Wijziging Regeling herverkaveling

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 januari 2005, nr. TRCJZ/2004/5883, houdende wijziging van de Regeling herverkaveling

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 162, 163 en 195 van de Landinrichtingswet en op de artikelen 6 en 25 van de Regeling herverkaveling;

Besluit:

Artikel I

De Regeling herverkaveling1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na bijlage 1a worden de volgende bijlagen ingevoegd:

Bijlage 1b, behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de ruilverkaveling Zuidwolde-Noord/Beneden Egge, blok West

A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)

In het blok worden aangetroffen:

a. cultuurgronden in gebruik als grasland, bouwland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;

b. erven en tuinen;

c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;

d. wegen;

e. waterlopen, sloten en plassen;

f. dijken en kaden;

g. sport- en recreatieterreinen;

h. gebouwen, werken en beplantingen;

i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen.

B. (De in het blok voorkomende gronden)

In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:

a. zandgronden: beslaan ongeveer 65% van de aanwezige cultuurgronden. Zandgronden zijn minerale gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit zand bestaan. Ze bevatten geen moerige bovengrond of tussenlaag.

b. moerige gronden: beslaan ongeveer 25% van de aanwezige cultuurgronden. Moerige gronden zijn gronden met een moerige (venige) bovengrond of een moerige tussenlaag die binnen 40 cm beneden maaiveld begint en 10 tot 40 cm dik is.

c. veengronden: beslaan ongeveer 10% van de aanwezige cultuurgronden. Veengronden zijn gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit moerig materiaal bestaan.

d. oude kleigronden (keileemgronden): beslaan nog geen 1% van de aanwezige cultuurgronden. Deze keileemgronden zijn nog voor het Holoceen ontstaan. Keileemgronden zijn gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit keileem bestaan.

C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke klasse behorende agrarische waarde)

Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:

a. cultuurgronden in klassen van € 13.000,– tot en met € 21.000,– per ha, met intervallen van € 1.000,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;

b. erven en tuinen als aangrenzende grond;

c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 3.000,– per ha, met uitzondering van houtwallen smaller dan 1,5 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;

d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,– per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat.

e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per ha;

f.  particuliere sloten

– met een geringere bovenbreedte dan 12,0 meter als aangrenzende grond

– breder dan 12,0 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;

g. dijken en kaden als cultuurgrond of onland;

h. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond;

i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen op € 0,– per hectare.

D. (Objectieve factoren)

De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:

a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht;

b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht;

c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht.

Bijlage 1c, behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie voor de ruilverkaveling Zuidwolde-Noord/Beneden Egge, blok Oost

A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)

In het blok worden aangetroffen:

a. cultuurgronden in gebruik als grasland, bouwland, tuingrond, boomgaard en boomkwekerij;

b. erven en tuinen;

c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland;

d. wegen;

e. waterlopen, sloten en plassen;

f. dijken en kaden;

g. sport- en recreatieterreinen;

h. gebouwen, werken en beplantingen;

i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen.

B. (De in het blok voorkomende gronden)

In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:

a. zandgronden: beslaan ongeveer 65% van de aanwezige cultuurgronden. Zandgronden zijn minerale gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit zand bestaan. Ze bevatten geen moerige bovengrond of tussenlaag.

b. moerige gronden: beslaan ongeveer 25% van de aanwezige cultuurgronden. Moerige gronden zijn gronden met een moerige (venige) bovengrond of een moerige tussenlaag die binnen 40 cm beneden maaiveld begint en 10 tot 40 cm dik is.

c. veengronden: beslaan ongeveer 10% van de aanwezige cultuurgronden. Veengronden zijn gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit moerig materiaal bestaan.

d. oude kleigronden (keileemgronden): beslaan nog geen 1% van de aanwezige cultuurgronden. Deze keileemgronden zijn nog voor het Holoceen ontstaan. Keileemgronden zijn gronden die tussen 0 en 80 cm beneden maaiveld voor meer dan de helft van hun dikte uit keileem bestaan.

C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke klasse behorende agrarische waarde)

Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:

a. cultuurgronden in klassen van € 13.000,– tot € 21.000,– per ha, met intervallen van € 1.000,–, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;

b. erven en tuinen als aangrenzende grond;

c. bosgronden, houtwallen, woeste gronden en onland op € 3.000,– per ha, met uitzondering van houtwallen smaller dan 1,5 meter, welke worden geschat als aangrenzende grond;

d. wegen, wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,– per ha. De overige wegen worden als cultuurgrond of onland geschat.

e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per ha;

f. particuliere sloten

– met een geringere bovenbreedte dan 12,0 meter als aangrenzende grond,

– breder dan 12,0 meter voor de gehele breedte op € 0,– per hectare;

g. dijken en kaden als cultuurgrond of onland;

h. sport- en recreatieterreinen als aangrenzende grond;

i. overige, namelijk Gasunie- en NAM-locaties en NAM-wegen op € 0,– per hectare.

D. (Objectieve factoren)

De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:

a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht;

b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht;

c. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht.

Bijlage 1d, behorende bij artikel 6 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie als bedoeld in artikel 162 van de Landinrichtingswet voor de herinrichting Lemsterpolders

A. (De in het blok aanwezige onroerende zaken)

In het blok worden aangetroffen:

a. cultuurgronden in gebruik als bouwland en grasland;

b. erven en tuinen;

c. bosgronden, rietlanden en onland;

d. wegen;

e. waterlopen, sloten en plassen;

f. dijken en kaden;

g. begraafplaatsen;

h. gebouwen, werken en beplantingen.

B. (De in het blok voorkomende gronden)

In het blok worden de volgende gronden aangetroffen:

De bodemopbouw in het herinrichtingsgebied bestaat volgens de Bodemkaart van Nederland (1 : 50.000) uit veengronden. De zandondergrond zit in dit gebied dieper dan 120 centimeter.

Het grootste deel van de cultuurgronden bestaat uit Koopveengronden. Dit zijn veengronden met een veraarde bovengrond. Deze gronden zijn in het verleden vergraven en bestaan afwisselend uit veenmos- of zeggeveen.

Oostelijk van de polderdijk ligt een ca. 40 meter brede strook met Weideveengronden. Dit zijn veengronden met een kleidek, waarin zich een minerale eerdlaag bevindt. Onder het kleidek begint op maximaal 40 cm. diepte de veenondergrond, die uit veenmosveen bestaat.

Ten westen van de polderdijk liggen Waardveengronden, die een kleidek zonder minerale eerdlaag bezitten. Ook hier bestaat de ondergrond uit veenmosveen.

Op een tweetal plaatsen wordt op de bodemkaart aangegeven dat er sprake is van aangemaakte petgaten. Dit wordt aangeduid met de bodemcode AAP.

C. (De indeling van de te schatten gronden in klassen met vermelding van de bij elke klasse behorende agrarische waarde)

Rekening houdend met het bepaalde in artikel 2 van de regeling worden de gronden als volgt geschat:

a. cultuurgronden in 2 klassen van € 14.000,– en € 15.000,– per ha, zonder rekening te houden met de cultuurtoestand;

b. erven en tuinen als aangrenzende grond;

c. bosgronden, rietland en onland in 2 klassen van € 3.000,– en € 6.000,– per ha;

d. wegen: wanneer zij openbaar zijn of kennelijk als zodanig worden gebruikt, op € 0,– of € 3.000,– per hectare. De overige wegen worden als onland of als cultuurgrond geschat;

e. waterlopen in beheer en onderhoud bij openbare lichamen alsmede plassen op € 0,– per ha; particuliere sloten als aangrenzende grond;

f. dijken en kaden in 4 klassen van € 3.000,– tot en met € 6.000,– per ha met intervallen van € 1.000,– per ha;

g. begraafplaatsen als aangrenzende grond.

