Besluit mandaat en machtiging projectuitvoering en nadeelcompensatie Hanzelijn en Sloelijn

7 juni 2005

Nr. HDJZ/I&O/2005-1304

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van de manager Grondverwerving en Juridische Zaken, de projectmanager Hanzelijn, de projectmanager Sloelijn en de voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V.;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. ProRail: ProRail B.V., gevestigd te Utrecht;

c. project Hanzelijn: uitvoering van het Tracébesluit Hanzelijn van 25 november 2003 (Stcrt. 2003, 228), het Tracébesluit Hanzelijn Aanvulling Hattem-Zwolle van 17 maart 2004 (Stcrt. 2004, 53);

d. project Sloelijn: uitvoering van het Tracébesluit Sloelijn van 27 februari 2004 (Stcrt. 2004, 40).

§ 1

Mandaat en machtiging ter uitvoering van artikel 20, tweede tot en met vijfde lid, en elfde lid, van de Tracéwet

Artikel 2

Aan de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken van ProRail wordt mandaat en machtiging verleend om namens de minister de bevoegdheden uit te oefenen en de taken uit te voeren, zoals deze aan de minister op grond van artikel 20, tweede tot en met vijfde lid, en elfde lid, van de Tracéwet zijn toegekend, ter realisatie van de projecten Hanzelijn en Sloelijn.

Artikel 3

1. De Manager Grondverwerving en Juridische Zaken van ProRail kan van het hem in artikel 2 van dit besluit verleende mandaat ondermandaat verlenen en de in artikel 2 van dit besluit verleende machtiging doorgeven aan één of meerdere onder hem ressorterende functionarissen, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 20, vierde lid, onderdelen b en e, van de Tracéwet.

2. Van de verlening van ondermandaat en van het doorgeven van de machtiging doet de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken schriftelijk mededeling aan de minister.

§ 2

Mandaat en machtiging voor de behandeling van verzoeken om schadevergoeding in het kader van de projecten Hanzelijn en Sloelijn

Artikel 4

1. Aan de projectmanager Hanzelijn van ProRail wordt mandaat en machtiging verleend om namens de minister besluiten te nemen op verzoeken om schadevergoeding als bedoeld in artikel 22 van het Tracébesluit Hanzelijn en artikel 21 van het Tracébesluit Hanzelijn Aanvulling Hattem-Zwolle, met uitzondering van het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen voornoemde besluiten.

2. Aan de projectmanager Sloelijn van ProRail wordt mandaat en machtiging verleend om namens de minister besluiten te nemen op verzoeken om schadevergoeding als bedoeld in artikel 19 van het Tracébesluit Sloelijn, met uitzondering van het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen voornoemde besluiten.

Artikel 5

Aan de voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail wordt mandaat en machtiging verleend om namens de minister te beslissen op bezwaar tegen de met toepassing van artikel 4 van dit besluit genomen besluiten.

Artikel 6

1. De voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail kan zijn mandaat en machtiging bij zijn afwezigheid laten uitoefenen door een door hem schriftelijk als zodanig aangewezen plaatsvervanger.

2. Van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid doet de voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail schriftelijk mededeling aan de minister.

§ 3

Slotbepalingen

Artikel 7

De gemandateerden oefenen het hen bij dit besluit verleende mandaat en de hen bij dit besluit verleende machtiging uit met inachtneming van de als bijlage bij dit besluit opgenomen algemene instructie en van de door de minister per geval gegeven instructies.

Artikel 8

1. Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van de artikelen 2 tot en met 3 van dit besluit, dient te geschieden op briefpapier van ProRail met:

a. het briefhoofd ‘COÖRDINATOR VERGUNNINGEN HANZELIJN’, voor wat betreft het project Hanzelijn;

b. het briefhoofd ‘COÖRDINATOR VERGUNNINGEN SLOELIJN’, voor wat betreft het project Sloelijn;

2. Een document als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, vastgesteld door de functionaris, genoemd in artikel 2 van dit besluit vermeldt aan het slot:

‘DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

namens deze,’

gevolgd door de functieaanduiding ‘Manager Grondverwerving en Juridische Zaken’, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

3. Een document als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, vastgesteld door de functionaris, bedoeld in artikel 3 van dit Besluit vermeldt aan het slot:

‘DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

namens deze,’,

gevolgd door de functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

4. Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond artikel 4 van dit besluit, dient te geschieden op briefpapier van ProRail met het briefhoofd:

a. het briefhoofd ‘Hanzelijn’, voor wat betreft het project Hanzelijn;

b. het briefhoofd ‘Sloelijn’, voor wat betreft het project Sloelijn.

5. Een document als bedoeld in het vierde lid van dit artikel, vastgesteld door de functionaris, genoemd in artikel 4 van dit besluit vermeldt aan het slot:

‘DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

namens deze,’

gevolgd door de functieaanduiding ‘de projectmanager Hanzelijn’ dan wel ‘projectmanager Sloelijn’, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

6. Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond artikel 5 van dit besluit, dient te geschieden op briefpapier van ProRail.

7. Een document als bedoeld in het zesde lid van dit artikel, vastgesteld door de functionaris, genoemd in artikel 5 van dit besluit vermeldt aan het slot:

‘DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

namens deze,’

gevolgd door de functieaanduiding ‘voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V.’, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris.

Artikel 9

Indien Hoofdstuk 8, artikel 9, van het bij koninklijke boodschap van 7 februari 2004 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van diverse wetten aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb) (Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nrs 1–2) in werking treedt, wordt dit besluit en de bijlage, bedoeld in artikel 7 van dit besluit als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift van § 1 en in artikel 2 van dit besluit en in het opschrift van § 1 van de bijlage wordt de zinsnede ‘artikel 20, tweede tot en met vijfde lid, en elfde lid, van de Tracéwet’ telkens vervangen door: artikel 20, tweede tot en met vierde lid, en elfde lid, van de Tracéwet.

b. In artikel 3, eerste lid, van dit besluit en in § 1, onderdeel 3, van de bijlage, wordt de zinsnede ‘artikel 20, vierde lid, onderdelen b en e, van de Tracéwet’ telkens vervangen door: artikel 20, vierde lid, onderdelen a en d, van de Tracéwet.

c. In § 1, onderdeel 1, onder 3, van de bijlage wordt de zinsnede ‘artikel 20, vierde en vijfde lid, van de Tracéwet’ vervangen door: artikel 20, vierde lid, van de Tracéwet.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging projectuitvoering Hanzelijn en Sloelijn.

Mededeling

Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen dit besluit door binnen zes weken na de dag van dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst een bezwaarschrift in te dienen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage

Algemene Instructie

§ 1. Mandaat en machtiging ter uitvoering van artikel 20, tweede tot en met vijfde lid, en elfde lid, van de Tracéwet

1. Bij het Besluit mandaat en machtiging projectuitvoering Hanzelijn en Sloelijn worden aan de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken van ProRail, hierna te noemen de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken, de navolgende bevoegdheden en taken in mandaat en machtiging verleend:

a. de bevordering van de gecoördineerde voorbereiding van besluiten. Daaronder wordt hier onder meer verstaan het inventariseren en analyseren van alle benodigde vergunningen, hun onderlinge samenhang en de benodigde afstemming daartussen, de clustering van vergunningen, het daartoe samenstellen, beleggen, voeren van (voor)overleg met de aanvrager en de betrokken bestuursorganen;

b. het met het oog op de gecoördineerde voorbereiding van besluiten vorderen van de medewerking van de betrokken bestuursorganen. In geval die medewerking niet wordt verleend stelt de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken de minister tijdig daarvan op de hoogte;

c. de toepassing van artikel 20, vierde en vijfde lid, van de Tracéwet op de voorbereiding van de voor de uitvoering van de projecten Hanzelijn en Sloelijn benodigde besluiten. Onder deze activiteiten wordt onder meer begrepen: het in goed overleg met de betrokken bestuursorganen bepalen binnen welke termijn de ontwerpbesluiten door de betrokken bestuursorganen aan de minister moeten worden toegezonden, dan wel binnen welke termijn de besluiten door deze bestuursorganen moeten worden genomen, (het toezien op) de publicatie en verzending van de ontwerpbesluiten, de mededeling en de terinzagelegging daarvan, het houden van een gecombineerde hoorzitting, het maken van een verslag, en het houden van een bedenkingenoverleg;

d. (het toezien op) de bekendmaking van de voor de uitvoering van de projecten Hanzelijn en Sloelijn benodigde besluiten.

2. In voorkomende gevallen informeert de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken de minister tijdig over het nemen van mogelijk beleids- en bestuurlijk-juridisch gevoelige beslissingen, en stelt hij de minister in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zonodig treedt de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken met de minister in overleg.

3. Het overleg, als bedoeld in onderdeel 2, vindt in ieder geval plaats in die gevallen, waarin de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken geen overeenstemming heeft kunnen bereiken met het betrokken vergunningverlenend bestuursorgaan over de bepaling van de termijn, waarbinnen de ontwerpbesluiten door dat bestuursorgaan aan de minister moeten worden toegezonden, dan wel waarbinnen de besluiten door dat bestuursorgaan moeten worden genomen (artikel 20, vierde lid, onderdelen b en e, van de Tracéwet).

4. De Manager Grondverwerving en Juridische Zaken voert bij de uitoefening van zijn mandaat en machtiging een ordentelijke en voor de minister transparante administratie. Hij verschaft de minister desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het Besluit verleende mandaat en machtiging.

5. De Manager Grondverwerving en Juridische Zaken en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame functionarissen zijn niet rechtstreeks betrokken bij, noch verantwoordelijk voor het aanvragen van vergunningen door (functionarissen van andere dienstonderdelen van) ProRail, die nodig zijn voor de realisatie van de tracés Hanzelijn en Sloelijn.

6. De Manager Grondverwerving en Juridische Zaken en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame functionarissen laten zich bij de uitoefening van hun mandaat en machtiging niet alleen leiden door het belang van de aanvrager van de vergunningen, maar wegen zorgvuldig dit belang af tegen de belangen van de betrokken bestuursorganen.

§ 2. Mandaat en machtiging voor de behandeling van verzoeken om schadevergoeding in het kader van de projecten Hanzelijn en Sloelijn

1. Gemandateerde houdt een archief bij met ten minste afschriften van ieder besluit en verslagen van hoorzittingen.

2. Gemandateerde beslist niet op bezwaar dan nadat terzake advies is uitgebracht door een commissie, tenminste bestaande uit:

a. Een vertegenwoordiger van ProRail als voorzitter, niet zijnde de projectmanager Hanzelijn dan wel de projectmanager Sloelijn;

b. Een vertegenwoordiger van het ministerie van Verkeer en Waterstaat;

c. Een vertegenwoordiger van de betrokken regionale directie Rijkswaterstaat (Oost-Nederland of Ijsselmeergebied) waarbinnen het onderhavige project is gelegen.

3. Gemandateerde stelt de minister onder opgave van redenen in kennis van het voornemen af te wijken van het advies van de commissie.

4. Gemandateerde verstrekt de minister desgevraagd alle inlichtingen omtrent de behandeling van bezwaarschriften.

5. Gemandateerde neemt beslissingen van principiële aard dan wel met buitengewone consequenties of een grote precedentwerking niet dan nadat deze zijn voorgelegd aan de minister.

Toelichting

Dit besluit heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats wordt met dit besluit aan de Manager Grondverwerving en Juridische Zaken en de voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. mandaat en machtiging verleend om diverse bevoegdheden en taken uit te oefenen op basis van artikel 20 van de Tracéwet ter coördinatie van de voorbereiding van besluiten op vergunningsaanvragen en van ambtshalve besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van de projecten Hanzelijn en Sloelijn. ProRail B.V. is belast met de aanleg van de Hanzelijn en Sloelijn en is als beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur reeds gemandateerd tot het nemen van diverse besluiten op basis van de Spoorwegwet. De betreffende functionarissen van ProRail B.V. zijn niet ondergeschikt aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Daarom is als bijlage bij dit besluit een algemene instructie opgenomen en heeft de Minister de mogelijkheid tot het geven van instructies in concrete gevallen. De algemene instructie waarborgt een onafhankelijke positie van de gemandateerde ten opzichte van andere onderdelen van ProRail B.V. die als aanvrager van vergunningen kunnen optreden.

De Manager Grondverwerving en Juridische Zaken heeft een mogelijkheid tot ondermandaat en het doorgeven van de machtiging aan een onder hem werkzame functionaris. Hiervan zijn de bevoegdheden van artikel 20, vierde lid, onderdelen b en e, van de Tracéwet (na inwerkingtreding van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, Kamerstukken II 2003/04, 29 421, nrs 1–2, artikel 20, vierde lid, onderdelen a en d, van de Tracéwet) uitgezonderd, vanwege het zware karakter van die bevoegdheden.

In de tweede plaats wordt met dit besluit mandaat verleend aan de projectmanagers van de Hanzelijn en Sloelijn van ProRail B.V. om besluiten te nemen op verzoeken om schadevergoeding op basis van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat. Dit mandaat omvat ook de machtiging tot het verrichten van handelingen die nodig zijn voor het nemen van deze besluiten. De voorzitter van de Raad van Bestuur van ProRail B.V. wordt gemandateerd te beslissen op bezwaarschriften tegen deze besluiten. De algemene instructie schrijft voor dat ten behoeve van beslissingen op bezwaar een adviescommissie wordt ingesteld. Zie artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

In verband met de waarschijnlijke wijziging van onderdelen van artikel 20 van de Tracéwet ten gevolge van de verwachte inwerkingtreding van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure is in dit besluit een overgangsbepaling opgenomen. Hieruit vloeien geen materiële wijzigingen in de verleende mandaten en machtigingen voort.

Naar boven