Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA

18 juni 2005

Nr. HO-2005/22883

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

1

Inleidende bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap en, voorzover het betreft het onderwijs en het onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit;

b. WHW: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. doelgebieden: Brazilië, China, India, Indonesië, Maleisië, Mexico, Rusland, Taiwan, Thailand, Vietnam en Zuid-Afrika;

d. instelling: een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.8 van de WHW;

e. andere instelling: een instelling voor hoger onderwijs in een van de doelgebieden;

f. hoger onderwijs: onderwijs met een duur van tenminste drie maanden op het niveau van hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, waaronder mede wordt verstaan het doen van promotieonderzoek dan wel volgen van een stage die een regulier onderdeel vormt van de opleiding;

g. student: een natuurlijk persoon die hoger onderwijs volgt en niet ouder is dan 35 jaar bij de start van het studiejaar;

h. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;

i. gedragscode: de met de minister gezamenlijk af te spreken ‘code of conduct’ voor de werving van buitenlandse studenten bedoeld op bladzijde 15 van de internationaliseringsbrief hoger onderwijs ‘Koers op Kwaliteit’, dan wel de gedragscode die verplicht onderdeel vormt van het lidmaatschap van het Netherlands Education Support Office;

j. Nuffic: de Stichting Nuffic, Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs, gevestigd te ’s-Gravenhage;

Artikel 2

Doelomschrijving

1. De minister kan per studiejaar de instelling subsidie verstrekken ten behoeve van het toekennen van beurzen:

a. aan studenten uit de doelgebieden met een niet-Nederlandse vooropleiding, voor het volgen van hoger onderwijs in Nederland, en

b. aan studenten uit Nederland voor het volgen van hoger onderwijs aan een andere instelling.

2. Het doel van de subsidieverstrekking is het bevorderen van de kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs en het versterken van de concurrentiepositie van Nederlandse instellingen op de internationale onderwijsmarkt.

Artikel 3

Aanpassing doelgebieden door de minister

1. De minister kan de doelgebieden wijzigen.

2. Een besluit tot wijziging van de doelgebieden wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

3. Een besluit tot wijziging als bedoeld in het tweede lid, heeft geen gevolgen voor reeds op grond van deze regeling verstrekte subsidie.

Artikel 4

Vaststelling subsidieplafond en aanspraken per instelling

1. Het subsidieplafond voor subsidieverlening op grond van deze regeling bedraagt maximaal € 3.000.000,00 voor de kalenderjaren 2006 en 2007 tezamen.

2. Voor het studiejaar 2005–2006 respectievelijk 2006–2007, wordt de maximale subsidieaanspraak per instelling bepaald naar rato van de voor die instelling voor het begrotingsjaar 2005 respectievelijk 2006 vastgestelde:

a. voor hogescholen: som van het exploitatiedeel en het huisvestingsdeel als bedoeld in Hoofdstuk 3 van het Bekostigingsbesluit WHW;

b. voor universiteiten: som van het onderwijsdeel, het deel leraartraject en het aan deze delen toe te rekenen investeringsdeel als bedoeld de artikelen 2.3 en 2.30 van het Bekostigingsbesluit WHW.

3. De in het tweede lid bedoelde aanspraak is voor de uiterste indieningstermijn voor aanvragen genoemd in artikel 6 op te vragen bij de Nuffic.

2

Subsidieverlening

Artikel 5

Subsidieaanvraag

1. Subsidie op grond van deze regeling wordt op aanvraag verleend.

2. Subsidie wordt slechts verleend indien de instelling de gedragscode heeft ondertekend en toepast.

3. Het formulier voor de subsidieaanvraag is te verkrijgen bij de Nuffic

4. De subsidieaanvraag bevat:

a. de beleidsdoelstellingen voor positionering op de internationale onderwijsmarkt, in het bijzonder voor positionering op de onderwijsmarkt in een of meer van de doelgebieden;

b. het bedrag dat de instelling voor de individuele student heeft vastgesteld als zijnde de te toe te kennen beurs in het studiejaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

c. de begroting en het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd.

5. De hoogte van het bedrag, bedoeld in het vierde lid onder b is per studiejaar:

a. voor de in artikel 2, eerste lid onder a bedoelde student tenminste gelijk aan die van het collegegeld dat de student aan de instelling verschuldigd is;

b. voor de in artikel 2, eerste lid onder b bedoelde student tenminste € 900,00.

6. Toekenning van beurzen, bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, vindt alleen plaats ten behoeve van de student die voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, genoemd in de artikelen 3.41 en 3.42 van het Vreemdelingenbesluit 2000, Stb. 2000, 497.

7. Van de verleende subsidie is maximaal 20% beschikbaar voor de toekenning van beurzen, bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b.

8. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend bij de Nuffic.

Artikel 6

Indieningstermijn subsidieaanvraag

1. De subsidieaanvraag voor het studiejaar 2005–2006 wordt ingediend binnen 30 dagen na de in artikel 19 bedoelde inwerkingtreding.

2. Voor het studiejaar 2006–2007 wordt de subsidieaanvraag ingediend voor 1 april 2006.

Artikel 7

Beslissing op subsidieaanvraag

1. De minister beslist binnen 2 weken na het verstrijken van de in artikel 6, eerste lid bedoelde indieningstermijn op de subsidieaanvraag.

2. Op de subsidieaanvraag voor de studiejaren bedoeld in artikel 6, tweede lid beslist de minister voor 15 mei 2006.

Artikel 8

Voorschotten

1. Indien de minister positief beslist op de subsidieaanvraag, ontvangt de instelling bij wijze van voorschot voor 1 oktober van het betreffende studiejaar 80% van de verleende subsidie.

2. De resterende subsidie wordt aan de subsidieontvanger overgemaakt na vaststelling van de subsidie volgens de regels bedoeld in artikel 11.

Artikel 9

Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 4 verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

4

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 10

Subsidieverplichtingen

1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor zij blijkens artikel 2 is bestemd.

2. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling en monitoring van het beleid tot versterking van de internationale concurrentiepositie van instellingen.

3. De subsidieontvanger informeert de Nuffic onverwijld schriftelijk indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd.

4. De financiële en inhoudelijke rapportage over de subsidie vormt een herkenbaar onderdeel van het jaarverslag bedoeld in artikel 2.9 van de WHW.

5

Subsidievaststelling

Artikel 11

Subsidievaststelling en -⁠vereisten

1. Voor 1 november volgend op het studiejaar waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend bij de Nuffic.

3. Onverminderd artikel 18 van de Wet overige OCenW-subsidies bevat de aanvraag tot subsidievaststelling van elke student die met een beurs op grond van deze regeling hoger onderwijs heeft gevolgd:

a. de vaste woon- of verblijfplaats;

b. het geslacht en de nationaliteit:

c. het met de beurs behaalde diploma of niveau;

d. het subsidiebedrag dat de instelling heeft ingezet;

e. inzake de student, bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a: de naam van de niet-Nederlandse vooropleiding, en de plaats en de naam van de instelling waar deze vooropleiding is gevolgd;

f. inzake de student, bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b: de plaats en naam van de andere instelling, en de naam van de opleiding;

g. het aantal maanden dat de student op grond van deze regeling hoger onderwijs heeft gevolgd.

4. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat een verantwoording inzake de beleidsdoelstellingen, bedoeld in artikel 5, vierde lid onder a.

5. Indien het verleende subsidiebedrag hoger is dan € 50.000,00 wordt de in het eerste lid bedoelde aanvraag tot subsidievaststelling voorzien van een verklaring van een accountant, bedoeld in artikel 13 van de Wet overige OCenW-subsidies.

Artikel 12

Nadere eisen gegevensverstrekking

De minister kan nadere eisen stellen aan de wijze waarop de voor de uitvoering van deze regeling benodigde gegevens, bedoeld in de artikelen 5, 10 en 11 worden aangeleverd.

6

Uitvoering door de Nuffic

Artikel 13

Taken

In het kader van deze regeling voert de Nuffic in naam van de minister de volgende taken uit:

a. het beheren en verstrekken van de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

b. het stellen van de nadere eisen bedoeld in artikel 12;

c. het doen van onderzoek ten behoeve van het verkrijgen van de inlichtingen bedoeld in artikel 10, tweede lid.

