Besluit overgangsregeling klinisch psycholoog

Het College Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog, in vergadering bijeen op 22 maart 2005,

Gelet op het Besluit specialisme klinische psychologie van het College,

Overwegende dat in artikel 12, zesde lid van dit Besluit sprake is van een door het College te treffen overgangsregeling,

Gezien de adviezen van het Bestuur van de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen, het Nederlands Instituut van Psychologen en de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen;

Gelet op het advies van de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog,

Besluit:

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Besluit: het Besluit specialisme klinische psychologie van het College;

College: het College Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog;

gezondheidszorgpsycholoog: degene die is ingeschreven in het register van gezondheidszorgpsychologen als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

klinisch psycholoog-NIP: psycholoog die is ingeschreven in het register van klinisch psychologen, gehouden door het Nederlands Instituut van Psychologen;

registratiecommissie: de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog;

persoonlijke begeleiding: supervisie of leertherapie;

psychotherapeut: degene die is ingeschreven in het register van psychotherapeuten als bedoeld in artikel 3 van de Wet;

specialistische psychotherapievereniging: vereniging, die als specialistische psychotherapievereniging is erkend door de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie;

verzoeker: een persoon die een verzoek tot inschrijving heeft ingediend als bedoeld in artikel 21 eerste lid Besluit specialismenregeling gezondheidszorgpsychologen;

Wet: de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Hoofdstuk II Algemeen

Artikel 2

Een verzoek tot inschrijving op basis van artikel 12, zesde lid van het Besluit dient te worden gedaan binnen zes maanden na inwerkingtreding van het onderhavige besluit Overgangsregeling klinisch psycholoog. Een verzoek tot inschrijving op basis van artikel 12, zevende lid van het Besluit dient te worden gedaan binnen zes maanden nadat de betreffende opleiding is afgerond.

Artikel 3

1. Ingeval van een verzoek tot inschrijving als bedoeld in het vorige artikel stelt de registratiecommissie vast of de verzoeker voldoet aan de voorwaarde voor toelating op basis van de overgangsregeling als bedoeld in het zesde lid van artikel 12 van het Besluit, eerste volzin. Hiertoe strekken de nadere bepalingen in artikel 4 van het onderhavige besluit.

2. Indien verzoeker voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in het eerste lid volgt een nader onderzoek naar de vakbekwaamheid. Dit onderzoek heeft tot doel vast te stellen of verzoeker in aanmerking komt voor onmiddellijke inschrijving in het register, dan wel aan deze inschrijving nadere opleiding of scholing vooraf dient te gaan.

Hoofdstuk III Toegang

Artikel 4

1. Inschrijving op basis van artikel 12, zesde lid van het Besluit staat uitsluitend open voor gezondheidszorgpsychologen die kunnen aantonen dat zij op het moment van inwerkingtreding van het Besluit beschikken over een substantiële specialistische vakbekwaamheid op het gebied van de klinische psychologie.

2. Van een specialistische vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend geacht sprake te zijn indien verzoeker op genoemd tijdstip voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a. verzoeker is ingeschreven in het register van psychotherapeuten, ingesteld krachtens de Wet;

b. verzoeker is ingeschreven in de beroepsbekwaamheidsregisters Diagnostiek en Behandeling, gehouden door de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen, en beschikt over ten minste 2160 uur werkervaring op het gebied van de klinisch-psychologische diagnostiek en/of klinisch-psychologische behandeling;

c. verzoeker is ingeschreven in het register Kinder- en Jeugdpsycholoog Specialist, gehouden door het Nederlands Instituut van Psychologen, en beschikt over ten minste 2160 uur werkervaring op het gebied van de klinisch-psychologische diagnostiek en/of klinisch-psychologische behandeling;

d. verzoeker beschikt over een specialistische deskundigheid op het gebied van de klinische psychologie, die naar omvang van het deskundigheidsgebied en mate van specialisatie gelijkwaardig is aan de deskundigheid op dit gebied van verzoekers als bedoeld onder b. of c.

3. Voor toegang op basis van het tweede lid onder d. dient op het in het eerste lid bedoelde moment in elk geval voldaan te zijn aan de volgende voorwaarden:

a. verzoeker beschikt over minimaal 2160 uur werkervaring op het gebied van de klinisch-psychologische diagnostiek en/of klinisch-psychologische behandeling;

b. verzoeker heeft minimaal 540 uur onderwijs en 175 uur persoonlijke begeleiding genoten op de gebieden der klinisch-psychologische diagnostiek en klinisch-psychologische behandeling, waarvan minimaal 180 uur onderwijs op elk van beide gebieden;

c. de werkervaring, het onderwijs en de persoonlijke begeleiding als bedoeld onder a. en b. vertonen een zodanige samenhang dat naar het oordeel van de registratiecommissie gesproken kan worden van een herkenbaar gebied van specialistische deskundigheid binnen het domein van de klinische psychologie.

4. Ten aanzien van de werkervaring als bedoeld in het tweede lid onder b. en c. en het derde lid onder a. is van toepassing hetgeen hieromtrent wordt bepaald in artikel 7, eerste lid, onder a. Ten aanzien van het onderwijs en de persoonlijke begeleiding als bedoeld in het derde lid onder b. is van toepassing hetgeen hieromtrent wordt bepaald in artikel 8, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 9, eerste en tweede lid.

Artikel 5

Als een opleiding zoals bedoeld in artikel 12, zevende lid van het Besluit wordt uitsluitend aangemerkt een opleiding welke recht geeft op inschrijving in een van de in artikel 4, tweede lid onder a. tot en met c. genoemde registers.

Hoofdstuk IV Nader onderzoek vakbekwaamheid

Artikel 6

1. Indien verzoeker voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 4, eerste lid, respectievelijk artikel 5 volgt een nader onderzoek naar de vakbekwaamheid. Doel van dit onderzoek is vast te stellen of verzoeker beschikt over een vakbekwaamheid op het gebied van de klinische psychologie, die gelijkgesteld kan worden aan de vakbekwaamheid die voortvloeit uit het gevolgd hebben van de opleiding als bedoeld in hoofdstuk III van het Besluit.

2. Als peilmoment voor het in het eerste lid bedoelde onderzoek geldt het moment van inwerkingtreding van het Besluit dan wel, indien het een verzoeker betreft als bedoeld in artikel 12, zevende lid van genoemd besluit, het moment van afronding van de betreffende opleiding.

3. Het in het eerste lid bedoelde onderzoek richt zich op de vakbekwaamheid op het gebied der klinisch-psychologische diagnostiek en die op het gebied der klinisch-psychologische behandeling. Op elk van beide gebieden afzonderlijk dient sprake te zijn van een gelijk te stellen vakbekwaamheid.

4. Van een gelijk te stellen vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien verzoeker, met inachtneming van de in artikelen 7 tot en met 9 geformuleerde nadere bepalingen met betrekking tot werkervaring, onderwijs en persoonlijke begeleiding, voldoet aan de eisen op het betreffende gebied zoals vastgelegd in artikel 5 van het Besluit. Voor de klinisch-psychologische diagnostiek betreft dit 1080 uur werkervaring, 360 uur onderwijs en 50 uur persoonlijke begeleiding. Voor de klinisch-psychologische behandeling betreft dit 1080 uur werkervaring, 360 uur onderwijs en 185 uur persoonlijke begeleiding.

5. Verzoekers als bedoeld in het tweede lid van artikel 4 onder a. worden geacht te hebben voldaan aan de eisen op het gebied van de klinisch-psychologische behandeling; het nader onderzoek beperkt zich ten aanzien van hen tot hun vakbekwaamheid op het gebied van de klinisch-psychologische diagnostiek. Verzoekers als bedoeld in het tweede lid van artikel 4 onder b. tot en met d. worden geacht te beschikken over de in het derde lid genoemde werkervaring op het gebied van de diagnostiek en de behandeling; het nader onderzoek beperkt zich ten aanzien van hen tot het onderwijs en de persoonlijke begeleiding op beide gebieden als genoemd in het derde lid.

6. In het kader van de bepaling van de vakbekwaamheid als bedoeld in het derde lid worden verzoekers die een tekort hebben op één of meerdere opleidingscomponenten in de gelegenheid gesteld dit te compenseren door een surplus op de overige componenten, respectievelijk de overige component, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a. compensatie is uitsluitend mogelijk binnen elk der twee in het derde lid onderscheiden gebieden, klinisch-psychologische diagnostiek en klinisch-psychologische behandeling; een surplus aan vakbekwaamheid op het ene gebied kan niet dienen als compensatie voor een deficit op het andere gebied;

b. werkervaring kan alleen dienen ter compensatie van een deficit op het vlak van onderwijs of persoonlijke begeleiding, indien het werkervaring betreft die is opgedaan na het bereiken van het specialistisch niveau van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 4 eerste lid.

7. In het kader van de compensatie als bedoeld in het zesde lid wordt tien uur werkervaring gelijkgesteld aan vier uur onderwijs, dan wel één uur persoonlijke begeleiding.

8. Indien het in het eerste lid genoemde onderzoek uitwijst dat sprake is van een vakbekwaamheid op de genoemde gebieden die ten minste gelijkgesteld kan worden aan die welke voortvloeit uit het gevolgd hebben van de opleiding als bedoeld in hoofdstuk III van het Besluit, is hiermee voldaan aan de voorwaarde voor inschrijving in het register.

9. Indien er geen sprake is van een gelijk te stellen vakbekwaamheid krijgt verzoeker een studieadvies, inhoudende aanwijzingen met betrekking tot nadere activiteiten die noodzakelijk zijn om de bedoelde vakbekwaamheid te verwerven. De totale omvang van deze activiteiten is gelijk aan het verschil tussen de opleidingseisen als bedoeld in het derde lid en het vastgestelde niveau van de vakbekwaamheid. Daarbij is sprake van een evenwichtige spreiding van de activiteiten over de drie opleidingscomponenten werkervaring, onderwijs en persoonlijke begeleiding, rekening houdend met de reeds verrichte activiteiten op elk van deze gebieden.

10. Om in aanmerking te komen voor inschrijving als bedoeld in het zesde, respectievelijk zevende lid van artikel 12 van het Besluit dienen verzoekers als bedoeld in het negende lid binnen vijf jaar na de datum waarop het studieadvies, bedoeld in het negende lid, is afgegeven aan te tonen dat zij hebben voldaan aan de aanwijzingen van het studieadvies.

Hoofdstuk V Nadere bepalingen ten aanzien van werkervaring, onderwijs en persoonlijke begeleiding

Artikel 7

1. Alleen die werkervaring wordt in de beschouwing betrokken, welke voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. de werkervaring is opgedaan binnen een instelling voor tweede- of derdelijnsgezondheidszorg of binnen een instelling voor hulpverlening aan kinderen en jeugdigen met een meervoudige complexe problematiek.

b. de werkervaring heeft specifiek en aantoonbaar betrekking op het deelgebied, respectievelijk de deelgebieden van de klinische psychologie, die onderwerp zijn van het onderzoek naar de vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid onder b. kunnen verzoekers als bedoeld in het tweede lid van artikel 4 onder a. desgewenst volstaan met documentatie van de totale omvang van de werkervaring als psychotherapeut. In dit geval wordt ervan uitgegaan dat deze werkervaring voor eenachtste deel betrekking heeft op het gebied der klinisch-psychologische diagnostiek.

Artikel 8

1. Genoten onderwijs wordt alleen in beschouwing genomen, indien dit naar inhoud en niveau gelijkwaardig is aan het onderwijs zoals dit plaatsvindt binnen het kader van de opleiding tot klinisch psycholoog als bedoeld in het Besluit.

2. Ten aanzien van verzoekers als bedoeld in het tweede lid van artikel 4 onder a. van dit besluit blijft onderwijs, gevolgd in het kader van de opleiding welke toegang gaf tot het betreffende register buiten beschouwing.

