Regeling tarieven Spoorwegwet

25 mei 2005

Nr. HDJZ/S&W/2005-1174

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 91 van de Spoorwegwet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder wet: Spoorwegwet.

Artikel 2

Voor de behandeling van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 28 van de wet, is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Vergunning

 

Bedrijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet

€ 2.120

  

Beperkte bedrijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet en artikel 8, eerste lid, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest

€ 1.060

  

Beperkte bedrijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet en artikel 8, tweede lid, van het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidsattest

€ 530

Artikel 3

Voor de behandeling van een aanvraag tot het verlenen van een veiligheidsattest als bedoeld in artikel 32 van de wet is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Veiligheidsattest

 

Veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die minder dan 300 personeelsleden een veiligheidsfunctie laat uitoefenen.

€ 12.800

  

Veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die 300 personeelsleden of meer een veiligheidsfunctie laat uitoefenen

€ 16.900

  

Veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die gebruik maakt van de hoofdspoorweg op één locatie, ten behoeve van overgave van spoorvoertuigen of met zelfrijdend gereedschap of een daarmee vergelijkbaar voertuig om werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg uit te voeren op een deel van een hoofdspoorweg dat daartoe buiten dienst is gesteld

€ 2.120

Artikel 4

Voor de behandeling van een aanvraag tot het opnieuw verlenen van een veiligheidsattest als bedoeld in artikel 32 van de wet, is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Hernieuwd veiligheidsattest

 

Hernieuwd veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die minder dan 300 personeelsleden een veiligheidsfunctie laat uitoefenen

€ 8.600

  

Hernieuwd veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die 300 personeelsleden of meer een veiligheidsfunctie laat uitoefenen

€ 12.800

  

Hernieuwd veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die gebruik maakt van de hoofdspoorweg op één locatie, ten behoeve van overgave van spoorvoertuigen of met zelfrijdend gereedschap of een daarmee vergelijkbaar voertuig om werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg uit te voeren op een deel van een hoofdspoorweg dat daartoe buiten dienst is gesteld

€ 2.120

Artikel 5

Voor de behandeling van een aanvraag tot wijziging van een veiligheidsattest als bedoeld in artikel 33, zesde lid, van de wet is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Wijziging veiligheidsattest

 

Wijziging van een veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die minder dan 300 personeelsleden een veiligheidsfunctie laat uitoefenen

€ 8.600

  

Wijziging van een veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die 300 personeelsleden of meer een veiligheidsfunctie laat uitoefenen

€ 12.800

  

Wijziging van een veiligheidsattest voor een spoorwegonderneming die gebruik maakt van de hoofdspoorweg op één locatie, ten behoeve van overgave van spoorvoertuigen of met zelfrijdend gereedschap of een daarmee vergelijkbaar voertuig om werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg uit te voeren op een deel van een hoofdspoorweg dat daartoe buiten dienst is gesteld

€ 2.120

Artikel 6

Voor de behandeling van een aanvraag tot verlening of wijziging van een inzetcertificaat voor spoorvoertuigen als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de wet, is een tarief verschuldigd als opgenomen in onderstaande tabel:

Inzetcertificaat

 

Inzetcertificaat of het op aanvraag wijzigen hiervan, indien het een spoorvoertuig betreft waarvan voor eenzelfde type niet eerder een inzetcertificaat is verleend.

€ 840

  

Inzetcertificaat of het op aanvraag wijzigen hiervan, indien het een spoorvoertuig betreft waarvoor van eenzelfde type al eerder een inzetcertificaat is verleend.

€ 200

Artikel 7

1. Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de wet, is een tarief van € 310 verschuldigd.

2. Voor de behandeling van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van het Besluit keuring spoorvoertuigen, is een tarief van € 310 verschuldigd.

Artikel 8

1. Voor de behandeling van een aanvraag tot het verlenen van een erkenning in verband met onderhoud en herstel van spoorvoertuigen als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de wet, is per locatie een tarief van € 3.880 verschuldigd.

2. Voor de behandeling van een aanvraag tot het wijzigen van een erkenning als bedoeld in het eerste lid, is per locatie een tarief van € 1.940 verschuldigd.

Artikel 9

1. Voor de behandeling van de aanvraag voor een aanwijzing van een keuringsinstituut als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder b, van de wet is een tarief van € 1500 verschuldigd en voor een aanwijzing van een vestiging waar keuringen worden uitgevoerd is een tarief van € 1.060 verschuldigd.

2. Voor de behandeling van de aanvraag voor een wijziging van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, is een tarief van € 1.060 verschuldigd en voor een aanwijzing van een vestiging waar keuringen worden uitgevoerd, is een tarief van € 1.060 verschuldigd.

Artikel 10

1. Voor de behandeling van de aanvraag voor een aanwijzing van een keuringsinstantie als bedoeld in artikel 93, eerste lid, van de wet, is een tarief van € 3.880 verschuldigd.

2. Voor de behandeling van de aanvraag voor een wijziging van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, is een tarief van € 1.500 verschuldigd.

Artikel 11

Voor de goedkeuring van het systeem van personeelsbeheer als bedoeld in artikel 40 van het Besluit spoorwegpersoneel, is een tarief van € 3.880 verschuldigd.

Artikel 12

In afwijking van de bedragen genoemd in de eerste en tweede rij van de tabel behorende bij artikel 2 en de bedragen genoemd in de artikelen 3, 4, 5, 8, 9, en 10 is voor de behandeling van de aanvraag van de in die artikelen bedoelde beschikkingen een tarief van € 840 verschuldigd, indien voor de beoordeling van de aanvraag een documentatiebeoordeling volstaat.

Artikel 13

Bij een aanvraag van een beschikking als bedoeld in deze regeling door een organisatie die met historische spoorvoertuigen voor niet commerciële doeleinden gebruik maakt van de hoofdspoorweg, is een vergoeding van 10% van het voor de betreffende beschikking bepaalde tarief verschuldigd, met een minimum van € 200.

Artikel 14

De beslissing op een aanvraag om verlening van een beschikking als bedoeld in deze regeling wordt niet eerder genomen dan nadat het daarvoor verschuldigde tarief is voldaan.

Artikel 15

Deze regeling is niet van toepassing op aanvragen voor beschikkingenbesluiten die gedaan worden in verband met de vervanging van de Spoorwegwet 1875 door deze wet.

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tarieven Spoorwegwet.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

De Regeling tarieven Spoorwegwet is gebaseerd op artikel 91 van de Spoorwegwet. De onderhavige regeling strekt tot het vaststellen van de vergoedingen die verschuldigd zijn voor het verlenen van documenten die worden afgegeven op basis van de Spoorwegwet. In de Spoorwegwet is bepaald dat de minister van Verkeer en Waterstaat belast is met de afgifte van deze documenten. De Inspectie Verkeer en Waterstaat of ProRail B.V., aan wie de concessie voor het beheer van hoofdspoorwegen op basis van artikel 16 van de Spoorwegwet is verleend, oefent deze bevoegdheid namens de minister uit. Uitsluitend die documenten die door de Inspectie Verkeer en Waterstaat namens de minister worden uitgegeven, zijn opgenomen in deze tariefregeling. De tarieven voor de documenten die door ProRail B.V. worden uitgegeven worden op een later tijdstip in deze regeling opgenomen.

Voor wat betreft het vergoedingstelsel zoals dat in deze regeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij het toetsingskader uit het rapport ‘Maat houden’ (Staatscourant 2000, 90). De in rekening te brengen kosten hebben uitsluitend betrekking op de fase van toelating en post-toelating, zoals gedefinieerd in dit rapport. Toelatingsactiviteiten zien op het beoordelen of een aanvrager voldoet aan de gestelde eisen, het eventueel geven van extra voorschriften en het verlenen van toestemming, zoals het verlenen van een vergunning of ontheffing, voordat de aanvrager tot het verrichten van bepaalde handelingen mag overgaan. Post-toelatingsactiviteiten betreffen periodieke verlengingen van dit soort ‘toestemmingen’.

Uitgangspunt bij de hoogte van de tarieven is kostendekkendheid; de randvoorwaarde daarbij is opgenomen in artikel 91, tweede lid, van de Spoorwegwet, waarin staat dat de baten niet boven de lasten mogen uitstijgen. Er is in deze regeling daarom uitgegaan van gemiddelde kostendekkende bedragen voor de behandeling van een aanvraag.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De Spoorwegwet kent drie verschillende typen bedrijfsvergunningen. Voor ieder type bedrijfsvergunning gelden andere eisen. Naarmate de eisen meer omvangrijk zijn, zal ook de beoordeling meer uitgebreid zijn. Daarom zijn er voor de verschillende typen bedrijfsvergunningen verschillende bedragen opgenomen.

Artikelen 3, 4, en 5

De beoordeling van de aanvraag voor een veiligheidsattest kent een aantal stappen. De eerste stap in het proces is de documentatiebeoordeling waarbij gekeken wordt naar de informatie die de aanvrager moet toesturen. Vervolgens wordt het management van de onderneming de gelegenheid gegeven de veiligheidszorg binnen de onderneming nader toe te lichten. Als laatste stap vindt een praktijkbeoordeling plaats, waarin wordt vastgesteld of het beschreven veiligheidszorgsysteem is ingevoerd en of dit wordt gehandhaafd. Ook wordt beoordeeld of het veiligheidszorgsysteem een veilig proces oplevert.

Het type activiteiten en de omvang van de activiteiten, bepaalt de omvang van het hierboven beschreven onderzoek, dat nodig is om te bepalen of aan een spoorwegonderneming een veiligheidsattest zal worden verstrekt. Gebleken is dat het aantal veiligheidsfuncties dat de spoorwegonderneming (laat) uitoefenen een goede maatstaf is voor de omvang van de activiteiten die de spoorwegonderneming verricht. De grens tussen minder of meer dan 300 personen is gekozen na onderzoek bij de verschillende spoorwegondernemingen.

