Samenwerkingsprotocol CBP-OPTA

Afspraken tussen het College bescherming persoonsgegevens en het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit over de wijze van samenwerking bij het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en van de Telecommunicatiewet en de bij of krachtens op grond daarvan vastgestelde regelgeving

Gehanteerde afkortingen

CBP: College bescherming persoonsgegevens

OPTA: Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Algemene privacyrichtlijn: Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG nr. L 281 van 23 november 1995)

Bijzondere privacyrichtlijn: Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie, PbEG nr. L 201van 31 juli 2002)

WBP: Wet bescherming persoonsgegevens (Stb. 2001, nr. 180)

Tw: Telecommunicatiewet (Stb. 1998, nr. 610; gewijzigd Stb. 2004, nr. 189)

Bude: het Besluit universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (Stb. 2004, nr. 203)

Rude: de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (Stcrt. 2004, nr. 92)

Wet OPTA: Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Stb. 1997, nr. 580)

Awb: Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, nr. 315)

Considerans

1. De in dit samenwerkingsprotocol vastgelegde afspraken tussen het CBP en het college van OPTA komen voort uit de samenloop van bevoegdheden van voornoemde colleges voor het uitoefenen van toezicht op de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer binnen de sector elektronische communicatie. Er bestaat geen formeel wettelijke verplichting voor beide instanties een dergelijk samenwerkingsprotocol vast te stellen. Toch achten beide colleges het wenselijk om, gezien de verbanden die er bestaan tussen hun taken, te komen tot wederzijdse afspraken. Deze taken hangen immers met elkaar samen. In het algemeen, maar ook in concrete zaken, kunnen beide colleges profiteren van de wederzijdse kennis en ervaring en van het afbakenen en verduidelijken van elkaars bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

2. Dit document geeft de afspraken weer over de wijze van behandeling van aangelegenheden waarbij de aan OPTA en het CBP opgedragen taken of de uitoefening van de aan OPTA en het CBP toegekende bevoegdheden elkaar raken of overlappen. Deze afspraken zijn in lijn met hetgeen hierover is gezegd door de Minister van Economische Zaken bij de kamerbehandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet.1

3. Met deze afspraken scheppen OPTA en het CBP een kader voor samenwerking, zodat deze niet langer op ad-hocbasis behoeft plaats te vinden. Daarnaast beogen de afspraken een duidelijk beeld aan de buitenwereld te geven van hoe deze samenwerking verloopt.

Partijen

1. Het CBP is onder meer belast met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het bij of krachtens wet bepaalde.

2. OPTA is onder meer belast met uitvoering en handhaving van het toezicht op wet- en regelgeving ten aanzien van openbare elektronische communicatiediensten en -netwerken, overeenkomstig het bij of krachtens wet bepaalde.

Juridisch kader

Internationaal

Op de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie ziet zowel de algemene als de bijzondere privacyrichtlijn. De bepalingen uit de bijzondere privacyrichtlijn geven aan de normen uit de algemene privacyrichtlijn een nadere invulling; waar nadere uitwerking in de bijzondere richtlijn ontbreekt, geldt de algemene richtlijn. Daarnaast heeft de bijzondere privacyrichtlijn een aanvullend karakter, aangezien er bepalingen in zijn opgenomen die ook van toepassing zijn als er geen sprake is van verwerking van persoonsgegevens.

Nationaal

1. De algemene privacyrichtlijn is geïmplementeerd in de WBP, alsmede andere op deze wet gebaseerde regelgeving. De WBP richt zich primair tot verantwoordelijken voor de gegevensverwerking, en is alleen van toepassing in de sector elektronische communicatie waar sprake is van de verwerking van persoonsgegevens.

2. De bijzondere privacyrichtlijn is geïmplementeerd in hoofdstuk 11 van de Tw, alsmede andere op deze wet gebaseerde regelgeving, in het bijzonder Bude en Rude. De Tw richt zich primair tot aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten.

3. In hoofdstuk 11 Tw, Bude en Rude zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van abonnees en gebruikers en bepalingen die betrekking hebben op een verwerking van persoonsgegevens door onder meer aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten.

I. Verwijzing

Artikel 1

1. OPTA en het CBP zullen bevorderen dat belanghebbenden zich wenden tot het CBP in zaken waarin uitsluitend of overwegend de WBP van toepassing is.

2. OPTA en het CBP zullen bevorderen dat belanghebbenden zich wenden tot OPTA in zaken waarin uitsluitend of overwegend de Tw van toepassing is.

II. Behandeling bij samenlopende bevoegdheden

Artikel 2

1. In zaken waar de Tw toepassing vindt en waarin bovendien sprake is van een verwerking van persoonsgegevens kan er samenloop bestaan tussen de bevoegdheden van OPTA en het CBP. OPTA en CBP gaan telkens na of van samenloop sprake is en overleggen voor zover nodig met elkaar over de uitoefening van bevoegdheden.

2. OPTA is bevoegd ten aanzien van de bepalingen in Hoofdstuk 11 van de Tw, Bude en Rude. OPTA zal zich bij het uitoefenen van haar bevoegdheden primair richten op gevallen waar het zwaartepunt in de toepassing van de bepalingen van de Tw, Bude en Rude ligt.

3. Het CBP is bevoegd in gevallen waar sprake is van een verwerking van persoonsgegevens binnen de elektronische communicatiesector. Het CBP zal zich bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden primair richten op gevallen waar het zwaartepunt in de toepassing van bepalingen van de WBP ligt.

Artikel 3

1. De uitoefening van bevoegdheden bevat mede de beslissing om in voorkomende gevallen niet op te treden.

2. Indien één van beide partijen bij dit samenwerkingsprotocol niet binnen een redelijke termijn op grond van zijn eigen bevoegdheden optreedt tegen een mogelijk onzorgvuldige verwerking van persoonsgegevens of een overtreding van de bepalingen van hoofdstuk 11 van de Tw, dan kan de andere partij de zaak alsnog (verder) in behandeling nemen, voor zover deze daartoe bevoegd is.

3. Voorafgaand aan het in behandeling nemen stelt de optredende partij de niet optredende partij in de gelegenheid om binnen drie weken alsnog over te gaan tot optreden tegen een mogelijk onzorgvuldige verwerking dan wel de handhaving van het in hoofdstuk 11 van de Tw bepaalde. In uitzonderlijke situaties en na onderling overleg bestaat de mogelijkheid van verlenging van de in het vorige lid genoemde termijn met nog eens drie weken.

III. Taakverdeling ten aanzien van specifieke onderwerpen

Spam

Artikel 4

Dit samenwerkingsprotocol treedt in de plaats van de werkafspraken spam (Stcrt. 2004, nr. 205), die hierdoor komen te vervallen.

Afrtikel 5

1. Dit artikel betreft het toezicht op de naleving van artikel 11.7 Tw voor zover het elektronische berichten en de daarvoor benodigde contactgegevens betreft.

2. OPTA zal haar bevoegdheden uitoefenen daar waar sprake is van het gebruik van elektronische berichten voor het overbrengen van communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden.

3. Het CBP zal zijn bevoegdheden uitoefenen daar waar sprake is van het verwerken van elektronische contactgegevens voor elektronische berichten, anders dan het gebruik als bedoeld in het vorige lid.

Artikel 6

Daar waar sprake is van internationale samenwerking tussen de op grond van de bijzondere richtlijn bevoegde toezichthoudende autoriteiten zal OPTA in beginsel als contactorgaan optreden. Beide toezichthouders nemen voorts deel aan voor hun taakuitoefening relevante samenwerkingsverbanden.

IV. Gezamenlijke behandeling

Artikel 7

1. OPTA en het CBP stellen in onderling overleg vast welke onderwerpen, waarbij sprake is van samenlopende bevoegdheden, zij gezamenlijk willen behandelen. In ieder geval één keer per jaar of zoveel vaker als noodzakelijk zullen OPTA en het CBP de feitelijke invulling van werkzaamheden, waaruit de samenwerking bestaat, per onderwerp nader bepalen.

2. OPTA en het CBP kunnen een gezamenlijk behandelteam samenstellen. Het behandelteam doet een voorstel voor (een) te nemen besluit(en) of de te verrichten handeling(en). Dit voorstel wordt steeds ter goedkeuring voorgelegd aan het college van OPTA en het CBP.

3. Indien OPTA en het CBP gedurende de gezamenlijke uitoefening van samenlopende bevoegdheden in onderling overleg tot de conclusie komen dat het onderzoek op basis van effectiviteit van het wettelijk instrumentarium en of uit efficiëntieoverwegingen beter door de één dan door de ander kan worden voortgezet, treedt die ander alsnog terug en staakt verdere behandeling. Het terugtredende college bericht het andere college over de staking van de behandeling.

V. Interpretatie van begrippen

Artikel 8

Begrippen uit de algemene regelgeving, de WBP, en begrippen uit de bijzondere regelgeving, de Tw, inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zullen door OPTA en het CBP op consistente wijze worden uitgelegd. OPTA en het CBP consulteren elkaar voor zover nodig over de wijze van uitleg van begrippen.

VI. Advisering en overleg

Artikel 9

1. OPTA en het CBP zullen elkaar vanuit hun eigen deskundigheid op verzoek of voor zover nodig ambtshalve met raad en daad bijstaan. Zij zullen op elkaars verzoek om bijstand binnen drie weken na ontvangst van het desbetreffende verzoek reageren.