3. Met het ontvangen van onderwijs wordt gelijkgesteld ervaring in de rol van docent op het betreffende gebied (diagnostiek, respectievelijk behandeling) in het kader van een van de volgende opleidingen:

a. de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, waaronder tevens worden verstaan cursussen welke waren geaccrediteerd in het kader van de overgangsregeling gezondheidszorgpsycholoog;

b. de opleiding tot klinisch psycholoog als bedoeld in het Besluit of die tot klinisch psycholoog-NIP;

c. een erkende opleiding tot psychotherapeut, waaronder tevens worden verstaan opleidingen en cursussen welke worden gegeven of erkend zijn door specialistische psychotherapieverenigingen.

d. de opleidingen leidend tot inschrijving in het Beroepsbekwaamheidsregister-Diagnostiek of het Beroepsbekwaamheidsregister-Behandeling, gehouden door de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen.

Eén contactuur gegeven onderwijs wordt gelijkgesteld aan één contactuur ontvangen onderwijs. Herhaald doceren van eenzelfde cursus of leerstof wordt niet gehonoreerd.

Artikel 9

1. Genoten persoonlijke begeleiding wordt alleen in beschouwing genomen, indien deze naar inhoud en niveau gelijkwaardig is aan de persoonlijke begeleiding zoals deze plaatsvindt binnen het kader van de opleiding tot klinisch psycholoog als bedoeld in het Besluit. In dit kader dient in elk geval voldaan te zijn aan de volgende voorwaarden:

a. supervisie dient betrekking te hebben op werkervaring als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

b. in het geval van leertherapie of supervisie op het terrein van de klinisch-psychologische behandeling dient de leertherapeut, respectievelijk supervisor als zodanig erkend te zijn door een van de specialistische psychotherapieverenigingen of, indien het een supervisie betreft in het kader van de beroepsbekwaamheidsregistratie-Behandeling van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen, door deze vereniging;

c. in het geval van supervisie op het gebied van klinisch-psychologische diagnostiek dient de supervisor te voldoen aan de voorwaarden voor erkenning als supervisor in het kader van de registratieregeling klinisch psycholoog-NIP, dan wel erkend te zijn als supervisor in het kader van de basisaantekening psychodiagnostiek van het Nederlands Instituut van Psychologen of in het kader van de beroepsbekwaamheidsregistratie-Diagnostiek van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen.

2. Ten aanzien van verzoekers als bedoeld in het tweede lid van artikel 4 onder a. blijft persoonlijke begeleiding, genoten in het kader van de opleiding welke toegang gaf tot het betreffende register buiten beschouwing.

3. Met één uur ontvangen persoonlijke begeleiding wordt gelijkgesteld tien uur gegeven persoonlijke begeleiding op het betreffende terrein (diagnostiek, dan wel behandeling), doch uitsluitend indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a. het betreft persoonlijke begeleiding van gezondheidszorgpsychologen of psychotherapeuten, dan wel in het kader van in het kader van één der opleidingen genoemd in artikel 8, derde lid;

b. de supervisie of leertherapie voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen de betrokken beroepsgroep.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 10

Indien de gevolgen van toepassing van de bepalingen in dit besluit in individuele gevallen kennelijk in ernstige mate onevenredig zijn in verhouding tot de strekking van dit besluit en de ermee te dienen doelen kan de registratiecommissie besluiten af te wijken van de inhoud van dit besluit.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overgangsregeling klinisch psycholoog.

Toelichting

Algemeen

Dit besluit is een uitwerking van de overgangsbepaling van het Besluit specialisme klinisch psycholoog. Het heeft betrekking op gezondheidszorgpsychologen, niet ingeschreven in het register van klinisch psychologen gehouden door het NIP, die desalniettemin thans reeds werkzaam zijn op het gebied van de klinische psychologie en op basis van hun in het verleden verworven deskundigheid in aanmerking komen voor inschrijving in het register.

Dit besluit moet gelezen worden in samenhang met het Besluit maatstaven vakbekwaamheid klinisch psychologen-NIP, dat een uitwerking geeft van het overgangsrecht voor die groep. Zowel wat betreft hun uitgangsputen als wat betreft de uitwerking daarvan zijn beide regelingen tot op grote hoogte vergelijkbaar.

Het belangrijkste onderscheid tussen beide besluiten betreft de toegang tot de overgangsregeling. Het overgangsrecht is uitsluitend bestemd voor diegenen die reeds werkzaam zijn op het terrein van de klinische psychologie en op dat terrein een substantiële deskundigheid hebben verworven. Klinisch psychologen-NIP voldoen qualitate qua aan dit criterium. Ten aanzien van anderen dient dit eerst vastgesteld te worden. Bij een verzoek om inschrijving op basis van de overgangsregeling dienen dan ook twee vragen te worden beantwoord:

1. Komt de verzoeker in aanmerking voor een beroep op de overgangsregeling?

2. Indien de eerste vraag bevestigend beantwoord wordt: komt verzoeker in aanmerking voor onmiddellijke inschrijving, of dient hij eerst nadere opleiding of scholing te volgen ter opheffing van deficiënties in de vakbekwaamheid?

De onder 1. bedoelde toelatingscriteria zijn uitgewerkt in artikel 4; de artikelen 6-9 betreffen het nader onderzoek van de vakbekwaamheid, dat antwoord moet geven op de tweede vraag.

Artikelsgewijs

Artikel 4

Voorwaarde om in aanmerking te komen voor overgang naar het nieuwe register krachtens de regeling is dat er sprake is van een aantoonbare, substantiële en herkenbare specialistische deskundigheid op het gebied van de klinische psychologie. Daarbij dient het uitdrukkelijk te gaan om een deskundigheid die niet alleen via werkervaring, maar ook via formele scholing en supervisie is verworven. Als peilmoment geldt de datum van inwerkingtreding van het Besluit specialisme klinische psychologie, 1 februari 2005.

In artikel 4 worden vier categorieën gezondheidszorgpsychologen onderscheiden die aan dit criterium voldoen.

De eerste categorie betreft geregistreerde psychotherapeuten. Dit behoeft nauwelijks toelichting: de psychotherapie is een substantieel onderdeel van het deskundigheidsgebied van de klinisch psycholoog, en psychotherapeuten kunnen dan ook qualitate qua aangemerkt worden als zijnde deskundig op een deelgebied van de klinische psychologie.

De tweede en derde categorie betreft gezondheidszorgpsychologen die zijn ingeschreven in de specialistische beroepsbekwaamheidsregisters Diagnostiek en Behandeling van de NVO, en zij die zijn ingeschreven in het register Kinder- en Jeugdpsycholoog Specialist van het NIP. Bij beide groepen is evident sprake van een specialistisch vakbekwaamheidsniveau; in combinatie met de eis dat er sprake is van werkervaring op het gebied van de klinisch-psychologische diagnostiek en/of de klinisch-psychologische behandeling geeft dit recht op toelating tot de overgangsregeling. De omvang van de vereiste werkervaring (2160 uur) is identiek aan de werkervaringseisen van de nieuw te starten specialistische opleiding tot klinisch psycholoog op beide gebieden.

De laatste categorie betreft gezondheidszorgpsychologen, die niet over een van bovengenoemde registraties beschikken, maar kunnen aantonen over een vergelijkbaar niveau van specialistische deskundigheid op het gebied van de klinische psychologie te beschikken. Hierbij valt met name te denken aan gezondheidszorgpsychologen, die om hen moverende redenen geen lid zijn van het NIP of de NVO, en daarom niet in aanmerking komen voor inschrijving in bovengenoemde verenigingsregisters (of het NIP-register van klinisch psychologen). Het toetsingscriterium voor toelating is wat betreft deze groep geformuleerd in het tweede lid onder d.: men dient te beschikken over een specialistische deskundigheid op het gebied van de klinische psychologie, die naar omvang van het deskundigheidsgebied en mate van specialisatie gelijkwaardig is aan de bovengenoemde specialistische NVO- en NIP-registraties.

Het derde lid bevat een aantal voorwaarden, waaraan in dat kader in elk geval voldaan moet zijn. Daarbij moet benadrukt worden dat de het hier een niet-limitatieve opsomming betreft: ook als aan al deze voorwaarden voldaan is, kan de registratiecommissie van oordeel zijn dat niet voldaan is aan het criterium genoemd in het tweede lid onder d. Te denken valt aan een situatie, waarin sprake is van een zeer nauw gedefinieerd en hyperspecialistisch deskundigheidsgebied.

