Wijziging Regeling visvergunning

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit van 10 juni 2005, nr. TRCJZ/2005/1822, houdende wijziging van de Regeling visvergunning

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel I

De Regeling visvergunning1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel j wordt ‘door de Scheepvaartinspectie opgemaakt overzicht’ vervangen door ‘door een meetbureau overeenkomstig door de minister beschikbaar gestelde modellen opgemaakt overzicht’ en wordt ‘de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door ‘een meetbureau’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

m. meetbureau: een instelling met deskundigheid op het gebied van meting van motorvermogens en afstelling van motoren en terzake geaccrediteerd.

3. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De zegels bestemd voor verzegeling van de hoofdmotor of hoofdmotoren als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, worden beschikbaar gesteld door de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

Artikel 2a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt ‘, en’ vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door ‘, en’ wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. wordt voldaan aan artikel 4, tweede lid.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de zinsnede ‘De minister kan de visvergunning schorsen’ vervangen door: De minister kan de visvergunning voor een bepaalde periode schorsen.

2. In het derde lid vervalt de tweede zin.

3. Onder vernummering van het vierde lid tot het zesde lid worden 2 leden ingevoegd, luidende:

4. De periode bedoeld in het derde lid is niet korter dan 3 weken en niet langer dan 8 weken en wordt vastgesteld afhankelijk van de ernst en omvang van de overtreding.

5. In afwijking van het vierde lid is de periode bedoeld in het derde lid niet korter dan 6 weken en niet langer dan 16 weken, indien binnen twee jaar na afloop van de schorsing of intrekking met het betrokken vissersvaartuig nogmaals hetzelfde artikel genoemd in het derde lid wordt overtreden.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Voor zover een vissersvaartuig is aangemeld bij divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat zoals vereist krachtens artikel 20, tweede lid, van het Vissersvaartuigenbesluit of artikel 1.11 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 heeft de ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde de desbetreffende aanmelding aan boord van het vissersvaartuig.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Voor zover het motorvermogen van een vissersvaartuig meer dan 100 kW is, doet de ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde na opmaak of wijziging van het zegelplan een afschrift hiervan toekomen aan de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in Kerkrade en heeft hij het zegelplan aan boord van het vissersvaartuig.

3. In het derde lid (nieuw) wordt de zinsnede ‘De ondernemer van een vissersvaartuig als bedoeld in het eerste lid’ vervangen door: De ondernemer van een vissersvaartuig.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘het tweede lid’ vervangen door: het derde lid.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt onderdeel b te luiden:

b. er ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het vissersvaartuig wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van het desbetreffende zegelplan of de in artikel 4, eerste lid, bedoelde aanmelding, of

2. Artikel 6, vierde lid, vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel A dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 juni 2005.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.

Toelichting

Op grond van artikel 3, derde lid, van de Regeling visvergunning heeft de minister de bevoegdheid om bij bepaalde overtredingen de visvergunning te schorsen of in te trekken. Met de onderhavige wijziging van de Regeling visvergunning wordt deze bevoegdheid geconcretiseerd. Met het oog op de rechtszekerheid wordt de minimum- en maximumtermijn voor het schorsen of intrekken vastgesteld. Binnen deze grenzen kan de minister naar gelang de ernst en omvang van de overtreding de vergunning voor een bepaalde periode schorsen of intrekken. Uitgangspunt is dat de maatregel die wordt getroffen naar aanleiding van een overtreding zwaar genoeg is om de gevolgen van de overtreding te compenseren. Bij het bepalen van de periode van schorsing of intrekking zullen de algemene beginselen van behoorlijke bestuur, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht, in acht worden genomen. In een helder beleidsdocument wordt de wijze van toepassing van de bestuurlijke maatregelen verder uiteen gezet. Indien opportuun en zo mogelijk zal dit document openbaar worden gemaakt. Deze wijziging van de regeling hangt samen met de brief van de minister aan de Tweede Kamer, kenmerk GSJZ/2005/216. Daar is aangekondigd dat de bestuurlijke handhaving zal worden versterkt, mede als vangnet bij private initiatieven van de visserijsector ter verbetering van de naleving. In het verlengde hiervan zal bij de komende wijziging van de Visserijwet 1963 de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom worden opgenomen. Indien blijkt dat de sector zich onvoldoende inzet voor het slagen van private initiatieven ter verbetering van de naleving, zal van deze bevoegdheden gebruik gemaakt worden. De uitbreiding van de bestuursrechtelijke handhaving laat de mogelijkheden voor strafrechtelijke handhaving onverlet.

Tevens is de definitie van zegelplan gewijzigd. De rol van de Scheepvaartinspectie en de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt overgenomen door geaccrediteerde meetbureaus. De verplichting tot het aan boord hebben van een zegelplan is daarom ook niet langer gekoppeld aan een aanmelding bij de divisie Scheepvaart, maar aan het motorvermogen van een vaartuig. Het zegelplan dient te worden opgemaakt overeenkomstig de modellen die de minister beschikbaar stelt. De kosten voor het inschakelen van een meetbureau zijn voor rekening van de ondernemer. Met het oog op een efficiënte controle is bepaald dat na opmaak en na wijziging van het zegelplan een afschrift wordt toegestuurd aan de Algemene Inspectiedienst. De controle op het schip zelf zal namelijk minder tijd in beslag nemen, indien de controle is voorbereid aan de hand van het zegelplan. Voorheen was deze informatieverplichting niet noodzakelijk, aangezien het zegelplan door de divisie Scheepvaart aan het ministerie werd gezonden. Deze informatieverplichting levert een administratieve last op van circa € 25,– per persoon en een totale administratieve last van circa € 9.000,–.

  • 1

    Stcrt. 2003, 252; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 27 januari 2005 (Stcrt. 20).

Naar boven