Wijziging Regeling WWB

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2005, Directie Werk en Bijstand, nr. W&B/SFI/05/49344, tot wijziging van de Regeling WWB met betrekking tot de beoordeling door de toetsingscommissie van de situatie op de arbeidsmarkt in het jaar 2004

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 74, derde lid, van de Wet werk en bijstand en artikel 10, vierde lid, van het Besluit WWB;

Besluit:

Artikel I

Aan artikel 15 van de Regeling WWB1 worden vier leden toegevoegd, luidende:

6. Indien met betrekking tot een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de wet over het jaar 2004, op 1 september 2005 de gegevens met betrekking tot de instroom van de tekortgemeente in jaar [t], de landelijke instroom in jaar [t], de uitstroom van de tekortgemeente in jaar [t] of de landelijke uitstroom in jaar [t] over het vierde kwartaal van het jaar 2004 nog niet bekend zijn, wordt voor de toepassing van het vierde lid in plaats van ‘jaar [t]’ gelezen: de eerste drie kwartalen van jaar [t].

7. Indien de toetsingscommissie op grond van de toepassing van het zesde lid van oordeel is dat van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt geen sprake is, wordt een op dat oordeel gebaseerd afwijzend advies als bedoeld in artikel 10, derde lid, eerste volzin, van het Besluit WWB, door de toetsingscommissie aangehouden tot uiterlijk zes weken na het tijdstip waarop de toetsingscommissie kennis draagt van de gegevens over het vierde kwartaal van 2004. Bij het alsdan aan de minister uit te brengen advies blijft het zesde lid buiten toepassing. De verzoeker van een aanvullende uitkering en de minister worden door de toetsingscommissie van het aanhouden van het advies in kennis gesteld.

8. Het tweede lid is niet van toepassing, indien het advies, bedoeld in artikel 10, derde lid, eerste volzin, van het Besluit WWB, op grond van het zevende lid, eerste volzin, door de toetsingscommissie wordt aangehouden.

9. Het zesde tot en met achtste lid vervallen met ingang van 31 december 2006. Dit lid vervalt met ingang van 1 januari 2007.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 juli 2005.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.A.L. van Hoof.

Toelichting

Een verzoek tot een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en bijstand kan, zo blijkt uit artikel 15, derde lid, van de Regeling WWB, slechts voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie – onder meer – sprake is van ‘een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt’. Voor een tekortgemeente is in ieder geval sprake van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, indien de ontwikkeling bij de instroom hoger én de ontwikkeling bij de uitstroom lager is dan de landelijke ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van een vergelijking op basis van CBS-resultaten voor het jaar t in vergelijking met resultaten voor de drie voorafgaande jaren. Voor de verzoeken die betrekking hebben op 2004 zijn derhalve de lokale en landelijke in- en uitstroomgegevens van belang over 2004 [t] en 2001 tot en met 2003 [t-3 tot en met t-1].

Gelet op de geldende beslistermijn voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en rekening houdend met de termijnen die zowel de Inspectie Werk en Inkomen als de toetsingscommissie nodig hebben om tot hun oordeel cq. advies te komen, dienen met betrekking tot de beoordeling van de arbeidsmarktsituatie in het jaar 2004, de benodigde CBS-gegevens uiterlijk in augustus 2005 beschikbaar te zijn.

Als uitvloeisel van de met ingang van 1 januari 2005 in werking getreden Regeling statistiek WWB, IOAW, IOAZ en WWIK moeten gemeenten bepaalde statistische informatie over de eerste maanden van 2005 opnieuw leveren. Dit heeft ook gevolgen voor de aanlevering van de statistische informatie over de laatste maanden van 2004, omdat de statistische informatie over de eerste maanden 2005 tevens correcties op de laatste maanden van 2004 bevat. Gebleken is dat niet alle gemeenten over de juiste applicatie voor de levering van de gewijzigde statistiek beschikken, waardoor vertraging optreedt in de aanlevering van de statistische informatie over de eerste maanden 2005. Als gevolg hiervan is voorzienbaar dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor 1 september 2005 niet over geheel 2004 de relevante in- en uitstroomgegevens van alle gemeenten kan leveren; de gegevens over het laatste kwartaal 2004 zullen voor een deel van de gemeenten nog ontbreken. Voor alle gemeenten zijn dan wel de stroomcijfers voor de eerste drie kwartalen van 2004 beschikbaar.

Om te voorkomen dat vorenbedoelde, specifiek op het kalenderjaar 2004 betrekking hebbende, complicatie tot gevolg heeft dat alle op dat jaar betrekking hebbende verzoeken tot een aanvullende uitkering niet binnen de in de Regeling WWB bepaalde termijn tot een advies over, en in het verlengde daarvan een beslissing op, het verzoek tot een aanvullende uitkering kan worden gekomen, is het nodig voor de afhandeling van verzoeken die betrekking hebben op 2004 een speciale voorziening te treffen.

De onderhavige wijziging voorziet erin dat, wanneer de relevante CBS-gegevens over geheel 2004 op 1 september 2005 nog niet beschikbaar zijn, de in- en uitstroomgegevens over jaar [t] worden bepaald op basis van de statistische informatie over de periode 1 januari 2004 tot en met 30 september 2004. Het is niet nodig deze informatie te extrapoleren naar geheel 2004, omdat niet de absolute in- en uitstroomcijfers in 2004 ten opzichte van de drie voorgaande jaren bepalend zijn, maar de verhouding tussen de lokale en landelijke ontwikkelingen in 2004 ten opzichte van de drie voorgaande jaren. Omdat voor zowel de lokale als de landelijke ontwikkelingen een gelijke referteperiode (1 januari tot en met 30 september) is vastgesteld, is sprake van een zuivere en gelijkwaardige vergelijking.

Indien de toets over de voor 2004 beperkte referteperiode negatief uitvalt voor de verzoekende gemeente en er anderszins geen gronden zijn het verzoek in te willigen, houdt de toetsingscommissie het verzoek aan totdat de in- en uitstroomcijfers over geheel 2004 bekend zijn. Nadat deze cijfers bekend zijn geworden dient de toetsingscommissie binnen 6 weken advies uit te brengen aan de minister. Van het aanhouden van het advies wordt zowel de verzoeker, als de minister in kennis gesteld. In aanmerking nemende dat in de situatie waarin de toetsingscommissie het uitbrengen van het advies aanhoudt, het advies uiteindelijk op een aanzienlijk later tijdstip dan gebruikelijk aan de minister wordt voorgelegd, is in die situatie artikel 15, tweede lid, van de Regeling WWB, inhoudende dat de minister op het verzoek tot een aanvullende uitkering uiterlijk 31 december van het kalenderjaar waarin dat verzoek is ontvangen beslist, niet van toepassing.

De aldus, met betrekking tot het kalenderjaar 2004 getroffen voorziening voorkomt enerzijds dat, mede uit oogpunt van rechtszekerheid voor gemeenten, de beslissing op een verzoek te lang op zich laat wachten en anderzijds dat gemeenten door de beperkte referteperiode in een ongunstiger situatie kunnen komen.

In aanmerking nemende dat deze voorziening uitsluitend van betekenis is voor verzoeken tot een aanvullende uitkering met betrekking tot het kalenderjaar 2004 is voorzien in het doen vervallen van de op de onderhavige voorziening betrekking hebbende artikelleden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

  • 1

    Stcrt. 2003, 204; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 9 mei 2005 (Stcrt. 87).

Naar boven