Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000 (2005/32)

Besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 15 juni 2005, nummer 2005/32, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 (Staatsblad 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Staatsblad 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Staatscourant 2001, nr. 10);

Besluit:

Artikel I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A3/2.3.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3.4 Documenten ter vaststelling van identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus

Art. 4.21 Vreemdelingenbesluit:

1. Als documenten in de zin van artikel 50, eerste lid, laatste volzin, van de Wet, worden aangewezen:

a. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d, van de Wet: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document waaruit zulks blijkt en waarvan het model is vastgesteld bij ministeriële regeling;

b. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijven als bedoeld in artikel 8, onder e, van de Wet: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document, waaruit zulks blijkt en waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling;

c. voor vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Wet, hebben ingediend: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document waaruit zulks blijkt en waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling;

d. voor vreemdelingen die rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, van de wet hebben of dat op grond van artikel 45, vijfde lid, van de wet geacht worden te hebben, en die niet beschikken over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding: een vanwege de bevoegde autoriteiten verstrekt document, waarvan het model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, dat is voorzien van een inlegvel als bedoeld in artikel 4.29, derde lid, waarop de verblijfsrechtelijke positie is aangetekend;

e. voor andere vreemdelingen: een ingevolge de Wet voor het hebben van toegang tot Nederland vereist geldig document voor grensoverschrijding dan wel een document voor grensoverschrijding waarin het benodigde visum is aangetekend of waarin een aantekening omtrent de verblijfsrechtelijke positie is geplaatst.

2. Geen document, anders dan bedoeld in het eerste lid, onder a of b, wordt verstrekt aan kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, tenzij zij er naar het oordeel van Onze Minister een redelijk belang bij hebben in het bezit van zulk een document te worden gesteld.

3. Op het ingevolge het eerste lid, onder a tot en met d, afgegeven document wordt aangetekend of het de vreemdeling toegestaan is arbeid te verrichten en of voor deze arbeid ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen een tewerkstellingsvergunning is vereist.

4. Indien aan het verblijf in Nederland van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde vreemdelingen een beperking als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, is verbonden, wordt op het document de aantekening “beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor verblijfsrecht” gesteld.

Vreemdelingen van 14 jaar en ouder, zijn op grond van de Wet op de Identificatieplicht verplicht een identiteitsbewijs bij zich te dragen.

In artikel 4.21 Vreemdelingenbesluit worden de documenten genoemd waarmee personen zich in Nederland op grond van artikel 50, eerste lid, Vreemdelingenwet kunnen identificeren. In dit artikel wordt onderscheid gemaakt al naar gelang het betreft:

– vreemdelingen die rechtmatig verblijven op grond van een verblijfstitel voor bepaalde of onbepaalde tijd (artikel 8, onder a t/m d, Vreemdelingenwet);

– vreemdelingen die rechtmatig verblijven als gemeenschapsonderdaan (artikel 8, onder e, Vreemdelingenwet);

– vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ingediend (artikel 8, onder f, Vreemdelingenwet);

– vreemdelingen die rechtmatig verblijven indien tegen de uitzetting beletselen bestaan als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet, en vreemdelingen die rechtmatig verblijven vanwege een vertrekmoratorium (artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet);

– andere vreemdelingen dan hiervoor bedoeld.

B

Paragraaf A3/2.3.4.4 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

2.3.4.4 Rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder j, Vw

Vreemdelingen die rechtmatig verblijven indien tegen de uitzetting beletselen bestaan als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet 2000, en vreemdelingen die rechtmatig verblijven vanwege een vertrekmoratorium krijgen als identiteitsbewijs het verblijfsdocument conform bijlage 7f2.

C

Paragraaf A3/2.3.4.5 Vreemdelingencirculaire komt te luiden:

2.3.4.5 Andere vreemdelingen

Art. 2.3 Vreemdelingenbesluit:

1. Onverminderd de overige terzake bij de Wet gestelde vereisten wordt op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet, toegang tot Nederland niet geweigerd, indien de vreemdeling in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding dat is voorzien van:

a) een geldig doorreisvisum, indien hij zich naar Nederland begeeft voor een doorreis, al dan niet met een oponthoud van ten hoogste vijf dagen;

b) een geldig reisvisum, indien hij zich naar Nederland begeeft voor een verblijf van ten hoogste drie maanden;

c) een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien hij zich naar Nederland begeeft voor een verblijf aldaar van langer dan drie maanden, of

d) een door Onze Minister afgegeven verklaring die aan hem recht geeft op terugkeer naar Nederland.

2. Een afzonderlijke geldige machtiging tot voorlopig verblijf, een reisvisum of een doorreisvisum, wordt gelijkgesteld met een geldig document voor grensoverschrijding, indien de vreemdeling tevens in het bezit is van het in deze machtiging of in het visum vermelde document.

3. In afwijking van het eerste lid, onder c, wordt toegang niet geweigerd indien de vreemdeling zich naar Nederland begeeft voor een verblijf van langer dan drie maanden en hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding waarin de benodigde machtiging tot voorlopig verblijf ontbreekt, mits de vreemdeling:

a) de nationaliteit bezit van een van bij ministeriële regeling aan te wijzen staten, of

b) behoort tot een bij ministeriële regeling aan te wijzen categorie.

4. Bij ministeriële regeling kan, ter uitvoering van een verdrag, dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, van het eerste lid worden afgeweken ten gunste van vreemdelingen ten aanzien van het bezit van een document voor grensoverschrijding.

Art. 2.4 Vreemdelingenbesluit:

1. Aan de vreemdeling, die als passagier van een vliegtuig een vliegveld aandoet en in wiens geldig document voor grensoverschrijding het voor binnenkomst in het Beneluxgebied vereiste reisvisum of doorreisvisum met oponthoud ontbreekt, kan toegang tot het Beneluxgebied worden verleend.

2. Toegang wordt slechts verleend, indien:

a) de onderbreking plaatsvindt wegens van de wil van de vreemdeling onafhankelijke omstandigheden;

b) hij van één van de in het derde lid van dit artikel bedoelde vliegvelden zal vertrekken;

c) hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en reisbiljetten op grond waarvan zijn doorreis naar en zijn toegang tot het land van bestemming vaststaat, en

d) hij voldoet aan artikel 12, eerste lid, onder b en d, van de Wet.

3. De toegang wordt slechts verleend, indien de vreemdeling een bij ministeriële regeling aangewezen vliegveld in Nederland aandoet, dan wel een daartoe aangewezen vliegveld in België of Luxemburg.

4. De toegang wordt verleend voor de duur waarop de doorreis per eerstvolgende gelegenheid kan worden voortgezet.

5. Indien toegang wordt verleend, stelt de ambtenaar belast met de grensbewaking ter plaatse in het geldig document voor grensoverschrijding van de vreemdeling een aantekening, dan wel verstrekt hij aan de vreemdeling een afzonderlijke verklaring, waaruit het verlenen van toegang blijkt.

6. Het model van de aantekening en verklaring, bedoeld in het vijfde lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Voor andere vreemdelingen is als document waarmee zij zich kunnen identificeren aangewezen een ingevolge het bij of krachtens de Vreemdelingenwet voor het hebben van toegang tot Nederland vereist geldig document voor grensoverschrijding dan wel een geldig document voor grensoverschrijding waarin een geldig visum is aangetekend. De voor het hebben van toegang tot Nederland vereiste documenten voor grensoverschrijding zijn aangewezen bij artikel 2.3 Vreemdelingenbesluit.

Deze bepaling is niet alleen van toepassing op vreemdelingen aan wie gedurende de vrije termijn verblijf is toegestaan, maar ook op vreemdelingen die illegaal in ons land verblijven.

Voor transitpassagiers van vliegtuigen en zeeschepen geldt de speciale regeling van artikel 2.4 Vreemdelingenbesluit c.q. 2.6 Vreemdelingenbesluit.

Voor vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsdocument van een andere Schengen staat geldt dat zij zich voor ten hoogste drie maanden visumvrij in het Schengengebied mogen verplaatsen. Zij dienen hierbij in het bezit te zijn van een geldig reisdocument (artikel 21 Schengenuitvoeringsovereenkomst).

D

Paragraaf A4/7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1 Algemeen

De wet verbiedt uitzetting, indien het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 Vreemdelingenwet). De bescherming tegen uitzetting in deze gevallen moet worden onderscheiden van de situatie waarin de vreemdeling medische behandeling in Nederland behoeft en om die reden voor een verblijfsvergunning in aanmerking zou kunnen komen (zie B8).

De vraag of uitzetting op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet achterwege blijft, kan zich niet eerder voordoen dan vanaf het moment waarop een uitzetting volgens de wet zou kunnen plaatsvinden. De uitzettingsbelemmering van artikel 64 Vreemdelingenwet kan worden ingeroepen, wanneer de vreemdeling zich bevindt in de situatie waarin de werking van een besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning niet (langer) is opgeschort.

