het vaststellen van regelingen met betrekking tot subsidies en toeslagen voor de toepassing van arbeidsbesparende bouwprocédés
Periode: 1946–1965
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 20, lid 2
Bron: N. De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, p. 258
Product:
Opmerking: De regelingen werden in circulaires aan de gemeenten bekend gemaakt. Zij werden stopgezet in 1950, maar golden in 1954 weer
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het sluiten van meerjarige contracten met gemeenten inzake de toepassing van arbeidsbesparende bouwprocédés bij stadsuitbreidingsprojecten
Periode: 1954–1965
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 20, lid 2.
Bron: N. De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, 258–259
Product:
Opmerking: De regelingen werden in circulaires aan de gemeenten bekend gemaakt. Zij werden stopgezet in 1950, maar golden in 1954 weer
Waardering: B 5
17.1.3. Experimentele volkshuisvesting
17.1.3.1. Stimuleringsprogramma Experimentele Woningbouw
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen van programma’s voor experimentele woningbouw
Periode: 1968–
Grondslag: Reglement Adviescommissie Experimentele Woningbouw, art. 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het vaststellen van subsidievoorschriften voor experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag:
Bron: Structuurschets Bestuurszaken
Product: Circulaires
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het begeleiden, evalueren van uitvoeringen van experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag: Reglement Adviescommissie Experimentele Woningbouw
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het periodiek uitkeren van vastgestelde subsidies aan erkende projecten van experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het openbaar verantwoorden van het programma voor experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag:
Bron: De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities p. 358
Product: Het programma experimentele woningbouw, stand van zaken HdTK 1979–1980
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het ontwerpen van specifieke eenmalige stimuleringsregelingen voor woonstijlen en woonvormen
Periode: 1970–
Grondslag:
Bron: De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, 350, Nota’s volkshuisvesting
Product:
Opmerking: Deze regelingen worden aangekondigd in de nota’s Volkshuisvesting en komen nadien door middel van circulaires tot uitvoering, Zij zijn eenmalig en worden gehonoreerd op basis van aanmelding en beoordeling
Producten zijn: de Stimuleringsregeling Goed en Goedkoop, 1974, Regeling inzake bijzondere woningen op grond van de Nota HAT (huisvesting alleenstaanden- en tweegezinshuishoudens) e.d.
Waardering: B 5
Actor: Minister Volkshuisvesting en Bouwnijverheid;Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het ontwerpen van specifieke financieringsregelingen voor woonstijlen en woonvormen op grond van bijzondere voorzieningen van bepaalde maatschappelijke categorieën
Periode: 1960–1979
Grondslag:
Bron: De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, 350, Nota’s volkshuisvesting
Product:
Opmerking: Gedacht moet worden aan: bejaardenwoningen, studentenhuisvesting e.d.
De voorwaarden van deze regelingen zijn oorspronkelijk vastgelegd in daarvoor ontworpen hoofdstukken van de Voorschriften en Wenken, waarvoor adviescentra als het Bouwcentrum en het ministerie de nodige standaarden hadden ontworpen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Handeling: Het op aanvraag verlenen van uitkeringen op grond van specifieke financierings-regelingen voor woonstijlen en woonvormen voor tweepersoonswoningen
Periode: 1975–1979
Grondslag: Regelingen Hat-eenheden of Van Dam-eenheden
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het ontwerpen van nota’s en voorlichtingsbrochures over woonstijlen en woonvormen
Periode: 1970–
Grondslag:
Bron: De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities, 322
Product: Rapporten Woonvormen, Nota Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens (Nota HAT), 1970
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van meerjarenplannen van de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Statuten SEV
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toekennen van financiële bijdragen aan de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Periode: 1988–
Grondslag: Statuten SEV
Bron:
Product:
Opmerking: In de statuten staan de voorwaarden opgenomen op grond waarvan de minister de stichting financiert: dit zijn o.m. de verplichting verslag uit te brengen van zijn werkzaamheden, de opstelling van een begroting en een financiële verantwoording met een accountantsrapport
Waardering: V, 6 jaar
17.1.4. Bevordering van duurzaam bouwen
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het beleid op het gebied van duurzaam bouwen
Periode: 1990–
Grondslag:
Bron: Interview dhr. D. van Dijk
Product: Plan van aanpak Duurzaam Bouwen, Actieprogramma hout als duurzame grondstof, Implementatieplan bouw- en sloopafval, Plan van aanpak lood in drinkwater
Nota’s, verslagen van beleidsoverleg, verslagen van de Duboraad
Opmerking: Duurzaam bouwen betreft het gebruik van bouwmaterialen en bouwconstructies, die milieuvriendelijk zijn wat betreft de winning van grondstoffen, het voorkomen van de emissie van ongezonde stoffen, het zuinig omgaan met hulpbronnen (o.a. energie) en het hergebruik van bouwstoffen
Het secretariaat duurzaam Bouwen Bouwen, gestart bij het Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne, viel na een jaar onder het DG Volkshuivesting. Na een tijd bij de Centrale Sector van het ministerie werd het na 1995 weer deel van DGVH. Overleg werd gevoerd in de Duboraad (vanaf 1993)
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het periodiek informeren van de Staten-Generaal over de bevordering van duurzaam bouwen
Periode: 1990–
Grondslag:
Bron:
Product: Halfjaarlijkse verslagen
Opmerking: De rapportage wordt vanaf 1999 volledig opgezet aan de hand van aanwijzingen in het kader van een monitoringsprogramma dat voor duurzaam bouwen is opgesteld
Waardering: B 3
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het sluiten van convenanten en/of samenwerkingsverbanden met belangengroepen in de volkshuisvesting inzake duurzaam bouwen
Periode: 1990–
Grondslag:
Bron: Plan van aanpak Duurzaam Bouwen
Product: Overleg Platform Bouwregelgeving, Voorlichtingsproject duurzaam klussen
Opmerking: Als convenantspartners worden gezien: sociale en particuliere verhuurders en eigenaar-bewoners. Deze convenenten kunnen betrekking hebben op energie-besparing, gebruik van bouwmaterialen en hergebruik van sloopmaterialen. Bij deze convenanten kunnen ook actoren op het gebied van milieubeheer en het Ministerie van Economische Zaken betrokken worden
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het in het kader van projecten en/of convenanten vaststellen van subsidieregelingen met betrekking tot duurzaam bouwen
Periode: 1990–
Grondslag: Plan van aanpak duurzaam bouwen 1995, p. 29–30
Bron:
Product: Tijdelijke stimuleringsregeling duurzaam bouwen, 1995–1997
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (doen) opstellen van richtlijnen tot bevordering van duurzaam bouwen
Periode: 1990–
Grondslag: Tweede plan van aanpak duurzaam bouwen, p. 10
Bron:
Product: Nationaal Pakket Duurzame Woningbouw; Nationaal Pakket Woningbeheer,
Rapport duurzaam woningbeheer; Plan van aanpak duurzaam bouwen in de bouwregelgeving
Opmerking: De richtlijnen zijn niet bindend, maar dienen wel als standaard
Waardering: B 5
17.2.1.1. Interne organisatie van de Stichting Bureau Architectenregister (SBA)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het vaststellen en het goedkeuren van wijzgingen van de statuten van de Stichting Bureau Architectenregister
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 3. 1 (Stb. 1988, 439)
Bron:
Product:
Opmerking: Oprichtingsakte SBA 04-08-1988. De examenreglementen gelden voor architecten en stedebouwkundigen.
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het eventueel op voordracht van andere ministers benoemen en ontslaan van voorzitter en bestuursleden van de SBA en van examencommissies
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 4; 8.2 (Stb. 1988, 439); Examenbesluit Wet op de architectentitel (Stb. 1990, 577)
Bron:
Product:
Opmerking: Het bestuur bestaat uit actieve of voormalig actieve architecten, stedebouwkundig-, tuin-, landschaps- en interieurarchitecten
Waardering: V, 5 jaar na einde functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het instemmen met benoeming en ontslag van de directeur van de SBA
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 5 (Stb. 1988, 439)
Bron: Selectielijst zbo Stichting Bureau Architectenregister (SBA) (2003)
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het geven van voorschriften voor de inrichting van het architectenregister
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 2.3 (Stb. 1988, 439)
Bron: Selectielijst zbo Stichting Bureau Architectenregister (SBA) (2003)
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van tarieven en vergoedingen voor op verzoek verrichte handelingen van de SBA
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 7. (Stb. 1988, 439); Beschikking van de Minister van VROM, 10 maart 1989 (Stcrt. 75)
Bron: Selectielijst zbo Stichting Bureau Architectenregister (SBA) (2003)
Product:
Opmerking: Het betreft tarieven voor ondermeer het verstrekken van informatie en vergoedingen voor het afgeven van getuigschriften en verklaringen.
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van het jaarverslag van de SBA
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 8, lid 1 (Stb. 1988, 439)
Bron: Selectielijst zbo Stichting Bureau Architectenregister (SBA) (2003)
Product:
Opmerking: De minister heeft de bevoegdheid een nader accountantsonderzoek in te stellen naar aanleiding van de werkzaamheden van de stichting. Hij zendt het verslag tevens naar de Algemene Rekenkamer. Zowel de accountant als de Algemene Rekenkamer hebben de bevoegdheid om de boeken van de stichting in te zien. Een exemplaar van het goedgekeurde verslag wordt toegezonden aan het SBA en de Ministers van OCW, LNV, Justitie en Economische Zaken
Waardering: V, 6 jaar
17.2.1.2. Uitvoeringsbepalingen bij de invoering van de wet
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van leden van de commissies voor de toelating van architecten en stedebouwkundigen
Periode: 1987–1989
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 33, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na einde functie
17.2.1.3. Toelating van architecten na 1988
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het instemmen met de erkenning van diploma’s door het Ministerie van Onderwijs, op grond waarvan architecten kunnen worden ingeschreven
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 9–13
Bron:
Product:
Opmerking: De minister, belast met landbouw en/of cultuurbeleid toetsen diploma’s voor land- en tuinbouwarchitecten resp. interieurarchitecten. Voor stedebouwkundige diploma’s geldt erkenning in Europees verband
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van architectenopleidingen van de Stichting voor Architectuur
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 9, lid 1; h., 9.2; 10.1.f; 10.2; 24.2 (Stb. 1988, 439)
Examenbeluit Wet op de architectentitel, art. 16 (Stb. 1990, 577)
Bron:
Product:
Opmerking: De aangemelde opleidingen moeten voldoen aan de EEG-Architectenrichtlijn en kunnen op die grond worden toegelaten of afgewezen. Dit geldt voor architecten en stedenbouwkundigen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op verzoek van stedebouwkundigen verlenen van ontheffing voor een verplicht af te leggen examen wegens aangetoonde uitzonderlijke bekwaamheid
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 10, lid 1 sub e
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verstrekken van een getuigschrift waaruit blijkt dat de bezitter van het diploma IVA (stichting Instituut voor de Architectuur) tenminste over zes jaar praktijk-ervaring beschikt
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 9, lid 1, f. (Stb. 1988, 439)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van voorzitters en leden van de examencommissie
Periode: 1990–
Grondslag: Examenbesluit Wet op de architectentitel, art. 7, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na einde functie
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het goedkeuren van examenreglementen voor uit te schrijven examens
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 25, lid 3
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het toetsen van verslagen van de examencommissie inzake hun handelingen en de door haar afgelegde examens
Periode: 1988–
Grondslag: Examenbesluit Wet op de architectentitel, art. 15
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verlenen van ontheffing van het examen voor architecten vanwege uitzonderlijke bekwaamheid
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 9, lid 1, (Stb. 1988, 439); g.; 10.1.e (Stb. 1995, 669)
Bron:
Product:
Opmerking: Dit betreft architecten en stedebouwkundigen
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het afgeven van een verklaring voor de Europese Gemeenschap voor het beroep van stedebouwkundige
Periode: 1995–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art.10, lid 1, g. (Stb. 1995, 669)
Bron:
Product: EG verklaring
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bieden van de gelegenheid tot het afleggen van erkende architectuur of stedebouwkundige examens alsmede het wijzigen van examenreglementen
Periode: 1990–
Grondslag: Examenbesluit Wet op de Architectentitel, art. 25.1–4. (Stb. 1990, 577)
Bron:
Product: Algemene maatregel van Bestuur inzake het examenreglement
Opmerking: De omvang en inrichting wordt geregeld. De AmvB wordt ter kennisname gezonden van de minister belast met onderwijs
Waardering: B 5
17.2.1.5. Architectuuropleiding
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beschikbaar stellen van stageplaatsen voor aankomende architecten
Periode: 1991–
Grondslag:
Bron: Nota Architectuurbeleid 1991, p. 34
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
17.2.2. Bevordering van de architectuur
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen bij de opstelling van richtlijnen voor architectonische kwaliteit in overlegorganen
Periode: 1991–
Grondslag: Nota Architectuurbeleid, p. 83
Bron:
Product: Vergaderstukken en correspondentie, waaronder: Verslagen van het overleg met de Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs (ONRI). Verslagen van het overleg met het Nederlands Architectuur Instituut. Verslagen van het overleg met het Berlage Instituut. Verslagen van het overleg met BONAS
Opmerking: In dit verband heeft de Rijksbouwmeester of een van zijn medewerkers zitting in een verenigingsbestuur
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op verzoek van particulieren en lagere overheden adviseren in bouwkundige aangelegenheden
Periode: 1945–1989
Grondslag: De Rijksbouwmeesters
Bron:
Product:
Opmerking: Deze handeling is gelijk aan handeling 25 in het PIVOT-rapport 45, Het rijk onder dak, beleidsterrein rijkshuisvesting, maar is hier gewaardeerd als een handeling op het beleidsterrein volkshuisvesting. Het betreft adviezen van de Rijksbouwmeester op architectonisch terrein
Waardering: B 5
Actor: De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het adviseren aan derden over de architectonische kwaliteit van stedebouwkundige projecten van utiliteitsbouw
Periode: 1991–
Grondslag:
Bron: Nota Architectuurbeleid
Product:
Opmerking: Volgens bovengenoemde nota betreft het adviezen aan gemeentebesturen in het kader van het overleg met de gemeente inzake in opdracht van het rijk uit te voeren bouwprojecten. Er kunnen bijvoorbeeld situaties ontstaan waarbij het gemeentebestuur besluiten neemt die architectonische en stedebouwkundige consequenties hebben. Stukken die betrekking hebben op concrete bouwprojecten, worden gezien als gegevens betreffende de initiatieffase en de definitiefase van het project. De Rijksbouwmeester geeft echter ook aan projectontwikkelaars advies. Het gaat hierbij vooral om objecten of stedebouwkundige opgaven waarmee een dusdanig algemeen maatschappelijk belang gediend is dat er professionele ‘coaching’ voor nodig is. Deze handeling is gelijk aan handeling 160 in het PIVOT-rapport 45, Het rijk onder dak, maar is niet gewaardeerd als een handeling op het beleidsterrein Rijkshuisvesting. Het komt echter voor dat de bij deze projecten betrokken belangen de draagwijdte van de taakstelling van de Rijksbouwmeester als controleur van het concrete bouwproject overstijgt
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het instellen van prijzen en prijsvragen
Periode: 1990–
Grondslag: Nota Architectuurbeleid, p. 87
Bron:
Product: Rijksprijs voor bouwen en wonen De Bronzen Bever, bestemd voor opdrachtgevers. Deze prijs heeft elk jaar een ander aandachtspunt op het gebied van bouwen
Opmerking: Doel is het stimuleren van opdrachtgevers om in het hele bouwproces hoogwaardige producten tot stand te brengen
Waardering: B 1, 2
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (doen) uitreiken van prijzen
Periode: 1990–
Grondslag:
Bron: Nota Architectuurbeleid, p. 87
Product:
Opmerking: Hierbij is ook inbegrepen de bemoeienis met de beoordeling van inzendingen en/of de jurering, voorzover de minister hierbij betrokken is geweest
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van een voorlichtingsplan inzake een onderwerp op het terrein van de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Voorlichtingsplan: een plan van aanpak met betrekking tot de voorlichting inzake een bepaald onderwerp
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het laten vervaardigen van voorlichtingsmateriaal
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Brochures inzake huursubsidie en huurgewenning, brochures inzake gehandicapten
brochures inzake woonwagencentra, inzake huurrecht en huurbescherming
brochures inzake huurverhogingen en huurprijzen, kamerhuur en Huurcommissies
Verzamelingen technische subsidievoorschriften. Verzamelingen bouwkundige eisen
Serie voorlichtingsbochures Vernieuw de stad. 1974–1978
Opmerking:
Waardering: B 5 (1 exemplaar van publicatie); V, 6 jaar (overige stukken)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het (doen) administreren en toekomen van normeringegevens, instructies en ander materiaal over regels en voorschriften inzake volkshuisvesting aan belanghebbenden
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het organiseren en geven van uitvoering aan congressen, conferenties en andere speciale bijeenkomsten die betrekking hebben op de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5 (verslagen, deelnemerslijst); V, 5 jaar (basisgegevens, statistisch materiaal, begeleidingscorrespondentie, stukken inzake voorbereiding)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het verrichten van onderzoek inzake de voorlichting op het terrein van de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Effectenonderzoek bij campagnes; opinie-onderzoek
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het redigeren en publiceren van tijdschriften die betrekking hebben op de volkshuisvesting en van persberichten
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5 (één exemplaar tijdschrift); V, 5 jaar (overige stukken)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het weergeven van opvattingen over het volkshuisvestingsbeleid door toespraken, interviews en bijdragen aan symposia en congressen
Periode: 1982–
Grondslag:
Bron:
Product: Verslag
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het beantwoorden van vragen van burgers
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Burgerbrieven
Opmerking: Vragen van burgers die tot nader onderzoek of een beleidswijziging hebben geleid worden bewaard bij de desbetreffende beleidshandelingen
Waardering: V, 5 jaar
19. Internationaal overleg inzake de volkshuisvesting
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het uitwisselen van kennis inzake de volkshuisvesting tijdens internationale (ad hoc) conferenties en symposia
Periode: 1946–
Grondslag:
Bron: IAHS international symposium on housing problems (1976)
Product:
Opmerking: N.B. Te bewaren eigen bijdragen van het ministerie onder handeling 668
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op verzoek adviseren van regeringen of (handhavings)instanties in het buitenland inzake aangelegenheden welke betrekking hebben op de volkshuisvesting
Periode: 1946–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Deze handeling wordt niet gedaan ter uitvoering van een Memorandum of Understanding (MoU) of actieprogramma
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en inbrengen van de door Nederland in te brengen standpunten en bijdragen met betrekking tot de volkshuisvesting ten behoeve van conferenties van de Verenigde Naties
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product: Notulen United Nations Conference on Human Settlements (UNHCS), Habitat I, 1976, Wereldconferentie Habitat II en de voorbereidende commissies in Genève 1994, Nairobi 1995 en New York 1996
Opmerking: Hierbij zijn ook inbegrepen: het deelnemen aan voorbereidende commissies en de opstelling van het Global Action Plan
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen aan het Nederlandse standpunt in de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC) en de Commissie voor menselijke nederzettingen (UN Commission on Human Settlements UNCHS-Habitat)
Periode: 1976–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: De UNCHS-Habitat behandelt volkshuisvesting op wereldniveau. Het doel is in de eerste plaats landen te helpen met problemen op dit gebied. Hiervoor is een apart financieel fonds opgericht, de United Nations Habitat Human Settlements Foudation (UNHHSF)
Waardering: B 5 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de United Nations Habitat Human Settlements Foudation (UNHHSF)
Periode: 1976–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het op verzoek van de organisatie mede subsidiëren van projecten van de United Nations Habitat Human Settlements Foudation (UNHHSF)
Periode: 1976–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en rapporteren aan de VN van nationale actieplannen voor een Globaal actieplan ter verbetering van de leefomgeving ter uitvoering van de besluiten van de conferentie Habitat II
Periode: 1996–
Grondslag:
Bron: Global Action Plan van Habitat II
Product: Nationaal Rapport Nederland II, met de volgende bijlagen Statement of principles and commitments Best Practices, zijnde een onderzoek naar praktijkvoorbeelden van volkshuisvesting
Opmerking: Het Globaal actieplan wordt geacht in 2000 te zijn voltooid
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen in gouvermentele en niet-gouvernementele organisaties naar aanleiding van Habitat II
Periode: 1996–
Grondslag:
Bron: Global Action Plan van Habitat II
Product: Nederlandse Habitat Commissie. Urbaneth. Holland Habitat Consultants
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen in voorlichtingsorganisaties met betrekking tot Habitat II
Periode: 1996–
Grondslag:
Bron:
Product: Deelname aan een World Fair. Opstelling van een Habitat-document
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen aan overleg in het kader van de Coördinatiecommissie Ontwikkelingssamenwerking (COCOS)
Periode: 1972–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het deelnemen aan overleg in het kader van de Coördinatiecommissie Verenigde Naties en Geassocieerde Organisaties (COCO VNGO)
Periode: 1972–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen van door Nederland in te brengen standpunten en bijdragen ten behoeve van internationaal overleg over volkshuisvesting in het kader van de Verenigde Naties
Periode: 1972–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
19.2.2. Economic Commission for Europe (ECE)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en inbrengen van de door Nederland in te brengen standpunten en bijdragen met betrekking tot de volkshuisvesting ten behoeve van bijeenkomsten in het kader van de Economische Commissie voor Europa (ECE) en de Economische Commissie voor Huisvesting, Woningbouw en Ruimtelijke Ordening (ECOCHS)
Periode: 1947–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
19.2.3. Diverse internationale organisaties
