De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.101 en 4.29 van het Vreemdelingenbesluit 2000;
Besluit:
Artikel I
Artikel 3.33a, derde en vierde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 komen te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning onder de beperking genoemd in artikel 3.4, eerste lid onder y van het Besluit, ingediend bij het loket kennis- en arbeidsmigratie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
4. In afwijking van het eerste lid en onverminderd het tweede en derde lid wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Wet, ingediend bij het kantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Hoofddorp indien de vreemdeling:
a. woon- of verblijfplaats heeft in de gemeenten Amsterdam of Delft;
b. niet de nationaliteit bezit van één der door de Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen land;
c. geen gemeenschapsonderdaan is, en
d. niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
De onderhavige wijziging strekt tot reparatie van een kennelijke misslag in de eerdere (zesendertigste) wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen (Staatscourant 28 april 2005, nr. 82). In die regeling is door een verschrijving per abuis een derde lid in plaats van een vierde lid toegevoegd aan artikel 3.33a. De foutieve nummering van de artikelleden die hierdoor heeft plaatsgevonden, wordt met de onderhavige wijziging hersteld.