Tijdelijke vrijstellingsregeling 48-urige werkweek zeevisserij
Regeling van 15 juni 2005, nr. HDJZ/SCH/2005-1358, Hoofddirectie Juridische Zaken, houdende vrijstelling van de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd voor schepelingen van 18 jaar en ouder in de zeevisserij (Tijdelijke vrijstellingsregeling 48-urige werkweek zeevisserij)
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 6A.3:2, derde lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer;
Besluit:
Artikel 1
In afwijking van artikel 6A.2:3 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer kan de schipper van een vissersvaartuig met een lengte van 45 meter of meer de arbeid van schepelingen van 18 jaar en ouder zodanig organiseren dat de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van die werknemers ten hoogste 68 uur bedraagt, gerekend over een periode van 52 achtereenvolgende weken.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt drie jaren na het tijdstip van inwerkingtreding.
Artikel 3
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling 48-urige werkweek zeevisserij.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.
Toelichting
Bij het koninklijk besluit van 15 december 2004 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met richtlijn nr. 2000/34/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van mobiele werknemers (Stb. 735) is in het Arbeidstijdenbesluit vervoer onder andere een nieuw hoofdstuk 6A ingevoegd met daarin voorschriften voor arbeids- en rusttijden van werknemers in de zeevisserij. Een onderdeel daarvan is de invoering van een gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van 48 uren, gerekend over een periode van 52 achtereenvolgende weken (artikel 6A.2:3).
Uit onderzoek van de Sectorraad Visserij is gebleken dat in de praktijk de arbeidstijd voor wachtdoend personeel daar ruim boven uitkomt. Het zonder meer terugbrengen van de wekelijkse arbeidstijd zou echter leiden tot een aanzienlijke teruggang in inkomsten voor de betrokken werknemers. Daarom is in het Arbeidstijdenbesluit vervoer de mogelijkheid opgenomen om gedurende een bepaalde periode vrijstelling te verlenen van deze maximale wekelijkse arbeidsduur, mits één en ander bij CAO is overeengekomen. Gedurende de periode van geldigheid van de vrijstelling kan dan worden onderzocht op welke wijze wel aan de grens van gemiddeld ten hoogste 48 uren arbeid per week over een referentieperiode van 12 maanden kan worden voldaan.
Over de afwijking van de voorgeschreven maximale wekelijkse arbeidstijd zijn inmiddels bij CAO afspraken gemaakt. Bovendien zijn daarbij afspraken gemaakt ter zake van het te volgen traject dat op termijn moet leiden tot het terugbrengen van de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd tot 48 uur. Daartoe worden verschillende maatregelen overwogen. Gedacht wordt aan een aflossysteem, bijvoorbeeld een systeem van twee reizen op, één reis af, waarmee de gemiddelde arbeidstijd per week per werknemer naar het gewenste niveau kan dalen. Bij een gelijkblijvende productie en een gelijkblijvend aantal werknemers zullen de inkomsten eveneens (min of meer) gelijk kunnen blijven. Bijkomend voordeel is, dat ook de arbeidsomstandigheden in algemene zin zullen kunnen verbeteren. Aangezien met de verdere mechanisering en automatisering van het productieproces enige jaren gemoeid zullen zijn, is er voor gekozen om de geldigheid van deze regeling vast te stellen op een periode van drie jaar. Gedurende die periode zal een constante monitoring van de verbetering van de arbeidsomstandigheden in algemene zin, op basis van de risico-inventarisatie en -evaluatierapportages als bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, plaatsvinden.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K.M.H. Peijs