Aanwijzing rechtspersoon als gasbeurs en goedkeuring beursreglement

Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 14 januari 2005, nr. WJZ 5002340, houdende de aanwijzing van een rechtspersoon als gasbeurs en de goedkeuring van het beursreglement van een gasbeurs

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 66b van de Gaswet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Economische Zaken;

b. de wet: de Gaswet;

c. gasbeurs: een beurs als bedoeld in artikel 66b, eerste lid, van de wet;

d. reglement: het beursreglement, bedoeld in artikel 66b, tweede lid, van de wet.

Artikel 2

De minister wijst een rechtspersoon die overeenkomstig artikel 3 een aanvraag heeft ingediend als gasbeurs aan en keurt het reglement goed als die rechtspersoon aan de in artikel 4 gestelde criteria voldoet.

Artikel 3

Onverminderd artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, overlegt een rechtspersoon die als gasbeurs wil worden aangewezen bij de aanvraag:

a. het reglement;

b. de statuten.

Artikel 4

De minister wijst een rechtspersoon als gasbeurs aan en keurt het beursreglement goed indien naar zijn oordeel ten minste:

a. voldoende voorzieningen zijn getroffen om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gasbeurs, alsmede van het bestuur en het personeel te waarborgen;

b. voldoende voorzieningen zijn getroffen om de leveringszekerheid te waarborgen;

c. voldoende voorzieningen zijn getroffen om de financiële soliditeit van de gasbeurs te waarborgen;

d. voldoende voorzieningen zijn getroffen om de vertrouwelijkheid van gegevens die de gasbeurs bij de uitvoering van de werkzaamheden ter beschikking krijgt te waarborgen;

e. voldoende voorzieningen zijn getroffen om manipulatie, malversatie of het nemen van onverantwoorde risico's door marktdeelnemers te voorkomen;

f. de praktische uitvoerbaarheid van de gasbeurs voldoende is gewaarborgd.

Artikel 5

Deze beleidsregel is ook van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, maar waarop op dat tijdstip nog niet beslist is.

Artikel 6

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 14 januari 2005.
De Minister van Economische Zaken,L.J. Brinkhorst.

Toelichting

I. Algemeen

1. Algemeen

De Minister van Economische Zaken dient op grond van artikel 66b van de Gaswet één of meerdere rechtspersonen aan te wijzen die tot taak hebben een beurs tot stand te brengen of in stand te houden. Daarnaast dient die minister op grond van artikel 66b, tweede lid, van de Gaswet het beursreglement van zo'n rechtspersoon goed te keuren. Dit artikel is middels een amendement bij de wet van 1 juli 2004 (wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer) in de Gaswet opgenomen (Kamerstukken II, 2003/04, 29372, nr. 43). De bedoeling van de wetgever was veiligstellen dat er ten minste één beurs zou komen (vgl. Kamerstukken II 2003/04, 29372, nr. 52, p. 3). Een gasbeurs is immers van belang voor liquiditeit en transparantie van de gasmarkt. Een aanwijzing is niet-exclusief: er kunnen meerdere rechtspersonen als gasbeurs worden aangewezen. In deze beleidsregel worden criteria geformuleerd die ik hanteer bij de uitoefening van mijn bevoegdheid een rechtspersoon als gasbeurs aan te wijzen en het beursreglement van zo'n rechtspersoon goed te keuren.

2. Verhouding met andere wetgeving

Het spreekt vanzelf dat de aanwijzing als beurs op grond van artikel 66b van de Gaswet andere wetgeving die van toepassing is op beursactiviteiten onverlet laat. Zo is, als de activiteiten van een gasbeurs op grond van de Wet Toezicht effectenverkeer 1995 als een effect kunnen worden aangemerkt, een erkenning op grond van die wet van de Minister van Financiën nodig.

3. Non-exclusiviteit van de aanwijzing

Een aanwijzing is, zoals hierboven reeds opgemerkt, niet exclusief in die zin dat slechts één rechtspersoon wordt aangewezen als gasbeurs. Integendeel, elke rechtspersoon die daarom verzoekt en voldoet aan de criteria die in deze beleidsregel worden gesteld, wordt aangewezen. Bovendien is een aanwijzing juridisch geen voorwaarde om een beurs op te mogen richten of in werking te mogen hebben. Dit niet-exclusieve karakter spoort met de bedoeling van de wetgever (vgl. Kamerstukken II 2003/04, 29372, nr. 9, p. 18, nr. 20, p. 10 en nr. 48, p. 6).

4. Ambtshalve aanwijzing

Indien geen rechtspersoon als gasbeurs is aangewezen en geen aanvraag om aanwijzing als gasbeurs is ingediend of geen aanvraag is ingediend die voor toewijzing in aanmerking komt, wijst de minister ambtshalve een rechtspersoon als gasbeurs aan en keurt het reglement van die gasbeurs goed. In dat geval is artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

5. Administratieve lasten

De administratieve lasten van deze beleidsregel zijn naar verwachting laag. Degene die als beurs wil worden aangewezen, moet éénmalig een tweetal documenten overleggen, die essentieel zijn bij de uitoefening van de bevoegdheid c.q. verplichting een gasbeurs aan te wijzen en de reglementen goed te keuren, te weten de reglementen en de statuten. De administratieve lasten bestaan uitsluitend uit toezending van deze twee documenten. De informatieverplichtingen zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Er is bijvoorbeeld van afgezien jaarrekeningen en dergelijke op te vragen. Hierbij kan nog worden aangetekend dat de verplichting de beursreglementen over te leggen impliciet al uit artikel 66b van de Gaswet volgt. Gelet op de beperkte kosten van de toezending van genoemde documenten en het naar verwachting beperkte aantal bedrijven dat een aanwijzing zal vragen, zullen de administratieve lasten van deze beleidsregel naar alle waarschijnlijkheid zeer beperkt zijn en in ieder geval ruim beneden de € 10.000,- liggen.

6. Uitvoering, toezicht en handhaving

De aangewezen rechtspersoon is in eerste instantie verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de beurs. De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie houdt toezicht op de beurs, voor zover die wordt gereguleerd door bij of krachtens de Gaswet gestelde regels (artikel 59 Gaswet). Indien de directeur een overtreding van deze regels constateert, kan hij overgaan tot handhavend optreden, bijvoorbeeld door het opleggen van een dwangsom (artikel 60ac Gaswet) of een bestuurlijke boete (artikel 60ad, eerste lid, onderdeel b, Gaswet). Het toezicht door de directeur laat uiteraard het toezicht door andere toezichthouders op grond van andere wetgeving onverlet.

7. Monitoring

De Minister van Economische Zaken zal een aangewezen gasbeurs in het licht van de belangen die de Gaswet beoogt te beschermen kritisch volgen. Dit kan in voorkomend geval ertoe leiden dat een aanwijzing of een goedkeuring wordt ingetrokken of daaraan nadere beperkingen of voorschriften worden verbonden.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 (definities)

In dit artikel worden enkele in deze beleidsregel gebruikte begrippen gedefinieerd.

In onderdeel c wordt het begrip `gasbeurs' gedefinieerd. Een beurs is een plaats (dat kan ook een virtuele plaats zijn) waar vraag naar en aanbod van goederen of diensten - in dit geval gas - bijeen worden gebracht en vervolgens transacties tot stand komen.

Onderdeel d heeft betrekking op het beursreglement. Hierin worden regels gesteld met betrekking tot de rechten en plichten die beurs en marktdeelnemers jegens elkaar hebben. In verband met het belang van het reglement voor het eerlijk, transparant en efficiënt functioneren van de beurs, behoeft het de goedkeuring van de Minister van Economische Zaken (artikel 66b, tweede lid, van de Gaswet).

Artikel 2 (aanwijzing)

Dit artikel bepaalt dat elke rechtspersoon die een (volledige) aanvraag indient en voldoet aan de aanwijzingscriteria als beurs wordt aangewezen. Hieruit blijkt dat een aanwijzing niet exclusief is. Verwezen wordt naar punt 3 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel 3 (gegevens)

In dit artikel is bepaald welke gegevens, onverminderd artikel 4:2 Awb, bij een aanvraag om aanwijzing als gasbeurs moeten worden overgelegd.

In onderdeel a is bepaald dat het reglement moet worden overgelegd. Dit spreekt vanzelf. Het reglement is aan goedkeuring van de Minister van Economische Zaken onderworpen. Een rechtspersoon die niet beschikt over een goedgekeurd reglement zal niet als gasbeurs worden aangewezen.

Onderdeel b bepaalt dat de statuten van de rechtspersoon die om een aanwijzing verzoekt, moeten worden overgelegd. De statuten bevatten naast en in aanvulling op het reglement relevante gegevens voor de beoordeling of de beurs voldoet aan de criteria in artikel 3. Zo kunnen de statuten regels bevatten die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de beurs en bij die beurs betrokken personen.