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen op het gebied van de volkshuisvesting tijdens bijeenkomsten van internationale al dan niet gouvernementele organisaties op het gebied van volkshuisvesting
Periode: 1973–
Grondslag:
Bron:
Product: Notulen Inrternational Federation for Housing and Planning (IFHP), International Union of Local Authorities (IULA), International Council for Building Research, Studies and Documentation (CIB), International Council on Monuments and Sites ICOMOS
International Federation of Landscape Architects IFLA. International New Towns Association. International Unifon of Housing Finance Institute. United Towns Organisation
Opmerking: De doelstelling van de International Federation for Housing and Planning (IFHP) is het vergroten van de kennis onder zijn leden inzake de huisvesting en de stedelijke en ruimtelijke planning. Jaarlijks wordt een congres georganiseerd
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de totstandkoming van Europese beleidsdocumenten
Periode: 1985–
Grondslag:
Bron: Bundel regels uitgegeven door het EG-beraad voor de bouw
Product: EU-groenboek voor het stadsmilieu
Opmerking: De beleidsdocumenten van de Europese Commissie nemen in eerste instantie de vorm van een Groenboek aan. Na overleg met de lidstaten wordt dit groenboek uitgewerkt tot een Witboek, hetgeen de grondslag kan vormen tot nadere regelgeving
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen in comités van de Commissie van de EU ter voorbereiding van richtlijnen, verordeningen en andere – communautaire – regelgevende documenten op het gebied van de volkshuisvesting
Periode: 1958–
Grondslag:
Bron:
Product: Richtlijn bouwproducten
Opmerking: Richtlijnen zijn aanwijzingen aan lidstaten om de daarin verwerkte bepalingen in de eigen regelgeving op te nemen
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen in het EG-beraad voor de Bouw
Periode: 1956–
Grondslag: Bundel regels uitgegeven door het EG-beraad voor de bouw
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1 (VROM bijdragen); V, 5 jaar (overige notulen)
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het opstellen en inbrengen van bijdragen in intergouvernementele conferenties
Periode: 1956–
Grondslag: Bundel regels uitgegeven door het EG-beraad voor de bouw
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het door de Minister van Economische Zaken doen aanmelden van technische bouwnormen en regels bij de Europese Commissie
Periode: 1985–
Grondslag:
Bron: Publicatieblad-EEG 1983 L 109, gewijzigd 1988 L 81
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het uitwisselen van technische regelgeving inzake de bouw, waarbij kan worden afgeweken van het beginsel van vrije verkeer van goederen binnen de EG
Periode: 1995–
Grondslag: Beschikking 3052/95/EG
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen aan de Nederlandse delegatie in de Standing Committee for Constructuin (SCC)
Periode: 1995–
Grondslag:
Bron: Structuurschets Bestuurszaken, p. 43
Product:
Opmerking: De Nederlandse delegatie bestaat uit vertegenwoordigers van VROM en EZ; de resultaten worden vastgesteld in overleg met het Nederlands Normalisatie Instituut
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het bemiddelen bij EG-subsidieprojecten voor stadsvernieuwingsgebieden
Periode: 1975–2000
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Voorbeelden zijn EU-subsidies, verleend aan projecten in de Schilderswijk in Den Haag, de Bijlmermeer in Amsterdam, Delfshaven in Rotterdam en de Kanaalstraat in Utrecht. Deze subsidieprojecten maken deel uit van door de Europese Commissie vast te stellen projecten van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), die door het rijk en regionale organen worden gecofinancierd
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van Nederlandse bijdragen in het EU coördinatie overleg ter voorbereiding van een standpunt in UNCHS
Periode: 1976–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
19.4. Geformaliseerd bilateraal en multilateraal overleg in het kader van samenwerkingovereenkomsten
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voeren van geformaliseerd bilateraal en multilateraal overleg
Periode: 1982–
Grondslag:
Bron:
Product: Samenwerkingsovereenkomst
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het indienen van plannen ten behoeve van het Europees Herstelprogramma in het kader van de Marshall-hulp
Periode: 1949–1954
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Als gedelegeerde trad namens de Wederopbouw een medewerker Economische Zaken op. Het Ministerie van Economische Zaken was met de uitvoering van het Marshallplan belast, in de vorm van: voorbereiding van herstelprogramma’s
voorlichting over de Marshallhulp en de daarmee te bereiken doelstellingen
bemiddeling bij aanvragen van credieten aan het bedrijfsleven. uitkering van kredieten. verantwoording van de toekenning en de resultaten bemiddeling bij technische hulpverlening en uitwisselingen
Waardering: B 5
19.5. Niet-geformaliseerd bilateraal en multilateraal overleg
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het voeren van niet-geformaliseerd bilateraal en multilateraal overleg inzake de volkshuisvesting
Periode: 1982–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het leveren van bijdragen tot bilaterale verdragen op het gebied van volkshuisvesting
Periode:
Grondslag:
Bron:
Product: Verdragen met België Duitsland en Luxemburg op het gebied van regelgeving ten aanzien van de bouw
Opmerking:
Waardering: B 1
B. Handelingen overige actoren
20. Handelingen van de inspecteur voor de volkshuisvesting
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de staat van de volkshuisvesting
Periode: 1962–2001
Grondslag: Woningwet 1962, art. 78a
Bron:
Product:
Opmerking: De Hoofdinspecteur van de Dienst Volkshuisvesting HID was tegelijk rijks- en provinciaal ambtenaar: had een adviestaak op nagenoeg elk terrein waarbij de provincie in volkshuisvestingsproblemen was betrokken. Het staatstoezicht op de Volkshuisvesting werd eerst organiek geregeld in de Woningwet 1962, die in 1965 van kracht werd met de invoering van het Organisatiebesluit Volkshuisvesting. De HID had echter intussen ook al bevoegdheden gekregen bij de uitvoering van de toedeling van bouwsubsidies: hij beoordeelde alle bouwplannen en had tot op zekere hoogte ook beschikkingsbevoegdheid
In 1993 werd de inspectie gereorganiseerd en werd de HID van de provincie vervangen door een landelijke Inspecteur voor de Volkshuisvesting IVH. De reorganisatie had ook ingrijpende personele consequenties: de 480 formatieplaatsen van de twaalf HID’s werden teruggebracht tot een bureau met 8 vestigingsplaatsen en 172 formatieplaatsen. De inspectie had zich ontwikkeld ‘van potentaat tot partner van het overleg’ in plaats van detailbemoeienis op planniveau was hij nu veeleer adviseur van de minister op uitvoerbaarheid van diens beleid
Dit advies bestaat uit: de opzet van provinciaal onderzoek naar de staat van de volkshuisvesting, het stimuleren van gemeenten voor het geven van informatie
In de praktijk is dit werk slechts ten dele uitgevoerd
Per 2000 maakt de inspectie volkshuisvesting deel uit van de VROM-Inspectie, waarin mede de inspecties ruimtelijke ordening en milieu geïntegreerd zijn
Waardering: B 1
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het bijwonen van de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439), art. 90, lid 2, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het uitbrengen van schriftelijke adviezen aan de minister inzake de volkshuisvesting
Periode: 1965–2002
Grondslag: Organisatiebesluit, art. 10 (Stb. 1965, 329)
Bron:
Product:
Opmerking: Het advies van de inspecteur kan gepaard gaan met adviezen en gegevens van de provinciale inspecteurs, ingesteld in verband met de volkshuisvesting. (Art. 21, lid 2, art. 22, lid 2) Organisatiebesluit volkshuisvesting (Stb. 1990, 384)
Waardering: B 1
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het uitbrengen van adviezen aan GS op het gebied van volkshuisvesting
Periode: 1965–2001
Grondslag: Organisatiebesluit, art. 10 (Stb. 1965, 329)
Bron:
Product:
Opmerking: Dit betreft ook periodiek advies als lid van een commissie. De provinciale inspecteur heeft bijvoorbeeld zitting in provinciale commissies voor de bejaardenoorden
Waardering: B 1
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het indienen van bezwaren bij GS tegen de toelating van instellingen op het gebied van volkshuisvesting
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 52a, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Feitelijk komt dit neer op het adviseren van gemeenten
Waardering: B 5
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het inbrengen van bezwaar – bij Gedeputeerde Staten – tegen een besluit van een gemeenteraad inzake het verlenen van steun in het kader van de volkshuisvesting
Periode: 1945–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 52a, lid 2, art. 53, lid 2, art. 54, lid 2 (Stb. 1952, 362)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 20 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het toedelen van de gemeentelijke bouwcontingenten
Periode: 1950–1970
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 16, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Blijkens een in 1956 opgesteld rapport heeft de inspecteur voor de volkshuisvesting een belangrijke invloed op de goedkeuring en de uitvoering van een bouwplan. Hij moet in verband met de prijsbeheersing bij woningwetbouw van alle projecten de aanbestedingsprijzen op hun aanvaardbaarheid beoordelen
Hij beslist zelfstandig over de rijksgoedkeuring van gebouwen beneden een bepaald maximumbedrag; de uitvoering wordt getoetst aan de hand van urgentie en de mogelijkheden van regionale bouwcapaciteit. Hij adviseert de gemeenten in geval van ‘onderuitputting’. In dit verband werkt de inspecteur voor de Volkshuisvesting gelijktijdig voor de provincie als voor het rijk
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van het bevoegde gezag – inzake een schriftelijk bezwaar tegen gemeentelijke bouwplannen
Periode: 1945–1965
Grondslag:
Bron: Instructies HID 1956
Product:
Opmerking: Deze handeling kan ook worden verricht door de inspecteur voor de volkshuisvesting en de inspecteur voor de ruimtelijke ordening;. zie het PIVOT-rapport Ruimtelijke ordening en geo-informatie
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het toetsen van besluiten van gemeenteraden inzake het onteigening van woningen en/of percelen ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1945–2001
Grondslag: Woningwet 1992, art. 98, lid 1 (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van het bevoegde gezag – Burgemeester en Wethouders, Gedeputeerde Staten en de minister – inzake een schriftelijk bezwaar tegen een raadsbesluit betreffende de onteigening van woningen en/of percelen ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1945–2001
Grondslag: Woningwet 1901, art. 34, lid 1, Stb. 1952, 362)/Onteigeningswet, art. 85
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake een aanvraag tot financiering van woningwet-woningen
Periode: 1945–1988
Grondslag: Woningbesluit (Stb, 1932, 7)
Bron:
Product:
Opmerking: Deze advisering houdt ook in vooroverleg met de aanvragende instelling (gemeentelijke) dienst of corporatie
Waardering: V, 5 jaar
20.5. Woningverbetering en stadsvernieuwing
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren bij een aanvraag voor woningverbetering uit het Grootboek voor Woningverbetering
Periode: 1957–1960
Grondslag: Wet Grootboek Woningverbetering
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het registeren van verslagen van ontvangers van Rijksgelden ter verantwoording van subsidiegelden welke bestemd zijn voor de volkshuisvesting
Periode: 1945–
Grondslag: Woningwet 1992, art. 98, lid 1(Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het inspecteren van stadsvernieuwingsfondsen
Periode: 1984–1992
Grondslag: De regelgeving inzake de stads- en dorpsvernieuwing
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
20.6. Subsidiëring volkshuisvesting
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van gemeente en provincie bij aanvragen van geldelijke steun ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1992–1993
Grondslag: Woningwet 1992, art. 79, lid 2, (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking: Bijvoorbeeld:het adviseren van Gedeputeerde Staten bij het geven van toestemming aan een gemeenteraad tot verlenen van geldelijke steun aan een toegelaten instelling (art. 74–78, WW) zonder voorwaarde van geldelijke steun uit ’s Rijks kas
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van de minister bij het voorbereiden van een KB dat een gemeente verplicht geldelijke steun uit te keren aan bewoners
Periode: 1992–2001
Grondslag: Woningwet 1992, art. 74 en 78, 80, lid 1, (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
20.7. Toezicht op de volkshuisvesting
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het aanwijzen van een vervanger van de inspecteur-generaal
Periode: 1990–2001
Grondslag: Organisatiebesluit volkshuisvesting, art. 24, lid 1–2, (Stb. 1990, 384)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het uitbrengen van verslagen inzake aangelegenheden betreffende de volkshuisvesting
Periode: 1965–2001
Grondslag: Organisatiebesluit, art. 11, lid 2, (Stb. 1965, 329); Organisatiebesluit 1992, art. 22
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van de gemeenteraad, Gedeputeerde Staten en de minister inzake de goedkeuring en verplichte wijziging van gemeentelijke bouwverordeningen
Periode: 1945–1995
Grondslag: Woningwet 1901, art. 11, lid 2, art. 12, lid 2, art. 12, lid 8, art. 35, lid 6, (Stb. 1952, 362), Woningwet 1962 art. 17, lid 1, art. 21
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het registeren van afschriften van besluiten inzake bouwvoorschriften
Periode: 1965–
Grondslag: Woningwet 1962, art. 17, lid 4, (Stb. 1962, 287), Woningwet 1992, art. 98, lid 1, (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van Gedeputeerde Staten en de minister inzake het opstellen van verplichtingen voor een gemeenteraad die het gemeentelijk woning- en bouwtoezicht niet naar behoren verricht
Periode: 1945–1992
Grondslag: Woningwet 1901, art. 14, lid 1, (Stb. 1952, 362), Woningwet 1962, art. 86, lid 3, (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van Gedeputeerde Staten inzake een gemeenschappelijke regeling van het bouw- en woningtoezicht door verschillende gemeenten
Periode: 1965–1984
Grondslag: Woningwet 1962, art. 87, lid 2, (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
20.8. Gemeentelijke bouwvergunningen.en aanschrijvingen woningverbetering
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het in beroep gaan bij Gedeputeerde Staten tegen het (ontbreken van een) besluit met betrekking tot het verlenen, verlengen of intrekken van een bouwvergunning
Periode: 1945–1992
