Uitvoeringsregeling BSE-2005 duurzame energie (haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten)

Regeling van de Minister van Economische Zaken 8 juli 2005, nr. WJZ 5043315, tot uitvoering van het Besluit subsidies energieprogramma’s, houdende vaststelling van het programma duurzame energie haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten (Uitvoeringsregeling BSE-2005 duurzame energie (haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten ))

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 3, tweede lid, 5, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder minister: de Minister van Economische Zaken.

Artikel 2

1. Als energieprogramma als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s, wordt vastgesteld het programma opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

2. Voor het in de bijlage opgenomen programma worden subsidieplafonds vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de bijlage, onderdeel E.

3. De in het tweede lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de bijlage, onderdeel F, opgenomen periode.

4. De bedragen in de bijlage, onderdeel E, onder a en b, worden verdeeld op de wijze, bepaald in artikel 9, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s. Indien door toewijzing van subsidieaanvragen met dezelfde datum van ontvangst, de bedragen in de bijlage, onderdeel F, onder a onderscheidenlijk b, zouden worden overschreden, geschiedt de toewijzing volgens een rangschikking van de subsidieaanvragen, waarbij de hoogst gerangschikte subsidieaanvraag het eerst voor toewijzing in aanmerking komt. De minister stelt de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 3

1. De aanvraag om subsidie, die wordt ingediend in de periode als bedoeld in onderdeel F van de bijlage bij deze regeling, kan elektronisch worden ingediend met gebruikmaking van de elektronische weg die daartoe is geopend en voor zover dat geschiedt met toepassing van de pincode en het certificaat die aan de aanvrager zijn toegekend.

2. De aanvraag gaat vergezeld van de documenten die zijn vermeld in het aanvraagformulier BSE. 1

3. Als tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, geldt het tijdstip waarop de aanvraag het systeem voor gegevensverwerking van de minister heeft bereikt.

4. De minister bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

5. De minister kan weigeren de aanvraag te aanvaarden indien de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid daarvan onvoldoende zijn gewaarborgd, gelet op de aard en inhoud van de aanvraag. De minister deelt een weigering zo spoedig mogelijk aan de afzender mee.

6. De ontvangstbevestiging, bedoeld in het vierde lid, en de weigering, bedoeld in het vijfde lid, worden elektronisch verzonden. Als tijdstip waarop het bericht is verzonden, geldt het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt waarover de minister geen controle heeft.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling BSE-2005 duurzame energie (haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 juli 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Bijlage, behorend bij artikel 2 van de Uitvoeringsregeling BSE-2004 duurzame energie (haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten)

Programma duurzame energie

A. Doel, afbakening

In het kader van het Besluit subsidies energieprogramma’s wordt via diverse energieprogramma’s subsidie verleend voor activiteiten op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Het doel van het energieprogramma duurzame energie (haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten) (hierna: het programma) is het bevorderen van projecten die een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het beleid inzake duurzame energie van de Nederlandse overheid en waarvan de resultaten van betekenis zijn voor de Nederlandse energievoorziening, door middel van:

het wegnemen van knelpunten voor de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie.

In het kader van het programma is verstrekking van subsidie mogelijk voor de volgende typen projecten (nadere omschrijving in artikel 1 van het Besluit subsidies energieprogramma’s):

– haalbaarheidsprojecten;

– kennisoverdrachtprojecten.

Toelichting

Het programma moet een bijdrage leveren aan de doelstelling van de Nederlandse overheid om in 2020 met behulp van duurzame energiebronnen in 10% van de Nederlandse energiebehoefte te voorzien. Voor 2010 wordt een aandeel duurzame energie in de energievoorziening van 5% nagestreefd. Voor het aandeel uit duurzame bronnen geproduceerde elektriciteit in de elektriciteitsvoorziening zijn de overheidsdoelstellingen: 6% in 2005 en 9% in 2010. Diverse malen (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2004/05, 28 665, nr. 49) over tussenevaluatie Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie heeft de regering kenbaar gemaakt ten behoeve van het aandeel duurzame energie het opwekkingspotentieel in eigen land te willen uitbreiden.

Onder duurzame energie wordt verstaan (combinaties van) windenergie, fotovoltaïsche zonne-energie, thermische zonne-energie, passieve zonne-energie, omgevingswarmte, thermische energieopslag in de bodem, waterkracht, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, energie uit biomassa en energie uit afval voor zover dat afval van organische oorsprong is.

B. Beoordeling

1. Aanvragen die niet voldoen aan het Besluit subsidies energieprogramma’s en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister afgewezen.

2. Aanvragen betreffende haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten, die voldoen aan de voorschriften van het Besluit subsidies energieprogramma’s en het gestelde in onderdeel A van dit programma, worden door de minister getoetst aan de voorwaarden van onderdeel C van dit programma.

Toelichting

Haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten worden behandeld in volgorde van ontvangst.

C. Voorwaarden

Geen subsidie wordt verstrekt:

1. indien het project niet betekenisvol bijdraagt aan de doelstelling van het programma;

2. indien onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het project;

3. indien het onaannemelijk is dat een haalbaarheidsproject binnen een jaar, en een kennisoverdrachtproject binnen anderhalf jaar na subsidieverlening kan worden voltooid;

4. indien een kennisoverdrachtproject niet gericht is op het overdragen van kennis en informatie inzake de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie, niet zijnde marketingactiviteiten voor een specifiek product, aan een doelgroep met bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht, op een wijze die aansluit bij de doelgroep van de over te dragen kennis;

5. indien de met een kennisoverdrachtproject verkregen kennis en informatie inzake de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie niet op niet-discriminerende basis aan communautaire ondernemingen op hun verzoek zal worden overgedragen;

6. indien een kennisoverdrachtproject onderdeel uitmaakt van een ander project;

7. indien een kennisoverdrachtproject niet een meting van het effect van het project in relatie tot de doelstelling van het programma bevat;

8. voor projectkosten voor zover deze zijn gemaakt vóór de indiening van de aanvraag;

9. voor projectkosten voor zover met betrekking tot deze kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór de indiening van de aanvraag, onverminderd artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

10. voor haalbaarheidsprojecten die gericht zijn op het analyseren of beoordelen van de mogelijkheden om een apparaat, systeem of techniek te ontwikkelen;

11. voor een duurzame-energiescan:

a. die niet kan worden aangemerkt als een haalbaarheidsproject voor een samenwerkingsverband van bedrijven of een belangenvereniging van bedrijven waarmee, met behulp van de door SenterNovem ontwikkelde duurzame-energiescan, bepaald kan worden waar de kansen voor duurzame energie liggen;

b. die, in het geval van een duurzame-energiescan voor de industrie of bedrijventerreinen, niet leidt tot ten minste één actieplan waarin de resultaten van de duurzame-energiescan op haalbaarheid zijn onderzocht met betrekking tot de realisatie van de verschillende duurzame energie-opties.

Toelichting

Ad 2. Bij de beoordeling van de haalbaarheid van een project kunnen worden betrokken de belemmeringen en mogelijkheden voortvloeiend uit regelgeving, normen of certificatie. Daarnaast zal een projectuitvoerder moeten beschikken over de noodzakelijke financiële middelen en de benodigde organisatorische en technisch-wetenschappelijke kwaliteiten.

Ad 4. Een kennisoverdrachtproject is een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het overdragen van kennis en informatie op het terrein van duurzame energie. Het gaat in het kader van dit programma om projecten waarbij bepaalde doelgroepen met een bijzondere betrokkenheid bij het onderwerp van de kennisoverdracht systematisch worden gewezen op de concrete mogelijkheden van de toepassing van technologieën op het gebied van duurzame energie aan de hand van voorbeelden en methodieken. Het moet gaan om daadwerkelijk en actief overdragen van informatie. Hierbij kan worden gedacht aan het organiseren van voorlichtingsdagen, workshops, presentaties, cursussen en dergelijke. Het enkel genereren van kennis of ter beschikking stellen van informatie is niet voldoende om voor een subsidie in aanmerking te komen.