Artikel 6

Nadat vastgesteld is dat voldaan is aan bovengenoemde voorwaarde volgt een nadere weging van de vakbekwaamheid. Deze weging heeft tot doel vast te stellen of de betrokkene beschikt over een vakbekwaamheid, die gelijk te stellen valt aan de eindtermen van de opleiding tot klinisch psycholoog. Zo ja, dan volgt inschrijving. Zo nee, dan krijgt de betrokkene een studieadvies; indien hieraan binnen vijf jaar na datering van het advies voldaan wordt, volgt alsnog inschrijving. Uitgangspunt bij de nadere weging vormen de opleidingseisen voor het specialisme klinisch psycholoog, zoals vastgesteld door het College. De weging concentreert zich op de vakbekwaamheid ten aanzien van de werkzaamheden op het gebied van de individuele patiëntenzorg: de klinisch-psychologische diagnostiek (inclusief het gebruik van psychologische tests) en de klinisch-psychologische behandeling (inclusief de psychotherapie). De vakbekwaamheid ten aanzien van de overige taakgebieden (wetenschappelijke vorming en innovatie, overige taken) wordt geacht evenredig te zijn aan die op het gebied van diagnostiek en behandeling, en wordt niet zelfstandig getoetst.

Ten aanzien van de systematiek van de weging is sprake van een onderscheid tussen psychotherapeuten en anderen. Psychotherapeuten worden op basis van hun registratie als psychotherapeut geacht volledig deskundig te zijn op het gebied van de klinischpsychologische behandeling. Het onderzoek naar de vakbekwaamheid beperkt zich tot de klinisch-psychologische diagnostiek. Onderwijs en persoonlijke begeleiding op het gebied van diagnostiek genoten in het kader van hun opleiding tot psychotherapeut blijft hierbij buiten beschouwing.

Voor de andere categorieën genoemd in artikel 4 tweede lid is geen sprake van zo'n heldere afbakening van de beide gebieden: hun deskundigheid betreft zowel de diagnostiek als de behandeling. Het onderzoek naar de vakbekwaamheid richt zich dan ook op beide gebieden, waarbij de deskundigheid die geïmpliceerd is in de verenigingsregistraties genoemd onder b. en c. wordt meegewogen. Een verzoek tot inschrijving wordt slechts gehonoreerd, als op elk van beide gebieden sprake is van vakbekwaamheid, die gelijkgesteld kan worden aan de vakbekwaamheid die verworven wordt tijdens de reguliere opleiding tot klinisch psycholoog. Een deficit op het gebied van diagnostiek kan dus niet gecompenseerd worden door een surplus op het gebied van behandeling, en vice versa.

De opzet van het onderzoek naar de vakbekwaamheid komt in grote lijnen overeen met die welke enkele jaren geleden gold bij de overgangsregeling naar het register van gezondheidszorgpsychologen. Kern van het onderzoek is een `weging' van de combinatie van werkervaring, onderwijs, supervisie en leertherapie (de laatste twee elementen samengenomen als `persoonlijke begeleiding'), waarbij de opleidingseisen die in het Besluit specialisme klinische psychologie zijn geformuleerd als maatstaf fungeren. Daarbij bestaat de mogelijkheid een deficiëntie op één opleidingscomponent te compenseren door een surplus op een ander onderdeel. De `wisselkoers' (10 uur werkervaring staat gelijk aan 4 uur onderwijs, respectievelijk 1 uur persoonlijke begeleiding) is afgeleid van de verhouding tussen de drie onderdelen binnen de opleidingseisen voor het specialisme.

Artikel 7

In de overgangsregeling speelt werkervaring een belangrijke rol; veelal zal er sprake zijn van de deficit op het vlak van opleiding en/of persoonlijke begeleiding, dat gecompenseerd dient te worden door een surplus aan werkervaring. Het gaat hier dus om werkervaring die geacht wordt bij te dragen aan de vergroting van de vakbekwaamheid.

Bij de erkenning van opleidingen tot klinisch psycholoog hanteert het College strikte eisen ten aanzien van de werkervaring in het kader van de opleiding. Deze hebben zowel betrekking op de aard van de werkervaring als de context waarbinnen deze is opgedaan. In principe zou het denkbaar zijn in het kader van de overgangsregeling vergelijkbare eisen te stellen. In verband met de uitvoerbaarheid heeft het College zich echter beperkt tot twee kerneisen.

De eerste eis heeft betrekking op de context waarbinnen de werkervaring is opgedaan. Er dient sprake te zijn van werkervaring op specialistisch niveau, en dit impliceert dat deze werkervaring is opgedaan in de tweede- of derdelijnsinstelling binnen de gezondheidszorg, dan wel een daarmee vergelijkbare instelling in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen. Daarbij wordt met nadruk gesproken van een instelling: ervaring als vrijgevestigd hulpverlener zal in het algemeen niet gehonoreerd kunnen worden, met name omdat een aantal deskundigheidsbevorderende componenten (intercollegiaal contact, multidisciplinair werken) hier afwezig is of op z'n minst minder tot zijn recht komt.

De tweede eis heeft betrekking op de inhoud van de werkervaring: alleen die werkervaring wordt in aanmerking genomen, welke betrekking heeft op het gebied of de gebieden waarop het onderzoek naar de vakbekwaamheid zich richt: de klinisch-psychologische diagnostiek en/of de klinisch-psychologische behandeling. Dit betekent in ieder geval dat werkervaringscomponenten, die niet de directe zorg voor patiënten of cliënten betreffen, buiten beschouwing worden gelaten. Hierbij valt te denken aan managementtaken, onderwijs, wetenschappelijke onderzoek, voorlichting etc.

Binnen het domein van de cliëntenzorg zal het veelal moeilijk zijn om voor werkervaring in het verleden precies aan te geven welk deel hiervan betrekking had op diagnostiek, respectievelijk behandeling. Om die reden is voor psychotherapeuten een vaste omrekenfactor vastgesteld: tenzij anders vermeld, wordt ervan uitgegaan dat zij eenachtste deel van hun werktijd aan diagnostiek besteden. Deze omrekenfactor is gebaseerd op recent empirisch onderzoek naar de beroepsuitoefening van psychotherapeuten.1 Voor andere beroepsbeoefenaren op het gebied van de klinische psychologie zijn dergelijke gegevens helaas niet voorhanden, zodat het niet mogelijk was voor hen een vergelijkbare regel te treffen. Zij zullen zelf aannemelijk moeten maken in hoeverre hun werkervaring betrekking heeft op diagnostiek, respectievelijk behandeling. Ditzelfde geldt voor psychotherapeuten die meer dan 12,5% van hun werktijd besteden aan klinisch-psychologische diagnostiek.

Artikelen 8 en 9

De artikelen 8 en 9 geven een aantal nadere bepalingen ten aanzien van de opleidingscomponenten onderwijs en persoonlijke begeleiding. Cruciaal is daarbij de bepaling dat onderwijs en persoonlijke begeleiding slechts meewegen in de bepaling van de vakbekwaamheid, indien zij naar inhoud en niveau gelijkwaardig zijn aan het onderwijs, respectievelijk de persoonlijke begeleiding zoals deze plaatsvinden binnen de opleiding tot klinisch psycholoog.

Dit betekent in de eerste plaats dat het moet gaan om onderwijs en begeleiding op specialistisch niveau: onderwijs en begeleiding op het niveau van het basisberoep, al dan niet in het kader van de opleiding tot gz-psycholoog of de overgangsregeling gz-psycholoog, zal in het algemeen niet gehonoreerd worden.

In de tweede plaats dient het onderwijs, respectievelijk de begeleiding op het terrein van het specialisme te liggen. Wat betreft onderwijs kan dit zo geïnterpreteerd worden, dat de inhoud ervan overeen dient te komen met onderdelen van het curriculum van de reguliere opleiding tot klinisch psycholoog.

Inwerkingtreding

Conform artikel 10, zevende lid, van het Besluit specialismenregeling gezondheidszorgpsycholoog treedt dit besluit in werking op de eerste dag van de tweede kalendermaand na dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt.

1 G. Hutschemaekers & L. Neijmeijer (1998), Beroepen in beweging (Houten: Bohn Stafleu Van Loghum), p. 146.

Naar boven