Wijziging Subsidieregeling ESF-3

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 1 juli 2005, Directie AM nr. 05/48138, houdende wijziging van de Subsidieregeling ESF-3 en het ESF-3 beleidskader als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-3

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gezien de Beschikkingen van de Europese Commissie van 8 augustus 2000, kenmerk C(2000) 1127 en van 25 mei 2004, kenmerk C(2004) 1962, waarbij aan Nederland voor de periode 2000–2006 gelden uit het Europees Sociaal Fonds zijn toegewezen ter verwezenlijking van maatregelen op het gebied van het arbeidsmarktbeleid en het beroepsonderwijs, binnen de kaders als vastgelegd in het terzake door de Commissie goedgekeurde Enig Programmameringsdocument;

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling ESF-31 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

1. Een aanvraag heeft steeds betrekking op één project, waarvan de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de directe projectactiviteiten in ieder geval plaatsvindt in een periode van ten minste zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag en de duur in ieder geval eindigt uiterlijk 31 december 2007.

B

Artikel 9, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. kosten die meer dan zes maanden voor de aanvang van het project zijn gemaakt ten behoeve van de voorbereiding van dat project;.

2. De onderdelen b tot en met e worden geletterd c tot en met f.

3. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. kosten die meer dan zes maanden voor de datum van ontvangst van de aanvraag van projectsubsidie voor het project zijn gemaakt ten behoeve van de uitvoering van dat project;.

Artikel II

In artikel 1 van de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 juni 2001, nr. AM/ESM/01/40870, houdende ESF3-beleidskader als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-32 wordt ‘15 december 2007’ vervangen door: 30 juni 2007.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 juli 2005
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Bij de invoering van de Subsidieregeling ESF-3 in 2001 is besloten om de mogelijkheid tot subsidieverlening op grond van deze regeling ook open te stellen met betrekking tot al in voorbereiding of in uitvoering genomen projecten. Hiermee werd met name beoogd om ook de projecten uit 2000 mee te kunnen nemen en op die manier decommittering zoveel mogelijk te voorkomen. Naast het feit dat deze reden uiteraard niet meer geldt, heeft de in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de regeling vervatte mogelijkheid om kosten die ten behoeve van een project zijn gemaakt in een periode van twaalf maanden voorafgaande aan de datum van de aanvraag van projectsubsidie, risico’s op het uitvoeringsvlak. De omstandigheid dat die eerder gemaakte kosten mede voor subsidie in aanmerking kunnen komen, brengt namelijk met zich mee dat (ook) subsidieaanvragen worden ingediend voor projecten die op het moment van verlening van de projectsubsidie reeds geheel zijn afgerond. Alsdan zijn de mogelijkheden van het Agentschap om controles tijdens de loop van het project uit te voeren en daarmee de mogelijkheden tot bijsturing van het project niet aanwezig. Doordat deze bijsturing niet tijdens of voorafgaande aan het project kan plaatsvinden lopen aanvragers het risico dat niet alle kosten geaccepteerd kunnen worden bij de verlening of de vaststelling van de projectsubsidie.

Teneinde deze onwenselijke situatie te beëindigen is in artikel I, onderdeel A, een wijziging van artikel 5, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 opgenomen, die erin voorziet dat de aanvraag van projectsubsidie niet alleen betrekking dient te hebben op één enkel project, waarvan de duur in ieder geval uiterlijk 31 december 2007 eindigt, maar tevens betrekking dient te hebben op een project waarvan de uitvoering in ieder geval nog plaatsvindt in een periode van tenminste zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag van projectsubsidie. Hierbij is het niet van betekenis of het project voor of na de datum van ontvangst van de aanvraag van start is gegaan; van belang is slechts dat (al dan niet: een deel van) de uitvoering van het project in ieder geval nog zes maanden na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag plaatsvindt, zodat het Agentschap desgewenst de feitelijke uitvoering in ogenschouw kan nemen en zonodig kan bijsturen.

Heeft de aanvraag niet betrekking op een project dat nog ten minste gedurende zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag wordt uitgevoerd, dan wordt de subsidieaanvraag op grond van artikel 6, onderdeel a, van de Subsidieregeling ESF-3 geweigerd.

De voorwaarde dat een project in ieder geval uiterlijk 31 december 2007 dient te eindigen, gekoppeld aan de voorwaarde dat de uitvoering van een project in ieder geval nog plaatsvindt in een periode van ten minste zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag, brengt met zich mee dat de sluitingstermijn van het aanvraagtijdvak dusdanig moet worden vastgesteld dat met laatstgenoemde voorwaarde rekening wordt gehouden. De in artikel II vervatte wijziging van artikel 1 van het ESF3-beleidskader als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-3 voorziet hierin; aanvragen dienen uiterlijk 30 juni 2007 te zijn ontvangen.

Naast de aanvullende voorwaarde van de resterende looptijd na het moment van aanvraag wordt in deze wijziging van de Subsidieregeling ESF-3, gezien de eerder genoemde risico’s c.q mogelijkheden tot bijsturing, ook de subsidiabele looptijd voorafgaande aan het moment van aanvraag verder ingeperkt. De in artikel I, onderdeel B, opgenomen wijziging van artikel 9, tweede lid, van de Subsidieregeling ESF-3 voorziet erin dat met betrekking tot de kosten die voorafgaande aan de subsidieaanvraag zijn gemaakt, onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten die ten behoeve van de voorbereiding van het project zijn gemaakt, en kosten die ten behoeve van de uitvoering van het project zijn gemaakt. De voorbereidingkosten kunnen (ook) voor subsidie in aanmerking komen, mits deze niet meer dan zes maanden voor de datum van de start van het project zijn gemaakt, terwijl de uitvoeringskosten (ook) voor subsidie in aanmerking kunnen komen, mits deze niet meer dan zes maanden voor de datum van ontvangst van de desbetreffende subsidieaanvraag zijn gemaakt. Door deze wijziging blijft het voor clusteraanvragers mogelijk de voorbereidingskosten die gepaard gaan met een project te declareren. Door de termijn aan de start van het project te verbinden, wordt gegarandeerd dat voorbereidingskosten subsidiabel zijn, ook als het project nog niet is aangevraagd. Projectkosten worden daarentegen uitdrukkelijk verbonden met de aanvraagdatum, om daarmee de koppeling tussen de start van het project en de aanvraag zo zichtbaar mogelijk te maken. In het uiterste geval kan deze wijziging ertoe leiden dat voorbereidingskosten subsidiabel zijn die tot (bijna) twaalf maanden voor ontvangst van de aanvraag zijn gemaakt. Voor de uitvoeringskosten kan dit maximaal zes maanden zijn.

Zoals uit de wijziging, vervat in artikel I, onderdeel B, blijkt, is er vanaf gezien om de mogelijkheid van terugwerkende kracht geheel te schrappen. De mogelijkheid om subsidie te verlenen voor kosten die al voor de aanvraag zijn gemaakt, is van belang in verband met de getrapte structuur van het ESF-systeem. De omstandigheid dat subsidieaanvragen uitsluitend door clusteraanvragers kunnen worden gedaan, brengt met zich mee dat individuele bedrijven hun projecten via die aanvragers moeten kunnen laten lopen. De clusteraanvragers hebben dankzij de mogelijkheid van subsidieverstrekking voor kosten die voor de datum van aanvraag zijn gemaakt de ruimte om individuele projecten te verzamelen en geclusterd in te dienen.

Teneinde potentiële (cluster-)⁠aanvragers in de gelegenheid te stellen rekening te houden met de onderhavige wijzigingen treedt deze regeling eerst in werking met ingang van 1 januari 2006.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stcrt. 2001, 118; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 mei 2005 (Stcrt. 100).

  • 2

    Stcrt. 2002, 46; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 mei 2005 (Stcrt. 100).

Naar boven