Regeling vrijwillige begeleiding jeugdreclassering

Regeling van de Minister van Justitie van 12 januari 2005, nr. 5328243/04/DJJ, houdende aanwijzing van gevallen waarin de raad voor de kinderbescherming de stichting kan inschakelen voor vrijwillige begeleiding van een jeugdige (Regeling vrijwillige begeleiding jeugdreclassering)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 77hh, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;

Besluit:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. stichting: de stichting, bedoeld in artikel 1 onder f, van de Wet op de jeugdzorg;

b. langdurige detentie: strafduur van meer dan zes maanden;

c. kortdurende detentie: strafduur zes maanden of minder.

Artikel 2

1. In de volgende gevallen kan de raad voor de kinderbescherming de stichting inschakelen voor vrijwillige begeleiding van een jeugdige:

a. na langdurige detentie, mits de jeugdige bij ontslag uit een justitiële jeugdinrichting de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

b. tijdens en na kortdurende detentie, mits de jeugdige bij aanvang van de begeleiding van de jeugdreclassering de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

c. na een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, mits de jeugdige bij ontslag uit een justitiële jeugdinrichting de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

2. In de volgende gevallen kan de raad voor de kinderbescherming de stichting inschakelen voor vrijwillige begeleiding van een jeugdige:

a. nadat tegen de jeugdige een proces-verbaal is opgemaakt zonder dat de jeugdige in verzekering is gesteld;

b. nadat een jeugdige is heengezonden nadat hij in verzekering is gesteld;

c. indien een jeugdige in voorlopige hechtenis is gesteld.

3. De raad voor de kinderbescherming kan de stichting inschakelen voor vrijwillige begeleiding tijdens en na een taakstraf van een jeugdige.

Artikel 3

1. Begeleiding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c, duurt tot maximaal zes maanden na ontslag van de jeugdige uit de inrichting.

2. Begeleiding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a en b en c, eindigt op de datum van de strafzitting doch in ieder geval na een termijn van maximaal zes maanden.

3. Begeleiding als bedoeld in artikel 2, derde lid, duurt tot maximaal zes maanden na beëindiging van de taakstraf.

4. De termijn van de begeleiding, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b en c, kan eenmaal met zes maanden worden verlengd op een daartoe gemotiveerd verzoek van de raad voor de kinderbescherming.

5. De termijn van de begeleiding, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b en c, kan op een daartoe gemotiveerd verzoek van de raad voor de kinderbescherming worden verlengd.

Artikel 4

1. De begeleidende werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en c, vangen drie à zes maanden voor het tijdstip waarop de jeugdige de inrichting zal verlaten aan.

2. De begeleidende werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, vangen, indien de begeleidende instantie niet al eerder contact met de jeugdige had, aan vanaf het moment dat de jeugdige zich in detentie bevindt.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijwillige begeleiding jeugdreclassering

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 januari 2005.
De Minister van Justitie a.i., M.C.F. Verdonk.

Toelichting

Algemeen

Artikel 77hh, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals gewijzigd met de Wet op de jeugdzorg bepaalt dat in de door onze minister van Justitie aan te wijzen gevallen de raad voor de kinderbescherming de stichting kan inschakelen voor vrijwillige begeleiding van een jeugdige. De onderhavige regeling voorziet daarin en is gebaseerd op de bestaande regeling zoals neergelegd in de circulaire over de financiering van de jeugdreclassering van 18 juli 2000 nr. 5038593/00/PJS en verlengd bij circulaire van 6 september 2002 nr. 5185468/02/DJC. Onderhavige regeling zal per 1 januari 2005 de hiervoor genoemde regelingen vervangen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De centrale doelstelling die de jeugdreclassering nastreeft is het voorkomen dan wel matigen van een criminele carrière. Vanuit deze doelstelling is de jeugdreclassering belast met de feitelijke uitvoering van nazorg. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) treedt daarbij op als casusregisseur. In de Wet op de Jeugdzorg is het standpunt neergelegd dat de casusregie in handen is van de Raad. Dit heeft geleid tot de wijziging in deze regeling van de bestaande situatie die het mogelijk maakte dat de directeur van een justitiële jeugdinrichting of de officier van Justitie opdracht aan de jeugdreclassering kon geven tot de uitvoering van de nazorg. Dit betekent dus dat de directeur zijn verzoek in het vervolg moet richten aan de Raad.

