De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening (EG) Nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PbEU L 270);
Gelet op Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);
Gelet op Verordening (EG) Nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin in voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 141);
Gelet op Verordening (EG) Nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (PbEU L 345);
Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen;
Overwegende dat de bepalingen van genoemde verordeningen rechtstreekse werking hebben in de Nederlandse rechtssfeer, zij het dat ten behoeve van de juiste uitvoering en nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;
Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 23, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet;
Besluit:
Artikel I
De Regeling GLB-inkomenssteun1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel l wordt ‘I&R-systeem’ vervangen door: premierechten.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. I&R-systeem: gecomputeriseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad.
B
Artikel 11, vierde lid, vervalt.
C
Artikel 12 komt te luiden:
Artikel 12
1. Onverminderd artikel 11, wordt, in geval van verkoop als bedoeld in artikel 17 van verordening 795/2004, de aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten, met inachtneming van voornoemd artikel, ingediend:
a. door de verkoper, of
b. door de koper met de uitdrukkelijke toestemming daartoe van de verkoper.
2. Indien de aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten wordt ingediend door de verkoper, verwijst de koper naar die aanvraag in zijn verzamelaanvraag.
3. Onverminderd artikel 11, wordt, in geval van verhuur als bedoeld in artikel 27 van verordening 795/2004, de aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten door de verhuurder ingediend met inachtneming van voornoemd artikel en verwijst de huurder in zijn verzamelaanvraag naar eerstgenoemde aanvraag.
D
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. landbouwers die overeenkomstig artikel 21 van verordening 795/2004 geïnvesteerd hebben in productiecapaciteit of grond hebben gekocht, indien ten genoegen van de minister wordt aangetoond dat zij overeenkomstig artikel 21 van verordening 795/2004, uiterlijk op 15 mei 2004:
– geïnvesteerd hebben in stalcapaciteit, of deze voor tenminste zes jaar hebben gehuurd;
– grond hebben gekocht, of voor tenminste zes jaar hebben gehuurd;
– dieren hebben gekocht waarvoor een in bijlage VI bij verordening 1782/2003 genoemde rechtstreekse betaling kon worden verkregen;
– premierechten voor ooien of zoogkoeien hebben gekocht, of
– leveringsrechten voor de voor zetmeelproductie bestemde aardappelen, bedoeld in verordening 1766/1992 hebben gekocht, voor zover deze ook daadwerkelijk worden benut.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt het volgende lid ingevoegd, luidende:
2. Landbouwers als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b tot en met d, komen uitsluitend in aanmerking voor toeslagrechten uit de nationale reserve voor zover:
a. zij als gevolg van de investering in productiecapaciteit of het in bezit krijgen, kopen of huren van subsidiabele grond, in de zin van artikel 44, tweede lid, van verordening 1782/2003, in het daarop volgende kalenderjaar, beschikken over meer:
i. stalcapaciteit,
ii. dieren waarvoor een in bijlage VI bij verordening 1782/2003 genoemde rechtstreekse betaling kon worden verkregen,
iii. premierechten voor ooien of zoogkoeien,
iv. leveringsrechten voor de voor zetmeelproductie bestemde aardappelen en bijbehorend areaal, of
v. hectaren, die recht hebben gegeven op de in bijlage VI van verordening 1782/2003 genoemde rechtstreekse betalingen, in geval van steun voor aardappelzetmeel, gedroogde voedergewassen en zaaizaad, berekend overeenkomstig bijlage VII van verordening 1782/2003 en alle voederareaal als bedoeld in artikel 43, derde lid, van verordening 1782/2003,
dan de betrokken productiecapaciteit of grond die in de referentieperiode beschikbaar was;
b. zij op basis daarvan meer rechtstreekse betalingen hebben ontvangen, zoals berekend op grond van artikel 17; en
c. voor zover deze bijkomende productiecapaciteit of grond nog geen recht geeft op toewijzing van toeslagrechten of referentiebedragen op basis van de referentieperiode.
E
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17
1. De extra referentiebedragen worden voor landbouwers als bedoeld in artikel 16, tweede lid, berekend op basis van de volgende methode:
a. De toename, ten opzichte van de referentieperiode, in het jaar na en als gevolg van de investering in de betrokken productiecapaciteit, het in bezit krijgen, kopen of huren van grond, van het bedrag aan rechtstreekse betalingen, ontvangen op grond van de in bijlage VI van verordening 1782/2003 genoemde steunregelingen, wordt berekend en aangepast volgens de methode beschreven in bijlage VII van verordening 1782/2003,
b. Het resultaat van de berekening van onderdeel a) wordt verminderd met een bedrag van € 500,– dat naar evenredigheid over de onderscheiden, op grond van de in dat onderdeel bedoelde steunregelingen, ontvangen extra bedragen wordt verdeeld, en
c. De extra bedragen zoals berekend overeenkomstig onderdeel b) worden vermenigvuldigd met een nader door de minister vast te stellen percentage. Hij maakt dit besluit bekend in de staatscourant.