D. (Objectieve factoren)

De objectieve factoren, bedoeld in artikel 4 van de regeling, worden als volgt gewaardeerd:

a. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht;

b. De waterhuishoudkundige toestand van de kavels in 3 klassen van respectievelijk goed, matig en slecht.

B

In hoofdstuk D van Bijlage 2 wordt ‘bedoeld in artikel 21’ vervangen door: bedoeld in artikel 23.

C

In het opschrift van de Bijlagen 2a, 2b en 2c wordt ‘artikel 21’ telkens vervangen door: artikel 25.

D

Na bijlage 2c worden de volgende bijlagen toegevoegd:

Bijlage 2d, behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Groesbeek’

A. (Objectieve en subjectieve factoren)

De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:

a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk 0, 40 en 80 punten per hectare;

b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk 0, 80 en 160 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;

c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van kavelconcentratie in 6 klassen van respectievelijk 0, 10, 20, 40, 60 en 80 punten per hectare;

d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die van kavelverbeteringswerken.

B. (Verandering van de agrarische waarde)

Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 11.798,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen van € 908,–.

C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)

De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie geschat in klassen van € 11.798,– tot en met € 22.689,– per hectare, met intervallen van € 908,–.

D. (Verrekenposten)

De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:

a. De aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;

b. Aansluiting van drinkwater of drinkput van een minimum van € 0,– tot een maximum van € 1.000,– per geval met intervallen van € 100,–;

c. Drainages van een minimum van € 0,– tot een maximum van € 0,90 per strekkende meter, gerekend over volvelds gedraineerde percelen;

d. De extreme wortel- en schaduwwerking op 45% van de waarde van schatting van de betreffende grond, te berekenen over stroken met een breedte van 5, 10, 15, 20 of 25 meter, afhankelijk van de omvang van de schade;

e. Voor het vestigen van een nieuwe erfdienstbaarheid van weg over een erf wordt € 700,– in mindering gebracht per geval, met uitzondering van wandelpaden. Voor wandelpaden geldt een verrekenpost van € 3,18 per strekkende meter;

f. Andere dan agrarische waarden met een door deskundigen vast te stellen bedrag;

g. De waarde van gebouwen, werken, beplantingen en houtopstanden met een door deskundigen vast te stellen bedrag.

E. (Overig)

1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1,55.

2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.

Bijlage 2e, behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor het blok ‘Ommelanderwijk-Zuidwending’ voor het deelgebied ‘Oude Veenkoloniën’ in de Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën betreffende de tweede schatting

A. (Objectieve en subjectieve factoren)

De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:

a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 5 klassen van respectievelijk, –1, 0, 1, 2 en 3 punten per hectare;

b. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 20 punten per hectare met intervallen van 5 punten;

c. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van herinrichting in de objectieve en subjectieve factoren geschiedt per bedrijf door vergelijking van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde herinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die van kavelverbeteringswerken.

B. (Verandering van de agrarische waarde)

Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 6.580,– tot en met € 12.252,– per hectare, met intervallen van € 567,–.

C. (Waardeveranderingen als bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën)

De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie geschat in klassen van € 6.580,– tot en met € 12.252,– per hectare, met intervallen van € 567,–.

D. (Verrekenposten)

De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:

a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten op € 1.930,– per mast bij een basisoppervlakte van 10,75 meter × 10,75 meter en op € 2.870,– per mast bij een basisoppervlakte van 16 meter × 16 meter. Geen verrekening vindt plaats voor de Edon-lijn, die na het vaststaan van het plan van toedeling, doch voor de aktepassering is gesloopt;

b. erfdienstbaarheden in 5 klassen van € 1.000,– tot en met € 5.000,– met intervallen van € 1.000,–;

c. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;

d. de aanwezigheid van puin zal worden verrekend met een maximum van € 1,50 per m2 (vierkante meter);

e. schaduw- en wortelschade zal worden verrekend op basis van € 0,35 per m2 (vierkante meter) voor lichte beplanting en € 0,75 per m2 (vierkante meter) voor zware beplanting;

f. de verandering in lengte van zwetsloten en -wijken met € 4,50 per eenheden van 1 meter.

E. (Overig)

1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld in artikel 33 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, te vermenigvuldigen met een factor 1,2.

2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C worden verrekend na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.

Bijlage 2f, behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Mars- en Westerstroom’

A. (Objectieve en subjectieve factoren)

De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten gewaardeerd:

a. De afstand van de kavels tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk 0, 30 en 50 punten per hectare;

b. De afstand van gebouwen tot de dichtstbijzijnde openbare verharde weg in 3 klassen van respectievelijk 90, 220 en 440 punten per gebouw c.q. complex van gebouwen;

c. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van kavelconcentratie in 5 klassen van 0 tot en met 100 punten per hectare met intervallen van 25 punten;

d. De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die van kavelverbeteringswerken.

B. (Verandering van de agrarische waarde)

Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming van het stelsel van classificatie wordt geschat in klassen van € 7.260,48 tot en met € 12.252,07 per hectare, met intervallen van € 453,78.

C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)

De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie geschat in klassen van € 7.260,48 tot en met € 12.252,07 per hectare, met intervallen van € 453,78.

D. (Verrekenposten)

De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat.

a. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag;

b. andere dan agrarische waarden met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;

c. de waarde van gebouwen, werken, beplantingen en houtopstanden met een zonodig door deskundigen vast te stellen bedrag;

d. schaduw- en wortelschade tot een maximum van € 12,50 per strekkende meter met intervallen van € 2,50.

E. (Overig)

1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 2.

2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.

Bijlage 2g, behorende bij artikel 25 van de Regeling herverkaveling

Nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de ruilverkaveling ‘Tjabbekamp’

A. (Objectieve en subjectieve factoren)

De objectieve en subjectieve factoren, bedoeld in artikel 4 en 5 van de regeling, worden als volgt in punten per hectare gewaardeerd:

a. De verkaveling omvattende vorm, grootte, aantal, afstand tot de gebouwen en mate van kavelconcentratie in 5 klassen van 0 punten tot en met 40 punten met intervallen van steeds 10 punten.

b. De waterhuishoudkundige toestand in twee klassen van 0 punten of 200 punten.

De bepaling van de waardeveranderingen als gevolg van landinrichting in de objectieve en subjectieve factoren geschiedt per eigendom (of per bedrijf) door vergelijking van de toegedeelde kavels met de ingebrachte kavels. Bij de beoordeling van de ingebrachte kavels wordt de invloed van reeds uitgevoerde landinrichtingswerken geëlimineerd, behoudens die van kavelverbeteringswerken.

B. (Verandering van de agrarische waarde)

Een verandering van de agrarische waarde, bedoeld in artikel 2 van de regeling, wordt bepaald op het verschil tussen de waarde bij de eerste schatting en de waarde bij de tweede schatting, waarbij laatstgenoemde waarde met inachtneming van het stelsel van classificatie wordt geschat in 8 klassen van € 0,–, € 5.000,–, € 10.000,–, € 15.000,–, € 20.000,–, € 25.000,–, € 27.000,–, € 29.000,–.

C. (Waardeveranderingen als bedoeld in artikel 71 van de wet)

De waarde van de onroerende zaken die een waardeverandering als bedoeld in artikel 3 van de regeling ondergaan wordt met inachtneming van het stelsel van classificatie geschat in 8 klassen van € 0,–, € 5.000,–, € 10.000,–, € 15.000,–, € 20.000,–, € 25.000,–, € 27.000,–, € 29.000,–.

D. (Verrekenposten)

De verrekenposten, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de regeling, worden als volgt geschat:

a. de aanwezigheid van hoogspanningsmasten van het 150 kV-net op € 1.000,– per stuk en overspanningen op € 5,45 per strekkende meter zakelijk rechtstrook;

b. de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen, waarvoor een beperkt recht is gevestigd, op € 0,85 per vierkante meter zakelijk rechtstrook;

c. bij het opheffen van erfdienstbaarheden van € 0,– tot € 8.000,– per geval met intervallen van € 1.000,–. Bij het vestigen van erfdienstbaarheden van € 2.000,– tot € 16.000,– per geval met intervallen van € 2.000,–;

d. andere dan agrarische waarden (artikel 23 lid 2 sub d Regeling herverkaveling);

e. de aanwezigheid van markeringspaaltjes (gele kap) voor gasleidingen worden verrekend aan de hand van een reeks van € 100,– tot € 600,– met intervallen van € 100,–. Afsluiters worden verrekend aan de hand van een reeks van € 100,– tot € 400,– met intervallen van € 100,–;

f. de aanwezigheid van verontreinigingen in of op de bodem als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming met een door deskundigen vast te stellen bedrag.

E. (Overig)

1. Over- en onderbedeling worden verrekend, door de waarde van de schatting, bedoeld in artikel 166 van de wet, te vermenigvuldigen met een factor 1.

2. De vastgestelde waardeveranderingen, bedoeld in de onderdelen B en C, worden verrekend na vermenigvuldiging met de factor, bedoeld in het eerste lid.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 januari 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

De Landinrichtingswet bepaalt dat met betrekking tot ieder blok (een geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken) een stelsel van classificatie van de gronden wordt vastgesteld. Ook bepaalt de Landinrichtingswet dat de landinrichtingscommissie met betrekking tot ieder blok een plan van toedeling ontwerpt; eveneens worden op grond van de Landinrichtingswet regels gesteld voor de tweede schatting. De regels hiervoor zijn opgenomen in de Regeling herverkaveling. Zij bevat de regels per blok met betrekking tot het stelsel van classificatie, het plan van toedeling en de tweede schatting op grond van de Landinrichtingswet, de tweede schatting op grond van de Reconstructiewet Midden-Delfland alsmede het stelsel van classificatie en de tweede schatting op grond van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.

Vanuit het oogpunt van eenduidigheid en duidelijkheid is gekozen voor zoveel mogelijk uniforme regels per blok. Ten aanzien van die aspecten van het stelsel van classificatie en de tweede schatting waar dit niet mogelijk is, kunnen per blok nadere regels worden gesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit geschiedt overeenkomstig de bij de Regeling herverkaveling opgenomen modellen (bijlagen 1 en 2). Bijlage 1 betreft een model omtrent de nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie; bijlage 2 betreft een model omtrent de nadere regels per blok betreffende de tweede schatting.

In de onderhavige wijzigingsregeling zijn voor bepaalde blokken nadere regels gesteld die als bijlage in de Regeling herverkaveling zijn opgenomen. Dit betreft:

1. drie nieuwe bijlagen (als bijlages 1b, 1c en 1d) betreffende nadere regels per blok betreffende het stelsel van classificatie met betrekking tot de volgende projecten: de ruilverkavelingen ‘Zuidwolde Noord/Beneden Egge, blok West’ en ‘Zuidwolde Noord/Beneden Egge, blok Oost’ en de herinrichting ‘Lemsterpolders’;

2. vier nieuwe bijlagen (als de bijlages 2d, 2e, 2f en 2g) inzake nadere regels per blok betreffende de tweede schatting voor de volgende projecten: de ruilverkaveling ‘Groesbeek’; de herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën: blok ‘Ommelanderwijk-Zuidwending’; de ruilverkaveling ‘Mars- en Westerstroom’ en de ruilverkaveling ‘Tjabbekamp’.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2004, 118; gewijzigd bij ministeriële regeling van 21 oktober 2004 (Stcrt. 201).

Naar boven