Grondslag: Woningwet 1901, art. 73, lid 4, (Stb. 1952, 362)/Woningwet 1962, art. 51, lid 5, Art. 52, lid 4, (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking: De inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur) kan, alvorens hijzelf een voorziening treft, de gemeente adviseren zijn besluit in te trekken (art. 52, Ww 1962)
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van Gedeputeerde Staten over een beroep van derden tegen gemeentelijke beschikkingen inzake bouwvergunningen
Periode: 1945–1992
Grondslag: Woningwet 1901, art. 73, lid 4, (Stb. 1952, 362) Woningwet 1962, art. 51, lid 6, art. 52, lid 4, (Stb. 1962, 287)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van de gemeentelijke overheid inzake aanschrijvingen tot woningverbetering en tot het treffen van voorzieningen
Periode: 1945–2001
Grondslag: Woningwet 1901, art. 18, 24 lid 1, (1952, 362)/Woningwet 1962, art. 29–30, (Stb. 1962, 287), Woningwet 1992, art. 27, lid 1 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking: De inspecteur voor de Volkshuisvesting kan eigenmachtig optreden in het belang van de volkshuisvesting of de volksgezondheid, maar ook op aanvrage van belanghebbenden. Deel van deze handeling maakt uit: het opstellen van een voorstel inhoudende een verzoek aan burgemeester en wethouders om een aanschrijving uit te vaardigen inzake het treffen van voorzieningen en tot het aanbrengen van verbeteringen aan een woning, woonkeet, woonwagen of standplaats en het vragen van een voorziening, bij de gemeenteraad, naar aanleiding van een afgewezen voorstel inzake een aanschrijving tot het treffen van voorzieningen
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van burgemeester en wethouders bij het verlenen van een splitsingsvergunning
Periode: 1974–1993
Grondslag: Woningwet 1962, art. 56b, lid 2, onder a, (Stb. 1974, 526/Stb. 1985, 575), Woningwet 1992, art. 124, (Stb. 1991, 493)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
20.9. Onbewoonbaarverklaringen
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van een gemeente inzake het onbewoonbaar verklaren van een woning
Periode: 1945–2001
Grondslag: Woningwet 1901, art. 25, lid 1, art. 26, lid 1 en 4, art. 31, lid 1, (Stb. 1952, 362) Woningwet 1962, art. 33–34 (Stb. 1962, 287)/Woningwet 1992, Art. 29, lid 4 en lid 5, art. 37, lid 1, (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking: Van af 1992 strekt de onbewoonbaarheidsverklaring van de Woningwet zich ook uit tot woonwagens en de bruikbaarheid van standplaatsen. Het bevoegde gezag kan hier een gemeenteraad, Burgemeester en Wethouders, Gedeputeerde Staten en de minister zijn
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren van Gedeputeerde Staten inzake het al dan niet goedkeuren van een plan van een gemeenteraad betreffende het ontruimen van een woning
Periode: 1952–1965
Grondslag: Woningwet 1901, art. 25, lid 4, onder b, (Stb. 1952, 362), Woningwet 1962, Art. 35, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Hierbij is ook inbegrepen: het vragen van voorziening – bij Gedeputeerde Staten of door middel van een administratiefrechtelijke procedure – inzake het niet opvolgen van een advies – afkomstig van de inspecteur voor de volkshuisvesting – tot onbewoonbaarverklaring door een gemeenteraad/Burgemeester en Wethouders
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het adviseren bij de opzet en inrichting van een woonwagenstandplaats
Periode: 1992–1999
Grondslag: De organisatie van het staatstoezicht op de volkshuisvesting, Interimrapport p. 22
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
20.11. Distributie van de woningvoorraad
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het op aanvrage in beroep gaan tegen beschikkingen van gemeenten met betrekking tot woonvergunningen
Periode: 1947–2001
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 75, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Het gaat hier om reacties op klachten van aanvragers
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het al dan niet instemmen met de weigering tot huisvesting van een repatriant door een gemeente
Periode: 1950–1953
Grondslag: Wet Huisvesting gerepatrieerden, art. 2
Bron:
Product:
Opmerking: Wordt er niet ingestemd dan roept de inspecteur voor de volkshuisvesting de beslissing in van de Commissaris van de Koningin van een provincie
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het vorderen van woonruimten ten behoeve van gerepatrieerden
Periode: 1950–1953
Grondslag: Wet Huisvesting gerepatrieerden. art. 2
Bron:
Product:
Opmerking: De inspecteur voor de Volkshuisvesting geeft bij vordering van woonruimte kennis aan B en W van de gemeente. B en W kunnen tegen deze vordering bezwaar aantekenen. In dat geval horen zij de commissie, vermeld in art. 8, lid 1 van de Woonruimtewet, en dienen zij hun bezwaar, vergezeld van dat advies, in bij de Commissaris van de Koningin van de provincie. De inspecteur treedt hierbij in de plaats van B en W, conform art. 7–28 van de Woonruimtewet
Waardering: B 5
Actor: Inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur)
Handeling: Het op verzoek adviseren van regeringen of (handhavings)instanties in het buitenland inzake aangelegenheden welke betrekking hebben op de volkshuisvesting
Periode: 1946–2001
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Deze handeling wordt niet gedaan ter uitvoering van een Memorandum of Understanding (MoU)of actieprogramma
Waardering: B (advies); V, 5 jaar (overige stukken)
21. Handelingen van adviesraden
21.1. De Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Actor: Eerste/Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, Raad voor de
Volkshuisvesting (RAVO)
Handeling: Het uit eigen midden benoemen, (eervol) ontslaan of schorsen van een (plaatsvervangende) voorzitter
Periode: 1946–1996
Grondslag: KB 18 maart 1946 n.12, art. 91, onder a, lid 2, art. 91, onder a, lid 3, Woningwet 1992
Bron:
Product:
Opmerking: Het in bijzondere gevallen schorsen en uit zijn functie ontslaan van de voorzitter maakt deel uit van deze handeling (art. 91, onder a, lid 3, WW)
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging functie
Actor: Eerste/Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Handeling: Het instellen van bijzondere commissies voor een bepaald onderwerp
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1992, art. 92, lid 2, 92, onder a, lid 1 (Stb. 1991, 439)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Eerste/Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Handeling: Het adviseren van de minister en de Eerste en Tweede Kamer over de hoofdlijnen van het te voeren beleid op het terrein van de volkshuisvesting en over tot andere beleidsterreinen behorende onderwerpen die mede van belang zijn voor die hoofdlijnen
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1992, KB 18 maart 1946 nr. 12/art. 89, onder a, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: De Eerste Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting, ingesteld 1946, had als taak de minister van advies te dienen in zaken betreffende volkshuisvesting. Zij kreeg een wettelijke basis in de Woningwet 1962 (art. 74, lid 1), waarbij zij ook betrokken is bij de voorbereiding van wettelijke bepalingen. De raad heette daarna de Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting om in 1965 over te gaan in de Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO). Vanaf 1986 heeft de RAVO ook een adviesfunctie omtrent onderzoek en ontwikkeling betreffende de volkshuisvesting. Het is een sectorraad die het belang van een landelijk volkshuisvestingsbeleid sterk benadrukt en op dit punt initiatieven neemt tegen bijvoorbeeld bezuinigingen. Revisie in 1994, Stb. 766. Adviseert over volkshuisvestingsaangelegenheden
De raad is een overlegorgaan tussen ambtenaren, belast met volkshuisvestingtaken, de woningbouwcorporaties, architecten en gemeentelijke inspraakorganen. De raad kan bijzondere commissies instellen die optreden als permanent adviesorgaan. De vergaderingen van de RAVO en zijn bijzondere commissies worden in ieder geval bijgewoond door de inspecteur voor de Volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur) volkshuisvesting (Hoofd Ingenieur Directeur) voor de volkshuisvesting. De RAVO ging met ingang van 1 januari 1997 op in de VROM-raad
Waardering: B 1
Actor: Eerste/Tweede Voorlopige Raad voor de Volkshuisvesting/Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen van wet- en regelgeving met betrekking tot de volkshuisvesting
Periode: 1946–1997
Grondslag: Woningwet, 1962
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Handeling: Het (minstens) eenmaal per jaar in overleg treden met de Minister van Volkshuisvesting over de werkzaamheden van de Raad van de volkshuisvesting voor de komende twaalf maanden
Periode: 1992–1996
Grondslag: Woningwet 1992, art. 92, onder f, lid 1 (Stb. 1994, 766)
Bron:
Product:
Opmerking: Deze taak wordt door de voorzitter uitgevoerd. Het opstellen van een overzicht van de werkzaamheden voor de komende twaalf maanden maakt deel uit van deze handeling
Waardering: B 1
Actor: Raad voor de Volkshuisvesting (RAVO)
Handeling: Het – minimaal eens in de vier jaar – opstellen van een rapport over het functioneren en de werkwijze van de Raad en het doen van voorstellen over gewenste veranderingen
Periode: 1992–1996
Grondslag: Woningwet 1992, art. 89, onder f, lid 1 (Stb. 1994, 766)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1, 2
21.2. Overige raden voor de volkshuisvesting
Actor: Raad voor Herstel en Wederopbouw
Handeling: Het adviseren van het college van Algemene Commissarissen
Periode: 1946–1950
Grondslag:
Bron:
Product: Instellingsbeschikking
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Raad voor de Woningbouw
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de harmonisatie van gemeentelijke bouwvoorschriften
Periode: 1955–1961
Grondslag:
Bron:
Product: Model-bouwverordening 1952
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Raad van advies voor de Ruimtelijke Ordening (RARO)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen van wet- en regelgeving met betrekking tot de volkshuisvesting
Periode: 1965–1994
Grondslag:
Bron: Nota van toelichting bij het Besluit locatiegebonden subsidies (Stb. 1994, 57)
Product:
Opmerking: Deze raad is in zijn functie later gedeeltelijk vervangen door het Interprovinciaal Overleg
Waardering: B 1
Actor: Raad voor het Milieubeheer
Handeling: Het adviseren van de minister bij de opstelling van wijzigingen in het Bouwbesluit en van bouwverordeningen
Periode: 1980–1996
Grondslag:
Bron: NMP, Plan van aanpak Duurzaam Bouwen
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
22. Handelingen van adviescommissies
22.1. Commissie van advies voor de woningbouw (CAW)
Actor: Commissie van Advies voor de Woningbouw (CAW)
Handeling: Het geven van advies inzake de financiering van het bouwbeleid
Periode: 1941–1995
Grondslag: Stcrt 1982, 147
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Commissie van Advies voor de Woningbouw (CAW)
Handeling: Het geven van advies inzake bouwprogramma’s
Periode: 1941–1995
Grondslag: Wederopbouwwet 1950, art. 15
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Commissie van Advies voor de Woningbouw (CAW)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen van wetten en regels met betrekking tot de volkshuisvesting
Periode: 1941–1995
Grondslag: Taakstellingsbesluit Stcrt 1982, 147
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Commissie van Advies voor de Woningbouw
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting inzake de bouw, financiering en exploitatie van woningwetwoningen
Periode: 1941–1995
Grondslag: Woningbesluit 1947
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Commissie van Advies voor de Woningbouw
Handeling: Het adviseren van de minister op het terrein van de bouwvoorschriften
Periode: 1941–1995
Grondslag: Woningbesluit 1947; Wederopbouwwet 22a, 1952
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
22.2. Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Actor: Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Handeling: Het jaarlijks opstellen van een programma-advies ten behoeve van het volkshuisvestingsprogramma
Periode: 1985–1997
Grondslag: Woningwet, 1962, art. 57
Bron:
Product:
Opmerking: De Rijkscommissie van de volkshuisvesting (RCV) werd ingesteld in 1985, Stcrt. 216. Zij kreeg ruimere bevoegdheden en een wettelijke status in de Woningwet 1991 Vanaf die datum functioneert er ook een zelfstandige voorzitter. Met de invoering van de woningwet en het Besluit woninggebonden subsidies is de commissie niet meer belast met verdeelsleutels van woningwetwoningen. De Rijkscommissie coördineert de werkzaamheden van Provinciale Commissies voor Volkshuisvesting, PKV’s, die op hun beurt de Gedeputeerde Staten adviseren bij hun opstelling van huisvestingsplannen
De commissie bestaat uit de Directeur-Generaal voor de Volkshuisvesting als voorzitter, de DG Ruimtelijke Ordening als plkaatsvervangend voorzitter, ambtenaren van VROM, EZ, Binnenlandse Zaken, Sociale Zaken, de afdeling Ruimtelijke Ordening van het IPO, de directeur van het VNG en een wethouder van de vier grote steden. Zij adviseert de minister over woningbouwprogramma’s van de gemeenten over de periode 1985–1992. Na invoering van het Besluit Woninggebonden Subsidies adviseert zij de minister alleen nog maar over de periodieke herziening van de verdeelsleutels van de toe te kennen subsidies. Vanaf 1992 heeft de RCV een van het Ministerie van VROM onafhankelijke voorzitter
De commissie kon haar taak beeïndigen ten gevolge van de Wijzigingswet op de stads- en dorpsvernieuwing in 1997
Waardering: B 1
Actor: Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen van regelingen met betrekking tot de financiering en subsidiëring van de volkshuisvesting
Periode: 1985–1997
Grondslag: Stcrt. 1985, 216
Bron:
Product:
Opmerking: Deze aanbevelingen dienen in ieder geval gedaan te worden bij:
beleidsvoornemens inzake de planning en programmering van te bouwen woningen of te treffen voorzieningen; de programma’s van te bouwen woningen of te treffen voorzieningen; de verdeling van de vastgestelde programma’s, zoals vastgelegd in de Meerjarenplanning Woningbouw. Alvorens deze commissie advies uitbrengt, hoort zij Gedeputeerde Staten van de provincies
Waardering: B 1
Actor: Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Handeling: Het instellen van werkgroepen
Periode: 1985–1997
Grondslag: Stcrt. 1985, 216
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Rijkscommissie voor de volkshuisvesting
Handeling: Het mede toedelen van woningcontingenten naar aanleiding van aanvragen van GS voor geldelijke steun ten behoeve van de volkshuisvesting
Periode: 1985–1997
Grondslag: Instellingsbesluit Centraal Orgaan voor de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid en zijn rechtsopvolgers
Bron:
Product: Advies voor een Verdeelbrief.
Opmerking: De commissies kregen een wettelijke status bij de herziening van de Woningwet 1992. Het advies heeft betrekking op: de provinciale rol bij woningcontingenteringen, zeker vanaf 1970, de provinciale woningbouwprogramma’s, de uitsplitsing naar de verschillende subsidiecategorieën aan gemeenten, waarvoor de provincie verantwoordelijk is. De organen zijn tevens overlegpartners in centrale coördinerende commissies
Waardering: B 5
Actor: Rijkscommissie voor de Volkshuisvesting
Handeling: Het adviseren van de minister over de verdeelsleutel en normbedragen van op aanvrage toe te kennen subsidies aan gemeenten
Periode: 1985–1997
Grondslag: Dit advies wordt verstrekt aan de gemeenten voor de toewijzing van rijksvoorkeurswoningen
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
22.3. Rijksplanologische Commissie (RPC)
Actor: Rijksplanologische Commissie (RPC)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen van wet- en regelgeving met betrekking tot de volkshuisvesting
Periode: 1965–
Grondslag:
Bron: Nota van toelichting bij het Besluit locatiegebonden subsidies (Stb. 1994, 57)
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Rijksplanologische Commissie
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de goedkeuring van een door de gemeente aangewezen interimsaldoregelingsgebied
Periode: 1975–1985
Grondslag: Interimsaldoregeling (ISR)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Rijksplanologische Commissie
Handeling: Het adviseren van de minister inzake aanvragen met betrekking tot de financiering en subsidiëring van te bouwen woongebieden
Periode: 1985–
Grondslag: Locatiesubsidieregeling 1992, art. 29, lid 2, (Stcrt. 1991, 187)
Bron:
Product:
Opmerking: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer omtrent het opstellen van een uitvoeringscontract maakt deel uit van deze handeling (art. 3, Besluit locatiegebonden subsidies (Stb. 1994, 57)
Waardering: B 1
22.4. De Commissie Bijdragen Stedelijke Werken (CBSW) en de Coördinatiecommissie stadsvernieuwing (CCSV)
Actor: Commissie Bijdragen Stedelijke Werken (CBSW);Coördinatiecommissie stadsvernieuwing (CCSV)
Handeling: Het adviseren inzake beleidsvoorstellen op het gebied van stadsvernieuwing
Periode: 1969–1994
Grondslag: Instellingsbesluit 1969, Wet Stads en Dorpsvernieuwing (WSDV), art. 4, lid 2, 1989
Bron:
Product:
Opmerking: De Commissie Bijdragen Stedelijke Werken (CBSW) functioneerde van 1969–1974
en werd opgevolgd door de CCSV. De adviezen betroffen onder meer beleidsnota’s van het ministerie inzake stadsvernieuwing, bijvoorbeeld de ‘beleidskaders’ vanaf 1978. De taken van de commissie werden beeïndigd met ingang van 1998 door de inwerkingtreding van de Wijzigingswet stads- en dorpsvernieuwing
Waardering: B 1
Actor: Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing (CCSV)
Handeling: Het opstellen van meerjarenplannen inzake de stadsvernieuwing
Periode: 1974–1994
Grondslag: Wet Stads en Dorpsvernieuwing (WDSV) art. 4, lid 2
Bron:
Product: Meerjarenplan Stadsvernieuwing 1988–1992
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Coördinatiecommisie Stadsvernieuwing (CCSV)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de goedkeuring van een door de gemeente aangewezen interimsaldoregelingsgebied
Periode: 1974–1994
Grondslag: Interimsaldoregeling (ISR)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Commissie Bijdragen Stedelijke Werken; Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing
Handeling: Het adviseren inzake subsidie-aanvragen van gemeenten voor stadsvernieuwingsprojecten
Periode: 1969–1997
Grondslag: Instellingsbesluit 1969, Stb. 175
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Coördinatiecommissie Stadsvernieuwing. (CCSV)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de jaarlijkse uitkering aan de stadsvernieuwingsfondsen
Periode: 1974–1994
Grondslag: Wet Stads en Dorpsvernieuwing, (WSDV), art. 4 Besluit Stads en Dorpsvernieuwing, (SDV) art. 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Interdepartmentale Werkgroep Knelpunten in de Woningbouw (IWKW);
Interdepartementale Commissie Groeikernen en Groeisteden (ICOG)
Handeling: Het houden van bestuursvergaderingen en van plenaire vergaderingen met interdepartementale deelnemers
Periode: 1972–1994
Grondslag:
Bron: A.W. Faber, Werk in uitvoering, p. 36, 1997
Product: Agenda’s, notulen
Opmerking: De IWKW beeïdigde zijn taak in 1977. De ICOG volgde op en had haar laatste vergadering bij het beoordelen van de Vinex-convenanten, de overeenkomsten voor nieuwe bouwprogramma’s en woningkwaliteit volgens de Vierde Nota Volkshuisvesting Extra
Waardering: B 1
Actor: Interdepartmentale Werkgroep Knelpunten in de Woningbouw (IWKW);
Interdepartementale Commissie Groeikernen en Groeisteden (ICOG)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het woningbouwbeleid in verstedelijkte gebieden en bij uitbreidingsplannen
Periode: 1972–1994
Grondslag:
Bron: A.W. Faber, Werk in uitvoering, p. 36, 1997
Product: Advies, studierapport
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Interdepartementale Werkgroep Knelpunten Woningbouw (IWKW); Interdepartementale Commissie Groeikernen en Groeisteden (ICOG)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de oprichting van overlegorganen in groeikerngebieden
Periode: 1972–1994
Grondslag:
Bron: A.W. Faber, Werk in uitvoering, p. 36. (1997)
Product:
Opmerking: Opgericht zijn de Stuurgroep Noordelijke deel Randstad (2 nov. 1972), de Coordinatiecommissie Urbanisatiebeleid (CCUB, door GS Zuid-Holland)
Waardering: B 1
Actor: Interdepartementale Werkgroep Knelpunten Woningbouw (IWKW); Interdepartementale Commissie Groeikernen en Groeisteden (ICOG))
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de administratie van de subsidiëring van groeikernen en groeisteden en van andere grote infrastructurele voorzieningen
Periode: 1972–1994
Grondslag: Instellingsbesluit ICOG, KB 25 maart 1977, nr. 115
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Interdepartementale Werkgroep Knelpunten Woningbouw (IWKW); Interdepartementale Commisse Groeikernen en Groeisteden (ICOG)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake aanvragen met betrekking tot de financiering en subsidiëring van groeikernen en groeisteden en van andere grote infrastructurele voorzieningen
Periode: 1972–1994
Grondslag: Instellingsbesluit ICOG, KB 25 maart 1977, nr. 115; Locatiesubsidieregeling 1992 (Stcrt. 1991, 187); art. 29, lid 2, SGB-regeling
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft adviezen met betrekking tot de uitvoering van HIS-regelingen en andere subsidies na de vaststelling van de zg. ‘drietrapsraket’
Waardering: B 1
22.6. Adviescommissie toelating instellingen volkshuisvesting; Adviescommissie toelating woningcorporaties
Actor: Adviescommissie toelating instellingen volkshuisvesting; Adviescommissie toelating woningcorporaties
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het opstellen van (nadere) regels met betrekking tot het handelen van woningcorporaties
Periode: 1965–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: De Adviescommissie toelating instellingen volkshuisvesting is in 1992 opgevolgd
door de Adviescommissie toelating woningcorporaties
Waardering: B 1
Actor: Adviescommissie toelating instellingen volkshuisvesting; Adviescommissie toelating woningcorporaties
Handeling: Het adviseren van de minister inzake het toelaten, de exploitatie en het beheer van woningcorporaties
Periode: 1965–
Grondslag: Toelatingsbesluit volkshuisvesting, art. 5, lid 1, onder b, Stb. 1965, 330)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Adviescommissie toelating instellingen volkshuisvesting;Adviescommissie toelating woningbouwcorporaties
Handeling: Het adviseren van de minister bij het treffen van maatregelen tegen een toegelaten instelling naar aanleiding van haar handelen of nalaten
Periode: 1965–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Huurcommissie
Handeling: Het adviseren aan B&W en de Minister van VROM inzake de redelijkheid van een door aanvrager van een huursubsidie te betalen huurprijs
Periode: 1979–
Grondslag: Wet op de Huurcommissies art. 3 a (Stb. 1979, 332), ingetr. Stb. 2003, 230; Uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte art. 5.5, 6.b (Stb. 2003, 230)
Bron:
Product: Advies huurprijs
Opmerking: Met ingang van 1 juli 1995 moest de gemeente bij een aanvrage van individuele huursubsidie een verklaring aan de minister sturen over de redelijkheid van een huurbedrag. Tot 1 agustus 2003 werd het advies aan B&W uitgebracht. Na het aannemen van de Uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte wordt aan de minister geadviseerd
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Huurcommissie
Handeling: Het op aanvraag van huurders of verhuurders adviseren bij huurgeschillen
Periode: 1979–
Grondslag: Huurwet art. 11 (Stb. 1979, 230), ingetr. Stb. 2003, 230; Wet op de Huurcommissies, art. 11–13. (Stb. 1979, 332) ingetr. Stb. 2003, 230; Uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte art. 4–6, (Stb. 2003, 230)
Bron: Interview mevr. C. Koster
Product: Advies/uitspraak gebruiksvergoeding, aanvullende vergoeding, huurprijs, overige huurgeschillen
Opmerking: Na het vervallen van de Huurwet en de Huurprijzenwet woonruimte per 1-8-2003 heeft de huurcommissie alleen nog de bevoegdheid om advies te geven in geschillen over geliberaliseerde huurovereenkomsten (art. 5 lid 5 Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw)
Bevoegdheid om advies te geven over de huurprijs na woningverbetering (art. 10 Huurprijzenwet woonruimte) is omgezet in een bevoegdheid om uitspraak te doen (cf. art. 10a Huurprijzenwet woonruimte; art. 7:255 BW jo. art. 4 lid 2 sub d Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)
De bevoegdheid om advies te geven over onredelijke bedingen in de huurovereenkomst (art. 6 Huurprijzenwet woonruimte) is komen te vervallen
De bevoegdheid om advies te geven over een gebruiksvergoeding is nu een bevoegdheid om uitspraak te doen over een gebruiksvergoeding (art. 5 lid 1 Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte)
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Huurcommissie
Handeling: Het vaststellen van de bewoonbare staat van goedkope vooroorlogse woningen
Periode: 1970–2003
Grondslag: Huurwet, art. 5 (Stb. 1969, 557), ingetr. Stb. 2003, 230
Bron:
Product:
Opmerking: De zg. ‘huizen onder de huurwaarde’ betreffen woningen waarvan de huur lager is dan een aan de hand van tabellen per gemeente of wijk vastgesteld bedrag; de huuradviescommissie moet in dat geval vaststellen of de woning voldoende bewoonbaar is voor een huurverhoging van 20%
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Huurcommissie
Handeling: Het aanhouden van een openbaar register van de huurcommissieuitspraken
Periode: Wet op de Huurcommissies art. 22 (Stb. 1979, 332) ingetr. Stb. 2003, 230
Uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte art. 42 (Stb. 2003, 230)
Grondslag: 1979–
Bron: Interview mevr. C. Koster
Product: Uitspraken als onderdeel woonruimtedossier
Opmerking: Het betreft de registratie van de slotwoorden van de uitspraken van de Huurcommissies en van de voorzitters van de Huurcommissies, met weglating van de namen van de betrokken huurders en verhuurders. Bij circulaire van 11 oktober 1979, nr. 301 112 heeft de minister formulieren vastgesteld waarop de in het register te vermelden gegevens dienen te worden ingevuld. De registratie vindt in de praktijk plaats door toevoeging van de uitspraken van de commissie en kantonrechter aan het pandendossier (woonruimte-dossier)
Waardering: B 5 (uitspraken in zaken die beleidsgevolgen hebben); V, 10 jaar (overige uitspraken)
Actor: Huurcommissie
Handeling: Het jaarlijks verslag uitbrengen inzake de verrichte werkzaamheden
Periode: 1979–
Grondslag: Wet op de Huurcommissies art. 24 (Stb. 1979, 332), ingetr. Stb. 2003, 230;
Uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte art. 43 (Stb. 2003, 230)
Bron: Interview mevr. C. Koster
Product: jaarverslag
Opmerking: Dit verslag is gericht aan de minister, GS en de kantonrechter van het district. Het is openbaar. In dit verslag is een analyse van kantonrechtersuitspraken opgenomen
Bovendien worden de in het verslagjaar genomen beleidsbesluiten van de huurcommissies in het verslag vermeld of wordt naar de nieuwe beleidsnotities verwezen
Waardering: B 3
22.8. Klachtencommissie Gehandicapten
Actor: Klachtencommissie Gehandicapten
Handeling: Het adviseren van de minister inzake knelpunten met betrekking tot het subsidie-beleid aan gehandicapten
Periode: 1986–1994
Grondslag: Instellingsbeschikking 1986, art. 2b
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Klachtencommissie gehandicapten
Handeling: Het behandelen van klachten van gehandicapte aanvragers voor geldelijke steun voor aangepaste huisvesting
Periode: 1986–1994
Grondslag: Instellingsbeschikking 1986, art. 2a
Bron:
Product:
Opmerking: De klachtencommissie is in 1986 ingesteld en heeft een nieuw reglement vanaf 1989. Deze klachtencommissie is ingesteld om de drempel tot een bezwaar of (hoger) beroep inzake beschikkingen op aanvragen voor een subsidie voor aan te passen woningen te verlagen
Waardering: V, 10 jaar
22.9. (Adviescommissie) Studiecommissie inzake experimentele woningbouw
Actor: (Adviescommissie) Studiecommissie inzake experimentele woningbouw
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting bij de vaststelling van subsidiecriteria met betrekking tot experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag: Reglement Adviescommissie Experimentele Woningbouw, art. 12, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: (Adviescommissie) Studiecommissie inzake experimentele woningbouw
Handeling: Het berekenen van normen voor de vaststelling van interne regels voor de erkenning van experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag: Reglement Adviescommissie Experimentele Woningbouw, art. 3, lid 1, art. 10, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: (Adviescommissie) Studiecommissie inzake experimentele woningbouw
Handeling: Het erkennen van plannen van experimentele woningbouw
Periode: 1968–1979
Grondslag: Reglement Adviescommissie Experimentele Woningbouw, art. 10
Bron:
Product:
Opmerking: Over niet erkende plannen doet de commissie rechtstreeks mededeling aan de aanvrager
Waardering: B 5
22.10. Overige volkshuisvestingscommissies en overlegorganen
Actor: Commissie van beroep inzake vergoedingen voor gevorderde woonruimte
Handeling: Het in beroep nader vaststellen van vergoedingen voor gevorderde woonruimte en/of gebouwen
Periode: 1947–1965
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 13, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Zolang het bedrag door de commissie niet is vastgesteld, vindt het verhaal van de woon- of andere ruimte niet plaats
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Studiecommissie Bouwvoorschriften (commissie Mazure)
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de harmonisatie van gemeentelijke bouwvoorschriften
Periode: 1949–1952
Grondslag:
Bron:
Product: Model-bouwverordening. 1952
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Studiecommissie bouwvoorschriften (Commissie Mazure)
Handeling: Het opstellen van model-bouwvoorschriften
Periode: 1949–1952
Grondslag: Nota van toelichting Bouwbesluit (Stb. 1991, 680)
Bron:
Product:
Opmerking: In 1952 werd door deze commissie een eerste aanzet gegeven tot een model-bouwverordening. Dit model werd niet dwingend opgelegd. Een deel van de voorschriften die staan in dit model zijn in 1956 overgenomen in het Besluit Uniforme Bouwvoorschriften. In vervolg op de model-bouwverordening heeft het VNG een eigen model-bouwverordening opgesteld (zie verder paragraaf gemeentelijke bouwverordeningen)
Waardering: B 5
Actor: Commissie Bijdragen Stedelijke Werken
Handeling: Het adviseren van de Ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat inzake de subsidiering van sanerings- en reconstructieplannen
Periode: 1963–1985
Grondslag: Besluit bijdragen reconstructie- en saneringsplannen (BBS) 1963
Bron:
Product:
Opmerking: Deze advisering is bij iedere subsidieaanvraag verplicht gesteld. De preadviezen werden nader uitgebracht door de DGVH of de RPD naargelang het een saneringsplan of reconstructieplan betrof
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Stuurgroep Efficiënte Woningbouw
Handeling: Het doen ontwerpen van bouwsystemen en bouwmethoden
Periode: 1965–1998
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 20, lid 2
Bron:
Product: Materialenlijsten. Praktijkhandboek bouwkwaliteit
Opmerking: De uitvoerende instelling is de Stichting Bouwresearch, een organisatie die vertegenwoordigd is uit alle landelijke organisaties op het gebied van de bouw. De stichting geeft o.m. richtlijnen uit die door deze organen als beginsel worden goedgekeurd. De richtlijnen worden gekoppeld aan voorschriften, uitgevaardigd door de Commission Européenne de Normalisation (CEN). De gegevens kunnen als bindend voorschrift worden toegepast als regels in het kader van het Bouwbesluit
De hier beschreven handeling heeft betrekking op adviezen die De Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de ruimte geven om bepaalde bouwsystemen te bevorderen of toe te laten. De handelingen maken vanaf 1995 deel uit van projecten die in het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen zijn omschreven
Waardering: B 5
Actor: Stuurgroep Efficiënte Woningbouw
Handeling: Het subsidiëren van particulieren bij de toepassing van duurzame bouwsystemen en bouwmethoden
Periode: 1995–1998
Grondslag:
Bron: Tijdelijke stimuleringsregeling duurzaam bouwen; 2e voortgangsrapportage van het Tweede Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen
Product:
Opmerking: De regeling heeft betrekking op concrete projecten als verwijdering loden waterleidingen
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Stuurgroep Efficiënte Woningbouw
Handeling: Het opstellen van handleidingen, richtlijnen en voorlichtingsmateriaal inzake duurzaam woningbeheer
Periode: 1995–1998
Grondslag:
Bron: Plan van aanpak duurzaam bouwen 1995, p. 10, 31; de nationale paketten
Product: Handleiding duurzaam woningbeheer. Handleiding duurzaam beheer van ulitiliteitsgebouwen. Milieubewust materiaal kiezen
Opmerking: Hierbij is inbegrepen het aanmerken van documenten van de groepen of van derden als standaarddocumenten duurzaam bouwen
Waardering: B 5
Actor: Commissie van advies inzake de Woonwagenwet
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de uitvoering van de Woonwagenwet en andere woonwagenaangelegenheden
Periode: 1970–1990
Grondslag: Woonwagenwet, art. 42
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Adviescommissie Goede en Goedkope Woningen
Handeling: Het beoordelen van bouwplannen op het realiseren van goede en goedkope woningen
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbeschikking 13 juni 1974. Circulaire gemeenten 16 juli 1979 inzake opheffing van de regeling goede en goedkope woningen
Bron:
Product:
Opmerking: Deze niet-ambtelijke commissie ingesteld door minister Gruijters had tot doel de gemeentelijke bouwplannen te beoordelen op het realiseren van goede en goedkope woningen. Het toekennen van het predicaat ‘goed en goedkoop’ resulteerde in een subsidie. Doordat plannen voor stadsvernieuwing, groeikernen en groeisteden rekening hielden met de beschikbaarheid van goede huurwoningen werd deze regeling overbodig
Waardering: B 1
Actor: Staatscommissie Kleijn
Handeling: Het adviseren bij de voorbereiding van wettelijke regelingen met betrekking tot architectenbescherming
Periode: 1980–1987
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Commissie Verdeling Rijkssteun Woningbouw
Handeling: Het adviseren van de minister aan de hand van adviezen van de provinciale Adviescommissies voor de Verdeling van Rijkssteun Woningbouw of Provinciale Commissie voor de Volkshuisvesting
Periode: 1980–1988
Grondslag: Stcrt. 1980, 22
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Commissie Verdeling Rijkssteun Woningbouw
Handeling: Het instellen van werkgroepen
Periode: 1980–1988
Grondslag: Stcrt. 1980, 22
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Adviescommissie PREGO
Handeling: Het adviseren van de minister bij subsidie-aanvragen
Periode: 1982–1989
Grondslag: Regeling Project Rationeel Enegiegebruik in de Gebouwde Omgeving: (PREGO), art. 6, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Commissie voor toelating van architecten; Commissie voor toelating van stedebouwkundigen; Commissie voor toelating van landschaps- en tuinarchitecten; Commissie voor toelating van interieurarchitecten
Handeling: Het op verzoek uitreiken van een aanwijzing tot inschrijving in het architectenregister
Periode: 1987–1989
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 30
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Centrale Overleggroep Huisvesting Gehandicapten
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting inzake subsidiebeleid aan gehandicapten
Periode: 1990–1994
Grondslag:
Bron: Instellingsbeschikking 1990
Product:
Opmerking: De commissie moest antwoord geven op de problemen met betrekking tot grote stijgingen van de uitkeringspost in de begroting voor 1991 en daarna. Deze waren deels het gevolg van achterstanden bij de afhandeling van subsidie-aanvragen door de gemeenten. Deze groep was een overlegorgaan tussen het Ministerie van Sociale Zaken, Gemeentelijke Maatschappelijke Diensten, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en VROM inzake de verdeling tussen woningaanpassingen en voorzieningen van gehandicapten. Het overleg ter uitvoering van de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is opgenomen in de Wet voorzieningen gehandicapten van 1994 en daarmee is de taak van het overleg vervallen
Waardering: B 1
23. Handelingen van organisaties op het gebied van de volkshuisvesting
23.1. Stichting Duurzaam Bouwen
Actor: Stichting Duurzaam Bouwen
Handeling: Het adviseren van de minister bij de opstelling van wijzigingen in het Bouwbesluit en van nadere bouwvoorschriften
Periode: 1992–1995
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Stichting Duurzaam Bouwen
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting bij de uitkering van subsidies inzake duurzame verbeteringen aan woningen en andere vormen van duurzaam bouwen
Periode: 1992–1995
Grondslag:
Bron: Plan van aanpak
Product:
Opmerking: Voorbeelden zijn: isolatie, vervanging van loden waterleidingen, e.d. Een deel van de subsidieregelingen wordt ook opgesteld in het kader van het milieubeheer
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Stichting Duurzaam Bouwen
Handeling: Het adviseren van de minister bij de opstelling van subsidieregelingen inzake door de plannen van aanpak aanbevolen verbeteringen aan woningen en andere vormen van duurzaam bouwen
Periode: 1992–1995
Grondslag:
Bron: Plan van aanpak Duurzaam Bouwen
Product: Isolatie, vervanging van loden waterleidingen, e.d.
Opmerking: Een deel van de subsidieregelingen wordt ook opgesteld in het kader van het milieubeheer. De uitvoering van deze regelingen geschiedt door de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het kader van budgetsubsidies aan de gemeentes voor de volkshuisvesting in het kader van subsidieregelingen aan de gemeentes in verband met het milieubeheer (BUGM, VOGM, zie daarover de PIVOT-rapportage inzake milieubeheer) de SEV en de door subsidieregels ondersteunde gemeente, op aanvrage van belanghebbende
Waardering: B 5
Actor: Stichting Ratiobouw
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting inzake de standaardisatie en normalisatie van bouwtechnische voorschriften en bouwmateriaal
Periode: 1945–1965
Grondslag: Wederopbouwwet, 171, art. 20, lid 2
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting in goud
Product: Standaard-plattegronden van eensgezinsrijen of étagewoningen; Lijsten van bouwmaterialen en bouwsystemen; Standaad referentiebestekken en ontwerpen van referentiewoningen; Keuzeplannen voor woningtypen; Eco-quantum
Opmerking: Het (laten) verrichten van onderzoek naar bouwsystemen en bouwmethoden maakt deel uit van deze handeling.. De resultaten kunnen leiden tot normen voor te subsidieren woningen, normen voor de bouw, vastgelegd door het NNI en gegevens voor Voorschriften en Wenken
Waardering: B 3
Actor: Stichting Ratiobouw
Handeling: Het adviseren van de minister inzake van de gemeentelijke bouwverordeningen afwijkende bouwsystemen
Periode: 1945–1965
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 20, lid 2
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting in goud, 171
Product:
Opmerking: Positieve adviezen leidde tot goedkeuring van verzoeken van bouworganisaties om af te wijken van gemeentelijke bouwverordeningen
Waardering: B 1
Actor: Stichting Ratiobouw
Handeling: Het adviseren van de minister inzake extra subsidies voor arbeidsbesparende bouwtechnische procédés door de aanvragende gemeenten
Periode: 1945–1965
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 20, lid 2
Bron: De Vreeze, Woningbouw: inspiratie en ambities p. 258
Product:
Opmerking: Ratiobouw berekende welke arbeid er kon worden bespaard door de invoering van de aangegeven bouwmethoden
Waardering: B 1
23.3. Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het adviseren inzake de opstelling van normen voor bijzondere categorieën gebouwen
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking: Bureau Documentatie Bouwwezen was actief van 1945–1950. Het Bouwcentrum nam deze taak over. om aan de hand van verzamelde gegevens over bestaande gebouwen tot normen te komen over de bouw- en exploitatiekosten. Deze normen vormen ook uitgangspunt voor adviezen aan particulieren
De naam van het Bouwcentrum is gewijzigd in PRC Project Coördinatie Rationalisatie Bouwcentrum. De organisatie adviseert ondernemingen, overheden en instellingen op het gebied van bouw, huisvesting, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur, vastgoed en duurzame ontwikkeling. De organisatie is in 2004 door adviesbureau Arcadis overgenomen, echter zonder dat van taakwijziging van het PRC (Projecten Rationalisatie en Coördinatie) sprake is
Waardering: B 1
Actor: Studie- en beoordelingsraad ziekenhuiswezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het beoordelen van aanvragen van bouwers van ziekenhuizen om subsidie of om toelating
Periode: 1945–
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 17, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: De Studie- en beoordelingsraad ziekenhuiswezen functioneerde van 1945 tot 1950
De taak werd overgenomen door het Bouwcentrum
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het adviseren van overheidsinstellingen inzake door hen te bekostigen bouwwerken
Periode: 1945–
Grondslag: Beschikking risico-berekening 1948, art. 5
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft gebouwen die buiten het budget van de rijksoverheid vallen, maar waaraan de risico-berekening van het bureau als voorwaarde is gesteld
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het opzetten van rekensystemen voor de risicoberekeningen van aangenomen werken
Periode: 1945–
Grondslag:
Bron: Archief Bouwcentrum
Product: Prijsindexen voor de bouw; documentatiesystemen voor risicoberekening
Opmerking: Deze risicoberekeningen kunnen worden toegepast voor de uitvoering van subsidieregelingen voor de bekostiging van woningbouw en andere gebouwen en voor de toelating van bouwplannen voor bijzondere gebouwen
Waardering: V, 5 jaar na verval/wijziging systeem
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting inzake de standaardisatie en normalisatie van bouwtechnische voorschriften en bouwmateriaal
Periode: 1945–
Grondslag: Wederopbouwwet, 171, art. 20, lid 2
Bron: J. v.d. Schaar, Volkshuisvesting in goud
Product: Standaard-plattegronden van eensgezinsrijen of étagewoningen; Lijsten van bouwmaterialen en bouwsystemen; Standaad referentiebestekken en ontwerpen van referentiewoningen; Keuzeplannen voor woningtypen; Eco-quantum
Opmerking: Het (laten) verrichten van onderzoek naar bouwsystemen en bouwmethoden maakt deel uit van deze handeling. De resultaten kunnen leiden tot normen voor te subsidieren woningen, normen voor de bouw, vastgelegd door het NNI
gegevens voor Voorschriften en Wenken
Waardering: B 3
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het opstellen van modellen voor de berekening van kosten voor de bouw, het onderhoud en de exploitatie van bepaalde categorieën gebouwen
Periode: 1945–
Grondslag: Archief Bouwcentrum
Bron:
Product: Richtlijnen voor de bouw van ziekenhuizen Richtlijnen voor de bouw van recreatiecentra. Richtlijnen voor de bouw van bejaardenoorden
Opmerking: Deze modellen komen tot stand door middel van onderzoek naar bestaande gebouwen als gevolg van enquetes. Dergelijke onderzoeken leiden tot de inzameling van bouwtekeningen en/of modellen die als documentatie bewaard blijven
Waardering: V, 20 jaar
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het vaststellen van risico’s voor aangenomen gebouwencomplexen, waarvoor een subsidie of verzoek om toelating is aangevraagd
Periode: 1945–
Grondslag: Beschikking risico-berekening 1948, art. 5
Bron:
Product: Berekende correctiefactor of risico-index
Opmerking:
Waardering: V, 20 jaar
Actor: Bureau Documentatie Bouwwezen; PRC Bouwcentrum
Handeling: Het periodiek vaststellen van indexcijfers voor de bouwkosten voor gebouwen en gebouwencomplexen
Periode: 1945–
Grondslag: Beschikking risico-berekening 1948, art. 5
Bron:
Product: Lijst van bouwmaterialen en bouwsystemen
Opmerking: Hierbij is inbegrepen het opstellen van documentatie, het vaststellen van methodiek en het geven van richtlijnen voor onderzoek. Deze werkzaamheid, aanvankelijk uitgevoerd in opdracht van het rijk, wordt in toenemende mate ook verricht als dienst voor particulieren, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot verzelfstandiging van het bureau en integratie van dit bureau in het Bouwcentrum
Waardering: V, 10 jaar
23.4. Stuurgroep/Stichting Experimenten Volkshuisvesting. (SEV)
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het adviseren van de minister en de bij de woningbouw en volkshuisvesting betrokken marktpartijen inzake vernieuwing in de woningbouw
Periode: 1982–
Grondslag: Beschikking voorschriften beredeneerd verslag van de werkzaamheden en jaarrekening toegelaten instellingen, art. 6a, lid 2 (Stcrt. 1977, 81)
Huisvestingsbesluit, art. 15, lid 3
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 3
Product: Adviezen experimenten volkshuisvesting; Adviezen inzake woningcorporaties, Adviezen subsidieaanvragen voor bijzondere woonvormen; Adviezen aanvragen tot toelating op het gebied van de verdeling van de woonruimte ter afwijking van regels van het Huisvestingsbesluit
Opmerking: De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) is per 1988 gewijzigd in de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) en heeft tot taak het bevorderen van vernieuwing in de woningbouw teneinde deze beter te laten aansluiten op de maatschappelijke en marktontwikkelingen. Tevens het bevorderen van de samenwerking tussen bij de woningbouw en volkshuisvesting betrokken marktpartijen, zowel onderling als in relatie tot de overheid
Waardering: B 1
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het jaarlijks opstellen van een experimentenprogramma voor de volkshuisvesting
Periode: 1982–
Grondslag: Besluit instelling stuurgroep experimenten volkshuisvesting, art. 5, lid 1, 7
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 3
Product: Jaarwerkplan, Meerjarenprogramma’s SEV
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het werven, selecteren, ondersteunen, begeleiden en evalueren van praktijkexperimenten inzake woningbouw en volkshuisvesting
Periode: 1982–
Grondslag: Besluit instelling stuurgroep experimenten volkshuisvesting, art. 5, lid 1
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 3
Product: Pilotsudies; Project stukken (correspondentie/documentatie)
Opmerking:
Waardering: B 5 (pilotstudies); V, 10 jaar (project stukken (correspondentie/documentatie))
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen van de werkzaamheden
Periode: 1982–
Grondslag: Structuurschets Bestuursdienst, p. 45
Bron:
Product: Prestatieverslag
Opmerking:
Waardering: B 3
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. (SEV)
Handeling: Het doen van onderzoek in het kader van het experimentenprogramma
Periode: 1982–
Grondslag:
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 3; Meerjarenprogramma’s SEV
Product: Onderzoeksrapporten
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het doen organiseren van publiciteits- voorlichting- en kennisoverdrachtaciviteiten in het kader van het experimentenprogramma
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 3
Product: Periodieke publicaties in de SEV-reeks; Organisatie congressen
Opmerking:
Waardering: B 5 (publicaties; congresbijdragen)
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het voeren van overleg
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 5
Product: Bestuurlijk overleg met de minister; intern overleg
Opmerking:
Waardering: B 1 (overleg met de minister); V, 5 jaar (intern overleg)
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het organiseren, wijzigen en uitbreiden van de interne organisatie van de SEV
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 4 lid 6, 7, art. 10, art. 11
Product: Aanwijzing secretaris, penningmeester, interne delegatie, instelling werkgroepen, wijziging statuten
Opmerking:
Waardering: B (wijziging statuten); V, 20 jaar (overige stukken)
Actor: Stuurgroep/Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)
Handeling: Het kopen, vreemden en bezwaren van registergoederen, het aangaan van financiële verbintenissen en het aangaan of verbreken van samenwerking met andere rechtspersonen
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 4 lid10, art. 8 lid 7
Product: Contracten
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging contract
Actor: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Handeling: Het benoemen van secretaris, voorzitter en leden van de Stichting Stuurgroep
Experimenten Volkshuisvesting
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Statuten Stichting SEV (9 juni 1988) art. 4 lid 10, art. 4 lid 1
Product: Beschikking
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging van functie
23.5. Directeur van het Grootboek voor Woningverbetering
Actor: Directeur van het Grootboek voor Woningverbetering
Handeling: Het registreren van betalingen, rentebijschrijvingen en uitkeringen van het grootboek
Periode: 1957–1960
Grondslag: Wet Grootboek Woningverbetering, art. 3
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Directeur van het Grootboek voor Woningverbetering
Handeling: Het invorderen van inschrijvingen in het grootboek aan eigenaars/verhuurders van oudere woningen
Periode: 1957–1960
Grondslag: Wet Grootboek Woningverbetering, art. 6–8
Bron:
Product:
Opmerking: Eigenaars van verhuurde panden, ouder dan 27 september 1940, meten zich aanmelden bij de directeur van het grootboek. Zij worden aangeslagen voor een bepaald bedrag uit de inkomsten van de huur, dat zij jaarlijks dienen over te maken. Bij niet betaling geschiedt een extra aanmaning, zo nodig gevolgd door een dwangbevel
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Directeur van het Grootboek voor Woningverbetering
Handeling: Het op verzoek al dan niet uitkeren van gelden voor woningverbetering aan verhuurders van oudere woningen
Periode: 1957–1960
Grondslag: Wet Grootboek Woningverbetering, art. 12
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Centraal Orgaan voor de Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
Handeling: Het adviseren van de minister inzake de opstellingen uitvoering van bouwplannen
Periode: 1947–1977
Grondslag:
Bron: Instellingsakte, 1948
Product:
