Meetregeling luchtkwaliteit 2005

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 juli 2005, nr. LMV2005165892, houdende vaststelling van de wijze van meten en berekenen van de luchtkwaliteit. (Meetregeling luchtkwaliteit 2005)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op richtlijn nr. 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2000, betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (PbEG L 313), richtlijn nr. 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999, betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PbEG L 163), richtlijn nr. 96/62/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996, inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PbEG L 296), en de artikelen 3, eerste lid, en 6, van het Besluit luchtkwaliteit 2005;

Besluit:

Paragraaf 1

Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder besluit: Besluit luchtkwaliteit 2005.

Paragraaf 2

Agglomeraties en zones

Artikel 2

Voor de toepassing van het besluit worden als agglomeraties aangewezen:

a. agglomeratie Amsterdam/Haarlem, omvattend de gemeenten Amsterdam, Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn, Ouder-Amstel, Diemen, Zaanstad, Heemskerk, Beverwijk, Velsen, Haarlem, Bloemendaal, Zandvoort, Heemstede, Bennebroek, Haarlemmerliede, Spaarnwoude en Haarlemmermeer;

b. agglomeratie Den Haag/Leiden, omvattend de gemeenten Den Haag, Westland, Midden-Delfland, Delft, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Voorschoten, Leiden, Oegstgeest, Katwijk, Valkenburg, Rijnsburg en Leiderdorp;

c. agglomeratie Rotterdam/Dordrecht, omvattend de gemeenten Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis, Rozenburg, Spijkenisse, Albrandswaard, Capelle aan de IJssel, Ridderkerk, Barendrecht, Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Dordrecht, Papendrecht en Sliedrecht;

d. agglomeratie Utrecht, omvattend de gemeenten Utrecht, Houten, Nieuwegein, IJsselstein en Maarssen;

e. agglomeratie Eindhoven, omvattend de gemeenten Eindhoven, Best, Veldhoven, Geldrop-Mierlo, Nuenen en Helmond;

f. agglomeratie Heerlen/Kerkrade, omvattend de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Brunssum, Voerendaal en Nuth.

Artikel 3

Voor de toepassing van het besluit worden als zones aangewezen:

a. zone noord, omvattend de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Flevoland;

b. zone midden, omvattend de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland, met uitzondering van de zich in dit gebied bevindende agglomeraties;

c. zone zuid, omvattend de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, met uitzondering van de zich in dit gebied bevindende agglomeraties.

Paragraaf 3

Meetpunten

Artikel 4

1. De agglomeratie Amsterdam/Haarlem bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. vijf vaste meetpunten voor koolmonoxide;

e. vijf vaste meetpunten voor benzeen.

2. De agglomeratie Den Haag/Leiden bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. twee vaste meetpunten voor koolmonoxide;

e. twee vaste meetpunten voor benzeen.

3. De agglomeratie Rotterdam/Dordrecht bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. vier vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. vier vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor lood;

e. twee vaste meetpunten voor koolmonoxide;

f. twee vaste meetpunten voor benzeen.

4. De agglomeratie Utrecht bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor koolmonoxide;

e. één vast meetpunt voor benzeen.

5. De agglomeratie Eindhoven bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor koolmonoxide;

e. één vast meetpunt voor benzeen.

6. De agglomeratie Heerlen/Kerkrade bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. twee vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor koolmonoxide;

e. één vast meetpunt voor benzeen.

Artikel 5

1. De zone noord bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. twee vaste meetpunten voor stikstofdioxide, waarvan er één tevens als meetpunt voor stikstofoxiden wordt gebruikt;

c. zeven vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor lood;

e. één vast meetpunt voor koolmonoxide;

f. één vast meetpunt voor benzeen.

2. De zone midden bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. acht vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. acht vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor lood;

e. één vast meetpunt voor koolmonoxide;

f. vier vaste meetpunten voor benzeen.

3. De zone zuid bevat ten minste:

a. twee vaste meetpunten voor zwaveldioxide;

b. drie vaste meetpunten voor stikstofdioxide;

c. zeven vaste meetpunten voor zwevende deeltjes (PM10);

d. één vast meetpunt voor lood;

e. drie vaste meetpunten voor koolmonoxide;

f. drie vaste meetpunten voor benzeen.

Paragraaf 4

Plaatsing van meetpunten

Artikel 6

Meetpunten voor de meting van concentraties zwaveldioxide en stikstofoxiden ter beoordeling van de luchtkwaliteit voor stoffen waarvoor de grenswaarden, bedoeld in artikel 13, onderscheidenlijk 19, van het besluit gelden, worden geplaatst op een zodanig punt dat door middel van metingen op dat punt gegevens worden verkregen over concentraties van de betreffende luchtverontreinigende stof die representatief zijn voor gebieden met een oppervlakte van ten minste 1000 km2, die geheel gelegen zijn op een afstand van ten minste 20 kilometer van agglomeraties of op een afstand van ten minste 5 kilometer van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen of van autosnelwegen.

Artikel 7

1. Meetpunten voor de meting van concentraties zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen ter beoordeling van de luchtkwaliteit voor stoffen waarvoor de grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels, bedoeld in de artikelen 12, 14 tot en met 18 en 20 tot en met 24 van het besluit gelden, worden geplaatst op een zodanig punt, dat door middel van metingen op dat punt gegevens worden verkregen over concentraties van de betreffende luchtverontreinigende stof:

a. in gebieden binnen zones en agglomeraties waar de hoogste concentraties voorkomen waaraan de bevolking direct of indirect, gedurende een periode die ten opzichte van de middelingstijd van de betreffende grenswaarde significant is, aan die concentraties kan worden blootgesteld;

b. in andere gebieden binnen zones en agglomeraties dan bedoeld onder a, die representatief zijn voor de blootstelling van de bevolking als geheel;

c. op plaatsen die sterk door het verkeer worden beïnvloed, waarbij aannemelijk is dat die gegevens representatief zijn voor de luchtkwaliteit in een gebied van ten minste 200 m2; de afstand van het meetpunt tot grote kruispunten bedraagt ten minste 25 meter en de afstand tot het midden van de dichtstbij gelegen rijbaan bedraagt ten minste 4 meter;

d. op plaatsen die beïnvloed worden door een stedelijke achtergrondconcentratie, waarbij aannemelijk is dat die gegevens representatief zijn voor een gebied van verscheidene vierkante kilometers;

2. De in het eerste lid bedoelde meetpunten zijn zo mogelijk ook representatief voor soortgelijke plaatsen buiten hun onmiddellijke omgeving.

Paragraaf 5

Monsterneming

Artikel 8

Monsterneming bij de in de artikelen 6 en 7 bedoelde meetpunten gebeurt, voor zover mogelijk, op zodanige wijze dat:

a. de lucht rond de inlaatbuis vrij kan stromen en er geen voorwerpen zijn die de luchtstroom in de omgeving van de monsternemer beïnvloeden;

b. de hoogte van de inlaatbuis tussen anderhalf en vier meter boven de grond ligt;

c. door situering van de inlaatbuis wordt voorkomen dat de uitstoot van bronnen rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt;

d. de uitlaatbuis op een zodanige plaats is gesitueerd dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis kan komen.

Artikel 9

Monsterneming bij de in artikel 7 bedoelde meetpunten op plaatsen die sterk door het verkeer worden beïnvloed, gebeurt, voor zover mogelijk, op zodanige wijze dat:

a. de inlaatbuizen voor stikstofdioxide en koolmonoxide zijn gesitueerd binnen vijf meter van de wegrand;

b. de inlaatbuizen voor zwevende deeltjes (PM10), lood en benzeen zijn gesitueerd op een plaats die representatief is voor de luchtkwaliteit in de nabijheid van de rooilijn.

Paragraaf 6

Metingen voor zwaveldioxide

Artikel 10

1. Per meetpunt voor de meting van zwaveldioxide worden uurgemiddelde en vierentwintig-uurgemiddelde concentraties bepaald.

2. Indien per etmaal minder dan dertien uurgemiddelde concentraties beschikbaar zijn, wordt geen vierentwintig-uurgemiddelde concentratie bepaald, tenzij op grond van de beschikbare uurgemiddelde concentraties overschrijding van de in artikel 12, onder b, van het besluit genoemde vierentwintig-uurgemiddelde concentratie kan worden aangetoond.

3. Het aantal gevalideerde uurwaarden per kalenderjaar bedraagt ten minste 90 procent.

4. Indien minder dan 90 procent gevalideerde uurwaarden per kalenderjaar beschikbaar zijn, wordt op grond van de beschikbare uurgemiddelde concentraties nagegaan of de in de artikelen 12 en 13 van het besluit genoemde waarden zijn overschreden.

5. Uurgemiddelde concentraties waarvan moet worden aangenomen dat de afwijking ten opzichte van de werkelijke concentratie groter is dan bepaald in artikel 25, tweede, onderscheidenlijk derde lid, van het besluit, worden niet gebruikt.

Paragraaf 7

Metingen voor stikstofdioxide en stikstofoxiden

Artikel 11

1. Per meetpunt voor de meting van stikstofdioxide en stikstofoxiden worden uurgemiddelde concentraties bepaald.

2. Het aantal gevalideerde uurwaarden per kalenderjaar bedraagt ten minste 90 procent.

3. Indien minder dan 90 procent gevalideerde uurwaarden per kalenderjaar beschikbaar zijn, wordt op grond van de beschikbare uurgemiddelde concentraties nagegaan of de in de artikelen 15 tot en met 17 en 19 van het besluit genoemde waarden zijn overschreden.

4. Uurgemiddelde concentraties waarvan moet worden aangenomen dat de afwijking ten opzichte van de werkelijke concentratie groter is dan bepaald in artikel 25, vierde, onderscheidenlijk vijfde lid, van het besluit, worden niet gebruikt.

Paragraaf 8

Metingen voor zwevende deeltjes (PM10)

Artikel 12

1. Per meetpunt voor de meting van zwevende deeltjes (PM10) worden vierentwintig-uurgemiddelde concentraties bepaald.

2. Indien per etmaal minder dan dertien uur bemonsterd is, wordt geen vierentwintig-uurgemiddelde concentratie bepaald, tenzij op grond van de over dat etmaal beschikbare meetwaarden overschrijding van de in artikel 20, onder b, van het besluit genoemde vierentwintig-uurgemiddelde concentraties kan worden aangetoond.

3. Het aantal gevalideerde vierentwintig-uurgemiddelde concentraties per kalenderjaar bedraagt ten minste 90 procent.

4. Indien minder dan 90 procent gevalideerde vierentwintig-uurgemiddelde concentraties beschikbaar zijn wordt op grond van de beschikbare vierentwintig-uurgemiddelde concentraties nagegaan of de in artikel 20 van het besluit genoemde waarden zijn overschreden.

5. Vierentwintig-uurgemiddelde concentraties waarvan moet worden aangenomen dat de afwijking ten opzichte van de werkelijke concentratie groter is dan bepaald in artikel 25, zesde lid, van het besluit worden niet gebruikt.

6. Voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van het besluit, wordt ten aanzien van zeezout gebruik gemaakt van de procedure zoals beschreven in de bij deze regeling behorende bijlage.

Paragraaf 9

Metingen voor lood

Artikel 13

1. Per meetpunt voor de meting van lood worden gedurende ten minste 14 procent van de tijd in een kalenderjaar concentraties bepaald. De metingen vinden gelijkmatig over het kalenderjaar gespreid plaats.

2. Het aantal gevalideerde meetwaarden per kalenderjaar bedraagt ten minste 90 procent.

3. Meetresultaten waarvan moet worden aangenomen dat de afwijking ten opzichte van de werkelijke concentratie groter is dan bepaald in artikel 25, zevende lid, van het besluit worden niet gebruikt.

Paragraaf 10

Metingen voor koolmonoxide

Artikel 14

1. Per meetpunt voor de meting van koolmonoxide worden uurgemiddelde en acht-uurgemiddelde concentraties bepaald.

2. Indien in een periode van acht uur minder dan vijf uurgemiddelde concentraties beschikbaar zijn, wordt uit de uurgemiddelde concentraties geen acht-uurgemiddelde concentratie berekend.

3. Uurgemiddelde concentraties waarvan moet worden aangenomen dat de afwijking ten opzichte van de werkelijke concentraties groter is dan bepaald in artikel 25, achtste lid, van het besluit, worden niet gebruikt.

4. Acht-uurgemiddelde concentraties worden voortschrijdend berekend uit acht achtereenvolgende uurgemiddelde concentraties. Het eerste acht-uurgemiddelde op een dag betreft de periode van 17.00 uur op de voorgaande dag tot 01.00 uur; het laatste acht-uurgemiddelde op een dag betreft de periode van 16.00 uur tot 24.00 uur.

5. Het aantal gevalideerde uurwaarden per kalenderjaar bedraagt ten minste 90 procent.

6. Indien minder dan 90 procent gevalideerde uurwaarden per kalenderjaar beschikbaar zijn wordt op grond van de beschikbare uurgemiddelde concentraties nagegaan of de in artikel 22 van het besluit genoemde waarde is overschreden.

Paragraaf 11

Metingen voor benzeen

Artikel 15

1. Per meetpunt voor de meting van benzeen worden uurgemiddelde, vierentwintig-uurgemiddelde dan wel week-gemiddelde concentraties bepaald

a. in stedelijk gebied: gedurende ten minste 35 procent van de tijd in een kalenderjaar en

b. in de nabijheid van inrichtingen: gedurende ten minste 90 procent van de tijd in een kalenderjaar.

2. De metingen worden continu dan wel steekproefsgewijs verricht.

3. Steekproefsgewijze metingen vinden gelijkmatig over het kalenderjaar gespreid plaats, met dien verstande dat gedurende één dag per week, gelijkmatig over het jaar gespreid, één meting plaatsvindt dan wel dat één meting per dag plaatsvindt gedurende acht gelijkmatig over het jaar gespreide weken.

4. Het aantal gevalideerde meetwaarden per kalenderjaar bedraagt ten minste 90 procent.

5. Meetresultaten waarvan moet worden aangenomen dat de afwijking ten opzichte van de werkelijke concentratie groter is dan bepaald in artikel 25, negende lid, van het besluit, worden niet gebruikt.

Paragraaf 12

Referentiemethoden

Artikel 16

Voor de analyse van zwaveldioxide wordt gebruik gemaakt van

a. de methode beschreven in ISO/FDIS 10498, Bepaling van zwaveldioxide, UV-fluorescentiemethode, dan wel van

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten.

Artikel 17

Voor de analyse van stikstofdioxide en stikstofoxiden wordt gebruik gemaakt van

a. de methode beschreven in ISO 7996: 1985 Lucht, Bepaling van massaconcentraties van stikstofoxiden, chemoluminescentiemethode, dan wel van

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten.

Artikel 18

Voor de monsterneming en meting van PM10 wordt gebruik gemaakt van

a. de methode beschreven in prEN 12341, Air Quality – Field Test Procedure to Demonstrate Reference Equivalence of Sampling Methods for the PM10 fraction of particulate matter, dan wel van

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten, dan wel van

c. een andere methode die een constante samenhang heeft met de onder a. genoemde methode. Op de met deze methode verkregen resultaten wordt een correctiefactor toegepast, teneinde resultaten te verkrijgen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode, verkregen resultaten.

Artikel 19

Voor de monsterneming van lood wordt gebruik gemaakt van

a. de methode beschreven in prEN 12341, Air Quality – Field Test Procedure to Demonstrate Reference Equivalence of Sampling Methods for the PM10 fraction of particulate matter, dan wel van

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten.

Artikel 20

Voor de analyse van lood wordt gebruik gemaakt van

a. de methode beschreven in ISO 9855: 1993 Lucht, Bepaling van het gehalte aan zwevende looddeeltjes in in filters opgevangen aërosolen, Methode van atomaire absorbtiespectrometrie, dan wel

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten.

Artikel 21

Voor de analyse van koolmonoxide wordt gebruik gemaakt van

a. een methode van niet-dispersieve infrarood-spectrometrie (NDIR), dan wel van

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten.

Artikel 22

Voor de monsterneming en analyse van benzeen wordt gebruik gemaakt van

a. een methode van pompbemonstering met een absorptiepatroon, gevolgd door bepaling met behulp van gaschromatografie, dan wel van

b. een andere methode met behulp waarvan resultaten kunnen worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan de met gebruikmaking van de onder a. genoemde methode verkregen resultaten.

Paragraaf 13

Slotbepalingen

Artikel 23

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit luchtkwaliteit 2005 in werking treedt.

Artikel 24

Deze regeling wordt aangehaald als: Meetregeling luchtkwaliteit 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 juli 2005.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.

Bijlage, behorende bij artikel 12, zesde lid, van de Meetregeling luchtkwaliteit 2005

Het buiten beschouwing laten van concentraties van zwevende deeltjes (PM10), die zich van nature in de lucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, geschiedt op de volgende wijze.

Jaargemiddelde concentratie

Voor zwevende deeltjes (PM10) geldt een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie (artikel 20, onder a. van het besluit).

Het aandeel zeezout in de jaargemiddelde concentratie PM10 varieert van circa 7 µg/m3 langs de westkust tot circa 3 µg/m3 in het oostelijk deel van Nederland. Om een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie te bepalen, is een plaatsafhankelijke correctie nodig. In bijgevoegde tabel is per gemeente aangegeven met welke getalswaarde de op de gebruikelijke wijze bepaalde jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) gecorrigeerd dient te worden, om te komen tot een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde waarde.

Gemeente

Correctie jaargem. conc. PM10 in µg/m3

Aa en Hunze

4

Aalburg

4

Aalsmeer

6

Aalten

3

Abcoude

5

Achtkarspelen

6

Alblasserdam

5

Albrandswaard

5

Alkemade

6

Alkmaar

6

Almelo

3

Almere

5

Alphen aan den Rijn

6

Alphen-Chaam

3

Ambt-Montfort

3

Ameland

6

Amerongen

4

Amersfoort

4

Amstelveen

6

Amsterdam

6

Andijk

6

Anna Paulowna

6

Apeldoorn

4

Appingedam

5

Arcen en Velden

3

Arnhem

4

Assen

4

Asten

3

Baarle-Nassau

3

Baarn

4

Barendrecht

5

Barneveld

4

Bedum

6

Beek

3

Beemster

6

Beesel

3

Bellingwedde

4

Bennebroek

7

Bergambacht

5

Bergeijk

3

Bergen L

3

Bergen NH

6

Bergen op Zoom

4

Bergschenhoek

6

Berkel en Rodenrijs

6

Berkelland

3

Bernheze

3

Bernisse

6

Best

3

Beuningen

4

Beverwijk

6

Binnenmaas

5

Bladel

3

Blaricum

5

Bleiswijk

6

Bloemendaal

7

Boarnsterhim

6

Bodegraven

5

Boekel

3

Bolsward

6

Borger - Odoorn

4

Borne

3

Borsele

5

Boskoop

6

Boxmeer

3

Boxtel

3

Breda

3

Breukelen

5

Brielle

6

Bronckhorst

3

Brummen

4

Brunssum

3

Buitenland

3

Bunnik

4

Bunschoten

4

Buren

4

Bussum

5

Capelle a/d IJssel

5

Castricum

6

Coevorden

4

Cranendonck

3

Cromstrijen

5

Cuijk

3

Culemborg

4

Dalfsen

4

Dantumadeel

6

De Bilt

4

De Ronde Venen

5

De Wolden

4

Delft

6

Delfzijl

5

Den Helder

6

Deurne

3

Deventer

4

Diemen

5

Dinkelland

3

Dirksland

6

Doesburg

4

Doetinchem

3

Dongen

3

Dongeradeel

6

Doorn

4

Dordrecht

4

Drechterland

6

Driebergen-Rijsenburg

4

Drimmelen

4

Dronten

4

Druten

4

Duiven

4

Echt-Susteren

3

Edam-Volendam

6

Ede

4

Eemnes

5

Eemsmond

6

Eersel

3

Eijsden

3

Eindhoven

3

Elburg

4

Emmen

4

Enkhuizen

6

Enschede

3

Epe

4

Ermelo

4

Etten-Leur

4

Ferwerderadiel

6

Franekeradeel

6

Gaasterlan-Sleat

6

Geertruidenberg

3

Geldermalsen

4

Geldrop-Mierlo

3

Gemert-Bakel

3

Gendringen

3

Gennep

3

Giessenlanden

4

Gilze en Rijen

3

Goedereede

6

Goes

6

Goirle

3

Gorinchem

4

Gouda

5

Graafstroom

4

Graft-De Rijp

6

Grave

3

Groenlo

3

Groesbeek

3

Groningen

6

Grootegast

6

Gulpen-Wittem

3

Haaksbergen

3

Haaren

3

Haarlem

6

Haarlemmerliede en Spaarnwoude

6

Haarlemmermeer

6

Haelen

3

Halderberge

4

Hardenberg

4

Harderwijk

4

Hardinxveld-Giessendam

4

Haren

5

Harenkarspel

6

Harlingen

6

Hattem

4

Heel

3

Heemskerk

6

Heemstede

7

Heerde

4

Heerenveen

5

Heerhugowaard

6

Heerlen

3

Heeze-Leende

3

Heiloo

6

Helden

3

Hellendoorn

3

Hellevoetsluis

6

Helmond

3

Hendrik-Ido-Ambacht

5

Hengelo Ov

3

het Bildt

6

Heumen

4

Heusden

3

Heythuysen

3

Hillegom

6

Hilvarenbeek

3

Hilversum

5

Hof van Twente

3

Hoogeveen

4

Hoogezand-Sappemeer

5

Hoorn

6

Horst aan de Maas

3

Houten

4

Huizen

5

Hulst

5

Hunsel

3

IJsselstein

4

Jacobswoude

6

Kampen

4

Kapelle

5

Katwijk

6

Kerkrade

3

Kessel

3

Kollumerland en Nieuwkruisland

6

Korendijk

5

Krimpen aan den IJssel

5

Laarbeek

3

Landerd

3

Landgraaf

3

Landsmeer

6

Langedijk

6

Laren

5

Leek

5

Leerdam

4

Leersum

4

Leeuwarden

6

Leeuwarderadeel

6

Leiden

6

Leiderdorp

6

Leidschendam-Voorburg

6

Lelystad

5

Lemsterland

5

Leusden

4

Liemeer

6

Liesveld

5

Lingewaal

4

Lingewaard

4

Lisse

6

Lith

4

Littenseradiel

6

Lochem

3

Loenen

5

Loon op Zand

3

Lopik

5

Loppersum

6

Losser

3

Maarn

4

Maarssen

5

Maasbracht

3

Maasbree

3

Maasdonk

4

Maasdriel

4

Maassluis

6

Maastricht

3

Margraten

3

Marne De

6

Marum

6

Medemblik

6

Meerlo-Wanssum

3

Meerssen

3

Meijel

3

Menaldumadeel

6

Menterwolde

5

Meppel

4

Middelburg

6

Middelharnis

6

Midden-Delfland

6

Midden-Drenthe

4

Mill en Sint Hubert

3

Millingen aan de Rijn

4

Moerdijk

4

Montferland

3

Montfoort

5

Mook en Middelaar

3

Moordrecht

5

Muiden

5

Naarden

5

Neder-Betuwe

4

Nederlek

5

Nederweert

3

Neerijnen

4

Niedorp

6

niet gemeentelijk ingedeeld

5

Nieuwegein

4

Nieuwerkerk aan den IJssel

5

Nieuwkoop

5

Nieuw-Lekkerland

5

Nijefurd

6

Nijkerk

4

Nijmegen

4

Noord-Beveland

6

Noordenveld

5

Noorder-Koggenland

6

Noordoostpolder

5

Noordwijk

7

Noordwijkerhout

6

Nuenen c.a.

3

Nunspeet

4

Nuth

3

Obdam

6

Oegstgeest

6

Oirschot

3

Oisterwijk

3

Oldebroek

4

Oldenzaal

3

Olst-Wijhe

4

Ommen

4

Onderbanken

3

Oosterhout

3

Oostflakkee

5

Ooststellingwerf

5

Oostzaan

6

Opmeer

6

Opsterland

5

Oss

4

Oud-Beijerland

5

Oude IJsselstreek

3

Ouder-Amstel

6

Ouderkerk

5

Oudewater

5

Overbetuwe

4

Papendrecht

4

Pekela

4

Pijnacker-Nootdorp

6

Purmerend

6

Putten

4

Raalte

4

Reeuwijk

5

Reiderland

5

Reimerswaal

5

Renkum

4

Renswoude

4

Reusel-De Mierden

3

Rheden

4

Rhenen

4

Ridderkerk

5

Rijnsburg

6

Rijnwaarden

4

Rijnwoude

6

Rijssen-Holten

3

Rijswijk

6

Roerdalen

3

Roermond

3

Roggel en Neer

3

Roosendaal

4

Rotterdam

6

Rozenburg

6

Rozendaal

4

Rucphen

4

Sassenheim

6

Schagen

6

Scheemda

5

Schermer

6

Scherpenzeel

4

Schiedam

6

Schiermonnikoog

6

Schijndel

3

Schinnen

3

Schoonhoven

5

Schouwen-Duiveland

6

Sevenum

3

’s-Gravendeel

5

’s-Gravenhage

6

’s-Hertogenbosch

4

Simpelveld

3

Sint Anthonis

3

Sint Michielsgestel

3

Sint-Oedenrode

3

Sittard-Geleen

3

Skarsterlan

5

Sliedrecht

4

Slochteren

5

Sluis

5

Smallingerland

6

Sneek

6

Soest

4

Someren

3

Son en Breugel

3

Spijkenisse

6

Stadskanaal

4

Staphorst

4

Stede Broec

6

Steenbergen

4

Steenwijkerland

4

Stein

3

Strijen

5

Swalmen

3

Ten Boer

6

Ter Aar

6

Terneuzen

5

Terschelling

6

Texel

6

Tholen

5

Thorn

3

Tiel

4

Tilburg

3

Tubbergen

3

Twenterand

3

Tynaarlo

5

Tytsjerksteradiel

6

Ubbergen

4

Uden

3

Uitgeest

6

Uithoorn

6

Urk

5

Utrecht

5

Vaals

3

Valkenburg aan de Geul

3

Valkenburg ZH

6

Valkenswaard

3

Veendam

4

Veenendaal

4

Veere

6

Veghel

3

Veldhoven

3

Velsen

6

Venhuizen

6

Venlo

3

Venray

3

Vianen

4

Vlaardingen

6

Vlagtwedde

4

Vlieland

6

Vlissingen

6

Vlist

5

Voerendaal

3

Voorhout

6

Voorschoten

6

Voorst

4

Vught

3

Waalre

3

Waalwijk

3

Waddinxveen

6

Wageningen

4

Warmond

6

Wassenaar

6

Waterland

5

Weert

3

Weesp

5

Werkendam

4

Wervershoof

6

West Maas en Waal

4

Wester-Koggenland

6

Westerveld

4

Westervoort

4

Westland

7

Weststellingwerf

5

Westvoorne

6

Wierden

3

Wieringen

6

Wieringermeer

6

Wijchen

4

Wijdemeren

5

Wijk bij Duurstede

4

Winschoten

4

Winsum

6

Winterswijk

3

Wisch

3

Woensdrecht

4

Woerden

5

Wognum

6

Wormerland

6

Woudenberg

4

Woudrichem

4

Wunseradiel

6

Wymbritseradiel

6

Zaanstad

6

Zaltbommel

4

Zandvoort

7

Zederik

4

Zeevang

6

Zeewolde

4

Zeist

4

Zevenaar

4

Zevenhuizen-Moerkapelle

6

Zijpe

6

Zoetermeer

6

Zoeterwoude

6

Zuidhorn

6

Zundert

4

Zutphen

3

Zwartewaterland

4

Zwijndrecht

5

Zwolle

4

Vierentwintig-uurgemiddelde concentratie

Voor zwevende deeltjes (PM10) geldt een grenswaarde van 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze waarde maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden (artikel 20, onder b. van het besluit).

Uit meetgevens blijkt dat overschrijding van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie van 50 μg/m3 met name plaats vindt bij oostelijke en zuidelijke windrichtingen, als de concentratiebijdrage van zeezout relatief beperkt is. Zeezout speelt dus vrijwel geen rol in het veroorzaken van de overschrijdingsdagen in een jaar. Dit leidt er toe dat voor de correctie van het aantal overschrijdingsdagen in verband met zeezout een andere berekeningswijze nodig is dan voor de correctie van de jaargemiddelde concentratie van PM10.

Het blijkt dat de invloed van de in de buitenlucht aanwezige concentratie zeezout op het aantal dagen waarop de concentratie van PM10 de waarde van 50 µg/m3 overschrijdt, voor geheel Nederland nagenoeg gelijk is.

Uitgaande van de niet voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes PM10), wordt het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde grenswaarde van 50 microgram per m3 verkregen, door het op de gebruikelijke wijze bepaalde aantal overschrijdingsdagen met 6 dagen te verminderen.

Toelichting

In deze regeling zijn de bepalingen opgenomen van de, als gevolg van de intrekking van het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269), van rechtswege vervallen Meetregeling luchtkwaliteit (Stcrt. 2001, 135). Daarnaast strekt de regeling tot uitvoering van richtlijn nr. 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (PbEG L 313) (hierna: tweede dochterrichtlijn).

De bepalingen van de Meetregeling luchtkwaliteit worden opnieuw vastgesteld. De formulering van enkele bepalingen zijn omwille van de duidelijkheid of leesbaarheid aangepast. Ter implementatie van de tweede dochterrichtlijn zijn de bepalingen uit de Meetregeling luchtkwaliteit over de beoordeling van de luchtkwaliteit voor koolmonoxide en benzeen, gewijzigd en aangevuld. Voor het overige heeft implementatie van de betreffende richtlijn plaatsgevonden in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor een toelichting op de artikelen ontleend aan de Meetregeling luchtkwaliteit uit 2001, wordt verwezen naar de toelichting bij de betreffende regeling.

Artikel 1

Voor de in deze regeling gebruikte begrippen gelden de definities van artikel 1 van het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Artikel 2 en 3

Deze artikelen, waarin agglomeraties en zones worden aangewezen voor de toepassing van het Besluit luchtkwaliteit 2005, bevatten de inhoud van de artikelen 2 en 3 van de oorspronkelijke Meetregeling van 2001. De aanduiding van de indeling van de agglomeraties en zones is aangepast aan de gemeentelijke herindelingen die sinds de inwerkingtreding van de Meetregeling 2001 hebben plaatsgevonden.

Voor de indeling van Nederland in zones en agglomeraties is ter implementatie van de tweede dochterrichtlijn aangesloten bij de indeling die in de oorspronkelijke Meetregeling is gemaakt voor de stoffen waarop richtlijn nr. 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999, betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PbEG L 163) (hierna: eerste dochterrichtlijn), van toepassing is, en die ook van toepassing is verklaard bij de implementatie van richtlijn nr. 2002/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2002 betreffende ozon in de lucht (PbEG L 67) (hierna: derde dochterrichtlijn), in de Regeling luchtkwaliteit ozon (Stcrt. 2004, 224).

Artikelen 4 en 5

Deze artikelen, waarin het ingevolge de EG-richtlijnen luchtkwaliteit benodigde aantal meetpunten voor de betreffende verontreinigende stoffen per agglomeratie en zone wordt vastgesteld, bevatten de inhoud van de artikelen 4 en 5 van de Meetregeling van 2001. Ter implementatie van de tweede dochterrichtlijn is het benodigde aantal meetpunten voor koolmonoxide en benzeen toegevoegd (in artikel 4, eerste, tweede en vierde tot en met zesde lid, onder d. en e. en in het derde lid onder e. en f. en in artikel 5, in het eerste, tweede en derde lid onder e. en f.) Het aantal benodigde meetstations voor koolmonoxide en benzeen in Nederland is conform de vereisten van bijlage V van de tweede dochterrichtlijn1 . Waar ingevolge de richtlijn geen monitoring is vereist, is gekozen voor één vast meetpunt.

Artikel 6

Dit artikel betreft de plaatsing van meetpunten ter beoordeling van de luchtkwaliteit voor stoffen waarvoor grenswaarden gelden ter bescherming van het ecosysteem of de vegetatie. De inhoud van artikel 6 van de Meetregeling uit 2001 is daarbij overgenomen. In de formulering is nauw aangesloten bij bijlage VI van de eerste dochterrichtlijn en bijlage IV van de tweede dochterrichtlijn.

Artikel 7

Dit artikel betreft de plaatsing van meetpunten ter beoordeling van de luchtkwaliteit voor stoffen waarvoor grenswaarden, plandrempels of alarmdrempels ter bescherming van de gezondheid van de mens gelden. De inhoud van artikel 7 van de Meetregeling uit 2001 is overgenomen. Het artikel is ingevolge bijlage IV, I van de tweede dochterrichtlijn ook van toepassing op meetpunten voor koolmonoxide en benzeen. In de formulering van dit artikel is eveneens nauw aangesloten bij bijlage VI van de eerste dochterrichtlijn en bijlage IV van de tweede dochterrichtlijn.

In het tweede lid van artikel 7 is geregeld dat meetpunten zodanig geplaatst worden dat niet alleen inzicht verkregen wordt in de concentraties ter plaatse, maar ook in concentraties op plaatsen die met de meetlocatie vergelijkbaar zijn. De formulering van het tweede lid is rechtstreeks ontleend aan de richtlijnen.

Artikelen 8 en 9

Deze artikelen inzake monsterneming, bevatten de inhoud van de artikelen 8 en 9 van de Meetregeling uit 2001. Ingevolge bijlage IV, II, van de tweede dochterrichtlijn geldt het bepaalde ook ten aanzien van monsterneming van koolmonoxide en benzeen.

Artikelen 10 tot en met 13

In deze artikelen worden eisen gesteld aan metingen van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltje (PM10) en lood. De inhoud is overgenomen van de artikelen 10 tot en met 13 van de Meetregeling uit 2001.

Aan het artikel betreffende de metingen voor zwevende deeltjes PM10 (artikel 12), is een lid toegevoegd dat betrekking heeft op concentraties van zwevende deeltje van natuurlijke oorsprong. In artikel 5, eerste lid, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 is geregeld dat de concentraties van zwevende deeltjes, die zich van nature in de lucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, bij het beoordelen van de luchtkwaliteit voor zwevende deeltjes (PM10) buiten beschouwing blijven. In artikel 12, zesde lid, wordt geregeld op welke wijze het buiten beschouwing laten van concentraties PM10 van natuurlijke oorsprong gebeurt. Zowel voor de jaargemiddelde als voor de 24-uurgemiddelde concentratie zijn correctiefactoren bepaald. Aangezien de correctiefactoren onder invloed van windsnelheid en windrichting in de tijd kunnen veranderen, zijn zowel de correctiefactoren als de procedure om die te hanteren in een bijlage bij de Meetregeling opgenomen. Wijziging van de correctiefactoren kan daardoor in de toekomst vrij eenvoudig zonder wijziging van de Meetregeling plaatsvinden, door aanpassing van de bijlage. Voor een toelichting op de correctiefactoren wordt verwezen naar de toelichting op de bijlage.

Artikel 14

Artikel 14 betreft metingen voor koolmonoxide. Het artikel is vergelijkbaar opgebouwd als de artikelen 10 tot en met 13 en bevat de implementatie van bijlage II en bijlage VI, I van de tweede dochterrichtlijn en de beschikking van de Europese Unie tot invoering van een regeling voor de onderlinge uitwisseling van informatie over en gegevens van meetnetten en meetstations voor luchtverontreiniging in de lidstaten (97/101/EG, PbEG nr. L 35/14, 05-02-1997).

In het artikel wordt geregeld welke basisgegevens gebruikt worden voor het nagaan of de luchtkwaliteit in overeenstemming is met de grenswaarde (acht-uurgemiddelde concentratie) en aan welke eisen die basisgegevens dienen te voldoen. Verder wordt een eis gesteld aan het benodigde aantal gevalideerde waarden per kalenderjaar: ten minste 90 procent. Indien daar niet aan voldaan wordt en er dus minder gevalideerde waarden beschikbaar zijn, wordt evenals dat bij de andere stoffen het geval is, op grond van de beschikbare concentraties nagegaan of de grenswaarde voor koolmonoxide overschreden kan zijn.

Artikel 15

Dit artikel betreffende metingen voor benzeen, bevat de implementatie van bijlage VI, I van de tweede dochterrichtlijn. Conform de richtlijn wordt vastgelegd gedurende welke tijd minimaal metingen plaats dienen te vinden, alsmede de hoeveelheid gevalideerde meetwaarden die ten minste beschikbaar moet zijn om na te kunnen gaan of de luchtkwaliteit in overeenstemming is met de grenswaarden en plandrempels voor benzeen. De richtlijn laat open op basis van welke concentraties (uur-, vierentwintig-uur- of week-gemiddelden) de luchtkwaliteit voor benzeen wordt beoordeeld. Ook in artikel 15 wordt die ruimte geboden.

Artikelen 16 tot en met 22

In deze artikelen zijn referentiemethoden vastgelegd voor de meting (analyse en monsterneming) van de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Uit de definitie van meetmethode in artikel 1 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 blijkt, dat analyse en monsterneming onderdelen van een meetmethode zijn. Van deze methoden moet ingevolge de EG-richtlijnen (bijlage IX, eerste dochterrichtlijn en bijlage VII, tweede dochterrichtlijn) gebruik gemaakt worden. De genoemde referentiemethoden worden in de praktijk op ruime schaal gebruikt door metende instanties.

De richtlijnen openen de mogelijkheid om bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor de betreffende stoffen in plaats van de genoemde methoden, andere methoden te gebruiken, mits de uitkomsten vergelijkbaar zijn met die van de referentiemethoden. In de artikelen 16 tot en met 22 is die voorziening onder b. opgenomen. De EU-Working group on Guidance for the Demonstration of Equivalence heeft in januari 2004 een concept-rapport uitgebracht waarin procedures worden beschreven die gehanteerd kunnen worden om de vergelijkbaarheid van methoden met de referentiemethode aan te tonen2 .

Voor de meting van PM10 kan ingevolge de eerste dochterrichtlijn (bijlage IX, onder IV) tevens gebruik gemaakt worden van een methode die een constante samenhang vertoont met de referentiemethode. In dat geval moeten de met die methode verkregen resultaten met een factor te worden gecorrigeerd, zodat er resultaten worden gegenereerd die gelijkwaardig zijn aan die welke de toepassing van de referentiemethode zou hebben opgeleverd. De EU working group on particulate matter heeft in 2002 een rapport3 uitgebracht waarin geadviseerd wordt een correctiefactor te hanteren van 1.3, tenzij aangetoond kan worden dat een andere factor de werkelijkheid dichter benadert.

De mogelijkheid om voor PM10 een methode te gebruiken die een constante samenhang vertoont met de referentiemethode, is opgenomen in artikel 18, onder c van onderhavig besluit.

In Nederland wordt voor PM10 metingen in de praktijk gebruik gemaakt van een dergelijke methode. Op de uitkomsten wordt een correctiefactor toegepast van 1.33. Een onderbouwing van deze factor is te vinden in RIVM rapport 650010026, Betrouwbaarheid van PM10-metingen in Nederland: een samenvattend overzicht.

De instantie die een andere methode dan de referentiemethode gebruikt, moet kunnen aantonen dat de betreffende methode gelijkwaardige resultaten oplevert of een constante samenhang vertoont met de referentiemethode. Indien omtrent de betrouwbaarheid of samenhang van een methode met de referentiemethode verschil van inzicht bestaat, kan de minister van VROM ingevolge artikel 31 van het Besluit luchtkwaliteit 2005, de nauwkeurigheid van de methode toetsen. In de praktijk zal het RIVM een dergelijke toetsing namens de minister verrichten.

Artikel 23

Deze regeling bevat een nadere uitwerking van bepaalde aspecten van het Besluit luchtkwaliteit 2005 en treedt derhalve op hetzelfde moment in werking als het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Bijlage

In artikel 5, eerste lid, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 is geregeld dat de concentraties van zwevende deeltjes, die zich van nature in de lucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, bij het beoordelen van de luchtkwaliteit voor zwevende deeltjes (PM10) buiten beschouwing blijven. In artikel 12, zesde lid, van onderhavige regeling wordt voor de daartoe te hanteren procedure verwezen naar de bijlage.

Zeezout komt van nature in de lucht voor en wordt geacht niet schadelijk te zijn voor de gezondheid van de mens. Daarom kan de hoeveelheid zeezout die deel uitmaakt van de concentratie van zwevende deeltjes bij het beoordelen van de luchtkwaliteit buiten beschouwing worden gelaten.

Voor andere bestanddelen van zwevende deeltjes, waaronder bodemstof, is nog onvoldoende kennis beschikbaar ten aanzien van het gedeelte dat van nature in de lucht voorkomt en waarvan gesteld kan worden dat het geen schadelijke effecten heeft op de gezondheid van de mens. Zo is het vooralsnog niet mogelijk onderscheid te maken in bodemstof dat in de lucht aanwezig is ten gevolge van natuurlijke oorzaken en bodemstof dat aanwezig is ten gevolge van menselijk handelen. Schadelijkheid van bodemstof voor de gezondheid is bovendien niet uitgesloten.

Op dit moment kunnen de meetresultaten voor fijn stof dan ook uitsluitend gecorrigeerd worden voor zover het zeezout betreft. Op basis van de thans beschikbare kennis heeft het RIVM4 voor zeezout een voorlopige correctiemethode vastgesteld om toe te passen bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor zwevende deeltjes. Die is vastgelegd in de bijlage.

Voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, van 50 microgram (artikel 20, onder b, Besluit luchtkwaliteit 2005), die maximaal 35 dagen per kalenderjaar overschreden mag worden, wordt voor geheel Nederland een correctie toegepast in het aantal dagen met overschrijding: namelijk 6 dagen per jaar.

Voor de jaargemiddelde concentratie van 40 microgram (artikel 20, onder a, Besluit luchtkwaliteit 2005) wordt per vierkante kilometer in Nederland een correctiefactor toegepast voor de concentratiewaarde. Die varieert van 7 microgram per m3 aan de kust, tot 3 microgram per m3 aan de oostgrens van Nederland.

De correctiefactoren kunnen jaarlijks fluctueren onder invloed van de heersende windrichting en windsnelheid. Ook zal de kennis omtrent het aandeel van zeezout in de toekomt toenemen op basis van aanvullende metingen in het kader van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Tevens kan de kennis voortschrijden omtrent andere bestanddelen van zwevende deeltjes. Deze factoren kunnen aanleiding geven tot aanpassing van de correctiefactoren middels wijziging van de bijlage.

Transponeringstabel Meetregeling luchtkwaliteit 2001

Meetregeling luchtkwaliteit 2001

Meetregeling luchtkwaliteit 2005

§ 1 Definitie

Artikel 1

§ 1. Definities

Artikel 1

§ 2 Agglomeraties en zones

Artikel 2

§ 2. Agglomeraties en zones

Artikel 2

 

Artikel 3

 

Artikel 3

§ 3 Meetstations

Artikel 4

§ 3. Meetpunten

Artikel 4

 

Artikel 5

 

Artikel 5

§ 4 Plaatsing meetstations

Artikel 6

§ 4. Plaatsing van meetpunten

Artikel 6

 

Artikel 7

 

Artikel 7

§ 5 Monsterneming

Artikel 8

§ 5. Monsterneming

Artikel 8

 

Artikel 9

 

Artikel 9

§ 6 Meetmethoden zwaveldioxide

Artikel 10

§ 6. Metingen voor zwaveldioxide

Artikel 10

§ 7 Meetmethoden stikstof(di)oxide(n)

Artikel 11

§ 7. Metingen voor stikstof(di)oxide(n)

Artikel 11

§ 8 Meetmethode PM10

Artikel 12

§ 8. Metingen voor PM10

Artikel 12

§ 9 Meetmethoden lood

Artikel 13

§ 9. Metingen voor lood

Artikel 13

§ 10 Meetmethoden koolmonoxide

Artikel 14

§ 10. Metingen voor koolmonoxide

Vervangen door artikel 14

§ 11 Meetmethoden benzeen

Artikel 15

§ 11. Metingen voor benzeen

Vervangen door artikel 15

§ 12 Slotbepalingen

Artikel 16

 

Vervangen door artikel 23

 

Artikel 17

 

Vervangen door artikel 24

Transponeringstabel kaderrichtlijn luchtkwaliteit 5

Artikel(lid)

kaderrichtlijn

Meetregeling luchtkwaliteit 2005

artikel 6 (beoordeling luchtkwaliteit in zones en agglomeraties)

artikel 2, 3, 4 en 5

artikel 8 (lijst zones en agglomeraties)

artikel 2 en 3

Transponeringstabel eerste dochterrichtlijn

Artikel(lid) eerste dochterrichtlijn

Meetregeling luchtkwaliteit 2005

artikel 2 (definities)

– artikel 1, voor zover van toepassing

artikel 7, tweede en derde lid

– artikel 4 t/m 9

bijlage VI, I en II (locatie monsternemingspunten)

– artikel 4 t/m 9

bijlage VII (aantal meetpunten)

– artikel 4 en 5

bijlage VIII (nauwkeurigheidscriteria)

– artikel 10, vierde lid, 11, derde lid, 12, derde lid, 13, tweede lid

bijlage IX (referentiemethoden)

– artikelen 16 tot en met 20 en indirect in artikel 10, vierde lid, 11, derde lid, 12, derde lid, 13, tweede lid

Transponeringstabel tweede dochterrichtlijn

Artikel(lid) tweede dochterrichtlijn

Meetregeling luchtkwaliteit 2005

artikel 5,

 

tweede lid (verwijzing bijlage IV en V),

– artikel 4, 5, 7 t/m 9

vijfde lid (bijlage VII) referentiemethoden

– artikelen 14 en 15

bijlage IV, I (locatie monsternemingspunten)

– artikel 7

II

– artikelen 8 en 9

bijlage V (aantal monsternemingspunten)

– artikel 4 en 5

bijlage VI, I (nauwkeurigheidscriteria)

– artikel 14, zesde lid

– artikel 15

bijlage VII (referentiemethoden)

– artikelen 21 en 22 en indirect in de artikelen 14 en 15

Naar boven