Verordening tot wijziging van enkele artikelen van de Stageverordening 1988

Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten;

Overwegende,

Dat het gewenst is de Stageverordening 1988 op een aantal onderdelen aan te passen;

Gelet op artikel 28 Advocatenwet;

Gezien het ontwerp van de Algemene Raad;

Stelt de volgende verordening vast:

I. Artikel 9, tweede lid, komt als volgt te luiden:

De opzegging, als bedoeld in het eerste lid onder c, kan in ieder geval plaatsvinden indien het bewijs dat met gunstig gevolg het in artikel 9c van de wet bedoelde examen, niet meer kan worden overgelegd binnen de termijn als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet.

II. Artikel 9, tweede lid, wordt vernummerd tot het derde lid en komt als volgt te luiden:

De patroon brengt een tussentijdse beëindiging, als bedoeld in het eerste lid onder a, b en c, onverwijld schriftelijk ter kennis van de Raad.

III. Artikel 9, derde lid, wordt vernummerd tot het vierde lid.

IV. Artikel 9, vijfde lid, komt als volgt te luiden:

Het bepaalde in het voorgaande lid geldt niet indien het gaat om de tussentijdse beëindiging als gevolg van een opzegging als bedoeld in het tweede lid.

V. Artikel 9, vierde lid, wordt vernummerd tot het zesde lid en komt als volgt te luiden:

De stage is van rechtswege geschorst gedurende de tijd dat de stagiaire

a. geen patroon heeft of

b. de praktijk niet onder toezicht van een patroon uitoefent of

c. de praktijk niet uitoefent.

VI. Artikel 13, tweede lid, komt als volgt te luiden:

Indien zijn stage van rechtswege is geschorst, zal de stagiaire niet kunnen worden toegelaten tot de Beroepsopleiding, of indien hij reeds was toegelaten, niet het onderwijs kunnen vervolgen.

VII. Artikel 13, derde lid, komt als volgt te luiden:

Indien de stagiaire niet direct na inschrijving de eerste cursuscyclus of een onderdeel daarvan volgt, als bedoeld in het eerste lid, zal dit worden beschouwd als het niet behaald hebben van de toets in de niet gevolgde onderdelen van de eerste cursuscyclus van de Beroepsopleiding.

VIII. Artikel 13, vierde lid, komt als volgt te luiden:

De Algemene Raad kan in gevallen waarin naar zijn oordeel de toepassing van het derde lid tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden, besluiten af te wijken van het gestelde in het tweede of derde lid.

IX. Artikel 14, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Aan de Beroepsopleiding is een examen verbonden dat bestaat uit een aantal gedurende de cursuscyclus per onderdeel af te nemen toetsen. De stagiaire is verplicht aan alle toetsen deel te nemen.

X. Artikel 14, tweede lid, komt als volgt te luiden:

Een stagiaire kan één keer in alle onderdelen van het examen een toets afleggen, met de mogelijkheid van twee herkansingen per onderdeel.

XI. Artikel 14, derde lid, komt als volgt te luiden:

De stagiaire is verplicht deel te nemen aan de toetsmogelijkheid voor een bepaald onderdeel direct volgend op het gevolgde onderwijs voor dat onderdeel van de Beroepsopleiding in de eerste cursuscyclus. Indien vrijstelling van onderwijs is verleend, dient te worden uitgegaan van de in de voorgaande volzin bedoelde examenmogelijkheid, alsof geen vrijstelling zou zijn verleend.

XII. Artikel 14, vierde lid, komt als volgt te luiden:

Indien een toets in één of meer onderdelen van het examen niet is behaald, is de stagiaire verplicht deel te nemen aan de direct daaropvolgende herkansingsmogelijkheid voor het desbetreffende onderdeel. Het bepaalde in de voorgaande volzin betreft alleen de eerste herkansingsmogelijkheid.

XIII. Artikel 14, derde lid, wordt vernummerd tot het vijfde lid.

De stagiaire wordt tot het examen respectievelijk de onderscheiden onderdelen daarvan toegelaten indien hij aan zijn verplichtingen als genoemd in artikel 13, eerste lid, naar behoren heeft voldaan. Deze verplichting rust niet op de stagiaire voor zover hij van het volgen van het onderwijs van de Beroepsopleiding is vrijgesteld ingevolge artikel 15, eerste lid.

XIV. Artikel 14, zesde lid, komt als volgt te luiden:

Indien niet wordt voldaan aan de verplichting, als bedoeld in het derde en vierde lid, zal dit worden beschouwd als het niet behaald hebben van dat onderdeel van het examen.

XV. Artikel 14, vijfde lid, wordt vernummerd tot het zevende lid en komt als volgt te luiden:

De Algemene Raad stelt een examenreglement vast waarin nadere regels zijn gesteld omtrent de inrichting en de organisatie van het examen, de tijdstippen waarop daaraan kan worden deelgenomen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de samenstelling en taken van een Examencommissie.

XVI. Artikel 14, zesde lid, wordt vernummerd tot het achtste lid en komt als volgt te luiden:

De stagiaire die het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd, ontvangt van de Examencommissie het bewijs als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet.

XVII. Artikel 14, negende lid, komt als volgt te luiden:

De stagiaire die is geschrapt op grond van artikel 8, derde lid, van de wet, kan de Algemene Raad verzoeken om binnen twee jaar na de schrapping nog maximaal twee keer een toets in de nog niet behaalde onderdelen van het examen te mogen afleggen. Met betrekking tot het bepaalde in de voorgaande volzin dient het maximum aantal keren dat een toets afgelegd kan worden, zoals bepaald in het tweede lid, in acht te worden genomen.

XVIII. Artikel 14, tiende lid, komt als volgt te luiden:

Het verzoek, als bedoeld in het voorgaande lid, wordt slechts ingewilligd indien:

a. het onderwijs in het onderdeel van de Beroepsopleiding waarop het verzoek ziet, is gevolgd danwel indien daarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, is verleend en

b. de afwijzing daarvan naar het oordeel van de Algemene Raad zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

XIX. Artikel 14, elfde lid, komt als volgt te luiden:

De Algemene Raad kan in gevallen waarin naar zijn oordeel de toepassing van het derde, vierde of zesde lid tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden, besluiten af te wijken van het gestelde in het zesde lid.

XX. Artikel 15, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Van de verplichting tot het volgen van onderwijs in één of meer onderdelen van de Beroepsopleiding, als bedoeld in artikel 13, kan de Algemene Raad op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen.

XXI. Artikel 15, vijfde lid, wordt vernummerd tot het derde lid.

XXII. Artikel 15, zesde lid, wordt vernummerd tot het vierde lid.

XXIII. Artikel 15, vijfde lid, komt als volgt te luiden:

Van het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen zal geen vrijstelling worden verleend, tenzij dat naar het oordeel van de Algemene Raad tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

XXIV. Artikel 15, zevende lid, wordt vernummerd tot het zesde lid.

XXV. Artikel 21, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Deze verordening kan worden aangehaald als: `Stageverordening 2005'.

XXVI. Artikel 21, tweede lid, komt als volgt te luiden:

Deze verordening treedt in de plaats van de Stageverordening van 9 juni 1988, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening vervalt, met inachtneming van het gestelde in het derde lid laatste volzin van dit artikel.

XXVII. Artikel 21, derde lid, komt als volgt te luiden:

Deze verordening is van toepassing op stagiaires die na inwerkingtreding van deze verordening beginnen met de Beroepsopleiding. Voor stagiaires die, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, reeds met de Beroepsopleiding zijn begonnen of deze hebben voltooid, blijft de Stageverordening 1988 van toepassing.

XXVIII. De wijziging van de Stageverordening 2005 treedt in werking op een nader door de Algemene Raad te bepalen tijdstip.

Toelichting

Algemeen

In de Stageverordening 1988 wordt afwisselend art. of artikel en lid 1 en eerste lid gebruikt. Om de tekst eenduidig te maken zal `art.' worden vervangen door `artikel' en waar lid 1 staat wordt dit vervangen door eerste lid, waar lid 2 staat wordt dit tweede lid, enz.

Artikel 9

I. Om de kwaliteit van de Beroepsopleiding te verhogen, wordt de Beroepsopleiding anders ingericht. Een stagiaire krijgt minder herkansingsmogelijkheden en als geen gebruik wordt gemaakt van een eerste toetsmogelijkheid en de eerste herkansing vervallen deze twee mogelijkheden. Daarmee zal het eerder duidelijk zijn dat een stagiaire het certificaat als bedoeld in artikel 9c van de wet niet meer kan overleggen. Als een stagiaire het certificaat niet meer kan overleggen binnen de daarvoor beschikbare termijn, is de Algemene Raad van mening dat dit een reden moet kunnen zijn om de patroon-stagiaire verhouding te beëindigen. De Algemene Raad acht het wenselijk dat de Raad van Toezicht goedkeuring verleent aan de beëindiging van de patroon-stagiaire verhouding. Deze extra toets wordt ingebouwd, omdat het gaat om een ingrijpende consequentie van het niet meer kunnen behalen van het certificaat Beroepsopleiding. Het maakt de besluitvorming extra zorgvuldig, daar de Raad van Toezicht beter op de hoogte is van de plaatselijke en persoonlijke omstandigheden dan de Algemene Raad.

Voorts zal een noot worden opgenomen om aan te geven dat het artikel alleen ziet op beëindiging van de patroon-stagiaire verhouding en niet op beëindiging van de arbeidsovereenkomst:

`Let wel, deze tussentijdse opzegging betreft alleen de patroon-stagiaire verhouding. De arbeidsrechtelijke overeenkomst blijft in stand. Voor de beoordeling of de in artikel 9, vierde lid, bedoelde goedkeuring verleend kan worden, is van belang of de opzegging, gelet op de patroon-stagiaire verhouding, redelijk is. Dit kan onder andere beoordeeld worden aan de hand van de volgende criteria: a. de belangen van de (plaatselijke) advocatuur, b. de mogelijkheid tot vruchtbare voortzetting van de stageovereenkomst in dat kader c. de (bestendige) vertrouwensrelatie, vanwege de patroon-stagiaire verhouding. (Rb. Maastricht van 14 augustus 2003, Awb 03/985 + Awb 03/1122, zie www.advocatenorde.nl) `

II. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 9, tweede lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het tweede lid vernummerd tot het derde lid en daarom dient `vorige' te worden vervangen door `eerste'. Het toevoegen van komma's rond het zinsdeel `als bedoeld in het eerste lid onder a, b en c' is taalkundig.

III. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 9, derde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het derde lid vernummerd tot het vierde lid.

IV. Deze bepaling is toegevoegd om een onderscheid te maken tussen het objectieve gegeven dat het certificaat niet is behaald en de afweging die moet plaatsvinden ter beoordeling of de beëindiging van de patroon-stagiaire verhouding redelijk is.

V. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 9, vierde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het vierde lid vernummerd tot het zesde lid. Om aan te geven dat het om twee situaties gaat is ter verduidelijking de bepaling gesplitst in a. en b. Onder c. is toegevoegd de situatie dat de stagiaire de praktijk niet uitoefent, bijvoorbeeld wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Ook in dat geval is de stage geschorst.

Verder is `kan uitoefenen' vervangen door `uitoefent', om te vermijden dat er beleid vastgesteld dient te worden wanneer er nu wel of geen sprake van is van `kunnen uitoefenen'.

Tot slot wordt ter verduidelijking van de situatie wanneer sprake is van het onder b. en c. bedoelde, te weten de praktijk niet uitoefenen onder toezicht van een patroon of het niet uitoefenen van de praktijk, de volgende noot toegevoegd.

`De onder b. en c. bedoelde situaties kunnen zich onder andere voordoen indien:

- de Raad van Toezicht een buitenpatronaat, als bedoeld in artikel 9b, derde lid, van de wet jo artikel 7 Stageverordening heeft goedgekeurd, maar de patroon heeft geen contact met de stagiaire of oefent geen toezicht uit;

- de patroon is geschorst vanwege een beslissing van de Raad of het Hof van Discipline;

- de stagiaire arbeidsongeschikt is, tenzij die arbeidsongeschiktheid van korte duur is.

Met referte aan de noot bij artikel 5 Verordening op de Permanente Opleiding 2000, waarin staat dat eerst ontheffing verleend wordt bij (volledige) arbeidsongeschiktheid van ten minste drie maanden, is het bepaalde onder c eerst van toepassing als de arbeidsongeschiktheid van langere duur is dan drie maanden.'

Artikel 13

VI. Het komt voor dat een stagiaire al met de Beroepsopleiding is begonnen en deze nog niet heeft afgerond maar door omstandigheden geen patroon heeft, de praktijk niet uitoefent of de praktijk niet uitoefent onder toezicht van een patroon. Op grond van artikel 9, zesde lid, Stageverordening 2005 is de stage dan geschorst. Om de tekst van deze bepaling in overeenstemming met het bepaalde in artikel 9, zesde lid, Stageverordening 2005 te brengen, is bepaald dat de Beroepsopleiding niet kan worden gevolgd of vervolgd indien de stage van rechtswege is geschorst.

VII. De Algemene Raad is, met het oog op de kwaliteit van de Beroepsopleiding Advocatuur, van mening dat de stagiaire verplicht dient te worden zo snel mogelijk onderwijs te volgen en aansluitend examen af te leggen, zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel. Op grond van hetzelfde (kwaliteits)argument vindt de Algemene Raad dat, indien niet onmiddellijk onderwijs wordt gevolgd, hieraan de sanctie verbonden dient te worden dat een toetsmogelijkheid vervalt.

VIII. Aangezien het altijd mogelijk is dat er bijzondere gevallen zijn die aanleiding geven af te wijken van het gestelde onder het tweede of derde lid. Er kunnen redenen zijn waarom de Beroepsopleiding toch gevolgd of vervolgd kan worden of de sanctie als bedoeld in het derde lid niet toegepast dient te worden. Hiertoe wordt in deze bepaling de mogelijkheid geboden. In een noot zal een korte toelichting worden gegeven verwijzend naar het restrictieve beleid van het Curatorium:

`Het gaat hier om een hardheidsclausule. Indien deze wordt toegepast, betekent dit dat in voorkomend geval toch de Beroepsopleiding mag worden gevolgd of vervolgd of dat aan het niet direct volgen van het onderwijs in één of meer onderdelen van de Beroepsopleiding niet de sanctie verbonden wordt dat de toetsmogelijkheid vervalt. Het Curatorium voert een restrictief beleid op het gebied van vrijstellingsverzoeken en uitsluitingen van het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen. De Algemene Raad voert voor de hier genoemde afwijkingsmogelijkheid eveneens een restrictief beleid.'

Artikel 14

IX. De Beroepsopleiding wordt niet meer afgesloten met een eindtoets, dus het zinsdeel dat daarop ziet, kan vervallen. Verder zijn ter verduidelijking het eerste en tweede lid van dit artikel samengevoegd in het eerste lid.

X. Op grond van de huidige regelgeving kan een stagiaire, binnen de termijn als bedoeld in artikel 8 van de wet in één of meer onderdelen van het examen diverse keren herkansen. Zoals is aangegeven in de toelichting op artikel 9, wordt beoogd de kwaliteit van de Beroepsopleiding te verhogen. Om die reden wordt ook het aantal keren dat een toets in alle onderdelen van het examen kan worden afgelegd beperkt. Op grond van de in dit lid neergelegde bepaling kan nog maar twee keer een herkansing in alle onderdelen van het examen worden afgelegd. Nu dit een wijziging is ten opzichte van de huidige situatie, verdient het de voorkeur dit niet meer in het Examenreglement neer te leggen, maar in de Stageverordening zelf.

XI. De Algemene Raad is van oordeel dat op grond van het reeds in de toelichting op artikel 13, derde lid, genoemde (kwaliteits)argument dat de stagiaire verplicht dient te worden aansluitend aan het gevolgde onderwijs van de Beroepsopleiding de toets in alle onderdelen van het examen af te leggen.

XII. Op grond van het in de toelichting op artikel 13, derde lid, reeds genoemde (kwaliteits)argument is de Algemene Raad van oordeel dat van oordeel dat als de toets in één of meer onderdelen van het examen niet is behaald, de eerste herkansing in de niet behaalde onderdelen aansluitend afgelegd dient te worden.

XIII. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 14, derde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het derde lid vernummerd tot het vijfde lid. De woorden `het onderwijs van' zijn toegevoegd, om de bepaling in overeenstemming te brengen met de rest van de Stageverordening.

XIV. In artikel 13, derde lid, is bepaald dat indien de stagiaire niet direct na het gevolgd hebben van het onderwijs of na het verkrijgen van een vrijstelling een toets in één of meer onderdelen van het examen aflegt die toetsmogelijkheid vervalt. Op grond van het in de toelichting op artikel 13, derde lid, reeds genoemde (kwaliteits)argument, vervalt, indien de eerste herkansing niet aansluitend aan de eerste toets wordt afgelegd, ook die toetsmogelijkheid.

XV. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 14, vijfde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het vijfde lid vernummerd tot het zevende lid. Nu in de Stageverordening zelf het aantal herkansingen voor een onderdeel van het examen is bepaald, dient het zinsdeel dat hierop ziet in deze bepaling te vervallen.

XVI. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 14, zesde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het zesde lid vernummerd tot het achtste lid. In de rest van de Stageverordening wordt `stagiaire' en niet `degene' gebruikt, deze bepaling wordt dienovereenkomstig aangepast.

XVII. Nu kan een voormalige stagiaire, indien hij het onderwijs in één of meer onderdelen van de Beroepsopleiding heeft gevolgd, nadat hij geschrapt is op grond van artikel 8, derde lid, van de wet gedurende twee jaar nog twee keer per onderdeel van het examen een toets afleggen.

Gelet op de strekking van Stageverordening 2005 vindt de Algemene Raad dat de mogelijkheid tot het afleggen van toetsen na schrapping beperkt dient te blijven tot bijzondere gevallen. Dit betekent dat het bepaalde in artikel 14, vierde lid, Stageverordening 1988, inhoudende dat na schrapping “automatisch” in één of meer onderdelen van het examen een toets mag worden afgelegd, dient te vervallen. Op grond van Stageverordening 1988 hoeft geen verzoek ingediend te worden, maar kan een ieder die geschrapt is op grond van artikel 8, derde lid, van de wet, binnen twee jaar na schrapping nog twee keer een toets afleggen in één of meer onderdelen van het examen, indien het onderwijs in dat onderdeel is gevolgd.

Om de mogelijkheid van het afleggen van toetsen na schrapping te beperken tot bijzondere gevallen, is in deze bepaling neergelegd dat een voormalige stagiaire binnen twee jaar na schrapping een verzoek kan indienen nog een toets in één of meer onderdelen van het examen af te mogen leggen. De toets dient binnen twee jaar na schrapping te worden afgelegd en na schrapping kan nog maximaal twee keer in één of meer onderdelen van het examen een toets worden afgelegd, met dien verstande dat nooit vaker een toets kan worden afgelegd dan in artikel 14, tweede lid, is bepaald. Ter verduidelijking zal de volgende noot worden opgenomen:

`Als een stagiaire bijvoorbeeld tijdens de periode dat hij op het tableau stond in alle onderdelen van het examen twee keren een toets heeft afgelegd, dus een eerste kans en een herkansing, betekent dit dat hij na schrapping nog één herkansingsmogelijkheid voor deze onderdelen heeft. In het derde lid is immers bepaald dat het totaal aantal keer dat een toets kan worden afgelegd drie is.'

Uit het voorgaande volgt dat het niet de bedoeling is dat de stagiaire, die op grond van artikel 8, derde lid, van de wet is geschrapt, zich kort nadien opnieuw laat beëdigen. Daardoor zou het gehele opleidingssysteem worden ondergraven. Verwacht mag worden dat de Raad van Toezicht tegen een dergelijk beëdigingsverzoek verzet zal doen (Hof van Discipline, nr. 4262 van 17 juni 2005, zie www.advocatenorde.nl).

XVIII. In dit lid wordt neergelegd aan welke voorwaarden voldaan moet zijn, wil een verzoek als bedoeld in artikel 14, negende lid, Stageverordening 2005 worden ingewilligd. Dit zijn de cumulatieve voorwaarden dat het onderwijs in het onderdeel van de Beroepsopleiding, waar het verzoek op ziet, gevolgd moet zijn en dat een afwijzing tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.

XIX. Aangezien het altijd mogelijk is dat er bijzondere gevallen zijn die aanleiding geven af te wijken van het gestelde in het zesde lid en er aanleiding kan bestaan de sanctie te laten vervallen, wordt hiervoor de mogelijkheid geboden. In een noot zal een korte toelichting worden gegeven verwijzend naar het restrictieve beleid van het Curatorium:

`Het gaat hier om een hardheidsclausule. Indien deze wordt toegepast, betekent dit dat in een voorkomend geval de sanctie als bedoeld in het zevende lid niet wordt opgelegd. Het Curatorium voert een restrictief beleid op het gebied van vrijstellingsverzoeken en uitsluitingen van het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen. De Algemene Raad voert voor de hier genoemde afwijkingsmogelijkheid eveneens een restrictief beleid.'

Artikel 15

XX. Met het van start gaan van de nieuw ingerichte Beroepsopleiding wordt in beginsel geen vrijstelling meer verleend van het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen. Daarom is er een onderscheid gemaakt tussen het volgen van onderwijs en het afleggen van het examen.

XXI. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 15, vijfde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het vijfde lid vernummerd tot het derde lid.

XXII. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 15, zesde lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het zesde lid vernummerd tot het vierde lid.

XXIII. De Algemene Raad wenst het vrijstellingsbeleid zodanig vast te stellen, dat alleen vrijstelling van het volgen van onderwijs wordt verleend. In bijzondere individuele gevallen kan er aanleiding bestaan ook vrijstelling van het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen te verlenen, hiervoor wordt in het vijfde lid de mogelijkheid geboden. In een noot zal een korte toelichting worden gegeven verwijzend naar het restrictieve beleid van het Curatorium:

`Op grond van artikel 15, eerste lid, Stageverordening 1988 kan vrijstelling worden verkregen voor het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen. De criteria hiervoor waren dat aangetoond werd dat op grond van opleiding en praktijkervaring op elk van de rechtsgebieden waarvoor de vrijstelling werd verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische vakbekwaamheid was verworven. Op grond van de huidige bepaling kan in bijzondere gevallen toch vrijstelling het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen worden verleend, het gaat dus om een hardheidsclausule. Het Curatorium voert een restrictief beleid op het gebied van vrijstellingsverzoeken en uitsluitingen van het afleggen van de toets in één of meer onderdelen van het examen. De Algemene Raad voert voor de hier genoemde afwijkingsmogelijkheid eveneens een restrictief beleid.'

XXIV. Dit is de tekst zoals die oorspronkelijk in artikel 15, zevende lid, stond. Vanwege de redactionele aanpassing wordt het zevende lid vernummerd tot het zesde lid.

Artikel 21

XXV. Gelet op de substantiële wijzigingen wordt de benaming van de Stageverordening aangepast. De verordening kan worden aangehaald als `Stageverordening 2005'.

XXVI. Zoals hiervoor is aangegeven, wordt er veel in de Stageverordening gewijzigd, vandaar dat gesteld dient worden dat deze verordening in de plaats treedt van de Stageverordening van 9 juni 1988 en dat voorzien wordt in een overgangsregeling.

XXVII. In het derde lid is een overgangsregeling opgenomen. De mogelijkheid om vrijstelling van één of meer onderdelen van het examen te krijgen, blijft bestaan voor stagiaires die zijn beëdigd vóór inwerkingtreding van de verordening, evenals de mogelijkheid `onbeperkt' toetsen af te leggen of de eerste keer de toets niet te maken zonder dat hierdoor een kans vervalt. Het komt de Algemene Raad niet redelijk voor de verscherping van toepassing te laten zijn op een stagiaire die reeds begonnen is met de Beroepsopleiding. Aangezien het ook de bedoeling is de toetsen te verzwaren, zullen deze stagiaires wel de `verzwaarde' toetsen dienen af te leggen.

C. Inwerkingtreding

XXVIII. Aangezien het organisatorische deel van de invulling van de Beroepsopleiding nog niet is afgerond en nog niet met zekerheid te zeggen valt wanneer dit wel zo zal zijn, zal de Algemene Raad, indien hierover meer duidelijkheid bestaat, een besluit nemen over de datum van inwerkingtreding van de Stageverordening 2005.

Naar boven