Ad 5. Alle communautaire ondernemingen dienen, op niet-discriminerende basis, van de resultaten van een kennisoverdrachtproject kennis te kunnen nemen. SenterNovem zal in ieder geval de benodigde informatie verstrekken over de resultaten van een op basis van deze regeling gesubsidieerd kennisoverdrachtproject. Aan de hand daarvan zal detailinformatie bij de subsidieontvanger kunnen worden opgevraagd.

Ad 7. De aanvrager dient door middel van een meting aan te tonen in welke mate de resultaten van het kennisoverdrachtproject een bijdrage leveren aan de doelstelling van het programma.

Ad 8. Alleen de projectkosten die worden gemaakt na de indiening van de aanvraag komen voor subsidie in aanmerking. De projectkosten die vóór de indiening van de aanvraag worden gemaakt, worden bij de verlening van de subsidie buiten beschouwing gelaten.

Ad 9. De verplichtingen die vóór indiening van de aanvraag zijn aangegaan voor onder andere werkzaamheden en levering van apparatuur zijn uitgesloten als subsidiabele kosten. Dit onverminderd het bepaalde in artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s, waarin opgenomen is dat kosten die voortvloeien uit eerder aangegane verplichtingen met betrekking tot de aanschaf van machines en apparatuur waarbij een deel direct is toe te rekenen aan het project, wél subsidiabel zijn.

Ad 10. Binnen het kader van de in onderdeel A geformuleerde doelstelling beoogt het programma duurzame energie (haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten) 2005 met betrekking tot haalbaarheidsprojecten concrete initiatieven in de praktijk te faciliteren die het potentieel hebben om binnen een periode van enkele jaren een goed marktaandeel te verwerven. Haalbaarheidsprojecten met het karakter van vooronderzoek naar de mogelijkheden om apparaten, systemen of technieken te ontwikkelen, vallen daarmee buiten de reikwijdte van het programma.

Ad 11. Alleen duurzame-energiescans die voldoen aan de voorwaarden in dit onderdeel, komen voor subsidie in aanmerking. Gemeentes of samenwerkingsverbanden van gemeentes kunnen voor duurzame energiescans geen beroep meer doen op de regeling omdat voor deze doelgroep het potentieel voor een groot deel is benut en omdat gemeentes gebruik hebben kunnen maken van de zogenoemde BANS-gelden.

D. Subsidiepercentages en maximumbedragen

1. De subsidie bedraagt voor een:

a. haalbaarheidsproject:

1°. in geval van een duurzame-energiescan voor een samenwerkingsverband van bedrijven of een belangenvereniging voor bedrijven 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 7.000 per project;

2°. in geval van een duurzame-energiescan voor een bedrijventerrein 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 35.000 per project;

3°. in de overige gevallen 50 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 45.000 per project;

b. kennisoverdrachtproject: 60 procent van de projectkosten, maar niet meer dan € 60.000 per project;

2. Onverminderd het onder 1 bepaalde bedraagt de subsidie ten hoogste het gevraagde bedrag.

E. Subsidieplafonds

De subsidieplafonds voor het in 2005 verlenen van subsidies op grond van het programma duurzame energie (haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten) bedragen:

a. voor aanvragen inzake haalbaarheidsprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in onderdeel F van dit programma, € 2 mln;

b. voor aanvragen inzake kennisoverdrachtsprojecten, ontvangen in de periode, bedoeld in onderdeel F van dit programma, € 1 mln.

F. Aanvraagperiodes

Aanvragen op grond van het programma duurzame energie voor haalbaarheids- en kennisoverdrachtprojecten moeten worden ontvangen in de periode die loopt van de tweede dag na publicatie van deze regeling in de Staatscourant tot en met 6 oktober 2005, uiterlijk 17:00 uur.