2. OPTA en het CBP kunnen in elkaars (al dan niet ambtshalve) onderzoeken over en weer als deskundige in de zin van artikel 5:15, derde lid, Awb optreden. Daartoe stellen zij elkaar op verzoek en voor zover mogelijk mensen en middelen beschikbaar.

3. In uitzonderlijke situaties en na onderling overleg bestaat de mogelijkheid van verlenging van de in lid 1 genoemde termijn met nog eens drie weken.

4. OPTA en het CBP benoemen ieder een contactpersoon die verantwoordelijk is voor het in stand houden van wederzijdse communicatie zoals bedoeld in dit samenwerkingsprotocol.

5. Ieder kwartaal, of zoveel vaker als nodig is, vindt overleg plaats tussen de contactpersonen van OPTA en het CBP.

VII. Uitwisseling van informatie

Artikel 10

1. Op de uitwisseling en verstrekking van informatie tussen OPTA en het CBP zien artikel 24 Wet OPTA en artikel 8 sub e jo 51 WBP jo artikel 2:5 Awb.

2. OPTA en het CBP informeren elkaar wederzijds over aangelegenheden die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van de taken van de andere toezichthoudende instantie voor zover wettelijke bepalingen hieraan niet in de weg staan.

3. Alvorens informatie te verstrekken op basis van artikel 24, tweede lid, Wet OPTA, treedt OPTA in overleg met het CBP, in verband met de onderzoeksplicht die het CBP in dat geval als ontvangende instantie heeftop grond van artikel 24, derde lid, Wet OPTA.

4. OPTA en het CBP behandelen de van elkaar ontvangen informatie als vertrouwelijk, voor zover dit uit de aard van de informatie voortvloeit. De gegevens worden slechts gebruikt voor het doel waarvoor ze aan de ander zijn verstrekt.

5. Bij het behandelen van een klacht die betrekking heeft op een van de onderwerpen waarbij sprake is van samenlopende bevoegdheden van OPTA en het CBP als bedoeld in dit samenwerkingsprotocol kan de uitwisseling van klachtinformatie noodzakelijk zijn voor een bevredigende afhandeling van deze klacht. OPTA en het CBP informeren de desbetreffende klager en beklaagde zodra het voornemen bestaat om klachtinformatie met de andere bevoegde toezichthouder te delen, behoudens als een onderzoek hierdoor zou kunnen worden gefrustreerd.

VIII. Publiciteit

Artikel 11

1. OPTA en het CBP stellen ieder op hun eigen website dit samenwerkingsprotocol beschikbaar voor het publiek.

2. OPTA en het CBP richten ieder op hun eigen website een gedeelte in waarbij aan het publiek voorlichting wordt gegeven over de uitoefening van de ieder toekomende bevoegdheden.

3. OPTA en het CBP informeren elkaar over en stemmen voor zover nodig onderling af de publicatie van beslissingen, resultaten of overige mededelingen die betrekking hebben op gezamenlijke bevoegdheden. Publicaties kunnen onder meer plaats vinden op www.opta.nl, in de OPTA- emailservice, in het OPTA-blad Connecties, op www.cbpweb.nl, in de CBP-emailservice of in het katern `Berichten van het College bescherming persoonsgegevens' in het tijdschrift Privacy & Informatie.

IX. Aanpassingen en wijzigingen

Artikel 12

1. OPTA en het CBP kunnen in onderling overleg op grond van bijzondere omstandigheden besluiten om af te wijken van de afspraken in dit protocol.

2. Het protocol kan in onderling overleg tussentijds worden aangepast of aangevuld en zal in overeenstemming worden gebracht met eventuele wetswijzigingen.

3. Jaarlijks wordt door OPTA en het CBP gezamenlijk bekeken of een aanpassing van dit protocol noodzakelijk is. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de realisatie van de gestelde doelen en naar de praktische werkbaarheid van hetgeen in het protocol is vastgelegd en de wenselijkheid om dit protocol aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken en beleidsregels.

X. Looptijd en werkingsduur

Artikel 13

1. Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dagtekening van de publicatie ervan in de Staatscourant. Het heeft een werkingsduur van 3 jaar.

2. Dit convenant kan slechts schriftelijk en met instemming van partijen worden gewijzigd.

3. Als dit convenant niet schriftelijk tenminste zes maanden voor de vervaldatum wordt opgezegd, wordt het geacht te zijn verlengd met één jaar onder dezelfde voorwaarden.

Den Haag, 12 juli 2005.
Het college van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit,
J.C. Arnbak, voorzitter.
Het College bescherming persoonsgegevens,
J. Kohnstamm, voorzitter.

1 Kamerstukken II, 28 851, nr. 7, Nota naar aanleiding van het verslag, blz. 52-54.

Naar boven