De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 16, zesde lid, van de Binnenschepenwet, de artikelen 3.01, eerste lid, 3.02, eerste lid, 3.02, tweede lid, onder b, 3.02, vierde lid, 3.03, eerste en tweede lid, 3.06, eerste, vierde en vijfde lid, en 4.03, vijfde lid, van het Reglement Rijnpatenten 1998, alsmede de artikelen 1.02, tweede lid, 2.02, eerste lid, 3.01, eerste lid, 3,03, vierde lid en 3.04, eerste en vierde lid, van het Reglement radarpatenten;
Besluit:
Artikel 1
De algemeen directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk wordt mandaat verleend ten aanzien van:
a. het afgeven van het groot vaarbewijs;
b. de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 3.01, eerste lid, 3.02, eerste lid, 3.02, tweede lid, onder b, 3.02, vierde lid, 3.03, eerste en tweede lid, 3.06, eerste, vierde en vijfde lid, en 4.03, vijfde lid, van het Reglement Rijnpatenten 1998;
c. de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 1.02, tweede lid, 2.02, eerste lid, 3.01, eerste lid, 3,03, vierde lid en 3.04, eerste en vierde lid, van het Reglement radarpatenten.
Artikel 2
De hoofddirecteur van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB te ’s-Gravenhage wordt mandaat verleend ten aanzien van het afgeven van het klein vaarbewijs.
Artikel 3
De Directeur Continentaal Vervoer van het Directoraat-Generaal Transport en Luchtvaart kan de gemandateerde ten aanzien van de in artikel 1, onder b en c, genoemde bevoegdheden per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De gemandateerde oefent zijn bevoegdheden uit met inachtneming van deze instructies.
Artikel 4
De in de artikelen 1 en 2 genoemde gemandateerden wordt toegestaan van de hun verleende mandaten ondermandaat te verlenen aan een of meer onder hun ressorterende functionarissen.
Artikel 5
De in de artikelen 1 en 2 genoemde gemandateerden voeren bij de uitoefening van de hun toegekende bevoegdheid een ordentelijke en voor de minister transparante administratie en verschaffen de minister desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van de hun toegekende bevoegdheid.
Artikel 6
De in de artikelen 1 en 2 genoemde gemandateerden brengen in elk op grond van dit besluit genomen besluit tot uitdrukking, dat het is genomen namens de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 7
De in de artikelen 1 en 2 genoemde gemandateerden nemen geen beslissing op bezwaar- en beroepschriften, ingediend tegen een krachtens hun mandaat genomen besluit.
Artikel 8
De besluiten van de Minister van Verkeer en Waterstaat van onderscheidenlijk 5 december 1997 en 17 december 1999, houdende de mandaatregelingen Stichting Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart met betrekking tot respectievelijk het Besluit Reglement Rijnpatenten 1998 en het Besluit Reglement radarpatenten 19981 , alsmede het Besluit mandaat afgifte vaarbewijzen binnenvaart worden ingetrokken.
Artikel 9
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2005.
Artikel 10
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat afgifte vaarbewijzen, Rijnpatenten en radarpatenten.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de gemandateerden.
Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen dit besluit door binnen zes weken na de dag van bekendmaking een bezwaarschrift in te dienen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.
Het onderhavige besluit strekt tot overzetting van de mandaten van de Stichting Koninklijk Onderwijsfonds van de Scheepvaart (KOFS) tot het afgeven van het groot vaarbewijs, het Rijnpatent en het radarpatent op de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) omdat het KOFS zijn publieke taken neerlegt. Uit oogpunt van efficiency is ervoor gekozen om deze drie mandaten, anders dan voorheen, nu in één gecombineerd besluit te verlenen, tezamen overigens met het mandaat voor de afgifte van het klein vaarbewijs aan de ANWB. Inhoudelijk zijn al deze mandaten niet gewijzigd. Gelet op het gevoerde overleg over de overdracht van de mandaten van het KOFS naar het CBR heeft de algemeen directeur van het CBR ingestemd met de mandatering. Omdat in het huidige Besluit mandaat afgifte vaarbewijzen binnenvaart zowel de afgifte van het groot als het klein vaarbewijs waren opgenomen, is het nodig het huidige besluit over de afgifte van het klein vaarbewijs in dit besluit te herhalen. Materieel verandert er met dit besluit dus voor de afgifte van het klein vaarbewijs echter niets. Naast enkele inhoudelijke voorwaarden, die in de artikelen 3 tot en met 5 zijn genoemd, bevat dit mandaatbesluit in de artikelen 6 en 7 ook twee voorschriften van meer procedurele aard, die strikt genomen niet noodzakelijk zijn omdat deze al krachtens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. Niettemin zijn deze voorschriften toch opgenomen om te voorkomen dat op deze punten procedurele fouten worden gemaakt. Artikel 6 van dit besluit operationaliseert het voorschrift van artikel 10:10 van de Awb dat een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen. In artikel 7 wordt uitvoering gegeven aan het tweede en derde lid van artikel 10:3 van de Awb. Volgens dat tweede lid is mandatering van beslissingen in beroep niet toegestaan en zegt dat derde lid dat op een bezwaarschrift niet in mandaat mag worden beslist door degene die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Bezwaarschriften tegen een besluit kunnen binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dat besluit worden ingediend bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag.