Tijdelijke regeling natuurbraaksubsidie 2005

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 7 juli 2005, nr. TRCJZ/2005/213, houdende tijdelijke regels voor natuurbraaksubsidie in 2005

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

c. verordening 1860/2004: Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L 325);

d. de minimis-steun: steun als bedoeld in artikel 3 van verordening 1860/2004;

e. verzamelaanvraag: verzamelaanvraag als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Regeling GLB-inkomenssteun;

f. landbouwer: landbouwer als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Regeling GLB-inkomenssteun;

g. bedrijf: bedrijf als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Regeling GLB-inkomenssteun;

h. verkoopseizoen: tijdvak dat begint op 1 juli en eindigt op 30 juni van het daarop volgende kalenderjaar;

i. groenbemester: groenbemester als bedoeld in bijlage 2 van de Regeling GLB-inkomenssteun;

j. natuurbraakmengsel: mengsel van groenbemesters, waarin ten minste drie verschillende soorten bloeiende, tweezaadlobbige gewassen voorkomen;

k. natuurwaarden: natuurwaarden die betrekking hebben op zeldzame of sterk in aantal achteruitgaande diersoorten, plantensoorten en biotopen, waaronder bloembezoekende insecten, zoogdieren, reptielen en amfibieën, akkervogels en roofvogels, akkerkruiden en trekvogels;

l. vegetatie: vegetatie die een bijdrage levert aan de verbetering dan wel instandhouding van natuurwaarden;

m. goede landbouwpraktijken: geldende nationale en Europese minimumnormen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en hygiëne, daaronder begrepen de geldende normen vastgesteld bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewater, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming, de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Diergeneesmiddelenwet en de Plantenziektenwet.

Artikel 2

De minister verleent met inachtneming van de artikelen 3 en 4 van verordening 1860/2004 en deze regeling in 2005 op aanvraag een subsidie aan een landbouwer voor de instandhouding van natuurwaarden op tot zijn bedrijf behorende braakgelegde percelen.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, wordt uitsluitend verleend, indien:

a. voor de percelen, bedoeld in artikel 2, een verzamelaanvraag voor 2005 is ingediend;

b. op de percelen, bedoeld in artikel 2, voldaan is aan de artikelen 7, 8, 36 en 37 van de Regeling GLB-inkomenssteun.

Artikel 4

1. De subsidieontvanger is ten aanzien van de percelen, bedoeld in artikel 2, verplicht:

a. de goede landbouwpraktijken in acht te nemen;

b. deze niet zwart te houden als gevolg van bewerkingen van de grond;

c. deze, behoudens overmacht, uiterlijk op 15 mei 2005 in te zaaien met een natuurbraakmengsel;

d. de vegetatie niet vóór 15 juli 2005 te maaien;

e. de vegetatie niet vóór 1 oktober 2005 door enigerlei vorm van bewerking te vernietigen;

f. gedurende de periode vanaf 15 januari tot en met 30 september 2005 geen dierlijke of overige organische meststoffen dan wel kunstmest te gebruiken;

g. gedurende de periode vanaf 15 januari tot en met 30 september 2005 geen fytofarmaceutische producten, herbiciden daaronder begrepen, te gebruiken;

h. bij het maaien in ten minste twee etappes te maaien waarbij een periode van minimaal drie weken gelegen is tussen de opeenvolgende maaibeurten, het insluiten van dieren te voorkomen, vogelnesten te ontzien en een stoppellengte van ten minste 10 centimeter aan te houden.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel g, is het gebruik van herbiciden in de in dat onderdeel bedoelde periode toegestaan om een vanuit landbouwkundig oogpunt onacceptabele ontwikkeling van onkruiden tegen te gaan, mits dat gebruik wordt beperkt tot die plekken waar zich een dergelijke ontwikkeling van onkruiden voordoet.

Artikel 5

Het subsidieplafond voor 2005 bedraagt € 100.000,–.

Artikel 6

1. Een aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze regeling wordt uiterlijk op 15 juli 2005 bij Dienst Regelingen ingediend met gebruik van een door Dienst Regelingen vastgesteld formulier, dat volledig en naar waarheid wordt ingevuld, ondertekend en gedagtekend.