Opmerking: Het orgaan, dat vanaf 1947 informeel werkzaam was, adviseerde via de volgende subcommissies: Subcommissie, belast met de verdeling van het woningcontingent. Subcommissie voor openbare werken. Subcommissie voor toezicht op het bouwplan, met name i.v.m. materiaaltoelevering en arbeidsmarkt
Waardering: B 1
Actor: Stichting Bouwkwaliteit (SBK)
Handeling: Het adviseren van de minister over de nationale en internationale bouwregelgeving, kwaliteitsverklaringen voor bouwmateriaal en het erkennen van keuringsinstanties
Periode: 1987–
Grondslag: Circulaire inzake het Bouwbesluit (MG 92-27/Stcrt. 1992, 189)
Bron:
Product:
Opmerking: In de Harmonisatiecommissie Bouw (HCB) van de SBK, waarin het bouwwezen, de rijksoverheid en de Raad voor Accreditatie participeren, worden afspraken gemaakt over een gecoördineerde certificering- en attestatie van bouwprodukten en bouwkwaliteitsregelingen
Waardering: B 5
Actor: Stichting Bouwkwaliteit (SBK)
Handeling: Het afgeven van kwaliteitsverklaringen inzake bouwmateriaal
Periode: 1992–
Grondslag:
Bron: Circulaire inzake het Bouwbesluit (MG 92-27/Stcrt. 1992, 189)
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Research Instituut voor de Woningbouw (RIW)
Handeling: Het doen van onderzoek inzake de ontwikkeling van de volkshuisvesting
Periode: 1969–1985
Grondslag:
Bron:
Product: Rapport Demografische ontwikkelingen en bouwen en wonen. 1984
Opmerking: Een onderzoeksintelling opgericht door prof. H. Primus
Waardering: B 1
Actor: Stichting Vorstverletbestrijding Bouwnijverheid
Handeling: Het verlenen van uitkeringen aan aannemers voor voorzieningen tot bestrijding van vorstverlet in de bouwnijverheid
Periode: 1946–1968
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
C. Handelingen van de overige zorgdragers
24. Handelingen van de zorgdrager Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het aanwijzen van personen die bevoegd zijn de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting bij te wonen
Periode: 1992–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Elk ministerie kan één ambtenaar sturen
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging vertegenwoordiging
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het bijwonen van de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439), art. 90, lid 2, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Ook andere ministers kunnen ambtenaren afvaardigen
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Interdepartementale Stuurgroep Decentralisatie
Handeling: Het mede uitvoeren van proef- en uitvoeringsprojecten inzake decentralisatie, in het bijzonder bij de financiering van volkshuisvesting
Periode: 1980–
Grondslag:
Bron: J. Koffijberg, Tussen sturen en schipperen – decentralisatie van de volkshuisvesting (1997)
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het geven van nadere voorschriften of richtlijnen
Periode: 1947–1952
Grondslag: Woonruimtewet 1947
Bron:
Product: De uitreiking van woonvergunningen (art. 3), door de gemeente benoemen een commissie van advies in geval van vorderingen. (art. 8, lid 1), schadeloosstelling van eigenaars bij woonruimtevordering en inkwartiering. (art. 17, lid 1)
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het toetsen van aanwijzingen van woningbouwwerkzaamheden die buiten werking van gemeentelijke bouwverordeningen worden gesteld
Periode: 1945–1948
Grondslag: KB Stb. 1945, F 67, art. 20, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking: Tijdens de opstelling van het artikel lag deze bevoegdheid van De Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) van Binnenlandse Zaken als belast met het toezicht op de Woningwet 1901
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Financiële Commissie Publiekrechtelijke Lichamen
Handeling: Het adviseren van de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer inzake aanvragen tot goedkeuring van wederopbouwplannen
Periode: 1950–1958
Grondslag: Wederopbouwwet, art. 5, lid 1
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het toetsen van gemeentelijke regels op het gebied van woonvergunningen
Periode: 1947–1952
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 4, lid 4
Bron:
Product:
Opmerking: De gemeente is verplicht onmiddellijk regels hiervoor op te stellen. Dit betreft zowel de regels die onmiddellijk in 1947 zijn opgesteld als naderhand gewijzigde regels
Waardering: V, 20 jaar
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het instellen van een commissie van beroep inzake vergoedingen voor gevorderde woonruimte en/of gebouwen
Periode: 1947–1952
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 13, lid 2
Bron:
Product: Beschikking betreffende de Beroepscommissies Woonruimtewet 1947
Opmerking:
Waardering: B 4
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het stellen van subsidieregels aan gemeenten voor de kosten van woonruimtevordering en schadeloosstelling
Periode: 1947–1952
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 21
Bron:
Product: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947, 10 september 1947
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor woonruimtevordering en schadeloosstelling
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 7 jaar
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor samenwerkingsorganen op het gebied van vrijwillige woningruil
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking: Een voorbeeld is de Stichting Interlocale Woningruilcentrale
Waardering: V, 7 jaar
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken:
Handeling: Het geven van aanwijzingen inzake vordering van woonruimten voor gerepatrieerden door de inspecteur voor de Volkshuisvesting
Periode: 1950–1953
Grondslag: Wet Huisvesting gerepatrieerden, art. 3
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
25. Handelingen van de zorgdrager Minister van Financiën
Actor: Minister van Financiën
Handeling: Het aanwijzen van personen die bevoegd zijn de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting bij te wonen
Periode: 1992–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Elk ministerie kan één ambtenaar sturen
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging vertegenwoordiging
Actor: Minister van Financiën
Handeling: Het bijwonen van de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439), art. 90, lid 2, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Ook andere ministers kunnen ambtenaren afvaardigen
Waardering: V, 5 jaar
Actor: Minister van Financiën
Handeling: Het stellen van subsidieregels aan gemeenten voor de kosten van woonruimtevordering en schadeloosstelling
Periode: 1947–1952
Grondslag: Woonruimtewet 1947, art. 21
Bron:
Product: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947, 10 september 1947
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Financiën
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor woonruimtevordering en schadeloosstelling
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 6 jaar
Actor: Minister van Financiën
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor samenwerkingsorganen op het gebied van vrijwillige woningruil
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking: Een voorbeeld is de Stichting Interlocale Woningruilcentrale
Waardering: V, 6 jaar
26. Handelingen van de zorgdrager Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Actor: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Handeling: Het aanwijzen van personen die bevoegd zijn de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting bij te wonen
Periode: 1992–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Elk ministerie kan één ambtenaar sturen
Waardering: V, 10 jaar na beëindiging vertegenwoordiging
Actor: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Handeling: Het bijwonen van de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439), art. 90, lid 2, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Ook andere ministers kunnen ambtenaren afvaardigen
Waardering: V, 10 jaar
Actor: Staatscommissie Vervanging Armenwet
Handeling: Het formuleren en evalueren van beleidsstandpunten inzake het woonwagenbeleid
Periode: 1947–1952
Grondslag:
Bron: D.A.Th. van Oijen, Je moet hier weg... hier komen mensen wonen. Woonwagenbeleid in Nederland 1890–1990, p. 174–178, 1993
Product:
Opmerking: Dit was een subcommissie voor de bestudering van het woonwagenvraagstuk
Waardering: B 1
Actor: Interdepartementale commissie woonwagenbeleid
Handeling: Het formuleren en evalueren van beleidsstandpunten inzake het woonwagenbeleid
Periode: 1974–1977
Grondslag:
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 1
Actor: Minister van Maatschappelijk Werk
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor woonruimtevordering en schadeloosstelling
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 7 jaar
Actor: Minister van Maatschappelijk Werk
Handeling: Het toekennen van een tegemoetkoming in de uitgaven van gemeentebesturen voor samenwerkingsorganen op het gebied van vrijwillige woningruil
Periode: 1947–1965
Grondslag: Beschikking tot het vaststellen van regelen betreffende de tegemoetkoming uit ’s Rijks middelen in de uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van Hoofdstuk II der Woonruimtewet 1947
Bron:
Product:
Opmerking: Een voorbeeld is de Stichting Interlocale Woningruilcentrale
Waardering: V, 7 jaar
Actor: Minister van Maatschappelijk Werk
Handeling: Het vaststellen van subsidieregelingen aan particulieren voor de kosten voor vrijmaking van woonruimten
Periode: 1947–1965
Grondslag: Subsidiebeschikking van 19 november 1957
Bron:
Product:
Opmerking: Het betreft hier voorzieningen in de inrichtingskosten waardoor extra gezinnen woongelegenheid worden geboden of in de kosten voor verhuizing naar een kleinere woning
Waardering: B 5
Actor: Minister van Maatschappelijk Werk
Handeling: Het toekennen van subsidies aan particulieren voor de vrijmaking van woonruimten
Periode: 1947–1965
Grondslag: Subsidiebeschikking van 19 november 1957
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 7 jaar
Actor: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Handeling: Het adviseren van burgemeester en wethouders inzake het toewijzen van vrijgekomen rijksvoorkeurswoningen
Periode: 1945–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, art. 11 (Stcrt. 1988, 253)
Bron:
Product:
Opmerking:
Waardering: B 5
Actor: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Handeling: Het voordragen van voorkeursgerechtigden
Periode: 1989–
Grondslag: Regeling rijksvoorkeurswoningen 1989, Art. 5, lid 2, (Stcrt. 1988, 253)
Bron:
Product:
Opmerking: Gedacht moet worden aan vluchtelingen of etnische minderheidsgroepen
Waardering: B 5
Actor: Minister van Maatschappelijk Werk
Handeling: Het geven van nadere voorschriften of richtlijnen inzake de volkshuisvesting
Periode: 1952–1965
Grondslag: Woonruimtewet 1947
Bron:
Product: De uitreiking van woonvergunningen (art. 3); door de gemeente benoemen van een commissie van advies in geval van vorderingen. (art. 8, lid 1); schadeloosstelling van eigenaars bij woonruimtevordering en inkwartiering. (art. 17, lid 1)
Opmerking:
Waardering: B 5
27. Handelingen van de zorgdrager Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Actor: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Handeling: Het aanwijzen van personen die bevoegd zijn de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting bij te wonen
Periode: 1992–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Elk ministerie kan één ambtenaar sturen
Waardering: V, 5 jaar na beeïndiging vertegenwoordiging
Actor: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Handeling: Het bijwonen van de vergaderingen van de Raad voor de Volkshuisvesting
Periode: 1946–1996
Grondslag: Woningwet 1965, art. 74; Woningwet 1992 (Stb. 1991, 439), art. 90, lid 2, art. 92b, lid 2
Bron:
Product:
Opmerking: Ook andere ministers kunnen ambtenaren afvaardigen
Waardering: V, 5 jaar
28. Handelingen van de zorgdrager Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
Actor: De minster van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
Handeling: Het erkennen van diploma’s voor landschap- en tuinarchitecten
Periode: 1988–
Grondslag: Wet op de architectentitel, art. 9–13
Bron:
Product:
Opmerking: De minister, belast met landbouw en/of cultuurbeleid toetsen diploma’s voor land- en tuinarchitecten resp. interieurarchitecten. De minister belast met volkshuisvesting toetst de diploma’s voor architecten
Waardering: B 5
Actor: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
Handeling: Het aanwijzen van instanties en of personen die de minister adviseren over verzoeken om erkenning van diploma’s voor landschap- en tuinarchitecten
Periode: 1988–
Grondslag:
Bron: Interview dhr. mr. J. A. Guerand
Product: Advies
Opmerking: Dit is inclusief het bepalen van organisatorische en financiële kaders
Waardering: B 5
1
Overgenomen uit A.W. Faber, Werk in uitvoering..., Delft 1997, p. 1.
2
Aangehaald in Koffijberg, Niet zonder slag…, p. 93.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-149-p10-SC70945.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.