Indien de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen ten aanzien van een uit te zetten vreemdeling van oordeel is dat het vanwege diens gezondheidstoestand of van die van een van diens gezinsleden die Nederland ook moeten verlaten, niet verantwoord is om te reizen of indien de vreemdeling een beroep doet op artikel 64 Vreemdelingenwet, dan dient de korpschef zo spoedig mogelijk een politiearts of forensisch geneeskundige van de GGD te raadplegen. Een nader onderzoek is niet nodig indien een vreemdeling is opgenomen in een ziekenhuis en het duidelijk niet verantwoord is te reizen en de vermoedelijke ontslagdatum uit het ziekenhuis bekend is. Een bewijs van ziekenhuisopname volstaat in dat geval. Een politiearts of forensisch geneeskundige van de GGD dient altijd te worden geraadpleegd wanneer sprake is van een acuut besmettingsgevaar.

Indien de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen na het raadplegen van een politiearts of forensisch geneeskundige van de GGD het noodzakelijk acht dat nader medisch onderzoek wordt ingesteld, dan meldt hij dit aan het verantwoordelijke behandelkantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat vervolgens Bureau Medische Advisering inschakelt.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zendt, naast de overige medische stukken uit het dossier, óók de bevindingen van de door de ambtenaar belast met de grensbewaking of de met het toezicht op vreemdelingen ingeschakelde arts naar Bureau Medische Advisering. Tevens dient een toestemmingsverklaring, die door de vreemdeling ondertekend moet worden, te worden meegezonden (model M39-A).

De vreemdeling mag de uitslag van het onderzoek door de geraadpleegde arts of het Bureau Medische Advisering in Nederland afwachten.

In de processtukken dient duidelijk te worden vermeld dat uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet.

De uitzetting in het individuele geval wordt in beginsel opgeschort voor de periode waarin reizen vanuit medisch oogpunt onverantwoord is. Zodra is vastgesteld dat de medische belemmering is opgeheven, of indien Bureau Medische Advisering aangeeft dat er geen belemmering is, herleeft de situatie zoals deze was vóór het toepassen van artikel 64 Vreemdelingenwet. Tegen deze vaststelling staan op grond van artikel 72 Vreemdelingenwet rechtsmiddelen open. Het aanwenden van rechtsmiddelen schort het vertrek of de uitzetting niet op.

De vreemdeling geniet krachtens artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet rechtmatig verblijf zolang tegen de uitzetting de beletselen als bedoeld in artikel 64 Vreemdelingenwet bestaan.

Indien de vreemdeling beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, wordt daarin door de korpschef een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen geplaatst. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Indien de vreemdeling niet beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt het volgende. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van minder dan zes weken wordt toegepast, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een brief waarin staat dat uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, wordt door de korpschef aan de vreemdeling een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen, uitgereikt. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Gedurende de periode waarin het document nog aangemaakt moet worden, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een brief waarin is opgenomen dat het uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet.

E

Paragraaf A4/7.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.2 Procedure bij zwangerschap/bevalling

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen is zelfstandig bevoegd om vast te stellen of de beletselen van artikel 64 Vreemdelingenwet aanwezig zijn. Hiertoe dient een medische verklaring van een arts te worden overgelegd, waaruit blijkt in welk stadium de zwangerschap verkeert.

Bij zwangerschap blijft de uitzetting per vliegtuig achterwege gedurende de periode van zes weken voor tot zes weken na de bevalling. Dit is de periode van zes weken vanaf de eerste dag dat de bevalling blijkens een verklaring van een arts of verloskundige, aangevend de vermoedelijke datum van bevalling, binnen zes weken is te verwachten tot zes weken na de bevalling.

Indien de vreemdelinge beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, wordt daarin door de korpschef een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen geplaatst. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Indien de vreemdelinge niet beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt het volgende. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van minder dan zes weken wordt toegepast, wordt de vreemdelinge in het bezit gesteld van een brief waarin staat dat uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, wordt door de korpschef aan de vreemdelinge een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen, uitgereikt. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Gedurende de periode waarin het document nog aangemaakt moet worden, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een brief waarin is opgenomen dat het uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet.

F

Paragraaf A4/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.3 Procedure bij vreemdelingen met tuberculose

De uitzetting van de vreemdeling en van zijn gezinsleden wordt opgeschort indien bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden TBC is geconstateerd. TBC wordt vastgesteld door overlegging aan de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen van een gedagtekende verklaring van een GGD-arts (tuberculosebestrijding). Deze verklaring dient te vermelden dat de betrokkene TBC heeft en wat de te verwachten behandeltermijn is. De verklaring mag niet ouder zijn dan twee weken.

Na het verstrijken van de behandeltermijn dient de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen tot uitzetting over te gaan.

Mocht de vreemdeling nog verdere TBC-behandeling in Nederland behoeven, dan zal hij zich ten minste 4 weken voor het verstrijken van de behandeltermijn moeten melden bij de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen. De vreemdeling dient een gedagtekende verklaring van een GGD-arts (tuberculosebestrijding) te overleggen met een indicatie van de termijn voor verdere behandeling. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan 2 weken. De behandeling van TBC duurt in het algemeen 9 tot 12 maanden.

Indien de vreemdeling bij wie TBC is geconstateerd zich onttrekt aan de medische behandeling en er geen besmettingsgevaar aanwezig is, dan is niet langer sprake van een reisbeletsel naar analogie van artikel 64 Vreemdelingenwet.

Onttrekt de vreemdeling zich aan de medische behandeling en is er een besmettingsgevaar aanwezig, dan is zijn uitzetting uit Nederland met het oog op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord te achten in de zin van artikel 64 Vreemdelingenwet. Vanwege het zich onttrekken aan de medische behandeling kan de vreemdeling niet uit Nederland worden verwijderd, maar hij vormt wel een gevaar voor de algemene volksgezondheid. De Wet op de bestrijding infectieziekten kan in deze situatie uitkomst bieden. Deze wet regelt onder andere gedwongen opname (isolatie) bij gevaar voor de algemene volksgezondheid en gedwongen behandeling.

Bij de laatst beschreven procedure schort de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen zelfstandig het vertrek op. Naast de verklaring van de GGD-arts is dus geen procedure meer nodig bij het Bureau Medische Advisering.

Indien de vreemdeling beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, wordt daarin door de korpschef een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen geplaatst. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Indien de vreemdeling niet beschikt over een ingevolge de wet vereist geldig document voor grensoverschrijding, dan geldt het volgende. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van minder dan zes weken wordt toegepast, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een brief waarin staat dat uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet. In de gevallen waarin artikel 64 Vreemdelingenwet voor de duur van meer dan zes weken wordt toegepast, wordt door de korpschef aan de vreemdeling een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen, uitgereikt. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het verleende uitstel van vertrek.

Gedurende de periode waarin het document nog aangemaakt moet worden, wordt de vreemdeling in het bezit gesteld van een brief waarin is opgenomen dat het uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet.

G

Paragraaf Model M75-G Vreemdelingencirculaire 2000 wordt gewijzigd als aangegeven in de bijlage: Model M75-G Document W2.

H

Paragraaf C1/6.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.3 Vertrekmoratorium

Er zijn situaties denkbaar waarin, nadat de aanvraag onherroepelijk is afgewezen en de vreemdeling Nederland dient te verlaten, de situatie in het land van herkomst zodanig wijzigt dat onzeker is of daar naartoe kan worden uitgezet. Dat de beschikking onherroepelijk is geworden betekent dat ingevolge artikel 45, eerste lid, Vreemdelingenwet, de rechtsgevolgen van de afwijzing zijn ingetreden en de vreemdeling de opvang dient te verlaten, bij gebreke waarvan de opvang wordt beëindigd. Als de vreemdeling nog in de opvang verblijft zijn er redenen om de opvang ten hoogste voor een jaar te blijven aanbieden totdat de situatie in het land van herkomst wel duidelijk wordt. Daartoe strekt artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet.

Indien de opvang reeds was beëindigd, dienen personen die zijn uitgeprocedeerd het land te verlaten. Mocht een besluit of vertrekmoratorium op betrokkene van toepassing zijn, dan kan betrokkene niet gedwongen worden uitgezet. Dit laat evenwel onverlet dat op betrokkene de plicht blijft rusten Nederland te verlaten.

Vreemdelingen ten aanzien van wie de opvang reeds is beëindigd, kunnen een nieuwe asielaanvraag indienen, gebaseerd op de omstandigheid dat inmiddels een besluit als bedoeld in artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet, van kracht is. Deze vreemdelingen komen vervolgens weer voor opvang in aanmerking.

Een vreemdeling die op grond van deze bepaling aanspraak maakt op voorzieningen, wordt op grond van artikel 45, vijfde lid, Vreemdelingenwet, geacht rechtmatig in Nederland te verblijven. Dit betekent dat de vreemdeling Nederland niet zelfstandig behoeft te verlaten en dat hij niet zal worden uitgezet.