2. In afwijking van het eerste lid en artikel 16, tweede lid, wordt op verzoek van de landbouwer voor de berekening van het extra referentiebedrag uitgegaan van het tweede jaar na de investering in productiecapaciteit of het in bezit krijgen, kopen of huren van grond, maar uiterlijk 2005, indien hij ten genoegen van de minister aantoont dat hij in het eerste jaar nadien niet in staat was de betrokken productiecapaciteit of grond ten volle te benutten.
3. In afwijking van het eerste lid wordt het extra referentiebedrag vastgesteld op een bedrag van € 150,– per hectare:
a. indien de landbouwer, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, de grond in bezit heeft gekregen na 31 december 2004;
b. indien de verhuur, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel d, afloopt na 31 december 2004.
F
Na artikel 17 worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 17a
1. Voor landbouwers als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b worden het aantal toeslagrechten en de waarde daarvan vastgesteld door het overeenkomstig artikel 17 berekende extra referentiebedrag, te delen door het aantal in bezit gekregen hectaren.
2. Voor landbouwers als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c, worden het aantal toeslagrechten en de waarde daarvan:
a. in geval van aankoop of lange termijn huur van grond vastgesteld door het op grond van artikel17 berekende extra referentiebedrag, te delen door het aantal gekochte of gehuurde hectaren,
b. in geval van investeringen in stalcapaciteit, dieren, premierechten voor ooien of zoogkoeien en leveringsrechten voor zetmeelaardappelen, indien de landbouwer reeds toeslagrechten in eigendom heeft, vastgesteld door het op grond van artikel 17 berekende extra referentiebedrag, te delen door dit aantal toeslagrechten en de waarde daarvan naar evenredigheid te verhogen,
c. in geval van investeringen in stalcapaciteit, dieren of premierechten voor ooien of zoogkoeien, indien een landbouwer niet over hectaren beschikt en geen toeslagrechten in eigendom heeftvastgesteld door het op grond van artikel 17 berekende extra referentiebedrag, te delen door een waarde per eenheid die niet groter is dan € 5.000,–, waarbij de waarde van elk toeslagrecht gelijk is aan die waarde per eenheid.
3. Voor landbouwers als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel d, die een bedrijf of een deel van een bedrijf hebben gehuurd, worden het aantal toeslagrechten en de waarde daarvan vastgesteld door het op grond van artikel 17 berekende extra referentiebedrag te delen door het aantal gehuurde hectaren.
4. Voor landbouwers als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel d, die grond hebben gekocht worden het aantal toeslagrechten en de waarde daarvan vastgesteld door het op grond van artikel 17 berekende extra referentiebedrag te delen door het aantal gekochte hectaren.
Artikel 17b
Indien als gevolg van overheidsinterventie de omvang van een bedrijf is verkleind, waardoor een landbouwer over minder hectaren subsidiabele grond beschikt dan het aantal dat overeenstemt met de toeslagrechten die hij in het kader van artikel 43 van verordening 1782/2003 zou krijgen, komt de betrokken landbouwer overeenkomstig artikel 7 van verordening 795/2004 in aanmerking voor toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve.
G
Artikel 18, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. deze subsidiabele hectaren gebruiken in overeenstemming met artikel 51, waarbij secundaire teelt als bedoeld in onderdeel b van dat artikel is toegestaan, en 52 van verordening 1782/2003, en
H
Artikel 19, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. beschikken over toeslagrechten met speciale voorwaarden, waarop artikel 49 van verordening 1782/2003 van toepassing is.
I
In artikel 20, tweede lid, wordt de zinsnede ‘overeenkomstig artikel 25 van verordening 1782/2003’ vervangen door: overeenkomstig artikel 25 van verordening 795/2004.
J
In artikel 42, tweede lid wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 61, eerste lid’ vervangen door:
als bedoeld in artikel 41, eerste lid.
K
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. De AID is belast met:
a. de afgifte van controle-exemplaren T 5, als bedoeld in artikel 160 van verordening 1973/2004, bij verzending van de in genoemde artikelen bedoelde tussenproducten of grondstoffen naar andere lidstaten van de Europese Unie;
b. de behandeling en aftekening van controle-exemplaren T 5 die betrekking hebben op de grondstoffen en producten die van andere lidstaten naar Nederland zijn verzonden.
L
Artikel 59, tweede lid, komt te luiden:
2. Aanvragen voor premie ter zake van het slachten van runderen in een in Nederland gelegen abattoir worden ingediend door melding van de slacht door het betrokken abattoir aan het I&R systeem, binnen 25 dagen na de slacht van het betrokken rund, op de wijze zoals bepaald in de Regeling identificatie en registratie van dieren.
M
Artikel 109 vervalt.
N
Artikel 110 komt te luiden:
Artikel 110
Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat een verzamelaanvraag of een premieaanvraag dieren is ingediend en voordat aan alle voorwaarden voor het verstrekken van subsidie is voldaan, of indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat de voor de toekenning van de steun vereiste handelingen zijn begonnen, maar voordat aan alle voorwaarden voor de toekenning van de steun is voldaan, kan aan de verkrijger van het bedrijf de desbetreffende aangevraagde subsidie worden verstrekt indien:
a. het betrokken betaalorgaan de schriftelijke melding van de overdracht binnen een maand na de overdracht ontvangt van de verkrijger,
b. de verkrijger het betrokken betaalorgaan verzoekt om betaling van de door de wederpartij aangevraagde subsidie,
c. de verkrijger alle door het betrokken betaalorgaan verlangde bewijsstukken overlegt, en
d. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de premie.
O
In artikel 51, 79 en 101 wordt de zinsnede ‘Regeling identificatie en registratie van dieren 2003’ vervangen door ‘Regeling identificatie en registratie van dieren’.
P
Artikel 114, tweede lid, onderdeel i, komt te luiden:
i. kortingen en uitsluitingen vaststellen op grond van Titel II, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4 van verordening 1782/2003, Titel IV, hoofdstuk I van verordening 796/2004 en deze regeling;
Q
Artikel 115, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. kortingen en uitsluitingen vaststellen op grond van Titel II, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4 van verordening 1782/2003, Titel IV, hoofdstuk I van verordening 796/2004 en deze regeling;
R
Artikel 116, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. kortingen en uitsluitingen vaststellen op grond van Titel II, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4 van verordening 1782/2003, Titel IV, hoofdstuk I van verordening 796/2004 en deze regeling;
S
Na artikel 120 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 120a
Indien een landbouwer niet alle in artikel 14, eerste lid, van verordening 796/2004 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3%, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan, als volgt verlaagd:
a. indien het verschil groter is dan 3% en kleiner dan of gelijk aan 10% bedraagt de verlaging 1%;
b. indien het verschil groter is dan 10% en kleiner dan of gelijk aan 20% bedraagt de verlaging 2%;
c. indien het verschil groter is dan 20% bedraagt de verlaging 3%.
T
Artikel 121, tweede lid, komt te luiden:
2. De in het eerste lid genoemde regelingen blijven evenwel van toepassing op aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling waarop nog niet onherroepelijk is beslist en, in geval van slacht, op slachtingen en uitvoer naar een derde land verricht vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling.
U
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 9 komt te luiden:
9. Lozingenbesluit open teelt en veehouderij: Artikel 13 en 16.
2. Onderdeel 11 komt te luiden:
11. Regeling identificatie en registratie van dieren: Artikel 2, 4, 7 tot en met 12, 13, eerste lid, 19, 20, eerste lid, 29, eerste lid, 31, eerste en derde lid, 32, eerste lid, 36, 34, eerste lid, Bijlage I, onderdelen A, C, D en E
3. Onderdeel 12 komt te luiden:
12. Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren: Artikel 104, tweede lid
Artikel II
De Regeling superheffing en melkpremie 20042 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen f en g worden geletterd tot g en h.
2. Onderdeel e, komt te luiden:
e. verordening 796/2004: Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;
3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. verordening 1973/2004: Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen;
B
Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het is een koper verboden melk geleverd te krijgen, tenzij hij door het productschap is erkend als koper.
C
Artikel 24 komt te luiden:
Artikel 24
1. Het productschap is belast met de uitvoering van de melkpremieaanvraag.
2. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid zal het productschap onder meer:
a. subsidiebedragen berekenen en uitkeren;
b. kortingen en uitsluitingen vaststellen op grond van Titel II, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4 van verordening 1782/2003, Titel IV, hoofdstuk I van verordening 796/2004 en de Regeling GLB-inkomenssteun;
c. kortingen en uitsluitingen opleggen op grond van verordening 1782/2003, Titel IV, hoofdstuk II van verordening 796/2004 en de Regeling GLB-inkomenssteun.
3. Het productschap regelt overigens, met inachtneming van verordening 1782/2003, verordening 796/2004 en verordening 1973/2004 en, zo nodig de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van de in het eerste lid genoemde regeling is vereist.
4. De producent dient de melkpremieaanvraag in overeenkomstig artikel 105 van de Regeling GLB-inkomenssteun.
D
Artikel 26 komt te luiden:
Artikel 26
1. Het productschap is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de raads- en commissie-verordening en is belast met de vaststelling, berekening en invordering van verschuldigde heffingen.
2. Het productschap regelt overigens, met inachtneming van raads- en commissieverordening en, zo nodig de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van deze regeling is vereist.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A, J tot en met U en artikel II, onderdelen A en C terugwerken tot 1 januari 2005 en dat artikel I, onderdelen B tot en met H in werking treedt met ingang van 1 januari 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De onderhavige wijzing heeft betrekking op de Regeling GLB-inkomenssteun en de Regeling superheffing en melkpremie 2004.
De onderhavige wijzing van de regeling GLB-inkomenssteun heeft met name betrekking op de nationale reserve. Landbouwers die op basis van hun productie in de referentieperiode geen, of in verhouding tot hun bedrijfsomvang, in geringe mate aanspraak kunnen maken op toekenning van toeslagrechten, kunnen een beroep doen op de nationale reserve.
Met deze wijziging worden onder meer extra categorieën investeringen opgenomen op grond waarvan toeslagrechten uit de nationale reserve kunnen worden toegewezen. Het gaat hierbij om de aankoop van dieren waarvoor rechtstreekse betalingen konden worden verkregen, aankoop van premierechten voor ooien en zoogkoeien en de aankoop van leveringsrechten voor zetmeelaardappelen. Als gevolg van de wijziging van artikel 21 van verordening 795/2005 (bij verordening 394/2005 van de Commissie van 8 maart 2005, Pb EU L 63) kan ook de lange termijn huur van een stal leiden tot toekenning van toeslagrechten uit de nationale reserve (artikel 16, eerste lid, onderdeel c).
Voorts zijn nu de criteria in de regeling opgenomen op basis waarvan de toekenning van toeslagrechten uit de nationale reserve plaatsvindt. In grote lijnen komt het er op neer dat een landbouwer in aanmerking kan komen voor toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve indien de uitbreiding van productiecapaciteit (investering in productiecapaciteit of het in bezit krijgen, kopen of huren van grond) leidt tot meer steunwaardige productie. Hierbij gaat het uitsluitend om productiecapaciteit in verband met productiegebonden steunregelingen die in 2006 ‘ontkoppeld’ worden.
Dit betekent dat alleen met die investering of verkrijging van grond rekening wordt gehouden als deze ook daadwerkelijk, ten opzichte van de referentieperiode, leidt tot een uitbreiding van de betrokken productiecapaciteit. Vervangingsinvesteringen worden derhalve niet in aanmerking genomen, omdat met de betrokken productiecapaciteit al rekening is gehouden bij het vaststellen van toeslagrechten op basis van de referentieperiode. Voorts geldt als voorwaarde dat de landbouwer als gevolg van de toename van productiecapaciteit er ook daadwerkelijk meer rechtstreekse betalingen heeft ontvangen. Deze methode is vergelijkbaar met die voor het toewijzen van toeslagrechten op basis van de referentieperiode, waarbij alleen de dieren en hectaren waarvoor rechtstreekse betalingen zijn verstrekt in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van het referentiebedrag.
Ook indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, bestaat niet altijd recht op toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve. Zo kan voor de betrokken uitbreiding van productiecapaciteit al recht bestaan op toewijzing van toeslagrechten. Bijvoorbeeld als de investering is gedaan in de referentieperiode en indien (en voor zover) daarmee al rekening is gehouden bij het toewijzen van toeslagrechten op basis van de referentieperiode. Dit is eveneens het geval als een bedrijf of een deel van een bedrijf is aangekocht met inbegrip van de daarvoor vast te stellen toeslagrechten. Immers ook dan bestaat voor de aangekochte grond al recht op toewijzing van toeslagrechten.
Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, worden de extra referentiebedragen vastgesteld waar de landbouwer voor de uitbreiding van de productiecapaciteit recht op heeft.
Een extra referentiebedrag wordt berekend op basis van de toename van de rechtstreekse betalingen als gevolg van de investering, ten opzichte van de referentieperiode. Vervolgens wordt op de aldus berekende bedragen een bedrag van € 500,– in mindering gebracht, evenredig verdeeld over de betrokken extra steunbedragen. Tot slot worden de daaruit resulterende bedragen vermenigvuldigd met een nader door de minister vast te stellen percentage.
In beginsel wordt voor de berekening van het extra referentiebedrag een vergelijking gemaakt tussen de referentieperiode en het jaar na de uitbreiding van de productiecapaciteit. Echter indien de landbouwer in dat eerste jaar niet in staat was de extra productiecapaciteit ten volle te benutten, waardoor een vergelijking met het eerste jaar geen representatieve uitkomst oplevert, kan voor bovengenoemde berekening worden uitgegaan van het tweede jaar na de uitbreiding van de productiecapaciteit. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een stal is gebouwd, die in het jaar na investering, bijvoorbeeld vanwege financiële beperkingen van het bedrijf, nog niet volledig met dieren kon worden volgezet (artikel 16, tweede lid).
Bij uitbreidingen in productiecapaciteit in meer dan één jaar, wordt een vergelijking gemaakt tussen de referentieperiode en het jaar nadat de totale uitbreiding is voltooid.
In uitzonderingsgevallen wordt voor de berekening van het referentiebedrag afgeweken van de bovenstaande berekening en wordt een vast bedrag per hectare toegekend (artikel 16, derde lid).
Nadat het referentiebedrag is berekend, worden het aantal en de waarde van de toeslagrechten vastgesteld. De wijze waarop dit plaatsvindt is afhankelijk van de aard van de productiecapaciteit die is uitgebreid. Bij het vaststellen van toeslagrechten voor het in bezit krijgen, kopen of huren van grond, wordt het extra referentiebedrag gedeeld door de aldus verkregen hectaren. Bij andere investeringen in productiecapaciteit worden, indien de landbouwer al over toeslagrechten beschikte, deze toeslagrechten in waarde verhoogd. Indien de landbouwer noch over hectare beschikt, noch over toeslagrechten, ontstaan toeslagrechten met bijzondere voorwaarden. Om deze toeslagrechten te kunnen benutten, moet een minimum landbouwactiviteit in GVE worden gehandhaafd.
Met de onderhavige wijziging wordt het mogelijk gemaakt dat landbouwers die als gevolg van overheidsinterventie na de referentieperiode over minder hectaren beschikken dan in de referentieperiode, het aantal toeslagrechten kunnen beperken tot het aantal dan beschikbare hectaren met behoud van de oorspronkelijke referentiewaarde. Bij een overheidsinterventie moet met name worden gedacht aan landinrichtingsprojecten in de zin van de Landinrichtingswet, onteigening, e.d.
Door de onderhavige wijziging behoeft de aanvraag tot vaststellen van toeslagrechten niet tegelijkertijd met de verzamelaanvraag te worden ingediend. De aanvraag tot vaststellen van toeslagrechten kan daardoor al begin 2006 worden ingediend.
De drempel van € 100,– (respectievelijk € 50,– in geval van melkpremie) onder welke geen betaling van steun plaatsvindt is komen te vervallen.
Daarnaast zijn enkele bevoegdheden nader geëxpliciteerd, onder meer van de betrokken productschappen, die een aantal van de in de Regeling GLB-inkomenststeun genoemde steunregelingen, alsmede de Regeling superheffing en melkpremie 2004, in medebewind uitvoeren. Tot slot zijn in de regeling enkele wijzigingen van technische en redactionele aard opgenomen. In dat verband zijn enkele bepalingen geschrapt uit bijlage 1 bij de regeling. Het betreft bepalingen die weliswaar deel uit maken van de nationale implementatie van de zogenoemde cross compliance voorwaarden, doch geen concrete normen bevatten die gericht zijn tot de landbouwer.
In de definitiebepaling zijn enkele wijzigingen doorgevoerd. De reden daarvoor is dat verordening 2237/2003 is ingetrokken per 1-1-2005. In de plaats daarvan zijn thans Verordeningen (EG) nrs. 796/2004 en 1973/2004 relevant voor de melkpremieaanvraag.
Het verbod om zonder erkenning van PZ als koper op te treden gold reeds ingevolge de Regeling superheffing 1993 en wordt thans opnieuw expliciet opgenomen in de huidige Regeling. Doel van het verbod is ontwijking van superheffing te voorkomen. Het verbod wordt strafrechtelijk gehandhaafd.
Met de nieuwe redactie van artikel 26 wordt tot uitdrukking gebracht dat de positie van het Productschap Zuivel gelijk is aan die van andere PBO betaalorganen die rechtstreekse betalingen in medebewind uitvoeren.