Artikel 4 (criteria)

In dit artikel worden de materiële criteria gesteld die de minister hanteert bij de vraag of een rechtspersoon als gasbeurs kan worden aangewezen.

In onderdeel a is bepaald dat voldoende gewaarborgd moet zijn dat de beurs, alsmede het bestuur en het personeel onpartijdig en onafhankelijk is. Het spreekt vanzelf dat voor het goed functioneren van de beurs essentieel is dat de beurs zelf of bij de beurs betrokken personen onpartijdig en onafhankelijk zijn, in die zin dat zij direct noch indirect een eigen belang mogen hebben bij transacties die op de beurs plaatsvinden. Hiervoor zouden in de statuten voorzieningen kunnen worden getroffen onder meer door regels te stellen ten aanzien van de zeggenschapsverhoudingen binnen de rechtspersoon en de samenstelling van het bestuur (incomptabiliteiten). Ook in het reglement zouden voorzieningen kunnen worden getroffen. Hierbij kan gedacht worden aan een bepaling waarin de beurs zich verplicht zich ten opzichte van de marktdeelnemers onpartijdig en onafhankelijk op te stellen. Dit biedt die marktdeelnemers een extra waarborg. Overigens bevat artikel 66b, vijfde lid, van de Gaswet een waarborg voor onafhankelijkheid van de beurs. Ook in de wetsgeschiedenis is het belang van de onafhankelijkheid van de gasbeurs herhaaldelijk benadrukt (zie Handelingen II 2003/04, 78-5069).

In onderdeel b is bepaald dat de leveringszekerheid voldoende moet zijn gewaarborgd. De gasbeurs zal zo vorm moeten zijn gegeven dat er geen risico's voor de leveringszekerheid ontstaan. Het beursreglement lijkt de meest geschikte plaats om daarvoor voorzieningen te treffen. Hierbij kan gedacht worden aan toelatingseisen aan marktdeelnemers, de wijze waarop de transacties tot stand komen, en bewaking van de kredietwaardigheid van de marktdeelnemers.

Onderdeel c bepaalt dat de beurs zo vormgegeven moet zijn dat de financiële soliditeit is gewaarborgd. Financiële soliditeit is van groot belang voor het vertrouwen van de marktdeelnemers in de beurs en in het verlengde daarvan voor hun bereidheid gas via de beurs te verhandelen. Hoewel waterdichte garanties nooit te geven zijn, kunnen er wel voorzieningen worden getroffen die de financiële risico's voor de beurs kunnen beperken. Ook hierbij kan gedacht worden aan toelatingseisen aan de marktdeelnemers, eisen aan de kredietwaardigheid van de marktdeelnemers, en de wijze waarop het tot stand komen van transacties op de beurs is vormgegeven.

In onderdeel d is bepaald dat de vertrouwelijkheid van gegevens waarover de beurs bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt voldoende moet zijn gewaarborgd. Hieraan kan uitvoering worden gegeven door in het beursreglement vertrouwelijkheidsbepalingen op te nemen voor zowel de beurs als de marktdeelnemers. Dit kan (gedeeltelijk) worden gezien als een concrete invulling van artikel 66b, vierde lid, van de Gaswet.

In onderdeel e is bepaald dat voorzieningen moeten zijn getroffen om te verzekeren dat de marktdeelnemers niet manipuleren, malverseren of onverantwoorde risico's nemen. Het spreekt vanzelf dat het voor een eerlijke en transparante handel essentieel is dat er voorzieningen worden getroffen die manipulatie, malversaties en onverantwoorde risico's zoveel mogelijk beperken. Het beursreglement is de meest geschikte plaats om dergelijke voorzieningen te treffen. Ook hierbij kan worden gedacht worden aan toelatings- en kredietwaardigheidseisen aan deelnemers aan de gasbeurs.

In onderdeel f is ten slotte bepaald dat de beurs als geheel praktisch uitvoerbaar moet zijn. Het gaat er om dat voldoende aannemelijk is dat de beurs zodanig is vormgegeven dat zij efficiënt en effectief functioneert en in het verlengde daarvan een bijdrage levert aan de liquiditeit en transparantie van de gasmarkt als geheel.

Artikel 5 (lopende aanvragen)

In dit artikel is bepaald dat aanvragen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn ingediend, maar waarop op dat tijdstip niet is beslist, worden afgedaan met toepassing van deze beleidsregel. Dit bevordert de rechtsgelijkheid tussen degenen die een gasbeurs willen opstarten.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven