Regeling inburgering oudkomers G30 2005

Regeling van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 mei 2005, nr. DDS 5334453/05

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 6, tweede lid, en 14 van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

Besluit:

Hoofdstuk 1

Begripsomschrijvingen en doel

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie;

b. Besluit: het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

c. Uitvoeringsregeling: de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

d. gemeente: een gemeente als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit;

e. gemeentebestuur: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b van het Besluit;

f. oudkomer: een oudkomer als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder i, van het Besluit;

g. traject: een traject dat de oudkomer volgt waarbij het onderdeel Nederlands als tweede taal wordt gekoppeld aan onderdelen voor het bereiken van werk, toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale activering;

h. prognose: het aantal oudkomers dat naar de verwachting van het gemeentebestuur een traject zal starten in 2005.

Artikel 2

Deze regeling heeft ten doel:

a. te bevorderen dat oudkomers die in een maatschappelijke achterstandssituatie verkeren, waaronder in het bijzonder diegenen die behoren tot de groep werklozen, opvoeders of geestelijke bedienaren, deelnemen aan een traject en dit traject afronden teneinde hun maatschappelijke positie te verbeteren; en

b. te bevorderen dat gemeenten aan oudkomers een traject aanbieden.

Hoofdstuk 2

Verstrekking prognose; vaststelling van de factor T

Artikel 3

Het gemeentebestuur verstrekt binnen acht weken na inwerkingtreding van deze regeling aan de Minister een prognose conform het in bijlage 2 opgenomen model indien het gemeentebestuur in aanmerking wenst te komen voor verlening van een aandeel in de middelen voor de inburgering van oudkomers als bedoeld in artikel 10 van het Besluit.

Artikel 4

1. De Minister stelt de factor T als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling vast binnen tien weken na inwerkingtreding van deze regeling.

2. In bijlage 1 van deze regeling is een indicatie opgenomen van het aantal in 2005 in te burgeren aantal oudkomers per gemeente. Dit aantal is berekend naar evenredigheid van het totaal van de in alle gemeenten woonachtige leden van etnische minderheidsgroepen uit de eerste generatie die behoren tot de groep niet-westerse allochtonen.

3. De hoogte van de factor T voor een gemeente is afhankelijk van de prognose en wordt als volgt berekend:

a. indien de prognose gelijk is aan het aantal oudkomers als genoemd in bijlage 1, vierde kolom, is de factor T het in de vierde kolom genoemde getal;

b. indien de prognose lager is dan het in de bijlage 1, vierde kolom, genoemde aantal oudkomers, wordt de hoogte van de factor T naar evenredigheid verlaagd;

c. indien de prognose hoger is dan het in de bijlage 1, vierde kolom, genoemde aantal oudkomers, wordt de hoogte van de factor T:

1°. in het geval het beschikbare budget toereikend is, naar evenredigheid verhoogd;

2°. in het geval het beschikbare budget niet toereikend is, vastgesteld conform het in de vierde kolom genoemde getal, welk getal wordt verhoogd met een getal dat afhankelijk is van de verdeling van de resterende middelen uit het beschikbare budget naar evenredigheid van het aantal oudkomers als genoemd in bijlage 1, vierde kolom.

Hoofdstuk 3

Verplichtingen gemeentebestuur

Artikel 5

1. Het gemeentebestuur sluit een overeenkomst met de oudkomer die een traject zal aanvangen.

2. Een traject omvat tenminste 300 contacturen.

3. De overeenkomst bevat tenminste bepalingen met betrekking tot:

a. het doel van het traject;

b. de onderdelen van het traject;

c. het aantal lesuren van het traject;

d. de aard en de omvang van de individuele begeleiding;

e. de verplichtingen van het gemeentebestuur;

f. de verplichtingen van de oudkomer;

g. de informatieoverdracht tussen het gemeentebestuur, de instellingen betrokken bij het aanbieden van het traject en de oudkomer over de voortgang van die oudkomer in het traject;

h. de gevolgen welke zijn verbonden aan niet-nakoming van de overeenkomst door de oudkomer.

4. Het gemeentebestuur sluit op grond van deze regeling met een oudkomer slechts één overeenkomst.

Artikel 6

1. Het gemeentebestuur waaraan ingevolge artikel 13 van de Uitvoeringsregeling een voorschot op het inburgeringsdeel is verleend, draagt er zorg voor dat de oudkomer met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 5 is gesloten een begintoets en een eindtoets aflegt aan de hand waarvan het niveau Nederlands als tweede taal van de oudkomer wordt vastgesteld.

2. Voor de begintoets en de eindtoets, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de hierna volgende combinaties van toetsen:

a. de Intaketoets NT2 als begintoets met de NT2-Profieltoets, NT2-Cat of Itemdito als eindtoets; of

b. de Intaketoets Alfabetisering NT2 als begintoets met de NT2-Profieltoets Alfabetisering als eindtoets.

Hoofdstuk 4

Slotbepalingen

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid in werking treedt.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inburgering oudkomers G30 2005.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M.C.F. Verdonk.

Bijlage 1

G30 gemeente

# oud-komers

% G30 deel

In 2005 in te burgeren oudkomers (T indicatief)

Alkmaar

7.019

1,09%

103

Almelo

5.520

0,86%

81

Amersfoort

10.426

1,62%

153

Amsterdam

153.290

23,77%

2.257

Arnhem

15.207

2,36%

224

Breda

9.930

1,54%

146

Deventer

7.557

1,17%

111

Dordrecht

11.609

1,80%

171

Eindhoven

18.752

2,91%

276

Emmen

3.129

0,49%

46

Enschede

13.389

2,08%

197

Groningen

10.805

1,68%

159

Haarlem

10.761

1,67%

158

Heerlen

4.714

0,73%

69

Helmond

5.856

0,91%

86

Hengelo (O.)

5.043

0,78%

74

Leeuwarden

5.653

0,88%

83

Leiden

10.542

1,64%

155

Lelystad

6.869

1,07%

101

Maastricht

6.090

0,94%

90

Nijmegen

12.606

1,96%

186

Rotterdam

128.544

19,94%

1.892

Schiedam

10.114

1,57%

149

’s-Gravenhage

90.845

14,09%

1.337

’s-Hertogenbosch

7.974

1,24%

117

Tilburg

16.056

2,49%

236

Utrecht

32.846

5,09%

484

Venlo

6.078

0,94%

89

Zaanstad

12.070

1,87%

178

Zwolle

5.472

0,85%

81

    

Totaal G30

644.766

100,00%

9.489

Bijlage 2

stcrt-2005-101-p12-SC70136-1.gifstcrt-2005-101-p12-SC70136-2.gif

Toelichting

Algemeen

Inleiding

Sinds 1999 is door het kabinet structureel geïnvesteerd in het oudkomersbeleid. Geconstateerd werd dat de veelal langer in Nederland verblijvende leden uit etnische minderheidsgroepen de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen om een zelfstandig bestaan te kunnen opbouwen en/of om hun kinderen voldoende te kunnen ondersteunen bij hun schoolcarrière in het Nederlandse onderwijssysteem. Om het oudkomersbeleid vorm te geven zijn in de afgelopen jaren via diverse specifieke bijdrageregelingen middelen ter beschikking gesteld aan gemeenten.

Voor 2005 worden 55 gemeenten in staat gesteld om inburgeringstrajecten aan te bieden aan oudkomers1 . Vanaf het jaar 2005 maakt inburgering deel uit van het Grotestedenbeleid. De middelen voor de inburgering oudkomers voor de G30 (Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo (O.), Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zwolle) maken vanaf dan deel uit van de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU SIV).

De onderhavige regeling is dan ook enkel bedoeld voor de in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid genoemde gemeenten (hierna: het Besluit).

In het Besluit is aangegeven dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: Minister) in een aantal gevallen nadere regels stelt.

Artikel 6, tweede lid, van het Besluit bepaalt dat nadere regels worden gegeven voor de prognose. Artikel 14 van het Besluit bepaalt dat nadere regels worden gegeven met betrekking tot het sluiten van een overeenkomst met de oudkomer die start met een inburgeringsprogramma voor oudkomers, de inburgeringsprogramma’s voor oudkomers en de van de oudkomer af te nemen toetsen. De onderhavige regeling bevat deze nadere regels.

Procedure

Gemeenten kunnen in 2005 in aanmerking komen voor verlening van een aandeel in de middelen voor de inburgering van oudkomers als bedoeld in artikel 10 van het Besluit. Het gemeentebestuur dient ingevolge artikel 5 van het Besluit bij de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties een aanvraag tot verlening van de brede doeluitkering in. Om het voorlopig aandeel in de middelen voor de inburgering van oudkomers te kunnen vaststellen, zal het gemeentebestuur bij de Minister een prognose moeten indienen. De prognose vormt het ambitieniveau dat de gemeente voor zichzelf heeft gesteld met betrekking tot het aantal oudkomers dat in 2005 een inburgeringstraject zal beginnen. Het in bijlage 1 genoemde indicatieve aantal oudkomers – T indicatief – dat in aanmerking komt voor inburgering is vastgesteld naar evenredigheid van het totaal van de in de gemeenten woonachtige leden van etnische minderheidsgroepen uit de eerste generatie die behoren tot de groep niet-westerse allochtonen in de leeftijdscategorie 18 jaar en ouder.

Inburgeringsovereenkomst

Op grond van de onderhavige regeling dienen de oudkomer en het gemeentebestuur een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de individuele afspraken die zij maken ten aanzien van de invulling van het inburgeringstraject. Hierin zijn de rechten en plichten van zowel oudkomer als gemeente vastgelegd. Door de medeverantwoordelijkheid voor die individuele afspraken wordt de eigen verantwoordelijkheid van de oudkomer benadrukt. Dit houdt tevens in dat sancties kunnen worden opgelegd, indien de oudkomer de overeenkomst niet nakomt.

De datum van ondertekening van de overeenkomst geldt als start van het oudkomerstraject. Het sluiten van een overeenkomst is essentieel om in aanmerking te komen voor financiering. Alleen oudkomers met wie een overeenkomst is gesloten conform de eisen in deze regeling, tellen mee bij de berekening van het voorlopig aandeel in de middelen voor inburgering van oudkomers. Voorts tellen alleen trajecten die conform de overeenkomst zijn uitgevoerd en waarvoor tevens een begin- en eindtoets is uitgevoerd mee als ‘afgerond’. In de regeling is vastgelegd welke toetsen hiervoor gebruikt mogen worden.

Gemeentelijke beleidsvrijheid

Het inburgeringsbeleid wordt decentraal uitgevoerd. Dit betekent dat gemeenten naar eigen inzicht vorm dienen te geven aan de uitvoering van het inburgeringsbeleid voor oudkomers. Bij de vormgeving van het traject dient aangesloten te worden bij de situatie van de individuele oudkomer en bij de gemeentelijke situatie. Wel dient elk traject tenminste 300 contacturen te bevatten.

Bij het vaststellen van trajecten kan gebruik worden gemaakt van eencombinatie van budgetten. Een traject bestaat immers vaak uit een combinatie van componenten op het gebied van Nederlands als tweede taal, werk, toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale activering.

Prioritaire doelgroepen

Oudkomers uit de groep werklozen, opvoeders en geestelijke bedienaren dienen met voorrang een aanbod te krijgen boven andere groepen oudkomers. Aanleiding voor deze prioritering is dat veel leden uit etnische minderheidsgroepen die al langer in Nederland verblijven, de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen om een zelfstandig bestaan op te kunnen bouwen, hun kinderen te kunnen ondersteunen bij de opvoeding en hun schoolcarrière of op professionele wijze invulling te kunnen geven aan hun functie in de Nederlandse samenleving.

Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel c

De onderhavige regeling is van toepassing op de in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit genoemde gemeenten. Voor 25 andere gemeenten geldt de Regeling inburgering oudkomers 25 gemeenten 2005.

Artikel 1, onderdeel f

Met de aanduiding ‘etnische minderheidsgroep’ wordt in hoofdzaak gedoeld op de eerste generatie niet-westerse allochtonen, alsmede de eerste generatie allochtonen welke afkomstig zijn uit voormalig Joegoslavië en de voormalige Sovjet-Unie. Een gemeente kan besluiten de doelgroep uit te breiden met in zijn gemeente woonachtige eerste generatie allochtonen uit andere herkomstgebieden.

Voorts worden vreemdelingen die in Nederland verblijven op basis van een tijdelijk doel uitgesloten van de doelgroep, met uitzondering van de geestelijke bedienaren die gelet op de Regeling aanwijzing bijzondere categorieën vreemdelingen ten behoeve van inburgering wel tot de doelgroep dienen te worden gerekend. Voor de definiëring van verblijf voor een tijdelijk doel wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers (hierna: WIN) en de op dit artikel gebaseerde Regeling aanwijzing nieuwkomers wegens verblijf voor een tijdelijk doel.

De hier gebruikte omschrijving van oudkomers sluit personen die reeds op basis van de WIN een inburgeringsprogramma hebben gevolgd niet uit. Er wordt echter met onderhavige regeling wel naar gestreefd om juist anderen dan de genoemde personen een aanbod te kunnen doen.

Artikel 1, onderdeel g

Trajecten zijn inburgeringsprogramma’s waarbij het verplicht is taalonderwijs te koppelen aan de componenten, genoemd in artikel 1, onderdeel j, van het Besluit. De trajecten dienen in het teken te staan van het tussen gemeentebestuur en oudkomer overeengekomen perspectief van de oudkomer om in de Nederlandse samenleving te participeren. Gelet daarop is het van belang taalonderwijs te koppelen aan andere componenten, zoals: werk, toegang tot beroepsonderwijs, opvoedingsondersteuning of sociale activering. Sociale activering moet ruim worden opgevat. Het traject is in dat geval voornamelijk gericht op maatschappelijke participatie.

Artikel 1, onderdeel h

Met de prognose geeft het gemeentebestuur het ambitieniveau aan in termen van het aantal oudkomers dat naar verwachting in 2005 een traject zal beginnen.

Artikel 2

Het doel van de regeling sluit in voorkomende gevallen niet uit dat ook aan personen die niet tot genoemde prioritaire doelgroepen behoren een traject kan worden aangeboden.

Sinds de motie van het Kamerlid Lazrak van 3 juli 2002 (Kamerstukken II 2001/2002, 28 006, nr. 14) dient het gemeentelijke oudkomersbeleid, naast de opvoeders en werklozen, zich ook specifiek te richten op geestelijke bedienaren. Als geestelijke bedienaar wordt aangemerkt de persoon die arbeid verricht als geestelijk voorganger of godsdienstleraar. Vanwege de tijdelijkheid van het verblijf van veel geestelijke bedienaren, verdient het de voorkeur om hen een kort maar intensief traject aan te bieden.

Artikel 3

Om voor een voorlopig aandeel in de middelen voor inburgering van oudkomers in aanmerking te kunnen komen, dient het gemeentebestuur een aanvraag in om verlening van een brede doeluitkering bij de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Bij de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dient het gemeentebestuur een prognose in.

Artikel 4

Artikel 13, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid bepaalt dat het bedrag dat in 2005 ambtshalve aan voorschotten op het inburgeringsdeel wordt verleend de uitkomst is van de in dit artikel weergegeven formule. Eén onderdeel van de formule is de factor T: het door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie vastgestelde aantal oudkomers dat bij de verlening van de voorschotten wordt betrokken. Artikel 4 legt vast op welke wijze de factor T voor elke gemeente wordt bepaald.

Artikel 4, tweede lid

De in dit lid bedoelde aantallen zijn gebaseerd op cijfers die jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek worden verzameld bij de zogenaamde structurele tellingen op basis van de Gemeentelijke Basis Administratie (peildatum 1 januari 2004). Met deze cijfers wordt de doelgroep zo goed mogelijk benaderd.

Artikel 4, derde lid

De prognose van de gemeente kan gelijk zijn als, lager of hoger zijn dan het aantal oudkomers genoemd in bijlage 1. Aan de hand van alle prognoses van de gemeenten wordt de in artikel 13 van de Uitvoeringsregeling bedoelde factor T vastgesteld op de navolgende wijze.

In onderdeel a van dit lid is geregeld dat de factor T gelijk is aan het in de vierde kolom van bijlage 1 genoemde getal, indien de prognose gelijk is aan het aantal oudkomers als genoemd in de vierde kolom van bijlage 1.

Onderdeel b regelt de hoogte van de factor T indien de prognose lager is dan het aantal oudkomers dat genoemd is in de vierde kolom van bijlage 1. In dat geval wordt de indicatieve factor T naar evenredigheid verlaagd. De gemeente beoogt in dit geval immers minder oudkomers een traject te laten starten.

Indien de prognose hoger is dan het aantal oudkomers, genoemd in de vierde kolom van bijlage 1, is de hoogte van de factor T geregeld in onderdeel c. Bij het vaststellen van de hoogte van de factor T in deze situatie speelt de toereikendheid van het budget een rol. Van verhoging kan alleen sprake zijn indien andere gemeenten een lagere prognose hebben ingediend, zodat middelen kunnen worden herverdeeld. Als het beschikbare budget toereikend is om alle prognoses van gemeenten te honoreren worden de indicatieve factoren T voor de betreffende gemeenten naar evenredigheid verhoogd. Dit is geregeld in het eerste deel van onderdeel c. Als het beschikbare budget niet toereikend is (onderdeel c, tweede deel) kan slechts een beperkte hoeveelheid middelen herverdeeld worden en kan ingeval de prognose hoger is dan het in de bijlage genoemde aantal oudkomers de indicatieve factor T niet naar evenredigheid worden verhoogd. In dat geval wordt aan gemeenten die een hogere prognose hebben ingediend allereerst de factor T toegekend, zoals genoemd in de bijlage. De resterende middelen worden vervolgens verdeeld over die gemeenten die een hogere prognose hebben ingediend. Deze verdeling gebeurt naar evenredigheid van het aantal oudkomers, zoals genoemd in de bijlage. Het spreekt voor zich dat gemeenten nooit een hoger voorlopig aandeel kunnen ontvangen dan behorend bij de prognose die is ingediend.

Artikel 5, eerste lid

Krachtens dit artikel is het gemeentebestuur verplicht de individuele afspraken tussen het gemeentebestuur en de oudkomer met betrekking tot het traject in een overeenkomst neer te leggen. Door een dergelijke overeenkomst worden de wederzijdse rechten en verplichtingen inzake het aanbieden en volgen van het traject eenduidig vastgelegd. Het ligt voor de hand dat in de overeenkomst als eerste het doel van het traject wordt omschreven. Voorts wordt door het vastleggen van de onderdelen van het traject bepaald wat het traject voor de oudkomer precies inhoudt.

In de overeenkomst worden ook de verplichtingen van het gemeentebestuur neergelegd. Door het opnemen van deze verplichtingen wordt het tweezijdige karakter van de inburgeringsovereenkomst benadrukt. Tegenover de verplichtingen van de oudkomer, die krachtens artikel 5, derde lid, onderdeel f, in de overeenkomst dienen te worden vastgelegd, staat in ieder geval de verplichting van het gemeentebestuur om het traject te realiseren en aan te bieden.

Voorts valt te denken aan een afsluitend gesprek en doorgeleiding naar verdere scholing of werk. Voor het succesvol afronden van een traject is individuele begeleiding van groot belang. Daarom dienen de afspraken omtrent aard en omvang ervan ook in de overeenkomst te worden opgenomen.

Bij verplichtingen van de oudkomer valt te denken aan: de verplichting om te starten met het volgen van de onderdelen van het traject zodra de oudkomer door de onderwijsinstelling daartoe wordt uitgenodigd, het naleven van de regels die de onderwijsinstelling aan cursisten stelt, het bijwonen van bijeenkomsten van de onderwijsinstelling, het verschijnen op gesprekken op uitnodiging van een van de betrokken instellingen en het deelnemen aan de begin- en eindtoets. Het wordt gemeenten aangeraden om in de overeenkomst neer te leggen dat de oudkomer, indien dringende redenen hem belemmeren om te voldoen aan zijn verplichtingen zoals deze zijn neergelegd in de overeenkomst, de gemeente en de betrokken instellingen van deze dringende redenen op de hoogte stelt. De overdracht van informatie tussen de bij het traject betrokken partijen (de oudkomer, de gemeente

en de betrokken instellingen) is noodzakelijk om de voortgang van de oudkomer in het traject te bewaken.