Indien een spoorwegonderneming na het verstrijken van de geldigheidsduur van een veiligheidsattest opnieuw een attest aanvraagt, vindt een beoordeling plaats die dezelfde procedure kent als een initiële beoordeling, maar die in het algemeen minder uitgebreid behoeft te zijn. Hetzelfde geldt voor de wijziging van het veiligheidsattest. Daarom worden in het tweede lid van dit artikel lagere bedragen vermeld.

Indien voor een beoordeling een documentatiebeoordeling volstaat, biedt artikel 12 van deze regeling de mogelijkheid om een lager, vast tarief te heffen. Een documentatiebeoordeling is een beoordeling of de gedocumenteerde beschrijving van het veiligheidszorgsysteem voldoet aan de eisen. Uitgangspunt van artikel 12 is dat administratieve wijzigingen minder tijd kosten waardoor een lager tarief geheven wordt.

Artikel 6

Indien voor een uniek spoorvoertuig of een eerste spoorvoertuig van een bepaalde serie, een inzetcertificaat wordt aangevraagd, vergt de beoordeling hiervan meer inspanning dan de beoordeling van een aanvraag van een voertuig waarvan het type al is toegelaten. Voor een ‘eerste beoordeling’ wordt daarom een hoger tarief geheven.

Artikel 9

De aanwijzing van een instituut voor medische en psychologische keuringen geschiedt op aanvraag. Bij de beoordeling of medische en psychologische keuringsinstituten voldoen aan de wettelijke eisen zoals neergelegd in onder andere de artikelen 28 en 30 van het Besluit spoorwegpersoneel, is het voor een volledige beoordeling van de aanvraag nodig dat alle vestigingen van het betreffende instituut onderworpen worden aan een onderzoek. Omdat de vestigingen veelal gebruik maken van eenzelfde kwaliteitssysteem, dat slechts éénmaal beoordeeld hoeft te worden, wordt in dit artikel onderscheid gemaakt tussen een vast tarief en een tarief per vestiging.

Indien een instituut slechts één vestiging heeft, wordt dus een bedrag van € 2560,– getarifeerd voor een initiële aanwijzing en een bedrag van € 2120 voor een wijziging van de aanwijzing.

Artikel 10

De procedure voor een aanwijzing van een instituut voor medische en psychologische keuringen is vergelijkbaar met de aanwijzing van een keuringsinstantie als bedoeld in artikel 93 van de wet. De aanwijzing geschiedt op aanvraag; voor de beoordeling van de aanvraag wordt een tarief geheven. De beoordeling bestaat uit een documentenbeoordeling en inspectie ter plaatse vooraf, waarin de wettelijke randvoorwaarden uit artikel 93 van de wet worden beoordeeld, hetgeen resulteert in een rapportage en een eventuele aanwijzing.

Artikel 11

Artikel 40 van het Besluit spoorwegpersoneel maakt het mogelijk dat onder het gezag van een onderneming, die geen spoorwegonderneming is, en die in het bezit is van een veiligheidsattest, een veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend. Het betreft dan veelal bedrijven die zich uitsluitend tot doel stellen om veiligheidspersoneel beschikbaar te stellen. Voor deze bedrijven geldt dat op aanvraag het systeem van personeelsbeheer goedgekeurd kan worden.

Artikel 12

Het is mogelijk dat een beperkte beoordeling van een aanvraag voor de afgifte van een bepaald document volstaat. Dit betreft meestal een documentatiebeoordeling of beperkte administratieve handelingen, zoals naamswijzigingen in veiligheidsattesten. Voor deze beperkte handelingen wordt logischerwijs een lager tarief geheven.

Artikel 13

Bij een aanvraag voor het rijden met historische railvoertuigen, wordt slechts een gedeelte van de kosten voor de behandeling van de aanvraag in rekening gebracht. Hierbij wordt aangesloten bij de beleidslijn ten aanzien van andere historische voertuigen, onder andere vastgesteld in de Nota Historische Luchtvaart.

Artikel 14

Nadat een aanvraag voor de afgifte van een document is ingediend, wordt door de Inspectie Verkeer en Waterstaat aan de aanvrager een factuur voor het bijbehorende tarief gezonden. De aanvrager moet binnen 30 kalenderdagen na dagtekening van de factuur, het tarief voldoen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat te Utrecht. De behandeling van de aanvraag wordt opgeschort als de betalingstermijn overschreden is. De aanvrager krijgt daarna de gelegenheid om de factuur alsnog binnen 15 kalenderdagen te betalen. Als ook na het verstrijken van deze termijn de verschuldigde vergoeding niet betaald is, wordt de aanvraag ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, niet verder behandeld.

Artikel 15

Logischerwijs worden er geen tarieven geheven worden voor aanvragen die verband houden met de vervanging van de Spoorwegwet 1875 door de Spoorwegwet. Zo wordt bijvoorbeeld geen tarief geheven voor de aanvragen voor een bedrijfsvergunning, in verband met artikel 118 van de Spoorwegwet.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven