Wijziging van drie uitvoeringsregelingen FI

15 juni 2005

Nr. WDB 2005/179M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 12, artikel 13, tweede lid, artikel 16c, zevende lid, artikel 28, artikel 35e, eerste lid, artikel 35m van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 32 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

Besluit:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 20011 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘3.154, 3.156, 4.7’ vervangen door: 3.154, 4.7.

B

Artikel 24a en artikel 24b vervallen.

Artikel II

De Uitvoeringsregeling loonbelasting 20012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, derde lid, eerste volzin, komt te luiden:

De werknemer die werkzaam is bij een onderneming waarin horeca-activiteiten worden verricht en die van zijn werkgever niet tenminste het voor hem rechtens geldende loon ontvangt, wordt geacht fooien en dergelijke prestaties van derden te genieten tot een bedrag ter grootte van dat rechtens geldende loon verminderd met het rechtstreeks van de werkgever ontvangen loon.

B

Het bij regeling van 23 november 2004, nr. WDB2004/706M, Staatscourant 229, ingevoegde ‘Artikel 21a. Waarde kinderopvang’ wordt verletterd tot: Artikel 21b. Waarde kinderopvang.

C

In artikel 41, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 450’ vervangen door: € 475.

D

In artikel 66, eerste lid, wordt na ‘artikel 1’ ingevoegd: , eerste lid, onder 1° tot en met 3°,.

E

In artikel 96, eerste lid, wordt na ‘artikel 1’ ingevoegd: , eerste lid, onder 1° tot en met 3°,.

F

In artikel 104d, eerste lid, wordt na ‘artikel 1’ ingevoegd: , eerste lid, onder 1° tot en met 3°,.

Artikel III

In de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering3 wordt na artikel 20 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

Voor de toepassing van de afdrachtvermindering zeevaart wordt een schip dat in droogdok ligt gedurende ten hoogste een maand geacht grotendeels op zee te worden geëxploiteerd.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I en artikel II, onderdelen B tot en met F, terugwerken tot en met 1 januari 2005 en artikel III terugwerkt tot en met 1 januari 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

Algemeen

Bij deze wijzigingsregeling wordt een drietal fiscale uitvoeringsregelingen gewijzigd. De in de verschillende uitvoeringsregelingen aangebrachte wijzigingen worden hierna toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

De wijziging van artikel 1 en het vervallen van de artikelen 24a en 24b houdt verband met de aanpassing van artikel 3.156, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals opgenomen in de Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR (Stb. 2004, 720). De aanpassing van artikel 3.156 houdt een verkorting in van de geldigheidstermijn van de verklaring arbeidsrelatie tot ten hoogste één kalenderjaar. Het vijfde lid van artikel 3.156 is om die reden vervangen door een lid met een geheel andere inhoud, waarin geen delegatiebevoegdheid meer voorkomt. De artikelen 24a en 24b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 die gebaseerd waren op artikel 3.156, vijfde lid, zijn derhalve vervallen.

Artikel II, onderdeel A

Door de wijziging van het derde lid, eerste volzin, van artikel 17 komt de term ‘bedienend personeel’ te vervallen. In de praktijk leidde de term ‘bedienend personeel’ tot interpretatieproblemen in de uitvoering. Het ging daarbij met name om de vraag of horecapersoneel dat niet bedient en geen administratieve werkzaamheden verricht, ook onder het bedienend personeel valt. Daarom is nu gekozen voor een ruimere bepaling die meer aansluit bij de toelichting zoals die was opgenomen bij het Fooienbesluit 2002 en bij de praktijk van de premieheffing werknemersverzekeringen.

Artikel II, onderdeel B

In de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 zijn met ingang van 1 januari 2005 abusievelijk twee artikelen 21a opgenomen. Het ene artikel 21a is bij regeling van 23 november 2004, WDB2004/706M, Staatscourant 229, ingevoegd op basis van de delegatiebepaling van artikel 16c, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit artikel regelt de waarde van de kinderopvang die de inhoudingsplichtige zelf verricht. Het andere artikel 21a is bij regeling van 16 december 2004, WDB 2004/756M, Staatscourant 249, ingevoegd op basis van de delegatiebepaling van artikel 13, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Hierin wordt de waarde van het genot van een ter beschikking gestelde computer geregeld. Met inachtneming van de volgorde van de delegatie bepalingen in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt het artikel 21a dat de waarde van de kinderopvang regelt, verletterd tot artikel 21b.

Artikel II, onderdeel C

Met ingang van 1 januari 2005 is het bedrag voor de belastingvrije vergoeding ter zake van producten van het eigen bedrijf verhoogd tot € 475 (artikel 41, eerste lid, onderdeel b). Daarbij is verzuimd het bedrag voor de belastingvrije verstrekkingen eveneens te verhogen tot € 475.

Artikel II, onderdelen D, E en F

Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht gewijzigd. Als gevolg hiervan zijn onder meer de artikelen 28, onderdeel f, 35e, eerste lid, onderdeel f, en 35m, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 aangepast. De dienovereenkomstige bepalingen in de Uitvoeringsregeling LB 2001 (artikel 66, eerste lid, artikel 96, eerste lid, en artikel 104d, eerste lid) zijn echter nog niet aangepast. Deze onderdelen voorzien daarin alsnog. Dit betekent in de praktijk dat identificatie bij indiensttreding of bij het als artiest of beroepssporter gaan werken, niet meer mogelijk is met een rijbewijs.

Artikel III

Het nieuwe artikel 20a van de Uitvoeringsregeling afdrachtvermindering dat is gebaseerd op de in artikel 32 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen opgenomen delegatiebepaling, heeft betrekking op schepen in droogdok (drydock). Met dit nieuwe artikel wordt bewerkstelligd dat de afdrachtvermindering zeevaart gedurende een periode ook van toepassing is op de bemanning waarvan het betrokken schip in droogdok ligt. De maximale periode van ‘drydocking’ gedurende welke de afdrachtvermindering zeevaart kan worden toegepast, wordt overeenkomstig hetgeen in de Evaluatienotitie maritiem fiscaal pakket (Tweede Kamer 2002–2003, 28 857, nr. 1) is aangegeven, gesteld op één maand.

Artikel IV

De op grond van artikel I en artikel II, onderdelen B, D, E en F gewijzigde uitvoeringsbepalingen geven gevolg aan wetswijzigingen die per 1 januari 2005 in werking zijn getreden. Artikel I en artikel II, onderdelen B, D, E en F werken dan ook terug tot en met 1 januari 2005. Artikel II, onderdeel C, zorgt ervoor dat een verhoging in de Uitvoeringsregeling loonbelasting per 1 januari 2005 volledig wordt doorgevoerd. De in artikel III opgenomen wijziging die erin voorziet dat de afdrachtvermindering zeevaart ook van toepassing is op de bemanning waarvan het betrokken schip, gedurende ten hoogste een maand, in droogdok ligt, werkt terug tot en met 1 januari 2003.

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

  • 1

    Stcrt. 2000, 250; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 december 2004, Stcrt. 2004, 249.

  • 2

    Strct. 2000, 251; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 1 april 2005, Stcrt. 2005, 65.

  • 3

    Stcrt. 1998, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 december 2004, Strct. 2004, 249.

Naar boven