Op grond van artikel 63, derde lid, Vreemdelingenwet, kan nog wel de medewerking van de vreemdeling worden gevorderd aan de voorbereiding van de uitzetting.

Een vreemdeling op wie een besluit als bedoeld in artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, wordt, voor de duur van het vertrekmoratorium in het bezit gesteld van een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen. De geldigheidsduur van het rechtmatig verblijf is gelijk aan de duur van het vertrekmoratorium. Het document, inlegvel en de sticker worden uitgereikt door de Vreemdelingenpolitie.

Indien de Minister het besluit intrekt, herleven de rechtsgevolgen van de afwijzende beschikking. De opvang wordt in dat geval van rechtswege beëindigd en de vreemdeling dient Nederland te verlaten.

Artikel II

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het is geplaatst.

Rijswijk, 15 juni 2005.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
namens de Minister,
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, P.W.A. Veld.

Bijlage

stcrt-2005-134-p9-SC70738-1.gifstcrt-2005-134-p9-SC70738-2.gif

TOELICHTING BIJ WBV 2005/32

ARTIKELSGEWIJS

A

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van het driejarenbeleid en enkele andere onderwerpen, is voorzien in een nieuw document waarover de vreemdeling met rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie (artikel 50, eerste lid, Vreemdelingenwet) voor zover die vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Het gaat hier om vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben omdat het gelet op hun gezondheidstoestand of die van hun familieleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 vreemdelingenwet). Tevens gaat het om vreemdelingen die onder het vertrekmoratorium vallen (artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet) en geacht worden rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet te hebben (artikel 45, vijfde lid, Vreemdelingenwet). Daarnaast is de inhoud van deze paragraaf in overeenstemming gebracht met de Wet op de Identificatieplicht, in die zin dat vreemdelingen, ouder dan 14 jaar, verplicht zijn een identiteitsbewijs bij zich te dragen.

B

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met het vervallen van het driejarenbeleid en enkele andere onderwerpen, is voorzien in een nieuw document waarover de vreemdeling met rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet moet beschikken ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie (artikel 50, eerste lid, Vreemdelingenwet) voor zover die vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Het gaat hier om vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben omdat het gelet op hun gezondheidstoestand of die van hun familieleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 vreemdelingenwet). Tevens gaat het om vreemdelingen die onder het vertrekmoratorium vallen (artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet) en geacht worden rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet te hebben (artikel 45, vijfde lid, Vreemdelingenwet).

C

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een nieuw document in het leven geroepen voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet 2000. Het gaat hier onder meer om vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben omdat het gelet op hun gezondheidstoestand of die van hun familieleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 Vreemdelingenwet). Deze vreemdelingen kunnen, indien artikel 64 Vreemdelingenwet is verleend voor de duur van langer dan zes weken, in het bezit worden gesteld van het nieuwe identiteitsdocument, genaamd W2.

D

Deze paragraaf is inhoudelijk ongewijzigd gebleven en is alleen hernummerd gelet op de toevoeging van een nieuwe paragraaf 2.3.4.4.

E

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een nieuw document in het leven geroepen voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet 2000. Het gaat hier onder meer om vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben omdat het gelet op hun gezondheidstoestand of die van hun familieleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 Vreemdelingenwet). Deze vreemdelingen kunnen, indien artikel 64 Vreemdelingenwet is verleend voor de duur van langer dan zes weken, in het bezit worden gesteld van het nieuwe identiteitsdocument, genaamd W2.

F

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een nieuw document in het leven geroepen voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet 2000. Het gaat hier onder meer om vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben omdat het gelet op hun gezondheidstoestand of die van hun familieleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 Vreemdelingenwet). Deze vreemdelingen kunnen, indien artikel 64 Vreemdelingenwet is verleend voor de duur van langer dan zes weken, in het bezit worden gesteld van het nieuwe identiteitsdocument, genaamd W2.

G

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een nieuw document in het leven geroepen voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet 2000. Het nieuwe document W2 is neergelegd in het model M75-G van de Vreemdelingencirculaire 2000.

H

Bij Besluit van 10 september 2003 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 is een nieuw document in het leven geroepen voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet 2000. Het gaat hier onder meer om vreemdelingen die onder het vertrekmoratorium vallen (artikel 45, vierde lid, Vreemdelingenwet) en geacht worden rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder j, Vreemdelingenwet te hebben (artikel 45, vijfde lid, Vreemdelingenwet). In deze paragraaf is toegevoegd dat de betreffende vreemdeling in het bezit dient te worden gesteld van een document W2.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

namens de Minister,

het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,

P.W.A. Veld

Naar boven