Artikel 14

Onkostenvergoeding Nuffic

1. Voor de uitvoering van de in artikel 13 genoemde taken ontvangt de Nuffic jaarlijks een vergoeding.

2. De minister stelt voor 15 november de vergoeding bedoeld in het eerste lid vast voor het volgende kalenderjaar.

Artikel 15

Verplichtingen Nuffic

1. De Nuffic vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 12 van de Wet overige OCenW-subsidies.

2. De minister gaat met in achtneming van de egalisatiereserve, indien de subsidieperiode is beëindigd, over tot terugvordering van het subsidiebedrag dat aan het einde van het boekjaar resteert.

3. De minister vordert, indien de subsidieperiode is beëindigd, na afloop van zes maanden na het laatste boekjaar waarvoor subsidie is verleend, de egalisatiereserve terug.

4. De minister kan in de bestuurlijke afspraken die met de Nuffic worden gemaakt nadere aanwijzingen geven voor de egalisatiereserve, bedoeld in het vorige lid.

Artikel 16

Informatieplicht Nuffic

1. De Nuffic verschaft de minister en de door deze aangewezen personen desgevraagd en uit eigen beweging informatie betreffende de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 13.

2. De Nuffic draagt ervoor zorg dat de minister en de door deze aangewezen personen volledige inzage hebben in boeken en bescheiden.

3. De Nuffic verleent de minister en de door deze aangewezen personen toegang tot de door de Nuffic gebruikte plaatsen.

Artikel 17

Rekening en verantwoording Nuffic

1. De Nuffic legt aan de minister jaarlijks rekening en verantwoording af over de uitgaven en inkomsten die aan de taken, bedoeld in artikel 13 zijn verbonden.

2. Het afleggen van rekening en verantwoording geschiedt in de vorm van een inhoudelijk en een financieel verslag. Het financiële verslag wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

3. Het inhoudelijke verslag over het studiejaar ontvangt de minister van de Nuffic voor 1 februari volgend op het studiejaar waarvoor subsidie is verleend. Het financiële verslag over het kalenderjaar ontvangt de minister met de betreffende jaarrekening van de Nuffic.

4. De minister ontvangt uiterlijk zes maanden na het vervallen van deze regeling een eindverslag van de Nuffic omtrent de werking van deze regeling.

7

Slotbepalingen

Artikel 18

Overgang subsidieverlening onder de Subsidieregeling DELTA

1. Resterende middelen uit in voorgaande jaren op grond van de Subsidieregeling beurzenprogramma DELTA beschikbaar gestelde subsidies, worden toegevoegd aan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 15, eerste lid.

2. De aanvraag tot subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling beurzenprogramma DELTA die is gedaan voor het studiejaar 2005–2006 en waarbij de beursverstrekking doorloopt of begint na 31 december 2005, geldt als een aanvraag op grond van deze regeling.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20

Werkingsduur

Deze regeling vervalt op het moment dat het herziene en uitgebreide beurzenstelsel, aangekondigd in de internationaliseringsbrief hoger onderwijs Koers op Kwaliteit, van start gaat, doch uiterlijk op 31 augustus 2008. De regeling blijft van toepassing voor de op dat tijdstip nog niet vastgestelde of uitgekeerde bedragen.

Artikel 21

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Rutte.

Toelichting

Algemeen

Met de Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA wordt beoogd een soepele overgang te garanderen van het meer kwantiteitsgerichte DELTA-beurzenprogramma naar een beurzenstelsel dat aansluit bij de voornemens van het kabinet voor een versterking van de internationale profilering van het Nederlandse hoger onderwijs zoals neergelegd in de Internationaliseringsbrief hoger onderwijs Koers op Kwaliteit (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 VIII, nr. 72). Koers op Kwaliteit staat in het teken van de Lissabon agenda. De kernboodschap is dat Nederland zich zowel in de Europese hoger onderwijsruimte als daarbuiten zal moeten profileren ten opzichte van andere landen. Instrumenteel daarbij is het aantrekken van talentvolle buitenlandse studenten en versterken van het kwalitatieve profiel van het Nederlandse hoger onderwijs. Koers op Kwaliteit voorziet erin dat bestaande beurzenprogramma’s gefaseerd worden ondergebracht in een beurzenprogramma voor toptalent en dat er anderzijds middelen vrijkomen die door instellingen kunnen worden ingezet voor beurzen gericht op het aantrekken van kwaliteit. Het jaar 2005–2006 is een transitiejaar.

Subsidieverstrekking aan bekostigde instellingen voor het toekennen van beurzen aan studenten op grond van de Subsidieregeling beurzenprogramma DELTA, gepubliceerd in het Gele katern van 7 februari 2001, nr. 4, is mogelijk tot en met 31 december 2005. Op dat moment is het herziene en uitgebreide beurzenstelsel uit Koers op Kwaliteit nog niet van kracht. De wens bestaat dat in afwachting van het nieuwe stelsel, gedurende de transitieperiode toch beursverstrekking aan studenten kan blijven plaatsvinden. Zo blijven de deskundigheid, de routine en de contacten in stand die de instellingen in de afgelopen jaren hebben opgebouwd.

De onderhavige regeling legt vast dat beursverstrekking gedurende maximaal twee kalenderjaren – namelijk 2006 en 2007 – mogelijk blijft. Voor het kalenderjaar 2007 betekent dit feitelijk dat subsidieaanvraag én beursverstrekking betrekking hebben op dat gedeelte van het kalenderjaar dat loopt tot uiterlijk 31 augustus 2007. Onderhavige regeling omvat grotendeels dezelfde voorwaarden als die zijn opgenomen in de Subsidieregeling beurzenprogramma DELTA. De Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA richt zich al wél op het maken van een begin met het scherper inzetten op kwaliteit bij enerzijds het aanbod van ons hoger onderwijs en anderzijds het werven van buitenlandse studenten. De scherpere inzet komt mede tot uitdrukking door de in Koers op Kwaliteit bedoelde gedragscode voor de werving en selectie van buitenlandse studenten integraal onderdeel te laten uitmaken van de subsidievoorwaarden. De instellingen en de hun vertegenwoordigende organisaties werken momenteel aan de in Koers op Kwaliteit bedoelde gedragscode die zij nog in de eerste helft van 2005 willen afronden. Als zij daarin slagen, behoeft het lidmaatschap van het NESO (Netherlands Education Support Office) van de instelling niet langer een voorwaarde te zijn om in aanmerking te komen voor subsidie in het kader van deze regeling. Indien zij er niet in slagen de gedragscode tot stand te brengen, blijft het NESO-lidmaatschap een voorwaarde.

De Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA heeft mede tot doel een aanvang te maken met beursverstrekking voor een groter aantal landen. De huidige doelgebieden China, Indonesië, Taiwan en Zuid-Afrika uit de Subsidieregeling beurzenprogramma DELTA worden met de Overgangsregeling Beurzenprogramma DELTA uitgebreid met Brazilië, India, Maleisië, Mexico, Rusland, Thailand en Vietnam.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Op grond van in het verleden gemaakte afspraken treedt voor de studiefinanciering en daarmee vergelijkbare zaken als studiebeurzen de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap ook op als de aangewezen bewindspersoon voor de landbouwinstellingen.

In de voorganger van deze regeling vond beursverstrekking ook plaats ten behoeve van het doen van promotieonderzoek. Het in Koers op Kwaliteit voorgenomen beurzenstelsel richt zich op de inzet van beurzen voor talentvolle buitenlandse studenten. Voor de duur van deze overgangsregeling blijft de beursverstrekking voor het doen van promotieonderzoek evenwel nog mogelijk.

De leeftijdsgrens die hier wordt gehanteerd, sluit aan bij die genoemd in de voorganger van deze regeling (artikel 10, tweede lid, onder a).

Ter stimulering van enerzijds de goede reputatie van het Nederlandse hoger onderwijs en anderzijds de aantrekkingskracht op talentvolle studenten en onderzoekers, biedt de internationaliseringsbrief hoger onderwijs Koers op Kwaliteit de instellingen ruimte voor zelfregie bij het tot stand brengen van kwaliteit en het realiseren van de eigen beleidsdoelstellingen inzake internationale positionering door het in de eerste helft van 2005 gezamenlijk met de minister afspreken van de code of conduct (gedragscode).

Artikel 4

De beschikbaar gestelde subsidie voor de kalenderjaren 2006 en 2007 is bestemd voor beursverstrekking in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007. De subsidie voor deze beide kalenderjaren bedraagt bij elkaar maximaal € 3.000.000,–. Daarnaast zullen voor de beursverstrekking in beide studiejaren ook de middelen worden ingezet die resteren uit subsidies die op grond van de voorganger van deze regeling beschikbaar zijn gesteld. Deze toevoeging betekent dat er feitelijk voor de beursverstrekking per studiejaar een bedrag beschikbaar van zo’n € 2.950.000,–.

Artikel 4 bevat tevens bepalingen aangaande het vaststellen van de maximale subsidieaanspraken per instelling. Net als in de voorganger van deze regeling bestaat er voor alle instellingen de mogelijkheid om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie op grond van deze regeling. Dus ook voor instellingen die nog niet actief zijn in de doelgebieden. Onderstaand overzicht bevat de aanspraken per instelling in het studiejaar 2005–2006 indien zij allemaal van deze regeling gebruik zouden maken. Na het verstrijken van de indieningstermijn zullen de aanspraken waarvan geen gebruik is gemaakt, worden toebedeeld aan de instellingen die wél subsidie hebben aangevraagd, naar het gewogen aandeel dat zij hebben in het totaal van de ingediende aanvragen.

Instelling(bestuur)

%

 

Instelling(bestuur)

%

Katholieke PABO Zwolle

0,12

 

Hanzehogeschool Groningen

3,25

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

0,89

 

Hogeschool van Utrecht/De Horst

4,64

Hogeschool Diedenoort

0,18

 

Hogeschool Zuyd

2,51

Chr Hogeschool Windesheim

2,37

 

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

3,37

Gerrit Rietveld Academie

0,24

 

ArtEZ hogeschool

0,96

Hotelschool Den Haag

0,31

 

Hogeschool INHOLLAND

6,42

Design Academy Eindhoven

0,15

 

Hogeschool Haaglanden en Rijnstreek

2,81

Hogeschool Helicon

0,11

 

Avans Hogescholen

3,21

Pedagogische Hogeschool ‘De Kempel’

0,17

 

Fontys Hogescholen

6,38

Hogeschool Edith Stein

0,21

 

Saxion Hogescholen

3,02

Katholieke Pedagogische Hs Domstad

0,21

 

STOAS Hogeschool

0,18

Iselinge

0,13

 

CAH Dronten

0,29

PC Hs ‘Marnix Academie’

0,25

 

HAS Den Bosch

0,36

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

0,48

 

Int. Agrarische Hs Larenstein

0,49

Christelijke Hogeschool De Driestar

0,24

 

Van Hall Instituut

0,36

Hogeschool Drenthe

0,41

 

Universiteit Leiden

3,33

Hogeschool Zeeland

0,81

 

Rijksuniversiteit Groningen

4,16

Amsterdamse Hs voor de Kunsten

1,25

 

Universiteit Utrecht

5,93

Hogeschool van Amsterdam/HES

4,30

 

Erasmus Universiteit Rotterdam

2,73

Hogeschool Leiden

0,84

 

Technische Universiteit Delft

3,65

Hogeschool IPABO Amsterdam/Alkmaar

0,28

 

Technische Universiteit Eindhoven

1,70

NHTV internationale hogeschool Breda

0,91

 

Universiteit Twente

1,61

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

1,49

 

Universiteit Maastricht

2,62

Christelijke Hogeschool Nederland

1,00

 

Universiteit van Amsterdam

4,50

Gereformeerde Hogeschool

0,20

 

Vrije Universiteit Amsterdam

3,50

Hogeschool Rotterdam

3,35

 

Radboud Universiteit Nijmegen

3,57

Hs van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans

0,64

 

Universiteit van Tilburg

1,35

Christelijke Hogeschool Ede

0,50

 

Wageningen Universiteit

1,06

Artikel 5

Het enkel aanvragen van de subsidie voor enig daarop volgend studiejaar zal worden beschouwd als ondertekening door de instelling van de in artikel 5, tweede lid bedoelde gedragscode.

Het in artikel vijf, derde lid bedoelde aanvraagformulier is verkrijgbaar bij:

lde Nuffic, Afdeling Internationalisering, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, telefoonnummer: 070-4260231.

De internationaliseringsambities van de instellingen reiken verder dan beursverstrekking in het kader van deze regeling en de daarmee samenhangende doelgebieden. Inzicht in de ambities van de instellingen, en de doorwerking en het aandeel van DELTA in het instellingsbeleid vormt belangrijke input voor de (verdere) beleidsvorming van het departement.

De verwachting dat het type student waaraan de instelling op basis van deze regeling een beurs toekent ook het type is waaraan de instelling een kennisbeurs in het kader van Koers op Kwaliteit zou (willen) toekennen. De hoogte van de per studiejaar per student te verstrekken beurs, bedoeld in artikel 5, kan de instelling zelfstandig en vrijelijk bepalen met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, vijfde lid. Een belangrijk element bij de heroverweging van de beurssystematiek is de wens van het beschikbaar stellen van beursbedragen die qua aantrekkelijkheid – vanuit het perspectief van de student – internationaal concurrerend zijn. Daartoe is het noodzakelijk dat de student vooraf kan weten wat de beurshoogte is. Ook het feit dat de instelling haar internationaliseringsambities vooraf vaststelt, pleit hiervoor.

Artikel 7.43 van de WHW bevat bepalingen betreffende de hoogte van het collegegeld. Het is aannemelijk dat bij de voorgenomen beëindiging van de bekostiging de hoogte van het collegegeldbedrag zal veranderen.

Artikel 6

De subsidieaanvraag op basis van de voorganger van deze regeling dient te zijn ingediend voor 1 april voorafgaand aan het studiejaar. Aanvragen voor het studiejaar 2005–2006 betroffen tot nu toe in feite aanvragen voor de periode tot en met 31 december 2005, de datum waarop de voorganger van deze regeling vervalt.

Met de overgangsregeling beurzenprogramma DELTA is het mogelijk dat de subsidieaanvraag ook dat gedeelte van studiejaar 2005–2006 kan betreffen dat valt na 31 december 2005. Daarom regelt deze regeling dat indiening van de subsidieaanvraag voor het studiejaar 2005–2006 mogelijk is tot 30 dagen na de in artikel 19 bedoelde inwerkingtreding.

Artikel 8

Artikel 8 van de regeling brengt het aantal bevoorschottingsmomenten terug van vier naar twee en verlicht daarmee de administratieve lasten voor de instelling. De verstrekking van het eerste voorschot van 80% van de aangevraagde subsidie, vindt plaats voor 1 oktober.

Artikel 11

In het kader van het nieuwe bekostigingsmodel hoger onderwijs zullen universiteiten en hogescholen registreren of studenten al dan niet voldoen aan het nationaliteitsvereiste WSF 2000.

Ook voor deze regeling maakt de nationaliteit van de student deel uit van de bij de aanvraag tot subsidievaststelling te verstrekken gegevens van studenten met een beurs op grond van deze regeling.

Voor wat betreft het adres van een niet-Nederlandse vooropleiding van studenten met een beurs op grond van deze regeling is de gegevensverstrekking thans beperkt tot de plaats waar die opleiding is gevolgd. Aangaande het adres van de andere instelling waaraan de student met een beurs op grond van deze regeling hoger onderwijs heeft gevolgd, voldoet thans in de vaststellingsaanvraag het vermelden van de plaats.

De publieke verantwoording van de mate waarin de instellingen de eigen beleidsdoelstellingen, als bedoeld in artikel 5, vierde lid onder a, heeft bereikt, beoogt bij te dragen de kwaliteit te versterken en zichtbaar te maken.

Artikel 13

De taken in het kader van deze regeling voert de Nuffic in de hoedanigheid van uitvoeringsorganisatie. De taken die de Nuffic uitvoert in naam van de minister zijn ten behoeve van de eigen beleidsvorming van het departement.

Artikel 17

Nu met de de overgangsregeling beurzenprogramma DELTA beschikbaarstelling voor nog twee kalenderjaren plaatsvindt, is de noodzaak van een eindverslag verder in de tijd komen te liggen. Deze regeling bepaalt derhalve dat de indiening van het eindverslag – die met de voorganger van deze regeling aanvankelijk was gesteld voor 31 december 2005 – dient plaats te vinden uiterlijk zes maanden na het vervallen van deze regeling.

Artikel 18

Met deze regeling is tevens geregeld dat een aanvraag tot subsidieverlening die op grond van de Subsidieregeling beurzenprogramma DELTA wordt gedaan voor het studiejaar 2005–2006 en waarbij de beursverstrekking doorloopt of begint na 31 december 2005, zal gelden als een aanvraag tot subsidieverlening op grond van de Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA.

Eveneens is geregeld dat deze regeling eindigt op het moment dat het herziene en uitgebreide beurzenstelsel uit Koers op Kwaliteit van start gaat, doch uiterlijk op 31 augustus 2008.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven