Wijziging Regeling vaststelling systeem functiewaardering Nederlandse politie

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 juni 2005, nr. 2005/103823, tot wijziging van de regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken van 5 juli 1994, nr. EA94/U2038, houdende vaststelling van een systeem van functiewaardering voor de Nederlandse politie (Stcrt. 1994, 134)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Artikel I

De regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken van 5 juli 1994, nr. EA94/U2038, houdende vaststelling van een systeem van functiewaardering voor de Nederlandse politie (Stcrt. 1994, 134), wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt de zinsnede ‘en het als bijlage 2 opgenomen referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse Politie’ vervangen door: het als bijlage 2 opgenomen referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse Politie en het als bijlage 3 opgenomen vernieuwde referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse Politie.

B

Bijlage 2 bij de in de aanhef genoemde regeling van 5 juli 1994 wordt aangevuld met bijlage A bij deze regeling.

C

Het in bijlage B bij deze regeling opgenomen vernieuwde referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse Politie wordt als bijlage 3 toegevoegd aan de in de aanhef genoemde regeling van 5 juli 1994.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen A en B, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

In drie fasen wordt in 2005 en 2006 het referentiemateriaal Functiewaardering Nederlandse politie vernieuwd. Het referentiemateriaal maakt onderdeel uit van het functiewaarderingssysteem van de Nederlandse politie, FuWa-Pol en is opgenomen in bijlage 2. Dit betekent dat bijlage 1: het technische systeem, ongewijzigd blijft en bijlage 2 in fases wordt aangevuld met een overzicht van referentiefuncties waarin verwijzingen zijn opgenomen naar de vernieuwde referentiefuncties die in bijlage 3 zijn opgenomen. Bijlage 3 wordt fasegewijs opgebouwd en bevat vernieuwd referentiemateriaal, waarvan het eerste deel nu gereed is met nieuwe referentiefuncties in het proces van de opsporing bij de Nederlandse politie.

Aanleiding voor de modernisering vormden ondermeer ontwikkelingen naar een meer proces- en resultaatgerichte Nederlandse politie en het organiseren van nationale, boven- en interregionale samenwerkingsverbanden zoals op het gebied van de recherche.

Het referentiemateriaal voor functies in het proces van de opsporing bij de Nederlandse politie, is hierop geactualiseerd en gemoderniseerd. Het sluit hierdoor beter aan bij de (wensen vanuit) de huidige politieorganisatie en de bedrijfsvoering.

De landelijke adviescommissie Functiewaardering Politie heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in dit ontwikkelingsproces geadviseerd en het nieuw ontwikkelde referentiemateriaal getoetst. Vervolgens is het vernieuwde referentiemateriaal ter instemming aan de leden van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie, CGOP, voorgelegd. Op 13 januari 2005 heeft het CGOP aangegeven in te stemmen met het vernieuwde referentiemateriaal zoals opgenomen in bijlage 3. Tevens is ingestemd met het gefaseerd verder actualiseren en moderniseren van het referentiemateriaal voor de overige processen bij de Nederlandse politie: in de tweede fase de generieke ondersteunende functies en in de derde fase de overige executieve functies bij de Nederlandse politie.

Voor het waarderen en inschalen van nieuwe organieke functies in het proces van de opsporing bij de Nederlandse politie moet het vernieuwde referentiemateriaal uit bijlage 3 worden gehanteerd. Voor de bestaande organieke functies blijft het referentiemateriaal uit bijlage 2 van toepassing. In het overzicht van referentiefuncties behorend bij het huidige referentiemateriaal, zoals opgenomen in bijlage 2, zijn referentiefuncties uit de reeksen Algemene Politiezorg, Bestrijding Zware/Georganiseerde Criminaliteit, Jeugd en Zedenzaken, Bijzondere taken, Recherche ondersteuning en Recherche Specialisten gemarkeerd die vernieuwd in bijlage 3 zijn opgenomen. De overige, ongemarkeerde functies in bijlage 2 blijven onverlet van kracht.

Na inwerkingtreding van dit besluit moet bij nieuwe waarderingen en beschrijvingen van organieke functies in het proces van de opsporing bij de Nederlandse politie uitgegaan worden van het vernieuwde referentiemateriaal in bijlage 3. In bijlage 3 is een conversieraster opgenomen met de vernieuwde referentiefuncties voor de opsporing en is aangegeven welke referentiefuncties dat zijn geweest in bijlage 2.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven