Besluit landelijk overleg milieuwethandhaving

26 april 2004

Nr. BLOM/ALOM/VI/BZ-4628

VROM Inspectie

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

In overeenstemming met de Ministers van Justitie, van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Besluit:

§ 1

Het Bestuurlijk landelijk overleg milieuwethandhaving

Artikel 1

Er is een Bestuurlijk landelijk overleg milieuwethandhaving, verder te noemen BLOM.

Artikel 2

1. Het BLOM heeft tot taak:

a. voorstellen te ontwikkelen voor doelmatige handhaving van meer dan provinciaal belang in Nederland;

b. de samenhang te bevorderen in de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van onderdelen van het handhavingsbeleid zoals ketenhandhaving etc.;

c. voorstellen doen voor verbetering van handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van regelgeving;

d. afspraken maken over gezamenlijke prioriteiten en de daarvoor benodigde capaciteit.

e. coördineren van handhavingsinspanningen van de handhavende instanties.

f. het coördineren van rapportages met betrekking tot de handhaving van milieuregelgeving aan de Europese Unie.

Het BLOM kan daartoe de met de handhaving van milieuregelgeving belaste overheidsorganen gevraagd of ongevraagd adviseren over:

a. de afstemming van hun handhavingsbeleid, waaronder het stellen van prioriteiten voor de handhaving van de milieuregelgeving;

b. hun operationele samenwerking bij de handhaving, waaronder de inzet van capaciteit voor de handhaving van de milieuregelgeving;

c. handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van milieuregelgeving;

d. andere onderwerpen met betrekking tot de handhaving van de milieuregelgeving.

Artikel 3

1. Het BLOM stelt eenmaal per twee jaar een beleidsplan vast, waarin afspraken op strategisch niveau worden vastgelegd met betrekking tot de uitvoering van zijn taak.

2. Het BLOM stelt na afloop van de periode waarop een beleidsplan betrekking heeft, een verslag vast over de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven en de resultaten die daarmee zijn bereikt.

3. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt het beleidsplan en het verslag aan de Tweede Kamer.

Artikel 4

1. De leden van het BLOM bevorderen dat de afspraken die zijn neergelegd in het beleidsplan, doorwerken in het handhavingsbeleid zoals dat tot stand komt door de instanties die zij vertegenwoordigen of waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

2. De leden van het BLOM bevorderen dat de instanties die zij vertegenwoordigen, de gegevens aanleveren, die nodig zijn voor het verslag, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Artikel 5

1. De Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is voorzitter, tevens lid van het BLOM. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is plaatsvervangend voorzitter, tevens lid.

2. In het BLOM hebben, naast de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, zitting:

a. de Minister van Justitie;

b. de Minister van Verkeer en Waterstaat;

c. de Minister van Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit;

d. twee met handhavingstaken belaste gedeputeerden namens het Interprovinciaal Overleg;

e. twee bestuurders namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

f. een lid van het bestuur van de Unie van Waterschappen;

g. de portefeuillehouder milieu van het College van procureurs-generaal;

h. de Inspecteur-Generaal VROM.

3. De in het tweede lid genoemde ministers kunnen de vergaderingen van het BLOM doen bijwonen door daartoe door hen aangewezen ambtenaren.

4. Het BLOM kan andere personen uitnodigen bij een vergadering aanwezig te zijn.

5. Elk lid kan zich door een plaatsvervanger laten vertegenwoordigen.

§ 2

Het Ambtelijk landelijk overleg milieuwethandhaving

Artikel 6

Er is een Ambtelijk landelijk overleg milieuwethandhaving, verder te noemen ALOM.

Artikel 7

Het ALOM heeft tot taak de werkzaamheden van het BLOM voor te bereiden en door het BLOM verstrekte opdrachten uit te voeren.

Artikel 8

1. Het ALOM stelt jaarlijks een werkprogramma vast, waarin de maatregelen worden aangegeven ter uitvoering van het op het eerstvolgende jaar betrekking hebbende beleidsplan.

2. Het ALOM stelt na afloop van het jaar waarop het werkprogramma betrekking heeft, een verslag vast over de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven en over de resultaten die daarmee zijn bereikt.

Artikel 9

1. De leden van het ALOM bevorderen dat de afspraken die zijn neergelegd in het werkprogramma doorwerken in het handhavingsbeleid zoals dat tot stand komt door de instanties die zij vertegenwoordigen of waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

2. De leden van het ALOM bevorderen dat de instanties die zij vertegenwoordigen, de gegevens aanleveren, die nodig zijn voor het verslag, bedoeld in artikel 8, tweede lid.

Artikel 10

1. De inspecteur-generaal VROM is voorzitter, tevens lid, van het ALOM. De plaatsvervangend inspecteur-generaal is plaatsvervangend voorzitter, tevens lid.

2. In het ALOM hebben naast de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zitting:

a. de directeur handhaving van het Ministerie van Justitie;

b. de directeur van de Algemene Inspectie Dienst van het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Voedselkwaliteit;

c. de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door de directeur hoofdinspecteur van de Divisie Water;

d. de inspecteur-generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen;

e. twee directeuren van een provinciale milieudienst als vertegenwoordigers van het Interprovinciaal Overleg;

f. twee vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten; (directeur (en) van een gemeentelijke of intergemeentelijke milieudienst en/of een vertegenwoordiger op managementniveau van het bureau van de VNG);

g. de directeur van de handhavingsdienst van een waterschap als vertegenwoordiger van de Unie van Waterschappen;

h. de portefeuillehouder milieu van de Raad van Hoofdcommissarissen;

i. Hoofdofficier van het Functioneel Parket;

j. een vertegenwoordiger op directie niveau van het bureau van de Unie van Waterschappen;

3. De in het tweede lid genoemde ministeries kunnen de vergaderingen van het ALOM doen bijwonen door daartoe door hen aangewezen ambtenaren van vergelijkbaar niveau;

4. Het ALOM kan andere personen uitnodigen bij een vergadering aanwezig te zijn.

5. Voor elk lid kan een plaatsvervanger met een functie van vergelijkbaar niveau worden aangewezen.

Artikel 11

Het ALOM kan werkgroepen instellen voor bepaalde onderwerpen, waarin ook niet-leden of plaatsvervangende leden van het ALOM zitting hebben.

§ 3

Overige bepalingen

Artikel 12

1. Het Interprovinciaal Overleg voegt aan het BLOM een secretaris toe, die tevens secretaris is van het ALOM.

2. De secretaris is geen lid van het BLOM en het ALOM.

3. De handhavingspartners voorzien in voldoende capaciteit voor het secretariaat en de daarbij behorende werkzaamheden, dat onder leiding staat van de secretaris en hem terzijde staat bij de uitvoering van zijn taak.

Artikel 13

1. Het BLOM stelt jaarlijks een begroting op van de kosten, verbonden aan de uitvoering van zijn werkzaamheden en die van het ALOM. Het zendt de begroting ter goedkeuring aan de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De kosten worden, voor zover ze door de minister zijn goedgekeurd, gedragen door de Rijksoverheid.

2. In afwijking van het eerste lid worden de kosten voor de secretaris en de locatie van het secretariaat gedragen door de provincies.

Artikel 14

Het BLOM stelt bij reglement van orde regels over zijn werkwijze en die van het ALOM.

Artikel 15

Het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 februari 1999, nr. LCCM/051198006L, tot instelling van de Landelijke Coördinatiecommissie Milieuwethandhaving (Stcrt. 41) wordt ingetrokken.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit landelijk overleg milieuwethandhaving.

Dit besluit wordt met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 26 april 2004.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Algemeen

De instelling van het BLOM/ALOM wordt in het algemeen gekenmerkt als de doorstart van de sinds 1991 functionerende Landelijke CoördinatieCommissie Milieuhandhaving (LCCM).

Op grond van eerdere bespreking en analyses heeft de LCCM al besloten dat er een bestuurlijk en ambtelijk overleg komt waarbij binnen de overleggen een scheiding wordt aangebracht tussen het bestuurlijke en het ambtelijke (operationele) handhavingsniveau. Een zogenaamd landelijk ketenoverleg milieuhandhaving. Het bestuurlijk overleg is richtinggevend (keuzebepalend) en het ambtelijk overleg draagt zorg voor de voorbereiding van agendapunten die binnen het bestuurlijk overleg om besluitvorming vragen, het zogenaamde voorportaal.

De professionele uitvoering van handhavingsonderwerpen (zoals handhavinguitvoerings-methoden, rapportages, landelijk handhavingsprogramma etc) worden voorbereid binnen het ambtelijk overleg maar worden bestuurlijk ingebed in besluitvorming binnen het bestuurlijk overleg.

Uitgangspunten van de nieuwe overlegstructuur zijn:

– Het vanuit ieders verantwoordelijkheid gecoördineerd aansturen van de handhaving op het gebied van de milieuregelgeving;

– Het in gezamenlijkheid verbeteren van de naleving;

– Het in afstemming met anderen verbeteren van ieder van zijn eigen werkwijze op het gebied van handhaven (professionaliseringstraject) en dan op de punten:

– Strategie;

– Effectiviteit en

– Efficiëntie.

– Het gericht feed back (zowel ex ante als ex post) geven vanuit de uitvoering naar de beleidsmakers t.b.v. de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van regels.

Voor een slagvaardige overlegstructuur is het gewenst dat de partners vertgenwoordigers afvaardigen die beschikken over een binnen hun organisatie toereikend mandaat. Dit betekent dat de deelnemers hun inbreng zullen enten op het draagvlak binnen de achterban. Van de leden die een vertegenwoordiger zijn van koepelorganisaties wordt verwacht dat zij binnen de reglementaire mogelijkheden van de koepelorganisatie door hen ondersteunde voorstellen overbrengen naar de leden en/of achterbannen. Gerespecteerd wordt dat hiervan in het algemeen geen bindende werking uitgaat.

De hoofdkenmerken van het bestuurlijk overleg zullen zijn:

– Het (vast)stellen en monitoren van landelijke handhavingsprioriteiten;

– Het doen van voorstellen i.k.v. zowel ex ante als ex post knelpunten in de handhaafbaarheid van regels;

– Op strategisch niveau kaders stellen over al wat verder nog te maken heeft met handhaving en handhavingsprocessen;

– Het bespreken van de landelijke ontwikkelingen op het vlak van de Milieuhandhaving.

Als afgeleide hiervan zal het ambtelijk overleg met name met de volgende taken worden belast:

– Het voorbereiden, implementeren en monitoren van landelijke handhavingsprioriteiten;

– Zorgen voor coördinatie en afstemming tussen alle handhavingspartners over de inzet van de handhavingscapaciteit en maken van afspraken over de inzet van handhavingscapaciteit;

– Het operationeel monitoren van de afspraken die in het bestuurlijk overleg gemaakt zijn en waar nodig bijsturen, zodat activiteiten passen binnen de afgesproken kaders;

– Voorbereiden van de strategische monitoring door het bestuurlijk overleg; het signaleren van knelpunten en aangeven van oplossingen;

– Het zowel ex ante als ex post toetsen van handhaafbaarheid, van uitvoerbaarheid en van fraudebestendigheid van regels. Hierbij dienen knelpunten gesignaleerd te worden en voorstellen te worden voorbereidt t.b.v. het bestuurlijk overleg;

– Zorgen dat de afspraken van het bestuurlijk overleg in de respectievelijke organisaties geïmplementeerd wordt;

– De coördinatie van de verplichte EU rapportages;

– Het geven van opdrachten tot het uitwerken van afspraken binnen de respectievelijke overleggen en inhuren/inlenen van eventuele (externe) capaciteit daarvoor;

– Aansturing van het secretariaat.

De genoemde overleggen worden ondersteund door een secretariaat dat wordt ingezet op de volgende taken:

– Secretariële ondersteuning bestuurlijk en ambtelijk overleg;

– Het (begeleiden van) opzetten, monitoren van het landelijk handhavingsprogramma;

– Het zelfstandig en onafhankelijk geven van annotaties (second opinion) bij rapportages/stukken van partners (waaronder het werkveld) aan de respectievelijke overleggen;

– Zelfstandig en onafhankelijk geven van signalen aan de respectievelijke overleggen indien dat naar het oordeel van de secretaris relevant en noodzakelijk is i.k.v. de doelstellingen van de overleggen;

– Het (laten) ontwikkelen van formats m.b.t. monitoring e.d.;

– Het als gedelegeerd opdrachtgever fungeren van ad hoc in te stellen project- en/of werkgroepen;

– Het als gedelegeerd opdrachtgever verstrekken van opdrachten voor de inhuur van externen en begeleiden daarvan;

– Onderhouden van het communicatieprogramma met de relevante partners;

– Zorg dragen voor afstemming met de beleidscyclus;

– Het zowel in- als extern van het handhavingsveld netwerken en contacten leggen/onderhouden met relevante partijen (scannen omgeving) en het geven van voorlichting;

– Het doorsluizen van besluiten van het bestuurlijk en ambtelijk overleg aan de verantwoordelijke uitvoerders en zorgen dat resultaten door de verantwoordelijken teruggekoppeld worden;

– Zorg dragen voor programmamanagement m.b.t. vastgestelde programma’s, het maken van programmeren, het begeleiden van programma’s, het monitoren en het terugkoppelen van resultaten;

– Faciliteren dat de gegevens t.b.v. de verplichte EU rapportages tijdig worden aangeleverd en de rapportage voorbereiden t.b.v. het ambtelijk overleg;

– Het daar waar nodig bijwonen diverse relevante overleggen.

De werkzaamheden van het BLOM/ALOM worden vastgelegd in beleids- en werkplannen en worden via rapportages verantwoord. Hier zullen periodieke evaluaties aan worden gekoppeld om in brede zin het functioneren van het BLOM/ALOM te bezien. Aan dergelijke evaluaties kunnen organisatorische en/of financiële voorstellen worden gekoppeld.

Artikelsgewijs

§ 1. Bestuurlijk overleg

Artikel 2

Uit het artikel blijkt een coördinerende en afstemmende taakstelling van het bestuurlijk overleg. Een directe doorwerking naar de respectievelijke achterbannen is niet aanwezig. De individuele leden organiseren die zelf met een morele binding ten aanzien van de gemaakte afspraken.

Hetzelfde geldt ten aanzien van de toegekende adviesfunctie. De adviezen hebben geen bindend karakter, maar zijn wel van essentiële betekenis voor het draagvlak en de geloofwaardigheid van het Nederlandse handhavingsconcept.

Artikel 3

In dit artikel is vastgelegd dat het overleg zijn taak vervuld op basis van een door het overleg zelf vast te stellen beleidsplan met daaraan gekoppeld een rapportage verplichting. Op Rijksniveau worden deze stukken ter kennis gebracht van de Tweede Kamer. Andere partners kunnen de stukken naar eigen inzicht ter informatie aanreiken bij bestuurlijke gremia.

§ 2. Ambtelijk overleg

Artikel 7

Naast het bestuurlijke overleg bestaat een ambtelijke pendant die eveneens in dit besluit wordt vastgelegd. Taken, opdrachten en verantwoordelijkheden van het ambtelijk overleg geschieden onder de regie van het bestuurlijk overleg. Naast een collectieve taakstelling behouden de individuele leden hun eigen relatie met de achterban die zij vertegenwoordigen en hun bestuurlijke vertegenwoordiger.

Artikel 11

Via het ambtelijk overleg worden werkzaamheden aangestuurd die onder gezamenlijke verantwoordelijkheid tot stand komen. Naast de inzet van het secretariaat, zullen bijvoorbeeld in werkgroep verband ook vertegenwoordigers van de BLOM/ALOM partners inzet plegen.

§ 3. Overige bepalingen

Artikel 12

Voorzien wordt in een zelfstandig secretariaat dat werkt onder verantwoordelijkheid van het BLOM/ALOM. Voor de toedeling van de noodzakelijke middelen en capaciteit zijn ten dele afspraken gemaakt neergelegd in artikel 13. Voor het overige is de toerusting van het secretariaat een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Gezien het eerder genoemde coördinerende en afstemmende karakter van het BLOM/ALOM kunnen geen formele verplichtingen aan de individuele leden of hun achterbannen worden opgelegd. In gezamenlijk worden de condities en voorwaarden ten aanzien van het functioneren van het overleg en het daarbij behorende secretariaat bezien. Aan de individuele partners kunnen geen verder strekkende verplichtingen worden opgelegd dan waartoe hun formele mandaat strekt.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven