Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Besluit van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 2005, nr. WJZ 5040271, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit)

De Minister van Economische Zaken,

Gezien de schriftelijke instemming van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit;

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister: de Minister van Economische Zaken;

b. de raad: de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit;

c. P&O-aangelegenheden: aangelegenheden op het gebied van personeel, organisatie en formatie en het daarmee samenhangende budget;

d. BBRA: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

e. ARAR: Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 2

1. Aan de raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. de artikelen 4a, eerste lid, onderdeel c, voor zover het de netwerkcapaciteit betreft en onderdeel d, 15, 29, derde lid, 68, tweede lid, 70, derde lid, 71, eerste lid, 72, eerste lid, 78, 85, derde lid, 95d, eerste lid, 95e, 95f, eerste lid en 95i van de Elektriciteitswet 1998;

b. de artikelen 2a, 40, tweede lid, 45, eerste lid, 46, 47, eerste lid en 83 van de Gaswet;

c. artikel 3, eerste, tweede, derde en zesde lid van het Besluit leveringszekerheid Gaswet.

2. Aan de raad wordt voorts mandaat, volmacht en machtiging verleend voor:

a. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften, waaronder het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen genoemd in het eerste lid;

b. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften die zijn gericht tegen een besluit op grond van de in het eerste lid genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet dat vóór of op 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie, en is genomen en ondertekend namens de minister door één van de hoofden van dienst, bedoeld in artikel 1 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2004;

c. de voorbereiding van de beslissing op bezwaar en de behandeling van een beroepschrift, dat is gericht tegen een besluit op grond van de in het eerste lid genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of Gaswet dat vóór 1 januari 2001 is voorbereid door of namens de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie en dat is genomen en ondertekend door de minister.

Artikel 3

Aan de raad wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met de artikelen 4, vierde en vijfde lid, 9 en 22 van de Verordening (EG) Nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de ‘EG-concentratieverordening’).

Artikel 4

1. Aan de raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de P&O-aangelegenheden ten aanzien van het personeel dat de minister aan de raad ter beschikking stelt.

2. In uitzondering op het eerste lid geldt het mandaat, de volmacht en de machtiging niet voor de volgende aangelegenheden:

a. beslissingen op bezwaarschriften inzake personeelsaangelegenheden;

b. besluiten ten aanzien van ambtenaren voor wie salarisschaal 15 of hoger van bijlage B of bijlage A van het BBRA geldt, respectievelijk kandidaten voor functies waarvoor die salarisschalen gelden, inhoudende:

1°. het opdragen van een andere functie buiten het werkterrein van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op basis van artikel 57 van het ARAR;

2°. het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden buiten het werkterrein van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op basis van artikel 58 van het ARAR;

3°. het opleggen van disciplinaire straffen op grond van artikel 81 van het ARAR, met uitzondering van het indelen in een lagere salarisschaal als bedoeld in artikel 81, eerste lid, onder i, van het ARAR, respectievelijk het verlenen van ontslag, als bedoeld in artikel 81, eerste lid, onder l, van het ARAR van ambtenaren in vaste dienst;

4°. het schorsen van een ambtenaar in tijdelijke dienst op basis van artikel 91 van het ARAR;

5°. het verminderen van de bezoldiging tijdens schorsing op basis van artikel 92 van het ARAR.

Artikel 5

Het krachtens mandaat of volmacht ondertekenen van stukken geschiedt als volgt:

De Minister van Economische Zaken,

namens deze:

(handtekening)

(naam functionaris)

(functie)

Artikel 6

1. De raad kan voor de in de artikelen 2 tot en met 4 bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht en machtiging aan een afzonderlijk lid van de raad verlenen indien niet gewacht kan worden op een besluit van de raad.

2. De raad kan mandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in de artikelen 2 tot en met 4 bedoelde aangelegenheden aan een afzonderlijk lid van de raad voor de schriftelijke afdoening en ondertekening van stukken die voortvloeien uit door de raad genomen besluiten.

3. De raad verleent voor de in de artikelen 2 en 4 bedoelde aangelegenheden ondermandaat, volmacht en machtiging aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie en kan ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen voor de in artikel 3 bedoelde aangelegenheden.

4. De raad kan voor de in artikel 4 bedoelde aangelegenheden slechts ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan functionarissen werkzaam voor zijn organisatie voor zover het betreft:

1°. het aanstellen van medewerkers;

2°. het verlenen van ontslag, bedoeld in artikel 94 van het ARAR;

3°. het goedkeuren van aanvragen tot wijzigingen in de arbeidsduur van medewerkers met uitzondering van aanvragen bedoeld in artikel 21, tweede lid, van het ARAR;

4°. het verlenen van toestemming voor interim functievervulling en het aangaan van desbetreffende overeenkomsten;

5°. het beslissen op een aanvraag in het kader van de geldende regels inzake scholingsfaciliteiten, inclusief het verlenen van studieverlof;

6°. het aangaan van verplichtingen inzake de opleiding van medewerkers;

7°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor de opleiding van medewerkers;

8°. het aangaan van verplichtingen inzake het aantrekken van servicekrachten;

9°. verzoeken om betaling, voortvloeiend uit verplichtingen die zijn aangegaan voor het aantrekken van servicekrachten;

10°. het aangaan van stageovereenkomsten;

11°. het doen van uitgaven voor aardigheidjes;

12°. het doen van uitgaven ten behoeve van representatie;

13°. het toekennen van eenmalige toeslagen van maximaal € 500 netto aan medewerkers in het kader van ‘bewust belonen’;

14°. het nemen van beslissingen inzake het woon-werkverkeer;

15°. het verlenen van vakantie, kort buitengewoon verlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof;

16°. het accorderen van dienstreizen en van reiskostendeclaraties.

Artikel 7

1. Het verlenen van ondermandaat en volmacht alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk.

2. Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal en aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken en aan degenen aan wie krachtens het besluit ondermandaat is verleend.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2005.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 juli 2005.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Op 1 juli 2005 is de Wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (hierna: de NMa-Zbo wet), in werking getreden. Als gevolg hiervan is de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit vanaf deze datum een zelfstandig bestuursorgaan. De raad van bestuur blijft wel namens de minister bevoegdheden uitoefenen op het gebied van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Het onderhavige besluit voorziet in een mandaatverlening aan de raad van bestuur van de bevoegdheden op grond van deze wetten die tot 1 juli 2005 door de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie in mandaat werden uitgeoefend. Hiernaast wordt aan de raad van bestuur mandaat en machtiging verleend ten aanzien van de verwijzingsbevoegdheden van de Minister van Economische Zaken op grond van de Verordening (EG) Nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de ‘EG-concentratieverordening’).

Ten slotte wordt aan de raad van bestuur mandaat verleend ten aanzien van het personeel dat conform het nieuwe artikel 5a van de Mededingingswet aan de raad van bestuur door de Minister van Economische Zaken ter beschikking wordt gesteld. Het personeel blijft in dienst van de Minister van Economische Zaken. Op dit personeel blijft de specifieke regelgeving op het personeelsgebied en het personeelsbeleid van de Minister van Economische Zaken van toepassing.

Uitgangspunt bij de uitoefening van de bevoegdheden door de raad is dat de raad collegiaal optreedt. In artikel 6, eerste lid, is bepaald dat slechts in spoedeisende gevallen een afzonderlijk lid van de raad mandaat, volmacht en machtiging kan verkrijgen om namens de raad bevoegdheden uit te oefenen. In de praktijk blijkt het bij bestuursorganen bestaande uit met meerdere leden soms moeilijk werkbaar om alle handtekeningen onder besluiten te zetten. In artikel 6, tweede lid, is daarom de mogelijkheid opgenomen voor de raad om aan de afzonderlijke leden van de raad mandaat, volmacht en machtiging te verlenen voor de schriftelijke afdoening en ondertekening van stukken die voortvloeien uit besluiten die door de raad zijn genomen. Hieronder valt ook de schriftelijke afdoening en ondertekening van stukken over de inhoud waarvan binnen de raad overeenstemming bestaat.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven