Vaststelling subsidieplafond, normbedrag en beleidsprioriteiten subsidies op grond van subsidieregeling welzijnsbeleid
Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 juni 2005, nr. DLB-2520040, houdende vaststelling van het subsidieplafond, het normbedrag en de beleidsprioriteiten voor subsidies op grond van artikel 19 van de subsidieregeling welzijnsbeleid
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 5 van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid;
Besluit:
Artikel 1
Het subsidieplafond voor de verstrekking van de subsidies op grond van artikel 19 van de Subsidieregeling welzijnsbeleid voor het jaar 2005 bedraagt € 10 133 445.
Artikel 2
Het normbedrag, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Subsidieregeling welzijnsbeleid, voor het jaar 2005 bedraagt € 313,34.
Artikel 3
In het jaar 2005 zijn de beleidsprioriteiten, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Subsidieregeling welzijnsbeleid, beperkt tot het bekendgemaakte beleid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 4
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en de artikelen 2 en 3 werken terug tot en met 1 januari 2005.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.
Toelichting
De onderhavige regeling stelt in artikel 1 het subsidieplafond en in artikel 2 het normbedrag vast voor de instellingssubsidies op het terrein van vorming, training en advies. Deze bedragen zijn gelijk aan het bedrag vastgesteld voor het jaar 2004, verhoogd met de loonbijstelling (OVA) over dat jaar.
In artikel 3 is aangegeven dat de programma’s dienen te passen binnen het bekendgemaakte beleid. Dit betreft met name de beleidsprioriteiten op het terrein van zorg en welzijn zoals neergelegd in Hoofdstuk XVI van de Rijksbegroting voor 2005.
Vanzelfsprekend dient in de programma’s sprake te zijn van het toerusten van een (aspirant-)vrijwilliger in zijn/haar functioneren ten behoeve van het voorkomen van sociaal isolement van personen in een kwetsbare positie of ter bevordering van hun maatschappelijke participatie op het terrein van zorg en welzijn.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C.I.J.M. Ross-van Dorp