Wijziging Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 25 mei 2005, nr. DJZ/BR–95/2005 tot wijziging van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking;

Besluit:

Artikel I

Artikel 4 van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 20041 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift komt te luiden:

Algemeen mandaat Directeuren-Generaal, directeuren, hoofden van centrale dienstonderdelen, Chefs de Poste en plaatsvervangend Chefs de Poste.

B

In het eerste en vierde lid wordt de zinsnede ‘de directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies, en de Chefs de Poste’ telkens vervangen door:

de directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies, de Chefs de Poste en de plaatsvervangend Chefs de Poste.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 februari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, B.R. Bot.

Toelichting

In de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004 wordt aan de Secretaris-Generaal de opdracht verleend om van zijn algemene mandaat bijzonder mandaat te verlenen aan de Directeuren-generaal, de directeuren, de hoofden van centrale dienstonderdelen, niet zijnde directies, en de Chefs de Poste.

Bovengenoemde opdracht had geen betrekking op het verlenen van bijzonder mandaat aan de plaatsvervangende Chefs de Poste van de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland. De reden hiervan was om, vanwege de verschillen in aard en organisatie van de vertegenwoordigingen in het buitenland, ruimte te laten voor zogeheten post-specifieke bijzonderheden, zodat bijvoorbeeld ook aan een andere functionaris dan de plaatsvervangend Chef de Poste ondermandaat kon worden verleend.

In de praktijk is gebleken dat ondermandaat altijd tenminste aan de plaatsvervangende Chef de Poste wordt verleend. Daarmee is het argument om het bijzonder mandaat geen betrekking op de plaatsvervangende Chefs de Poste te laten hebben, komen te vervallen en ligt een wijziging van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2004 in de rede.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B.R. Bot

  • 1

    Staatscourant 2004, nr. 32.

Naar boven