Wijziging Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

23 juni 2005

Nr. WV2005/221 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 15, derde lid en 23, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, alsmede op de bij die wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder b;

Besluit:

Artikel I

In de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 19681 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

A

In artikel 10a, eerste lid, wordt na ‘een personenauto’ ingevoegd: , een bestelauto. Voorts wordt na ‘de personenauto’ ingevoegd: , de bestelauto.

B

In Artikel 18, zevende lid, wordt na ‘op personenauto’s’ ingevoegd: , bestelauto’s.

C

In Artikel 18a, eerste lid, eerste volzin, wordt na ‘Voor personenauto’s’ ingevoegd: en bestelauto’s.

Artikel II

In bijlage K bij de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 wordt de volgende wijziging aangebracht.

Na de goederenomschrijving met vermelding van post 2801 t/m 2851 wordt ingevoegd:

Onverzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren en eenwaardige cyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan 2916;.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling strekt ertoe om de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (hierna: de uitvoeringsbeschikking) op enkele punten te wijzigen. Het gaat daarbij om aanpassingen in de artikelen 10a, 18 en 18a die verband houden met de inwerkingtreding van enkele onderdelen van het Belastingplan 2005 die betrekking hebben op onder meer het in de heffing van de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen betrekken van bestelauto’s. Voorts wordt nog voorzien in een beperkte uitbreiding van de in bijlage K van de uitvoeringsbeschikking opgenomen lijst met goederen die vallen onder de regeling voor zogenoemde plaatsgebonden BTW-entrepots.

De wijzigingen hebben geen budgettaire en uitvoeringstechnische gevolgen.

De wijzigingen vloeien in hoofdzaak voort uit het Belastingplan 2005. De effecten daarvan op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zijn meegenomen bij de effecten van de in dat wetsvoorstel voorgestelde maatregelen, zoals vermeld in de memorie van toelichting en in de tweede nota van wijziging bij dat wetsvoorstel. De daar vermelde effecten omvatten tevens de effecten van de met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving. De andere wijziging in deze ministeriële regeling vloeit voort uit een daartoe strekkend verzoek van het bedrijfsleven en leidt niet tot noemenswaardige effecten voor de administratieve lasten bij bedrijven.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 15, derde lid, van de wet is een beperking opgenomen met betrekking tot het recht op aftrek van de belasting die is begrepen in de aankoopprijs van een nieuw vervoermiddel als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel f, van de wet. Het gaat daarbij om de situatie waarin dat vervoermiddel intracommunautair, met toepassing van het nultarief, wordt geleverd door een wederverkoper of een in artikel 7, zesde lid, van de wet bedoelde ondernemer (vaak een particulier). Laatstbedoelde kan het vervoermiddel hebben verkregen van een ondernemer of van een andere particulier. De hiervoor bedoelde wederverkoper heeft het vervoermiddel als gebruikt goed verkregen van één van de in artikel 28b van de wet bedoelde leveranciers.

Het recht op aftrek wordt in genoemd artikel 15, derde lid, beperkt tot de belasting die in de aankoopprijs is begrepen of die verschuldigd is geworden ten aanzien van de intracommunautaire verwerving of de invoer van het desbetreffende vervoermiddel. Daarbij mag de aftrek nooit hoger zijn dan het bedrag aan belasting dat verschuldigd zou zijn wanneer op de intracommunautaire levering niet het nultarief van toepassing zou zijn.

Op grond van artikel 15, derde lid, van de wet is met betrekking tot deze aftrekbeperking in artikel 10a van de uitvoeringsbeschikking bepaald dat de in de aankoopprijs begrepen belasting wordt gesteld op 19/119 van het bedrag van de aankoopprijs. Om scheeftrekking te voorkomen is daarbij bepaald dat die aankoopprijs voor een personenauto of motorrijwiel eerst moet worden verminderd met het bij het desbetreffende vervoermiddel nog behorende bedrag aan belasting bedoeld in en berekend overeenkomstig artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. Nu ook bestelauto’s onder de heffing van laatstgenoemde wet komen te vallen, dient artikel 10a van de uitvoeringsbeschikking daaraan te worden aangepast. Artikel I, onderdeel A, bewerkstelligt dit.

Artikel I, onderdelen B en C

Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de wet wordt de belasting ter zake van de invoer van goederen, bestemd voor aangewezen ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers geheven van die ondernemers en lichamen. Ter zake van de aanwijzing van ondernemers en lichamen voor deze zogenoemde verlegging bij invoer zijn nadere regels gesteld in de uitvoeringsbeschikking. Voor de situatie waarin een ondernemer of lichaam wil beschikken over een aanwijzing voor andere goederen dan die welke zijn genoemd in de artikelen 17 en 17a, zijn bepalingen opgenomen in artikel 18, eerste tot en met zesde lid van de uitvoeringsbeschikking. Ingevolge het zevende lid van genoemd artikel 18 zijn die bepalingen evenwel niet van toepassing met betrekking tot personenauto’s en motorrijwielen in de zin van de artikelen 3 en 4 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. Ten aanzien van de aanwijzing voor de toepassing van de verleggingsregeling bij invoer voor deze vervoermiddelen die tevens aan de heffing van belasting van laatstgenoemde wet onderworpen zijn, zijn namelijk meer specifieke bepalingen opgenomen in artikel 18a. Nu bestelauto’s thans ook onder de belastingheffing van voornoemde wet vallen, dienen artikel 18, zevende lid, en artikel 18a, zesde lid, dienovereenkomstig te worden aangepast. Deze artikelonderdelen bewerkstelligen dit.

Artikel II

Met artikel II wordt een uitbreiding bewerkstelligd van bijlage K van de uitvoeringsbeschikking. In deze bijlage zijn goederen vermeld die onder voorwaarden kunnen worden verhandeld tegen het BTW-tarief van nihil op grond van tabel II, onderdeel a, post 8, onder b, van de wet. Het gaat daarbij om goederen die vallen onder de regeling voor de zogenoemde plaatsgebonden BTW-entrepots. Bij de goederen die zijn vermeld in bijlage K gaat het in alle gevallen om goederen waarin internationaal veel handel wordt gedreven. Toepassing van het BTW-tarief van nihil is ingevolge artikel 36b van de uitvoeringsbeschikking alleen mogelijk indien de in de bijlage genoemde producten niet geschikt zijn om zonder nadere be- of verwerking in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht. De BTW-heffing over het uiteindelijke verbruik van de goederen kan daardoor niet worden ontgaan. Met de onderhavige toevoeging – het gaat in dit geval om chemische stoffen – wordt tegemoet gekomen aan een daartoe strekkend verzoek van het bedrijfsleven.

Artikel III

Dit artikel stelt het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling op 1 juli 2005.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

  • 1

    Stcrt. 1968, 169; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 december 2004 (Stcrt. 250).

Naar boven