2. Bij de indiening van een formulier als bedoeld in het eerste lid, legt de aanvrager een kopie over van andere beschikkingen waarbij uit anderen hoofde dan deze regeling subsidie wordt verleend voor de verbetering dan wel instandhouding van natuurwaarden op de percelen waarop de aanvraag betrekking heeft.

3. De aanvrager verstrekt Dienst Regelingen desgevraagd alle ter zake van de beschikkingen, bedoeld in het tweede lid, gewenste nadere inlichtingen terstond en naar waarheid.

Artikel 7

1. De subsidie bedraagt € 81,13 per hectare braakgelegd perceel.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie € 103,85 per hectare voor een perceel, indien dat perceel op het tijdstip van de subsidieaanvraag ten minste voor het tweede achtereenvolgende verkoopseizoen uit productie is genomen, op dat perceel ten minste sedert 1 september 2004 een vegetatie aanwezig is en dat perceel in 2005 ten minste eenmaal wordt gemaaid.

3. De subsidie wordt verhoogd met een bedrag van € 54,09 per hectare braakgelegd perceel voor zover de breedte daarvan ten hoogste 25 meter bedraagt.

4. Indien de subsidieontvanger voor de percelen waarop de aanvraag betrekking heeft, uit anderen hoofde dan deze regeling van de minister of andere overheidsinstanties subsidie ontvangt met het oog op de bijdrage die deze percelen leveren aan de verbetering dan wel de instandhouding van natuurwaarden, wordt de subsidie op grond van deze regeling zodanig vastgesteld, dat het totaal van de verleende subsidie in geen geval meer bedraagt dan de in het eerste en tweede lid genoemde bedragen per hectare, in voorkomend geval vermeerderd met het in het derde lid genoemde bedrag per hectare.

5. Indien de subsidiebedragen die voortvloeien uit de voor subsidie in aanmerking komende aanvragen het subsidieplafond overschrijden, wordt de in totaal beschikbare subsidie naar rato van de voor subsidie in aanmerking komende oppervlakten over de desbetreffende subsidieontvangers verdeeld.

Artikel 8

1. De minister beslist uiterlijk op 1 september 2005 op de aanvraag tot subsidieverlening.

2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt ten minste vermeld:

a. het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

b. de verplichting voor de landbouwer om gedurende een periode van drie jaar na het tijdstip van subsidieverlening aan Dienst Regelingen alle gegevens te verstrekken over andere de minimis-steun die hij gedurende genoemde periode ontvangt.

Artikel 9

De minister stelt uiterlijk op 1 maart 2006 de subsidie vast.

Artikel 10

1. De subsidieontvanger die één of meer verplichtingen verbonden aan de subsidie, bedoeld in artikel 2, niet kan nakomen wegens overmacht, doet Dienst Regelingen hiervan schriftelijk mededeling binnen 10 werkdagen vanaf het tijdstip waarop dit voor de subsidieontvanger mogelijk is.

2. De subsidieontvanger voegt bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, bewijsstukken ter ondersteuning van zijn beroep op overmacht.

Artikel 11

Artikel 20, onderdeel y, van het Mandaatbesluit LNV Dienst Regelingen 20051 komt te luiden:

y. de Tijdelijke regeling natuurbraaksubsidie 2005;

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 september 2006.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling natuurbraaksubsidie 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 juli 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

1. Algemeen

Ondergetekende heeft bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor 2005 toegezegd, dat er in 2005 natuurbraaksubsidie zou worden verleend. Deze natuurbraaksubsidie wordt in 2005 verleend op grond van de voorliggende Tijdelijke regeling natuurbraaksubsidie 2005 (hierna: Tijdelijke regeling) ten behoeve van de verbetering of instandhouding van natuurwaarden op percelen die op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun zijn braakgelegd.

De natuurwaarden hebben betrekking op zeldzame of sterk in aantal achteruitgaande diersoorten, plantensoorten en biotopen. Natuurbraak biedt een grotere bescherming voor deze natuurwaarden dan gewone braak op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun. Het natuurbraakmengsel dat op natuurbraakpercelen moet worden ingezaaid, bevat bloeiende plantensoorten waardoor bloembezoekende insecten worden aangetrokken. Deze insecten dienen weer als voedsel voor andere diersoorten. De groenbemester die op gewone braak moet worden ingezaaid, bevat geen bloeiende plantensoorten.

De meerwaarde van de natuurbraak ten opzichte van de gewone braak vloeit tevens voort uit de minder intensieve bewerking van de natuurbraakpercelen: de periode waarin het maaien en vernietigen van de vegetatie is verboden, is langer dan bij gewone braak. Hierdoor is het langer rustig op de natuurbraakpercelen, waarmee deze als leefgebied aantrekkelijker worden voor zeldzame of sterk in aantal achteruitgaande dier- en plantensoorten. Het natuurbraakmengsel moet daartoe ook eerder worden ingezaaid, opdat flora en fauna langer profijt hebben van de ingezaaide natuurbraakpercelen.

De Tijdelijke regeling vervangt de Regeling natuurbraaksubsidie die per 1 januari 2005 is ingetrokken. Voor 2006 wordt ernaar gestreefd de natuurbraaksubsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: SAN) van het Programma Beheer te verlenen. Met het oog hierop vervalt de Tijdelijke regeling met ingang van 1 september 2006. Ten opzichte van de Regeling natuurbraaksubsidie bevat de Tijdelijke regeling een aantal wijzigingen. In tegenstelling tot de Regeling natuurbraaksubsidie is de subsidieverlening op grond van de Tijdelijke regeling niet meer gekoppeld aan subsidieverlening op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Nieuwe Europese regelgeving die voortvloeit uit de in 2003 aangevangen hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heeft ertoe geleid dat laatstgenoemde regeling is vervallen. Kernpunt van de genoemde hervorming is dat de subsidies ter ondersteuning van de inkomens van landbouwers worden ontkoppeld: zij zijn niet langer afhankelijk van de omvang en de aard van de productie van de landbouwer. Subsidieverlening op grond van de Tijdelijke regeling is voortaan gekoppeld aan de indiening van een verzamelaanvraag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun die is gebaseerd op genoemde nieuwe Europese regelgeving. Een verzamelaanvraag betreft een gecombineerde aanvraag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun voor toewijzing van toeslag- en premierechten en subsidie. Om braakgelegde percelen voor subsidie op grond van de Tijdelijke regeling in aanmerking te laten komen, moet daarop op grond van de Tijdelijke regeling zijn voldaan aan de braakleggingsverplichtingen die voortvloeien uit de Regeling GLB-inkomenssteun en die de braakleggingsverplichtingen van de Tijdelijke regeling aanvullen. De wijzigingen ten opzichte van de Regeling natuurbraaksubsidie betreffen voorts een verhoging van de subsidiebedragen (paragraaf 3 van deze toelichting), de invoering van een onderscheid in braakpercelen (tussen percelen die wel of niet aan oppervlaktewater zijn gelegen) en wijzigingen in de minimumbreedte van de braakgelegde percelen (paragraaf 4).

2. Administratieve lasten

De administratieve lasten van de Tijdelijke regeling bedragen naar verwachting ruim 2800 euro in totaal. De lasten zijn daarmee ongeveer vergelijkbaar met die van de Regeling natuurbraaksubsidie. De aanvraagprocedure en informatieverplichtingen daarbij zijn niet gewijzigd. Aangezien de natuurbraaksubsidie op grond van de Tijdelijke regeling als zogeheten de minimis-steun zal worden verleend, is het noodzakelijk een nieuwe informatieverplichting in te voeren (zie paragraaf 3 van deze toelichting). De subsidieontvanger is verplicht om de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gedurende drie jaar na het tijdstip van subsidieverlening te informeren over eventuele andere de minimis-steun die hij tijdens genoemde periode ontvangt. Aangezien thans niet is te voorzien of en in welke mate de landbouwer in de genoemde periode ook daadwerkelijk de minimis-steun zal ontvangen, is het niet mogelijk om de eventuele lasten te kwantificeren die zijn gemoeid met de genoemde informatieplicht.

3. De hoogte van de subsidiebedragen

De subsidiebedragen in de Tijdelijke regeling zijn verhoogd ten opzichte van de subsidiebedragen in de Regeling natuurbraaksubsidie. De verhoging is gebaseerd op een inflatiecorrectie ten opzichte van de oude bedragen die in 1998 waren vastgesteld. De inflatiecorrectie is gebaseerd op de Consumentenprijsindexcijfers Alle Huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Subsidie wordt verleend met inachtneming van de Verordening (EG) nr. 1860/2004 van de Commissie van 6 oktober 2004, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector (PbEU L325) (hierna: Verordening 1860/2004).

De subsidie verleend op grond van de Tijdelijke regeling geldt dus als de minimis-steun. Op grond van Verordening 1860/2004 mag per landbouwer over een periode van drie jaar niet meer dan € 3000,– aan de minimis-steun worden verleend. De subsidie verstrekt op grond van de Tijdelijke regeling telt dus ook mee voor het totale steunplafond van € 3000,– per landbouwer dat voortvloeit uit Verordening 1860/2004.

In de beschikking tot subsidieverlening zal aan de landbouwer worden meegedeeld, dat subsidie verstrekt op grond van de Tijdelijke regeling geldt als de minimis-steun. Tevens wordt in de beschikking de verplichting opgelegd om gedurende drie jaar na het tijdstip van subsidieverlening aan de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gegevens te doen toekomen van andere de minimis-steun die de landbouwer ontvangt. Deze meldingsplicht vloeit voort uit artikel 4, eerste lid, van de Verordening 1860/2004. De verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de hoeveelheid ontvangen de minimis-steun berust bij de landbouwer.

4. Onderscheid tussen braakpercelen en minimumbreedte van braakpercelen

Door de verwijzing in artikel 3 van de Tijdelijke regeling naar artikel 36 van de Regeling GLB-inkomenssteun wordt er een onderscheid gemaakt tussen percelen gelegen aan oppervlaktewater en overige percelen. De invoering van dit onderscheid vormt een wijziging ten opzichte van de Regeling natuurbraaksubsidie. Genoemd onderscheid vloeit voort uit milieu-overwegingen. In het bijzonder voor natuurbraakpercelen met een minimumbreedte van 5 meter, gelegen aan oppervlaktewater, geldt dat deze een bijdrage leveren aan het tegengaan van uitspoeling van bestrijdingsmiddelen en meststoffen naar het oppervlaktewater. Natuurbraakstroken in combinatie met permanent watervoerende waterlopen vormen in akkerbouwgebied een fijnmazig netwerk dat van groot belang is voor vogels, kleine zoogdieren en insecten. Een minimumbreedte van 5 meter maakt een fijnmaziger netwerk mogelijk, vergeleken met de minimumbreedte van 10 meter voor percelen die niet zijn gelegen aan oppervlaktewater. Een fijnmaziger netwerk heeft ecologische meerwaarde. Met het oog op deze ecologische meerwaarde zijn de voorwaarden omtrent de minimumbreedte ten opzichte van de Regeling natuurbraaksubsidie versoepeld. Deze versoepeling vloeit voort uit de verwijzing in artikel 3 van de Tijdelijke regeling naar artikel 36 van de Regeling GLB-inkomenssteun waarin de voorwaarden omtrent de minimumbreedte van braakstroken zijn vastgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 7

Het subsidiebedrag dat wordt verleend voor braakpercelen die voor meer dan één jaar worden braakgelegd, is hoger dan voor éénjarige braakpercelen (artikel 7, tweede lid). Eerstgenoemde percelen moeten in 2005 ten minste eenmaal worden gemaaid.

De hogere kosten die met het maaien zijn gemoeid, rechtvaardigen het hogere subsidiebedrag voor meerjarige natuurbraakpercelen.

Voor zover het natuurbraakpercelen betreft met een breedte van ten hoogste 25 meter, wordt de subsidie verhoogd (artikel 7, derde lid). Deze smallere braakstroken hebben – zoals in paragraaf 3 is uiteengezet – een extra gunstig effect voor de natuurwaarden. Smallere braakstroken brengen extra onderhoud met zich mee en met het oog hierop wordt het subsidiebedrag voor deze stroken verhoogd.

Subsidies verstrekt op grond van de Tijdelijke regeling worden gekort met subsidies die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of andere overheidsinstanties verstrekken ten behoeve van natuurbraak op de braakgelegde percelen (artikel 7, vierde lid).

Artikel 8 en 9

Na de beschikking tot subsidieverlening volgt een beschikking tot vaststelling van het subsidiebedrag. De landbouwer hoeft hiervoor niet opnieuw een aanvraag in te dienen. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stelt de subsidie ambtshalve vast. Hiervoor is in artikel 9 van de Tijdelijke regeling een termijn bepaald binnen welke de subsidievaststelling dient plaats te vinden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2004, 249.

Naar boven