In de overeenkomst dienen tenslotte in ieder geval de gevolgen te worden neergelegd van het door de oudkomer niet nakomen van de overeenkomst. Bij dergelijke gevolgen kan zowel worden gedacht aan het achterwege laten van een beloning als aan het opleggen van een sanctie. Terzake van het opleggen van sancties zij nog vermeld dat het gemeenten wordt aangeraden om in de overeenkomst neer te leggen dat dringende redenen (bijvoorbeeld zwangerschap en ziekte) de oudkomer (tijdelijk) van zijn verplichtingen kunnen ontslaan. Voor het vastleggen van de rechten en verplichtingen van de gemeente en de oudkomer wordt door de Minister aan de gemeenten een modelovereenkomst verstrekt. Het gemeentebestuur kan de modelovereenkomst gebruiken bij het opstellen van de overeenkomst met de oudkomer. De overeenkomst dient zo veel als mogelijk te worden toegesneden op de persoonlijke situatie van de oudkomer.

Artikel 5, tweede lid

Vastgelegd is dat een traject ten minste 300 contacturen dient te omvatten. Zodoende wordt verzekerd dat zowel de gemeente, de onderwijsinstelling als de oudkomer een reële inspanning levert. Trajecten met minder dan 300 contacturen komen niet voor bekostiging in aanmerking.

Artikel 5, vierde lid

Het is de bedoeling van het oudkomersbeleid een zo groot mogelijke groep oudkomers te bereiken. Daarom is in dit lid ook opgenomen dat het gemeentebestuur op grond van deze regeling slechts één overeenkomst met een oudkomer sluit. Voorts is het de intentie van de onderhavige regeling om die oudkomers een traject te laten volgen die niet al eerder op grond van andere regelingen een inburgeringstraject hebben gevolgd.

Artikel 6, eerste lid

Iedere oudkomer dient aan het begin van een traject een begintoets te worden

afgenomen en op het eind van een traject een eindtoets. De toetsen stellen het niveau Nederlands als tweede taal vast. Het Referentiekader Nederlands als tweede taal dat is vastgelegd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, beschrijft de verschillende niveaus voor de lees-, schrijf-, spreek- en luistervaardigheid.

Artikel 6, tweede lid

In het tweede lid zijn de combinaties van toetsen genoemd die in het kader van deze regeling mogen worden gebruikt om het niveau Nederlands als tweede taal te meten.

De Intaketoets NT2 is een toetsinstrument waarmee de taalvaardigheid Nederlands als tweede taal kan worden gemeten zodat een adequate plaatsing in een NT2-traject mogelijk

is. De toets meet de vaardigheden lezen, schrijven, luisteren en spreken. De toets meet de vaardigheden op de niveaus 1 tot en met 4 van het hierboven genoemde referentiekader.

De NT2-Profieltoets meet de beheersing van de taalvaardigheid Nederlands als tweede taal aan het einde van het inburgeringsprogramma. De toets meet de vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven. De toets bestaat uit twee delen, te weten een lagere variant (niveaus 1, 2 en 3) en een hogere variant (niveaus 2, 3 en 4).

NT2-Cat is een computergestuurde adaptieve toets die de vaardigheden lezen en luisteren volledig geautomatiseerd toetst. De moeilijkheidsgraad van de opgaven wordt automatisch aangepast aan het taalvaardigheidsniveau van de cursist. De score wordt automatisch bijgehouden en op basis daarvan wordt het NT2-niveau berekend. NT2-Cat meet de vaardigheden op de niveaus 1 tot en met 3 van het referentiekader.

Itemdito is een digitale adaptieve toets die nu nog alleen de leesvaardigheid Nederlands als tweede taal volledig geautomatiseerd toetst. De score wordt automatisch bijgehouden en op basis daarvan wordt het NT2-niveau berekend. Itemdito meet de leesvaardigheid op de niveaus 1 tot en met 5 van het referentiekader.

De Intaketoets Alfabetisering NT2 bestaat uit een serie toetsen die een adequate plaatsing van een niet-gealfabetiseerde in een alfabetiseringstraject mogelijk maakt.

De NT2-Profieltoets Alfabetisering meet de beheersing van de taalvaardigheid Nederlands als tweede taal aan het einde van het inburgeringsprogramma van niet-gealfabetiseerden. De toets meet de vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven op een voor de niet-gealfabetiseerde geëigende wijze.

Met de NT2-Cat worden slechts twee van de vier aspecten van taalbeheersing gemeten en met Itemdito vooralsnog slechts een.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,

M.C.F. Verdonk

Naar boven