Wijziging Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 juni 2005, nr. POG/OGZ 2.587.840, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies;

Besluit:

Artikel I

De Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 5 vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.

Toelichting

Met ingang van 1 januari 2003 is de Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg in werking getreden. Gedurende de jaren 2003 tot en met 2007 ontvangen gemeenten, in aanvulling op de reeds in het Gemeentefonds aanwezige middelen, door middel van deze regeling jaarlijks een uitkering voor de uitvoering van het uniform deel van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg. Artikel 5 van deze regeling eiste dat gemeenten individueel de uitkering zouden verantwoorden. Deze verplichting leverde voor een groot aantal gemeenten problemen op. Uit de ontvangen gemeentelijke verantwoordingen over het jaar 2003 bleek dat veel gemeenten geen goedkeurende accountantsverklaring (zonder oordeelsonthouding, voorbehoud of toelichting) konden overleggen. De reden daarvoor lag in het feit dat de uitgaven voor het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg niet per individuele gemeente worden geadministreerd, maar gemeenschappelijk, zowel op gemeentelijk niveau als bij de uitvoerende instanties. Het gegeven dat de besteding van deze middelen in de praktijk vaak in samenwerkingsverbanden verloopt verhoudt zich echter niet met een verplichting tot individuele verantwoording. Met deze regeling is artikel 5 van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg derhalve komen te vervallen. Het besluit daartoe is genomen na overleg met de bestuurlijke partners (VNG en LVT) en de Raad voor de financiële verhoudingen. Het vervallen van genoemde verplichting maakt dat over het jaar 2004 geen verantwoording behoeft te worden overlegd.

Wijziging van de regeling leidt tot een verlaging van de administratieve lasten voor de gemeenten. Er wordt geen aparte verklaring van het gemeentebestuur, voorzien van een accountantsverklaring, over de uitgaven van de jeugdgezondheidszorg meer gevraagd. Hiermee wordt ook aangesloten bij de huidige beleidslijn van de Minister van Bestuurlijke Vernieuwing op het advies van de stuurgroep-Brinkman van oktober 2004 in het kader van het project ‘Andere Overheid’ van het kabinet. In dit advies wordt de verantwoordingsbureaucratie tussen de verschillende bestuurslagen teruggebracht en sluit de rijksoverheid aan bij de informatiebehoeften en verantwoordingsmomenten van gemeenten en provincies. Verder wordt voor gemeenten de mogelijkheid geopend in samenwerkingsverbanden te werken en eventuele verdelingseffecten tussen de gemeenten te nivelleren.

In de circulaire van 21 april 20005, kenmerk PG/OGZ 2.561.932 zijn de gemeenten geïnformeerd over het voornemen tot wijziging van de regeling en is er op aangedrongen de boekhouding uiterlijk per 1 januari 2006 op orde te hebben zodat ook een financieel-technische evaluatie kan worden uitgevoerd. Hiervoor zal bij gemeenten een onderzoek worden uitgevoerd naar de baten en lasten in het kader van deze regeling.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

Naar boven