Wijziging Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer
Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 22 juni 2005, nr. KvI2005060198, tot wijziging van de Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer (beladingverbod)
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op richtlijn nr. 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PbEG L 365) en de artikelen 8.44, 8.45 en 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
Artikel I
De Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. richtlijn 94/63: richtlijn nr. 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PbEG L 365);
b. benzine: benzine als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van richtlijn 94/63;
c. ladingtank: mobiele tank, vast verbonden met een schip, waarvan de wanden hetzij door de scheepsromp zelf, hetzij door van de scheepsromp onafhankelijke wanden zijn gevormd;
d. damp: damp als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn 94/63;
e. benzinestation: inrichting of deel van een inrichting waar brandstoftanks van motorvoertuigen met benzine uit vaste opslagtanks worden gevuld;
f. terminal: inrichting of deel van een inrichting voor de opslag van benzine of overslag van benzine in mobiele tanks;
g. mobiele tank: mobiele tank als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van richtlijn 94/63;
h. opslaginstallatie: opslaginstallatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van richtlijn 94/63;
i. overslaginstallatie: overslaginstallatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel n, van richtlijn 94/63;
j. vul- en opslaginstallatie van een benzinestation: vaste tankinstallatie met de daarbij behorende leidingen en appendages op een benzinestation;
k. laadportaal: laadportaal als bedoeld in artikel 2, onderdeel o, van richtlijn 94/63;
l. bestaande terminals, opslaginstallaties, overslaginstallaties en benzinestations: terminals, opslaginstallaties, overslaginstallaties en benzinestations die voor 31 december 1995 in werking waren of waarvoor voor 31 december 1995 een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is verleend;
m. nieuwe opslaginstallatie: opslaginstallatie die eerst na 30 december 1995 in werking is gebracht of waarvoor eerst na 30 december 1995 een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is verleend;
n. debiet: de in de drie voorgaande jaren gemeten grootste totale jaarlijkse hoeveelheid benzine die van een opslaginstallatie van een terminal is overgeslagen in mobiele tanks of vanuit mobiele tanks naar een benzinestation is overgeslagen;
o. dampterugwinningseenheid: installatie voor de terugwinning van benzine uit damp of de omzetting naar elektrische energie of warmte uit damp, met inbegrip van eventuele buffertanksystemen van een terminal;
p. voorlopige dampopslag: voorlopige dampopslag in een tank met vast dak op een terminal voor latere overbrenging naar en terugwinning op een andere terminal, daaronder niet begrepen de overbrenging van damp van de ene naar de andere opslaginstallatie op een terminal;
q. schip: schip als bedoeld in artikel 2, onderdeel k, van richtlijn 94/63;
r. tankverhuurbedrijf: terminal die uitsluitend is bestemd voor het verhuren van tankcapaciteit aan derden en waarvan de opslaginstallaties mede zijn bedoeld voor het opslaan van andere stoffen, preparaten of producten dan benzine;
s. stoffenlijst: verklaring als bedoeld in randnummer 7.2.2.8.3 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen;
t. bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor de betrokken inrichting te verlenen.
2. Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b, d, g, h, i, k en q, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
B
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
Degene die een terminal drijft, voldoet, behalve aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, wat een opslaginstallatie betreft, ook aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage I.
C
Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:
1. Degene die een terminal drijft, voldoet, behalve aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, wat een overslaginstallatie betreft, ook aan de voorschriften die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage II, alsmede aan artikel 4.
D
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
Laadportalen van overslaginstallaties voldoen aan de specificaties, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage III.
E
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
1. Het is degene die een terminal drijft, verboden een ladingtank te beladen waarin volgens de stoffenlijst benzine mag worden vervoerd.
2. Het eerste lid geldt niet indien:
a. de schipper aan degene die de terminal drijft, aantoont dat hij beschikt over een bijgewerkte reisregistratie overeenkomstig randnummer 7.2.4.12 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, en
b. artikel 2 van de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks 2006 van toepassing is of de schipper aan degene die de terminal drijft, aantoont dat de ladingtank is ontgast met toepassing van artikel 4 van de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks 2006.
3. Het eerste lid geldt voorts niet indien tijdens het beladen van een ladingtank verplaatsingsdampen uit die tank door een dampdichte leiding worden teruggevoerd naar een dampverwerkingseenheid.
F
De artikelen 6, 7 en 8 vervallen.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 22 juni 2005.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.
Toelichting
Algemeen
De Europese Richtlijn betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine van terminals naar benzinestations (hierna: Benzinedistributierichtlijn) is gebaseerd op het voormalige artikel 100a van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Dit houdt ondermeer een volledige harmonisatie in. De Benzinedistributierichtlijn is geïmplementeerd in twee regelingen: de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks, die tot de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat behoort, en de Regeling op-, overslag en distributie van benzine milieubeheer.
Artikel 3 van de Benzinedistributierichtlijn geeft individuele lidstaten de ruimte om strengere maatregelen op hun gehele grondgebied of in geografische gebieden te nemen indien is aangetoond dat deze vanwege bijzondere omstandigheden voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu noodzakelijk zijn. Voorwaarde voor het treffen van strengere maatregelen is dat de voorgenomen regeling bij de Europese Commissie en de lidstaten is gemeld. Deze melding is gedaan op [PM].
In het kader van de omzetting in nationaal recht van deze richtlijn en met name artikel 3 van die richtlijn besloot de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland het ontgassen van benzinedampen uit binnenvaartschepen per 1 januari 2006, ongeacht de vervolglading, te verbieden. Per 25 augustus 2001 geldt in Duitsland echter al een ontgassingsverbod indien de vervolglading benzine is of een met benzine compatibele stof. Een compatibele stof is een stof met UN-nummer 1202 of UN-nummer 1268 als bedoeld in randnummer 3.2.1 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen Daardoor ontstond voor Nederland de noodzaak een daarmee geüniformeerde implementatie van de Richtlijn in te voeren. Immers, een aanmerkelijk deel van het volume aan benzine dat door de binnenvaart in Europa wordt getransporteerd, wordt geladen in het Rotterdamse havengebied en vervoerd naar bestemmingen in het stroomgebied van de Rijn. Het Duitse verbod zou er in de praktijk toe leiden dat het ontgassen van benzinedampen hoofdzakelijk plaats zal vinden op Nederlands grondgebied. In verband hiermee is binnen de Centrale Commissie van de Rijnvaart de afspraak gemaakt dat alle lidstaten aan zouden sluiten bij de Duitse regelgeving. Het gaat hierbij, naast ons land, om België, Frankrijk en Zwitserland.
Met het oog hierop wordt gelijktijdig met deze regeling de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks gewijzigd.
Teneinde het verbod om vrijelijk te ontgassen uit laatstbedoelde regeling effectief te kunnen handhaven, hebben de handhavende instanties, belast met het toezicht op de binnenvaart, erop aangedrongen een beladingverbod in de onderhavige regeling op te nemen. Dit beladingverbod is volgens artikel 2 van de Regeling benzinevervoer in mobiele tanks niet van toepassing indien de schipper ten genoegen van de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat kan aantonen dat:
a. de drie voorafgaande ladingen van de desbetreffende ladingtank niet bestonden uit benzine, of
b. de restladingdamp van de voorgaande lading verwerkt is in een ontgassingsdampverwerkingsinstallatie en dat hierbij de dampconcentratie, gemeten op een representatief punt in de leiding die loopt van de ladingtank naar de ontgassingsdampverwerkingsinstallatie, bij standaardomstandigheden gedurende dertig minuten minder dan 3,5 gram per kubieke meter heeft bedragen.
Het beladingverbod is eveneens niet van toepassing indien is ontgast en de schipper aan kan tonen dat hiervoor ontheffing als bedoeld in bijlage 4 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen is gegeven door een aangewezen instantie, voor zover die ontheffing betrekking heeft op randnummer 7.2.3.7, als bedoeld in die bijlage. Deze ontheffing wordt alleen verstrekt in geval van calamiteiten.
Aan de onderhavige regeling zijn geen administratieve lasten verbonden. Derhalve is het ontwerp van deze regeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (ACTAL).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Aan artikel 1 zijn drie definities toegevoegd. In de eerste plaats is richtlijn nr. 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PbEG L 365) gedefinieerd. Dat is nodig, omdat een aantal andere definities zodanig is gewijzigd dat naar de desbetreffende definitie van die richtlijn is verwezen. Dat biedt het voordeel dat, wanneer die definities van de richtlijn wijziging ondergaan, die wijzigingen automatisch doorwerken in de onderhavige regeling. Dit laatste is neergelegd in het nieuwe tweede lid van artikel 1. Verder zijn de definities voor ‘ladingtank’ en ‘stoffenlijst’ opgenomen.
Onder ‘benzine’ verstaat de richtlijn: een aardoliederivaat, met of zonder additieven, met een volgens de Reidmethode bepaalde dampdruk van 27,6 kilopascal of meer, dat voor gebruik als brandstof voor motorvoertuigen is bestemd, met uitzondering van vloeibaar petroleumgas (LPG). Dit komt overeen met de internationaal geldende code voor benzine volgens de UN-stoffensystematiek. Het gaat om benzine met code UN 1203 als bedoeld in randnummer 3.2.1 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.
Onder ‘damp’ verstaat de richtlijn: een gasvormige, uit benzine vervluchtigende verbinding.
Onder ‘opslaginstallatie’ verstaat de richtlijn: een vaste tank die op een terminal voor de opslag van benzine wordt gebruikt.
Onder ‘mobiele tank’ verstaat de richtlijn: een over de weg, per spoor of over het water vervoerde tank die wordt gebruikt voor de overbrenging van benzine van een terminal naar een andere terminal of naar een benzinestation. Deze definitie moet in beginsel zo worden gelezen dat elke mobiele tank die in zijn bestaan wordt gebruikt voor benzinevervoer, ook onder de werking van de richtlijn en dus deze regeling valt.
Onder een ‘overslaginstallatie’ verstaat de richtlijn: een installatie op een terminal waar benzine in mobiele tanks kan worden geladen. Overslaginstallaties voor tankwagens omvatten een of meer laadportalen.
Onder een ‘laadportaal’ verstaat de richtlijn; een constructie op een terminal waar te allen tijde benzine in één tankwagen tegelijk kan worden geladen.
Onder ‘schip’ verstaat de richtlijn: een binnenvaartschip als bedoeld in hoofdstuk 1 van richtlijn nr. 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (PbEG L 301).
Onderdeel B
De redactie van artikel 2 is aangepast aan de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Onderdeel C
De redactie van artikel 3, eerste lid, is aangepast aan de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Onderdeel D
De redactie van artikel 4 is aangepast aan de Aanwijzingen voor de regelgeving. Daarnaast is een lid komen te vervallen, omdat dat lid inmiddels is uitgewerkt.
Onderdeel E
De Regeling benzinevervoer in mobiele tanks verbiedt het ontgassen van benzinedampen uit binnenvaartschepen naar de lucht, tenzij hiervoor een ontheffing is verleend in verband met ongepland werfbezoek dat noodzakelijk is als gevolg van een calamiteit. Om aan te kunnen tonen dat ofwel nog niet is ontgast ofwel is ontgast volgens de bepalingen van de Regeling benzine vervoer in mobiele tanks, verplicht deze regeling de exploitant van een schip tot het bijhouden van een reisregistratie. Daarin wordt aangetekend wat de lading is. Artikel 4a verbiedt het opnieuw beladen van schepen, tenzij artikel 2 of 4 van de Regeling benzine vervoer in mobiele tanks van toepassing is. Hiermee wordt het mogelijk het ontgassingsverbod ook vanaf de walzijde te handhaven. In Duitsland geldt het ontgassingsverbod voor benzine of een compatibele vervolglading vanaf 25 augustus 2001. Het ontgassingsverbod geldt, ongeacht de vervolglading vanaf 1 januari 2006. Met de inwerkingtreding van deze regeling geldt ook voor Nederland een totaalverbod voor het ontgassen van benzine vanaf laatstgenoemde datum.
Onderdeel F
Omdat de artikelen 6, 7 en 8 inmiddels zijn uitgewerkt, kunnen die artikelen vervallen.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
P.L.B.A. van Geel