De niet-elektronische aanvragen moeten worden ingediend bij:

SenterNovem

Catharijnesingel 59

3511 GG Utrecht

Postbus 8242

3503 RE UTRECHT

De elektronische aanvragen moeten worden ingediend bij http://www.senternovem.nl/ediensten/

Voor informatie

(030) 2 393 798

http://www.senternovem.nl/duurzameenergie/

Toelichting

1. Algemeen

In 2001 is de Uitvoeringsregeling Besluit subsidies energieprogramma’s duurzame energie (hierna: BSE-DEN) als generiek subsidie-instrument voor duurzame energieprojecten geïntroduceerd. In de jaren daarvoor bestonden subsidieregelingen voor afzonderlijke duurzame energieopties, zoals voor windenergie, zonne-energie en biomassa. Met de nota Energie Onderzoek Strategie (EOS) van het ministerie van EZ (Kamerstukken II 2001/02, 28 108, nr. 1) werd in 2001 het beleidsvoornemen aangekondigd tot verdergaande vereenvoudiging en stroomlijning van de bestaande subsidieregelingen voor energieonderzoek. In 2004 is het nieuwe EOS-instrumentarium (het Besluit EOS: demo en transitie-experimenten en het Besluit EOS: lange termijn) dat het terrein van energieonderzoek in de volle breedte bestrijkt, in werking getreden. Op grond van deze twee besluiten kan subsidie worden verleend voor demonstratieprojecten, transitie-experimenten en voor lange termijn onderzoek. Genoemde besluiten kennen echter geen mogelijkheden om subsidie te verlenen voor haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten. Omdat de BSE-DEN-regeling de afgelopen jaren voor haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten succesvol is geweest, heb ik besloten om in 2005 specifiek voor deze projecten nog eenmalig een budget van € 3 miljoen beschikbaar te stellen. Kenmerkend voor dit type projecten is bovendien dat met relatief kleine subsidiebedragen, grote bijdragen aan de programmadoelstelling kunnen worden geleverd.

Op grond van de onderhavige regeling kan in 2005 voor de laatste maal subsidie worden aangevraagd. De regeling staat dit jaar open voor haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtsprojecten in de landbouwsector. Ten aanzien van de in artikel 2, vierde lid, van de voorliggende regeling opgenomen mogelijkheid tot loting het volgende. Mogelijkerwijs wordt het subsidieplafond ten aanzien van haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten, opgenomen in onderdeel F, onder a onderscheidenlijk b, van de bijlage bij de regeling overschreden voordat de subsidiabele periode beëindigd is. Als dit budget door toewijzing van subsidieaanvragen met dezelfde datum van ontvangst zou worden overschreden, worden de aanvragen onderling gerangschikt. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie. De datum van ontvangst wordt bepaald conform artikel 9, eerste lid, van het BSE: de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften, wordt beschouwd als datum van ontvangst. De onderlinge rangschikking komt tot stand door loting van de aanvragen van de desbetreffende dag en zal in mandaat namens mij geschieden door SenterNovem in het bijzijn van minimaal een lid van de juridische staf van SenterNovem. Na rangschikking zal het project worden getoetst aan de voorwaarden van de voorliggende regeling. Mocht blijken dat het project niet voldoet aan deze regeling, dan komt de aanvraag die de volgende is in de rangorde aan de beurt.

2. Elektronisch indienen

Bij regeling van de Minister van Economische Zaken van 16 september 2003, nr. WJZ 3048580, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling BSE-2003 duurzame energie (Stcrt. 2003, nr. 184) is de mogelijkheid opengesteld om aanvragen tot subsidieverlening elektronisch in te dienen. In de voorliggende regeling (artikel 3) wordt deze mogelijkheid voortgezet. Dit is een invulling van de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid, tweede volzin, van het Besluit subsidies energieprogramma’s biedt: vrijstelling van de verplichting subsidieaanvragen in te dienen met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier (schriftelijk dus). De elektronische weg staat uitsluitend open voor de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening en niet voor de aanvragen tot voorschotverstrekking of subsidievaststelling.

Om een aanvraag langs elektronische weg te kunnen indienen heeft een aanvrager een computer met een internetaansluiting nodig, een pincode en een certificaat. Het certificaat is software waarmee een individu elektronisch kan worden geïdentificeerd. De aanvrager die over een pincode en een certificaat beschikt kan via het internetadres http://www.senternovem.nl/ediensten/online een aanvraagformulier invullen en vervolgens de aanvraag indienen bij SenterNovem. Hoe de pincode en het certificaat zijn te verkrijgen, is uitgebreid beschreven op bovengenoemde website. Mocht de aanvrager pincode en certificaat niet tijdig beschikbaar hebben, dan is het mogelijk alvast een aanvraag in te dienen die later kan worden aangevuld met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Het blijft overigens mogelijk om schriftelijk subsidie aan te vragen via de gebruikelijke procedure (bezorgen van een ondertekend aanvraagformulier bij SenterNovem, al dan niet per post).

De voorliggende ontwerp-regeling is op 28 juni 2005 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2005/0302/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De Commissie heeft bevestigd dat het hier gaat om technische specificaties of andere eisen die verbonden zijn met fiscale of financiële maatregelen als bedoeld in artikel 1, negende lid, tweede alinea, derde streepje, van richtlijn nr. 98/34/EG. Hiervoor geldt op grond van artikel 10, vierde lid, van richtlijn nr. 98/34/EG geen standstill-termijn

3. Administratieve lasten

3.1 Algemeen

Zoals beschreven in de paragraaf 1 van deze toelichting beperkt, als gevolg van de doorgevoerde wijziging van het energie-onderzoeksbeleid, de voorliggende regeling zich tot haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten. Van belang is dat de administratieve lasten van de regeling worden bezien voor de looptijd van de regeling. Er wordt dus geen berekening gemaakt op jaarbasis. Reden hiervoor is dat verschillende typen projecten een beroep kunnen doen op de regeling, met uiteenlopende ijkpunten. Hierdoor is het praktisch uitgesloten een goed beeld te vormen van de verdeling van de administratieve lasten over de relevante jaren.

Bij het opstellen van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de subsidieregelingen die in voorgaande jaren van toepassing waren. Met deze regelingen heeft SenterNovem de afgelopen jaren ervaring opgedaan in de uitvoering. Daar waar dat nodig was zijn de subsidieregelingen telkens aangepast om de uitvoerbaarheid voor zowel aanvrager als uitvoerder te verbeteren. Zoals eerder vermeld is 2005 het laatste jaar waarin subsidie voor haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtsprojecten kan worden aangevraagd. Gelet op deze specifieke situatie zijn thans geen aparte maatregelen genomen om de administratieve lasten ter reduceren.

In 2005 worden 150 BSE-DEN subsidieaanvragen verwacht van in totaal ongeveer 100 aanvragers.

3.2 Eenmalige lasten

Voor de aanvraag van de subsidie moet de aanvrager het BSE-formulier ‘Aanvraag subsidie’1 invullen. Daarnaast moet een bijlage met de inhoudelijke omschrijving van het project ingevuld worden. Voor een kwalitatief goed project is de inschatting dat dit 20 uur kost. Daarnaast kan de indiener tijdens het beoordelingsproces, afhankelijk van de reeds aangeleverde informatie, één keer gevraagd worden om aanvullende vragen te beantwoorden. Dit gebeurt in 60% van de aanvragen. Het beantwoorden van deze aanvullende vragen zal gemiddeld 4 uur vergen.

In 2003 en 2004 is gebleken dat voor een bepaald type haalbaarheidsproject, de duurzame-energiescan, kan worden volstaan met een sterk vereenvoudigde inhoudelijke omschrijving van het project. Om de administratieve lasten bij de aanvragers van dit type project te verlichten is besloten om een aparte inhoudelijke bijlage bij het BSE-aanvraagformulier te ontwikkelen. De inschatting is dat hierdoor het benodigde aantal uren van de aanvrager van dit type project vermindert met 4 uur. Voor het meer belastende alternatief, behoud van de meer uitgebreide bijlage, is met het oog hierop dus niet gekozen.

Het subsidieprogramma DEN biedt aanvragers sinds september 2003 de mogelijkheid de subsidieaanvraag elektronisch in te dienen (zie paragraaf 2 van deze toelichting). De aanvrager dient hiertoe in het bezit te zijn van een certificaat en pincode. Certificaat en pincode zijn aan te vragen bij SenterNovem en zijn vervolgens bruikbaar voor alle door SenterNovem uitgevoerde subsidieprogramma’s waarbij elektronisch indienen mogelijk is. Het aanvragen van het certificaat en pincode kost ongeveer een half uur. De benodigde tijdsinspanning voor het aanmaken en indienen van een elektronische aanvraag wordt geschat op 18 uur, dat is dus 2 uur minder dan bij indiening per post. En in geval van een duurzame-energiescan zal dit 4 uur minder kosten, dus 14 uur. Zoals reeds uit paragraaf 2 van deze toelichting blijkt, wordt de aanvragers geheel de vrije keus gelaten of zij hun aanvragen schriftelijk, elektronisch of beide willen doen. Aldus kunnen zij zelf hun administratieve lasten zo gering mogelijk houden.

De verwachting (indicatief) is dat de geschatte 150 aanvragen als volgt verdeeld zullen zijn:

– 80 gewone (schriftelijke) aanvragen;

– 20 digitale aanvragen;

– 40 schriftelijke duurzame-energiescans;

– 10 digitale duurzame-energiescans.

De totale kosten voor het indienen van subsidieaanvragen worden, uitgaande van een uurtarief van € 50 (dat is een gemiddeld tarief voor administratieve en projectmedewerkers), berekend op € 145,000.

Naar verwachting worden in 2005 100 projecten in uitvoering genomen.

De uitvoerder dient ter afsluiting van het project een verzoek tot vaststelling in. Bij een subsidiebedrag van meer dan € 50.000 is hierbij een verklaring van een accountant benodigd. In 2005 zal dit gelden voor ongeveer 10 projecten. De kosten van een accountant bedragen € 1.500. Het indienen van het verzoek tot vaststelling kost per aanvraag ongeveer 4 uur. De totale kosten voor subsidievaststelling bedragen daarmee € 35.000.

De totale eenmalige administratieve lasten komen aldus uit op € 180.000. De verplichting tot het opleveren van een eindrapportage maakt integraal onderdeel uit van het project en is dientengevolge ook opgenomen in het project. De kosten van het opstellen hiervan zijn subsidiabel. Deze verplichting leidt dan ook niet tot administratieve lasten voor de aanvrager.

3.3 Periodieke lasten

Indien de subsidieaanvraag gehonoreerd wordt zal de uitvoerder gedurende de looptijd van het project een sluitende urenadministratie moeten voeren. Dit kan afhankelijk van de situatie 1 uur per maand kosten. Uitgegaan wordt van een projectduur van gemiddeld een jaar. Aangezien het overgrote deel van de aanvragers reeds in het kader van de normale bedrijfsvoering een sluitende urenadministratie zullen voeren, geldt deze eis niet exclusief voor dit project en leidt dit in het merendeel van de gevallen dus niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. Aangenomen wordt, dat voor 10% van de projecten een extra last ontstaat. Projecten die in uitvoering worden genomen, moeten eenmalig informatie aanleveren voor de website van SenterNovem. Dit neemt ongeveer 1 uur in beslag. De uitvoerder van een subsidieproject kan, indien hij dit wenst, een voorschot aanvragen op basis van werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van 80%. Dit kost per voorschotaanvraag ongeveer 2 uur. Gemiddeld zullen aanvragers één keer per project een voorschot aanvragen. Aanvragers moeten tenslotte twee keer per jaar tussenrapportages opleveren; het opstellen hiervan kost per keer ongeveer 1 uur.

Het voorgaande leidt tot een totaalbedrag voor de periodieke lasten van € 21.000.

Naar schatting is voor de regeling BSE-DEN 2005 (haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten) ten opzichte van 2004 sprake van een vermindering van de administratieve lasten van in totaal ongeveer € 253.950 (= 396.400 + 58.550 – 180.000 –21.000). als gevolg van de inperking van de regeling tot haalbaarheidstudies en kennisoverdrachtprojecten.

De ontwerp-regeling is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Actal heeft besloten de ontwerp-regeling niet te toetsen.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Laatstelijk vastgesteld bij Regeling van de Minister van Economische Zaken van 20 november 2003, nr. WJZ 3062795, houdende wijziging van de BSE-formulieren in verband met gewijzigde interpretatie van het Milieusteunkader (Stcrt. 226).

Naar boven