Vaststelling formulieren verzoek om toewijzing broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers

Besluit van 25 mei 2005, nr. KVI2005042221, houdende vaststelling van de formulieren voor het verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten aan nieuwkomers in het systeem van handel in emissierechten

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Artikel 1

De formulieren voor een verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, van de Wet milieubeheer, wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlagen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 mei 2005.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel.De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Bijlagen

Formulier 1. Adresgegevens en status van de inrichting

stcrt-2005-101-p14-SC70097-1.gif

Formulier 2. CO2-verbrandingsemissies

stcrt-2005-101-p14-SC70097-2.gif

Formulier 3. CO2-procesemissies

stcrt-2005-101-p14-SC70097-3.gif

Formulier 4. Niet-eenduidig klassificeerbare emissies

stcrt-2005-101-p14-SC70097-4.gif

Formulier 5. Verklaring van degene die de inrichting drijft

stcrt-2005-101-p14-SC70097-5.gif

Toelichting

Voor het indienen van het verzoek om toewijzing van broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), dient gebruik te worden gemaakt van deze formulieren. De vaststelling van formulieren beoogt gegevens, benodigd voor het toewijzingsbesluit, op efficiënte wijze te verzamelen. De formulieren dienen juist en volledig te worden ingevuld. Indien dit niet het geval is, kan het verzoek buiten behandeling worden gelaten. De verzoeker krijgt dan wel eerst de gelegenheid de gebreken te herstellen. Het verzoek, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, Wm, en de bijbehorende formulieren dienen te worden gezonden naar: Ministerie van VROM, t.a.v. de directeur van de Directie Klimaatverandering en Industrie, IPC 650, Postbus 30945, 2500 GX Den Haag.

Toelichting Formulier 1 (adresgegevens en status van de inrichting)

Adresgegevens en status van de inrichting

Indien degene die de inrichting drijft, op grond van het nationale toewijzingsbesluit al broeikasgasemissierechten toegewezen gekregen heeft voor bestaande CO2-installaties, beschikt hij over een bedrijfscode, die in deze tabel wordt opgenomen.

Adresgegevens van de vergunninghouder

Het adres van degene die de inrichting drijft, en dat van de inrichting zelf kan verschillen.

Bij de BIK-code worden de eerste drie cijfers van de groepscode ingevuld die de (hoofd)activiteit van de inrichting beschrijft volgens de Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel.

Statustabel

In deze tabel worden de nieuwe inrichtingen of de uitbreidingen van de bestaande inrichtingen opgenomen. In de laatste kolom (Toename CO2-emissies) wordt de toename van de CO2-emissies ten opzichte van de 0-situatie bij de nieuwe inrichtingen of de oorspronkelijke situatie bij uitbreiding van bestaande inrichtingen aangegeven.

Toelichting Formulier 2 (CO2-verbrandingsemissies)

Voor nieuwe inrichtingen of uitbreidingen van bestaande inrichtingen worden de CO2-emissies op inrichtingsniveau bepaald. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

– CO2-verbrandingemissies (formulier 2) en

– CO2-procesemissies (formulier 3).

Formulier 4 wordt gebruikt wanneer onduidelijk is of een (uitbreiding van een) CO2-installatie moet worden aangemeld of wanneer onduidelijk is of het gaat om CO2-verbrandingsemissies of CO2-procesemissies.

Een of meer van de formulieren 2, 3 en 4 worden ingevuld. Het gaat alleen om die formulieren die relevant zijn voor de betreffende inrichting. Indien er bijvoorbeeld duidelijk en uitsluitend sprake is van CO2-verbrandingsemissies, wordt alleen formulier 2 ingevuld (en niet de formulieren 3 en 4).

Op formulier 2 wordt het verbruik van nieuwe CO2-installaties of de uitbreiding van bestaande CO2-installaties opgegeven overeenkomstig de onderverdeling in de statustabel uit formulier 1. Bij het invullen van formulier 2 vormt het moment van ingebruikname van de CO2-installatie of de uitbreiding van de CO2-installatie het uitgangspunt.

Voorbeeld

Stel dat een CO2-installatie in gebruik wordt genomen op 1 februari 2006. Het voorziene verbruik in 2005 is dan 0 en het voorziene verbruik in 2006 en 2007 wordt berekend vanaf 1 februari 2006.

De inrichting moet de werkelijke waarden invullen voor de stookwaarde en de CO2-emissiefactor van de gebruikte brandstoffen (met uitzondering van aardgas). Afwijkingen van de in het formulier vermelde defaultwaarden dienen te worden gemotiveerd.

Onder aardgas wordt verstaan aardgas van Groningen-kwaliteit. Ook hoogcalorisch gas wordt aangemerkt als aardgas van Groningen-kwaliteit. Onder alternatieve fossiele brandstoffen worden verstaan reststoffen, andere fossiele brandstoffen en verbruikte oplosmiddelen die door de inrichting verstookt worden.

Alleen het continue deel van de CO2-emissies van fakkels en incinerators dient op het formulier te worden vermeld. Er vindt geen toewijzing van broeikasgasemissierechten plaats met betrekking tot discontinue fakkels en incinerators.

De rijen ‘overige’ zijn bestemd voor specifieke bedrijfssituaties waarin het formulier niet voorziet. Hier wordt bijvoorbeeld gedacht aan raffinaderijen en chemische fabrieken waar gassen uit de productie vrijkomen. De restgassen kunnen dan ook voor ondervuring of andere toepassing gebruikt worden. Overigens zullen dergelijke situaties zich naar verwachting hoogst incidenteel voordoen.

De totale CO2-emissie wordt berekend met:

stcrt-2005-101-p14-SC70097-6.gif

Toelichting Formulier 3 (CO2-procesemissies)

Dit formulier wordt gebruikt als binnen de inrichting CO2-procesemissies plaatsvinden.

Op formulier 3 worden de CO2-procesemissies van nieuwe CO2-installaties of een uitbreiding van bestaande CO2-installaties opgegeven overeenkomstig de onderverdeling in de statustabel uit formulier 1.

Bij het invullen van formulier 3 vormt het moment van ingebruikname van de CO2-installatie of de uitbreiding van de CO2-installatie het uitgangspunt.

Toelichting Formulier 4 (niet-eenduidig klassificeerbare emissies)

Formulier 4 wordt gebruikt als:

– onduidelijk is of het om een CO2-verbrandingsemissie gaat of om een CO2-procesemissie;

– onzekerheid bestaat of een emissie moet worden opgegeven.

Voor fakkels en incinerators geldt dat het continue deel van de CO2-emissie dient te worden geboekt op formulier 2. De CO2-emissie uit fakkels of incinerators ten gevolge van storingen hoeft niet te worden vermeld.

Op formulier 4 worden de CO2-emissies van nieuwe CO2-installaties of een uitbreiding van bestaande CO2-installaties opgegeven overeenkomstig de onderverdeling in de statustabel uit formulier 1.

Bij het invullen van formulier 4 vormt het moment van ingebruikname van de CO2-installatie of de uitbreiding van de CO2-installatie het uitgangspunt.

Toelichting Formulier 5 (verklaring vergunninghouder)

Degene die de inrichting drijft, dient een ondertekende verklaring aan de Ministers van VROM en EZ te overleggen alvorens het verzoek, bedoeld in artikel 16.32, tweede lid, Wm, in behandeling kan worden genomen. Voor de beoordeling van het verzoek kan het namelijk noodzakelijk zijn dat nadere informatie wordt ingewonnen bij SenterNovem of het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency. Betrokkene geeft daarvoor met die verklaring toestemming.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.L.B.A. van Geel

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Naar boven