Wijziging Regeling identificatie en registratie van dieren

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 juni 2005, nr. TRCJZ/2005/1932, tot wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren (identificatie en registratie van schapen en geiten)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU L 5);

Gelet op artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling identificatie en registratie van dieren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt onder verlettering van de onderdelen c tot en met cc tot d tot en met dd na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. verordening 21/2004: verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PbEU L 5);.

B

Aan artikel 2 wordt na het vijfde lid een lid toegevoegd, luidende:

6. Voor zover op een bedrijf één of meer schapen of geiten worden gehouden, zijn van het bedrijf in het gecomputeriseerde gegevensbestand, bedoeld in het vierde lid, tevens de gegevens, bedoeld in de bijlage, deel D, onderdeel 1, derde en vijfde tot en met zevende gedachtestreepje van verordening 21/2004 opgenomen.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. De identificatiemiddelen waarmee schapen en geiten die zijn geboren na 9 juli 2005 ingevolge artikel 4 van verordening 21/2004 worden gemerkt, zijn identificatiemiddelen die voldoen aan deel A, onderdelen 3 en 4, van de bijlage van verordening 21/2004 en, voor zover het in Nederland geboren schapen en geiten betreft, aan de eisen van bijlage I, deel D, of, indien het een merk betreft dat is bestemd ter identificatie van geiten, aan bijlage I, deel E.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het achtste lid worden na het vierde lid drie leden ingevoegd, luidende:

5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op schapen en geiten die zijn geboren voor of op 9 juli 2005.

6. Indien een schaap of een geit is voorzien van twee merken, is het toegestaan dat één van deze twee merken een van de in bijlage I, deel D, onderdeel 8, afwijkende afmeting heeft.

7. Indien een geit die is geboren na 9 juli 2005 is voorzien van een tatoeage, is het andere identificatiemiddel een merk als bedoeld in bijlage I, deel D.

D

Aan artikel 9 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:

4. Het derde lid, onderdeel c, is niet van toepassing indien het merken betreft ten behoeve van het hermerken van schapen of geiten die zijn geboren na 9 juli 2005 of ten behoeve van het bijmerken van schapen en geiten geboren op of voor 9 juli 2005.

E

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de artikelen 34 tot en met 37’ vervangen door: verordening 21/2004 en de artikelen 34 tot en met 37.

2. In het tweede lid wordt ‘uit lidstaten afkomstige varkens, schapen en geiten’ vervangen door: uit lidstaten afkomstige varkens, alsmede uit lidstaten afkomstige schapen en geiten die geboren zijn op of voor 9 juli 2005.

F

Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34

1. Alle schapen en geiten die op of voor 9 juli 2005 zijn geboren, zijn tenminste met één merk gemerkt.

2. In zoverre in afwijking van het eerste lid, worden schapen en geiten die op of voor 9 juli 2005 op een bedrijf zijn geboren gemerkt binnen één maand na de geboorte of zoveel eerder als zij van het bedrijf worden afgevoerd.

3. De termijn, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening 21/2004, waarbinnen een schaap of geit moet zijn gemerkt, bedraagt voor het aanbrengen van het eerste merk één maand na de geboorte en voor het aanbrengen van het tweede merk zes maanden na de geboorte of zoveel eerder als het schaap of de geit wordt afgevoerd of over de openbare weg wordt verplaatst.

4. In afwijking van het derde lid kan een schaap die de leeftijd van één week nog niet heeft bereikt en dat nog niet is gemerkt, worden verplaatst over de openbare weg ten behoeve van een verplaatsing binnen het bedrijf, indien het desbetreffende schaap wordt verplaatst in gezelschap van het moederdier.

5. De termijn, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van verordening 21/2004, waarbinnen de merken bij een uit een derde land ingevoerd schaap of geit worden aangebracht, bedraagt drie werkdagen vanaf de dag van aanvoer op het bedrijf.

6. Indien het bedrijf een schapenverzamelcentrum of een geitenverzamelcentrum is, merkt de houder de op zijn bedrijf aangevoerde schapen, onderscheidenlijk geiten terstond na aanvoer met een slachtmerk als bedoeld in artikel 8, achtste lid.

G

Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34a

1. Indien een schaap dat, of een geit die door één merk is geïdentificeerd het merk heeft verloren, hermerkt de houder het schaap of de geit terstond met een vervangend merk.

2. Indien een schaap of geit, geboren na 9 juli 2005, dat of die door middel van twee merken is geïdentificeerd, één merk heeft verloren, bestelt de houder terstond een vervangend merk met dezelfde UBN- en volgnummercombinatie en hermerkt het schaap of de geit zodra het merk in zijn bezit is.

3. Een houder kan bij een schaap of geit, geboren op of voor 9 juli 2005, een tweede merk met dezelfde UBN- en volgnummercombinatie aanbrengen.

H

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Als verplaatsingsdocument, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 21/2004, wordt het model vervoersdocument gebruikt, zoals opgenomen in bijlage III.

2. Het vierde lid vervalt.

I

Artikel 36, eerste lid, komt te luiden:

1. De houder tekent binnen drie dagen nadat het schaap of de geit overeenkomstig verordening 21/2004 en artikel 34 is geïdentificeerd de gegevens, bedoeld in deel B, onderdeel I, van de bijlage van verordening 21/2004 aan in het register, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening 21/2004, alsmede:

a. het land van herkomst en het nummer van het gezondheidscertificaat, indien de op het bedrijf aangevoerde schapen en geiten zijn aangevoerd uit een derde land;

b. het aantal op het bedrijf aanwezige schapen of geiten die overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van verordening 2004/21 en artikel 34 zijn geïdentificeerd, en

c. het uitscharen van schapen of geiten, onder vermelding van het aantal betrokken dieren, het UBN van de vestiging van het inscharende bedrijf, dan wel de naam, het adres en de woonplaats, alsmede het UBN op het merk, de geboorte en sterfte met datum en de datum waarop het uitscharen is aangevangen en is beëindigd.

J

Artikel 37 komt te luiden:

Artikel 37

1. De houder van schapen of geiten verricht de telling zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, van verordening 21/2004 jaarlijks op 1 november.

2. De houder verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk op het daartoe ter beschikking gestelde formulier, binnen de termijn, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van verordening 21/2004.

3. Op het formulier worden tevens de gegevens, bedoeld in deel D, onderdeel 1, derde en vijfde gedachtestreepje, van de bijlage van verordening 21/2004 verstrekt, tenzij deze gegevens reeds op het formulier zijn vermeld.

4. Het eerste lid geldt niet voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitsluitend één of meer schapen inschaart.

K

Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 37a

De ambtenaren, bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de wet zijn tevens belast met het toezicht op de naleving van verordening 21/2004.

L

Bijlage II, onderdeel B, wordt vervangen door de bij deze regeling opgenomen bijlage.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 9 juli 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 juni 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Bijlage

stcrt-2005-127-p13-SC70535-1.gif

Toelichting

§ 1. Inleiding

Onderhavige wijzigingsregeling wijzigt de Regeling identificatie en registratie van dieren (hierna: de regeling). Dit gebeurt met het oog op de tenuitvoerlegging van verordening nr. 21/20041 . Deze verordening vervangt voor wat betreft de schapen en geiten die geboren zijn na 9 juli 2005 de Europese verplichtingen inzake de identificatie en registratie (hierna: I&R) zoals deze zijn neergelegd in richtlijn 92/102/EEG2 .

§ 2. Algemeen

Tot dusver waren de Europese regels met betrekking tot de identificatie en registratie van schapen en geiten vastgesteld in richtlijn 92/102/EEG. Op grond van deze richtlijn diende de houder van schapen en geiten zich te melden bij de bevoegde autoriteit, een beperkt bedrijfsregister bij te houden en zijn dieren te voorzien van één door de overheid goedgekeurd merkteken. Aanvullend was in de regeling bovencommunautair bepaald, dat het vervoer van schapen en geiten vergezeld gaat door een vervoersdocument. Tijdens de mond- en klauwzeercrisis is gebleken dat de voorschriften inzake identificatie en registratie van schapen en geiten moeten worden verbeterd. Dit heeft op communautair niveau geleid tot de vaststelling van verordening 21/2004.

De verordening voorziet in een fasegewijze invoering van een systeem van I&R waarin verplaatsingen van dieren worden gevolgd en schapen en geiten individueel traceerbaar zijn. In de eerste fase, vanaf 9 juli 2005, verplicht de verordening dat schapen en geiten die na deze datum zijn geboren worden voorzien van twee identificatiemiddelen. Voorts verplicht de verordening dat schapen en geiten bij de afvoer van een bedrijf vergezeld gaan van een verplaatsingsdocument en worden de eisen aan het bedrijfsregister ten opzichte van richtlijn 92/102/EEG aangescherpt.

Uiteindelijk per 1 januari 2008 dienen alle dieren van een elektronisch identificatiemiddel (transponder) te zijn voorzien en de verplaatsingen van individuele dieren door de houder te worden gemeld aan een door de overheid op te zetten gegevensbestand.

§ 3. Uitvoering verordening 21/2004

De verordening heeft rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtsorde, maar de overtreding ervan moet in de Nederlandse regelgeving strafbaar gesteld worden. Bovendien laat de verordening aan de lidstaten op een aantal punten de bevoegdheid de voorschriften nader uit te werken. Derhalve is om de verordening te kunnen uitvoeren, de wijziging van de regeling noodzakelijk. Daarbij zijn enkele beleidskeuzes gemaakt die hieronder worden toegelicht.

Merktermijn

Ten aanzien van de merktermijn bepaalt de verordening dat schapen en geiten geboren na 9 juli 2004 binnen een door de overheid vastgestelde termijn van uiterlijk zes maanden na de geboorte door middel van twee identificatiemiddelen geïdentificeerd moeten zijn, of zoveel eerder als de dieren van het bedrijf worden afgevoerd. Met de vaststelling van deze merktermijnen wordt beoogd de mogelijkheid van illegale verplaatsingen te beperken en daarmee de handhaafbaarheid van de verordening te bevorderen. In onderhavige regeling wordt daarom de uiterste merktermijn wat het eerste identificatiemiddel betreft op één maand gesteld. Het tweede merk moet uiterlijk binnen zes maanden ingebracht worden. Bovendien moeten bij dieren beide merken ingebracht zijn als de houder de schapen en geiten over de openbare weg worden verplaatst. Om het knelpunt weg te nemen dat ontstaat als lammeren te vroeg en niet op de bestemde plaats worden geboren, is bepaald dat lammeren in de eerste week na geboorte zonder oormerken over de openbare weg mogen worden verplaatst ten behoeve van een verhuizing binnen het bedrijf, indien de lammeren in het gezelschap zijn van hun moederdieren.

Identificatiemiddelen

De schapen en geiten die na 9 juli 2005 worden geboren dienen van twee identificatiemiddelen te worden voorzien. Voor wat betreft de in Nederland geboren schapen en geiten zijn dit de in de bijlage I, deel D, bedoelde oormerken. De kwaliteitseisen aan de oormerken zijn in beginsel ongewijzigd. Een van de twee oormerken bij schapen en geiten die na 9 juli zijn geboren mag echter kleiner zijn dan voorheen vereist. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de fokkers van schapen en geiten die reeds op de eerste dag na de geboorte van de dieren een merk wensen aan te brengen. Aangezien het merk in dat geval bij zeer jonge dieren wordt ingebracht is het niet wenselijk dat dit merk te groot is. Door de gekozen oplossing is een aanvullende ingreep ter identificatie van het schaap of de geit niet noodzakelijk.

Een transponder als tweede identificatiemiddel is vooralsnog niet toegestaan. Voordat het gebruik van elektronische identificatiemiddelen kan worden toegestaan, dient nog een aantal technische knelpunten opgelost te worden, zoals het ontbreken van een Europees voorgeschreven nummersystematiek en de prestatie-eisen aan transponders en leesapparatuur.

De aangescherpte identificatienormen zijn niet van toepassing voor schapen en geiten die op of voor 9 juli 2005 zijn geboren. Het is houders evenwel toegestaan om bij deze schapen en geiten die met één merk zijn geïdentificeerd een aanvullend merk in te brengen met daarop dezelfde UBN/volgnummercombinatie als op het oorspronkelijke merk.

Merkverlies

Indien er merkverlies optreedt moet het merk vervangen worden. Bij schapen en geiten die na 9 juli 2005 zijn geboren en volledig zijn gemerkt, dient een vervangend merk besteld te worden met daarop dezelfde UBN/volgnummercombinatie als op het resterende merk. Bij schapen en geiten die op of voor 9 juli 2005 zijn geboren, dan wel nog niet volledig zijn geïdentificeerd, wordt een vervangend merk met een nieuwe UBN/volgnummercombinatie ingebracht. De reden hiervoor is, dat meestal niet is vast te stellen met welke UBN/volgnummercombinatie dieren die nog slechts van een merk waren voorzien, waren gemerkt.

Bedrijfsregister

Verordening 21/2004 verplicht de houder van schapen en geiten tot het bijhouden van een bedrijfsregister. Dit register kan zowel handmatig als per computer worden bijgehouden. Voor het register dat handmatig bijgehouden wordt dient het bedrijfsregister te worden gebruikt volgens het model dat is vastgesteld in bijlage II, onder B, van de regeling. Dit model wijkt op twee punten af van het model zoals het tot 9 juli 2005 werd voorgeschreven als gevolg van eisen die in verordening 21/2004 zijn gesteld. In de eerste plaats dient op het register het productietype van de dieren te worden vermeld. Op het register kan de houder aankruisen of hij zijn dieren al dan niet houdt ten behoeve van de melkproductie.

In de tweede plaats hoeft het aantal vrouwelijke schapen en geiten dat ouder is dan 12 maanden of dat voor die tijd heeft gejongd niet meer geregistreerd te worden. Dit vereiste uit richtlijn 92/102/EEG is komen te vervallen. In plaats hiervan dient echter het aantal dieren, dat volledig geïdentificeerd is of dient te zijn, te worden geregistreerd. Dit is een nationale verplichting. Hiermee wordt beoogd om de Europees voorgeschreven controles op de nakoming van verordening 21/2004 te vereenvoudigen, omdat er onmiddellijk zicht is op het aantal dieren dat volledig geïdentificeerd behoort te zijn.

Binnen drie dagen nadat een dier volledig is geïdentificeerd dient hiervan een aantekening gemaakt te worden in het bedrijfsregister. Voor dieren die op of voor 9 juli zijn geboren is dat het geval na het inbrengen van het enige merk en bij dieren die na 9 juli zijn geboren nadat het tweede oormerk is ingebracht.

§ 4. Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van de regeling geschiedt ingevolge de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door ambtenaren van de Voedsel en Warenautoriteit en de Algemene Inspectiedienst. Deze ambtenaren zijn ingevolge de het nieuwe artikel 37a van de regeling eveneens belast met het toezicht op de naleving van verordening 21/2004.

Het handelen in strijd met de voorschriften uit onderhavige regeling levert ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet op de economische delicten (WED) een economisch delict op. In artikel 2, eerste lid, van de WED zijn deze delicten aangemerkt als overtredingen en voor zover met opzet begaan als misdrijven.

§ 5. Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel B

Verordening 21/2004 verplicht de lidstaten naast gegevens zoals de adresgegevens van de houder en het bedrijf, de gehouden diersoorten en het UBN tevens de activiteit van de houder, het productietype, het resultaat van de verplichte periodieke telling van het aantal op bedrijf aanwezige dieren en relevante gegevens inzake de gezondheid op te nemen in het geautomatiseerde gegevensbestand. Artikel I, onderdeel B, verschaft de wettelijke basis om deze gegevens in het I&R–systeem op te nemen.

Artikel 1, onderdeel D

Artikel 9, derde lid, stelt eisen aan de leverancier van merken. Op het vereiste dat de leverancier geen merken voor schapen en geiten levert die niet zijn voorzien van het UBN van het betrokken bedrijf is in het nieuwe vierde lid een uitzondering gemaakt. Dieren die door twee merken worden geïdentificeerd dienen, in het geval van verlies van een van de twee merken, hermerkt te worden met een oormerk met dezelfde UBN/volgnummercombinatie. Ingevolge deze uitzondering wordt het mogelijk gemaakt dat leveranciers in dit geval vervangende oormerken met een UBN leveren dat overeenkomt met het UBN op het overgebleven oormerk, terwijl dit UBN niet naar de betrokken houder verwijst.

Artikel 1, onderdeel H

Verordening 21/2004 vereist dat met ingang van 9 juli 2005 elk dier dat wordt verplaatst van het ene naar het andere bedrijf vergezeld gaat van een verplaatsingsdocument. Het model is opgenomen in bijlage III van de regeling. Overigens bestond deze verplichting al en is het model ongewijzigd gebleven. Artikel 35, vierde lid, waarin de uitzondering was geregeld om een vervoersdocument te gebruiken in het geval van het uitscharen van schapen of geiten is komen te vervallen, omdat verordening 21/2004 uitputtend regelt wanneer een verplaatsingsdocument gebruikt dient te worden .

Artikel 1, onderdeel J

Evenals richtlijn 92/102EEG verplicht verordening 21/2004 tot een periodieke telling van het aantal schapen en geiten dat op een bedrijf aanwezig is. Het resultaat van deze telling dient binnen 30 dagen na de telling medegedeeld te worden aan de bevoegde autoriteiten. Door de onderhavige wijzigingsregeling wordt in het gewijzigde artikel 37 van de regeling bepaald dat de genoemde telling van het aantal dieren jaarlijks op 1 november plaats vindt. Voorts wordt beschreven op welke wijze de houder de minister hiervan in kennis stelt.

Zoals hierboven reeds vermeld verplicht verordening 21/2004 lidstaten tevens om de activiteit van de houder en het productietype als gegevens op te nemen in het centrale gegevensbestand. Om de administratieve lasten voor de houder te beperken is ervoor gekozen om deze gegevens (eenmalig) te laten verstrekken bij de kennisgeving naar aanleiding van de novembertelling.

De overige wijzigingen zijn technisch van karakter.

§ 6. Administratieve lasten

Deze wijzigingsregeling leidt tot een verhoging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze stijging is rechtstreeks toe te schrijven aan verordening 21/2004. De lidstaten zijn namelijk verplicht ‘het productietype’en ‘de activiteit van de houder’ als aanvullende gegevens op te nemen in het centrale geautomatiseerde gegevensbestand. Er is zorg voor gedragen dat de melding hiervan zo min mogelijk administratieve lasten voor de houders met zich mee brengt. De informatie dient derhalve eenmalig te worden aangekruist op het formulier dat in het kader van de novembertelling wordt verstuurd. Voor elke houder vergt dit eenmalig minder dan een minuut.

Momenteel zijn ca. 50.000 houders ingeschreven met een uniek bedrijfsnummer (UBN) met de aantekening dat schapen en geiten worden gehouden. Er bestaan geen precieze cijfers over het aantal houders dat bedrijfsmatig dan wel hobbymatig schapen en geiten houdt. Het aantal bedrijven wordt momenteel geschat op ongeveer 1500. De administratieve lasten voor het bedrijfsleven stijgen door de bovengenoemde informatieverplichting derhalve eenmalig ongeveer € 1000,–. Voor de burgers nemen deze lasten in totaal eenmalig ongeveer 250 uur toe.

Bedrijfsregister

Op grond van verordening 21/2004 dient het bedrijfsregister te worden aangepast. In de eerste plaats dient op het register het productietype van de dieren te worden vermeld. Op het register dient de houder eenmalig aan te kruisen of hij zijn dieren al dan niet houdt ten behoeve van de melkproductie. De administratieve lasten voor het bedrijfsleven stijgen door de bovengenoemde informatieverplichting eenmalig ongeveer € 500,–. Voor de burgers nemen deze lasten in totaal eenmalig ongeveer 125 uur toe. In de tweede plaats is de registratie van het aantal aanwezige ooien op het bedrijf in het bedrijfsregister vervangen door de registratie van het aantal op het bedrijf aanwezige volledig geregistreerde dieren. De administratieve lasten die hiermee gepaard gaan zijn ongeveer gelijk. Overigens is nog in 2002 is het bedrijfsregister tegen het licht gehouden met het oog op een vermindering van de administratieve lastendruk. Gebleken is dat een verdere vereenvoudiging van het bedrijfsregister niet mogelijk is.

Bestellen van vervangende merken

Op grond van verordening 21/2004 dienen schapen en geiten, geboren na 9 juli 2005, hermerkt te worden met een merk waarop dezelfde UBN-nummercombinatie is vermeld. Het bestellen van de vervangende merken gaat gepaard met administratieve lasten. Uitgaande van een oormerkverlies van 5% dienen jaarlijks ongeveer 26.000 vervangende merken besteld te worden door het bedrijfsleven en ongeveer 17000 door burgers die schapen of geiten houden. Het bestellen, ontvangen en inbrengen van een vervangend merken kost naar schatting 8 minuten indien het bestellen via het internet gebeurt en 11 minuten indien wordt besteld met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier. Per bedrijf stijgen de administratieve lasten daardoor jaarlijks gemiddeld ongeveer € 70,– en voor het totale bedrijfsleven jaarlijks bij benadering € 100.000,–. De administratieve lasten voor de schapen of geiten houdende burgers stijgen jaarlijks gemiddeld ongeveer 4 minuten en in totaal jaarlijks ongeveer 2500 uur.

Merken (nalevinglasten)

Op grond van verordening 21/2004 dient per jaar bij ongeveer 850.000 schapen en geiten een tweede merk ingebracht te worden. De kosten voor dit tweede merk bedragen ongeveer € 0,40. Voor het inbrengen van een extra merk wordt 1 minuut per merk gerekend. Dit treft naar schatting 35.000 houders van schapen en geiten, omdat niet bij elke houder jonge dieren worden geboren. Bij de naar schatting 1500 bedrijven waar bedrijfsmatig schapen en geiten worden gehouden worden elk jaar naar schatting 515.000 dieren geboren. Per bedrijf nemen de nalevinglasten hierdoor jaarlijks gemiddeld ca. € 300,– toe. In totaal nemen de jaarlijkse nalevinglasten voor het bedrijfsleven hierdoor ca.

€ 450.000,– toe. Bij burgers die niet bedrijfsmatig schapen of geiten houden nemen de jaarlijkse nalevinglasten hierbij gemiddeld ongeveer € 4,– (voor de merken) en 10 minuten toe. In totaal nemen de jaarlijkse nalevinglasten voor burgers hierdoor met ongeveer € 135.000 en 5600 uur toe.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

  • 1

    Stcrt. 2002, 248, laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 december 2004 (Stcrt. 246).

Naar boven