De begeleiding in het kader van nazorg is gericht op ondersteuning op de leefgebieden van de jongere te weten relaties, huisvesting, school/werk of vrije tijd en financiën. In de begeleiding wordt ernaar gestreefd om de belemmeringen die de jongere ervaart om in de eigen omgeving weer goed te kunnen functioneren weg te nemen. De oplossing van concrete problemen worden als doelen voor het plan van aanpak geformuleerd. Tijdens de begeleiding moeten deze doelen worden bereikt.

De begeleiding kan ook gericht zijn op de overdracht van leerervaringen tijdens de jeugddetentie of PIJ-maatregel naar de eigen leefsituatie.

In principe komt iedere jeugdige in aanmerking voor nazorg. De directeur van de inrichting kan, als er gegronde redenen zijn, hiervan afwijken. De jeugdige volgt de begeleiding vrijwillig.

Bij de langdurende detentie legt de jeugdreclassering al in de voorlopige hechtenisfase contact met de jongere. Daarna trekt de jeugdreclassering zich terug tot het moment waarop de feitelijke begeleiding gaat starten; dus uiterlijk drie maanden voor einde detentie.

Bij de kortdurende jeugddetentie geldt dezelfde procedure. De jeugdreclassering wordt betrokken bij het verblijfsplan dat de justitiële jeugdinrichting opstelt en stelt zelf zo snel mogelijk een plan van aanpak op voor de uitvoering van de nazorg.

Bij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) die niet wordt verlengd geldt dezelfde procedure als bij de langdurende jeugddetentie. Als de PIJ wel wordt verlengd dan stelt de justitiële jeugdinrichting de Raad op de hoogte van het tijdstip van vrijlating. De Raad schakelt vervolgens de jeugdreclassering in (als de jeugdige de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt).

Ook in de gevallen dat een proces-verbaal is opgemaakt en een jeugdige niet in verzekering is gesteld en nadat een jeugdige is heengezonden nadat hij in verzekering is gesteld kan vrijwillige begeleiding door de jeugdreclassering plaatsvinden. De jeugdreclassering zoekt contact met de jeugdige en biedt toezicht en begeleiding. Daarnaast is het mogelijk dat de jeugdreclassering toezicht en begeleiding biedt indien een jeugdige in voorlopige hechtenis is gesteld. De voorlopige hechtenis wordt namelijk vaak gebruikt om een plan van aanpak op te stellen wat voorgelegd kan worden aan het OM, als voorstel voor een schorsing, of aan de kinderrechter bij de strafadvisering.

Artikel 3

Alle begeleidingsvormen in vrijwillig kader kennen een maximumtermijn van zes maanden.

Bij alle vormen van begeleiding, behalve die in het kader van een taakstraf, kan de begeleiding worden verlengd. De Raad doet hiervoor een verzoek.

De verlengingstermijn is telkens zes maanden behalve bij de vrijwillige begeleiding naar aanleiding van een proces-verbaal zonder inverzekeringstelling, heenzending na inverzekeringstelling en gedurende schorsing van de voorlopige hechtenis. Dit houdt verband met het feit dat niet tevoren te bepalen is wanneer een strafzitting zal plaatsvinden. Soms zal het nodig zijn om een periode tussen het aflopen van de termijn en de datum van de zitting te overbruggen.

Artikel 4

In het belang van een goede reïntegratie en het voorkomen van terugval van de jeugdige is het belangrijk dat de nazorg naadloos aansluit aan de periode dat de jeugdige in een justitiële jeugdinrichting heeft doorgebracht. Daarom wordt al gestart met de begeleiding voordat de jeugdige uit de inrichting wordt ontslagen.

Naar boven