Wijziging Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds

Regeling van het Bestuur van het Faunafonds van 12 mei 2005, nr. FF2005/178, houdende wijziging van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds

Het Bestuur van het Faunafonds,

Besluit:

Artikel I

De Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, artikel 2, eerste lid en derde lid, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 4, eerste lid en artikel 6, tweede lid, wordt `LASER' vervangen door: Dienst Regelingen.

B

In artikel 5, derde lid, wordt `Gelijktijdig zendt de taxateur het formulier `bevestiging taxatie grondgebruiker' aan de aanvrager.' vervangen door: Bij de eindtaxatie overhandigt de taxateur het formulier `bevestiging taxatie grondgebruiker' aan de aanvrager of deponeert het bedoelde formulier in de brievenbus van aanvrager.

C

1. In artikel 6, eerste lid, wordt `bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of bedrijfsmatige visserij' vervangen door: bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of visserij.

2. In artikel 6, derde lid, wordt `bedrijfsmatige landbouw, bedrijfsmatige bosbouw of bedrijfsmatige visserij' vervangen door: bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of visserij.

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

1. Het bestuur zal een tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2, slechts verlenen, indien en voor zover naar zijn oordeel de grondgebruiker de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.

2. Maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperkingen van schade, waarvan het bestuur meent dat deze naar eisen van redelijkheid en billijkheid door de grondgebruiker kunnen worden genomen staan vermeld in het door het bestuur vastgestelde Handboek Faunaschade. Indien een grondgebruiker een niet in het Handboek Faunaschade vermeld verjaagmiddel wil aanwenden, legt hij het gebruik van het middel vooraf schriftelijk voor aan het bestuur.

3. Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid onderdeel a en b van de wet en waarvoor ingevolge artikel 68 van de wet een ontheffing kan worden verleend, wordt slechts toegekend indien:

a. de ontheffing op deugdelijke wijze is aangevraagd en op inhoudelijke gronden door de betreffende provincie is geweigerd;

b. de ontheffing is verleend en er ondanks dat daarvan naar het oordeel van het bestuur op adequate wijze gebruik is gemaakt, bedrijfsmatige schade aan gewassen, teelten of overige produkten is opgetreden.

4. Gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 maart zijn geen maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperking van schade vereist op percelen welke door het provinciaal bestuur zijn aangewezen als foerageergebied voor kolganzen, grauwe ganzen of smienten.

5. Gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 maart dienen kolganzen, grauwe ganzen of smienten, op percelen met overjarig grasland, welke niet door het provinciaal bestuur als foerageergebied voor deze diersoorten zijn aangewezen:

a. van zonsopkomst tot 12.00 ter voorkoming of beperking van schade door menselijke aanwezigheid te worden verjaagd en dient ter ondersteuning van deze verjaging een ontheffing krachtens artikel 68 van de wet te worden aangevraagd.

b. voor de periode na 12.00 uur tot zonsondergang dienen kolganzen, grauwe ganzen en smienten te worden verjaagd door menselijke aanwezigheid of het gebruik van één of meer honden of vogelafweerpistolen.

6. Voor gewassen, teelten of overige produkten, welke door de plaats, het moment of de wijze van telen of houden bijzonder kwetsbaar zijn voor schade veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b van de wet kan het bestuur een verhoogd eigen risico instellen.

E

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 wordt door het bestuur vastgesteld na kennisneming van het door de aanvrager ingezonden aanvraagformulier met bijlagen, het door de taxateur opgestelde taxatierapport eventueel voorzien van opmerkingen van de aanvrager en eventueel overige op de aanvraag betrekking hebbende stukken.

2. Een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 wordt verminderd met 5% van de door de taxateur vastgestelde schade, met een minimum van € 250,00.

3. De tegemoetkoming in de schade veroorzaakt door dieren behorende tot de diersoorten welke niet zijn opgenomen in bijlage 1 en 2 als bedoeld in artikel 3 van het Besluit Beheer en Schadebestrijding dieren- met uitzondering van schade veroorzaakt door vossen- en de tegemoetkoming in de schade door dieren veroorzaakt aan gewassen op percelen welke door het provinciaal bestuur zijn aangewezen als foerageergebieden voor kolganzen, grauwe ganzen en smienten gedurende de periode van 1 oktober tot en met 31 maart, wordt gesteld op 100% van de door de taxateur vastgestelde schade.

4. In bijzondere gevallen kan het bestuur besluiten de tegemoetkoming eveneens te bepalen op 100% van de door de taxateur getaxeerde schade.

5. Tegemoetkomingen lager dan € 50,00 worden niet uitgekeerd.

F

1. In artikel 9, eerste lid, wordt, onder vernummering van de onderdelen c tot en met k in d tot en met l, een nieuw onderdeel c ingevoegd, luidende:

c. Indien de schade is aangericht door een beschermde inheemse diersoort, waarvoor het provinciaal bestuur krachtens artikel 67 van de wet personen of categorieën van personen heeft aangewezen om de stand van deze diersoorten te beperken.

2. Artikel 9, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. Voor schade op percelen welke zijn gelegen binnen de bebouwde kom, binnen de afpalingskring van een geregistreerde eendenkooi of binnen een straal van 500 meter van een vuilstortplaats, tenzij de schade wordt aangericht in de periode 1 oktober tot en met 31 maart en deze percelen door het provinciaal bestuur zijn aangewezen als foerageergebied voor kolganzen, grauwe ganzen of smienten.

3. Artikel 9, eerste lid, onderdeel h) I, komt te luiden:

I. waarvoor een pachtovereenkomst ingevolge artikel 70 a tot en met e van de Pachtwet (natuurpacht) is afgesloten,

4. In artikel 9, eerste lid, wordt, onder vernummering van de onderdelen k tot en met l in l tot en met m, een nieuw onderdeel j ingevoegd, luidende:

j. Indien schade is aangericht op gronden waarvoor een vergoeding is verleend in het kader van SN of SAN voor botanisch beheer of botanisch randenbeheer.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na plaatsing in de Staatscourant.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Dordrecht, 12 mei 2005.
Het Bestuur van het Faunafonds,
J.S. Huys, voorzitter.
H. Revoort, secretaris.

1 Stcrt. 2002, nr. 69.

Toelichting

De aanleiding voor deze wijziging is enerzijds de totstandkoming van het Beleidskader Faunabeheer en anderzijds de aanbevelingen van de Commissie Huys.

Beleidskader Faunabeheer:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft nadat een aantal maatschappelijke organisaties hem daartoe heeft geadviseerd het Beleidskader Faunabeheer vastgesteld. Het Beleidskader voorziet erin dat in totaal 80.000 ha gronden worden aangewezen als foerageergebied voor overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten. De provincies zullen deze gebieden aanwijzen. In de aangewezen foerageergebieden zullen de ganzen en smienten ongestoord kunnen foerageren. Daarbuiten moeten grondgebruikers en jachthouders gezamenlijke acties ondernemen om met name de overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten naar de foerageergebieden te verjagen. Daarbij wordt uitgegaan van het lerend vermogen van de ganzen en smienten, dat wil zeggen dat als ganzen en smienten door verjaging en verontrusting bij hun foerageren worden verstoord zij na verloop van tijd vanzelf de foerageergebieden zullen opzoeken en daar in hoofdzaak zullen verblijven. Bedrijfsmatige schade aan gewassen, die worden geteeld op percelen binnen de foerageergebieden wordt volledig vergoed, ook als de schade wordt aangericht door dieren van soorten die onbeschermd zijn of op de landelijke vrijstellingslijst staan.

In het beleidskader is bepaald dat op percelen buiten foerageergebieden ganzen moeten worden verjaagd.

Op ingezaaide graslanden, akkerbouwpercelen en percelen waarop vollegrondsgroenten worden geteeld en die als kwetsbare gewassen worden aangemerkt en die zijn gelegen buiten de foerageergebieden, moeten grondgebruikers in voldoende aantallen visuele en akoestische afweermiddelen plaatsen om de ganzen en smienten van de percelen te weren. Bovendien moet, om voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking te komen, bij de provincie een ontheffing krachtens artikel 68 worden aangevraagd om de overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten ter ondersteuning van de verjaging van zonsopkomst tot 12.00 uur met het geweer te doden.

Op percelen met overjarig grasland en gelegen buiten de foerageergebieden moeten de overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten, om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, ook worden verjaagd. Voor de periode na 12.00 uur kan worden volstaan met het door menselijke aanwezigheid en met behulp van één of meer honden of een vogelafweerpistool verjagen van de ganzen en smienten. Voor de periode van zonsopkomst tot 12.00 uur moet ter ondersteuning van de verjaging ook een ontheffing krachtens artikel 68 van de wet worden aangevraagd om enkele ganzen of smienten met het geweer te doden.

Aanbevelingen Commissie Huys:

Teneinde te trachten een einde te maken aan de als maar stijgende uitgaven van het Faunafonds in de sfeer van de tegemoetkomingen in de schade door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten heeft de Minister van LNV een commissie onder voorzitterschap van de heer J. S. Huys ingesteld met de opdracht aanbevelingen te doen die er toe zullen leiden dat het beroep op het Faunafonds zal afnemen. De Commissie heeft een aantal aanbevelingen gedaan en de Minister heeft daarop het bestuur van het Faunafonds verzocht een deel van de aanbevelingen in de beleidsregels van het Faunafonds op te nemen.

Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt nog enkele redactionele correcties in de tekst van de regeling aan te brengen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A, heeft betrekking op de naamswijziging van LASER in Dienst Regelingen.

Onderdeel B heeft betrekking op de taxatieprocedure. Thans gebeurt het nog dat een taxateur de bevestiging grondgebruiker eerst op het moment dat het taxatierapport is voltooid aan de aanvrager zendt. De termijn van eindtaxatie en verzenden van de bevestiging staat er dan aan in de weg om een hertaxatie te laten uitvoeren.

Onderdeel B heeft betrekking op een aanbeveling van de Commissie Huys om het eigen risico aan te passen. De Minister heeft het Faunafonds verzocht daartoe over te gaan.

Voorts heeft dit onderdeel betrekking op een noodzakelijke aanpassing van de regeling. Schade door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten waarvoor nimmer een ontheffing krachtens artikel 68 van de wet wordt verleend om deze dieren ter ondersteuning van de verjaging te doden, hierbij kan gedacht worden aan dassen, zangvogels, bergeenden ed., wordt steeds tot 100% van de vastgestelde schade vergoedt. Tot op heden werden deze tegemoetkomingen onder het uitzonderingsartikel uitbetaald. Omdat voor belangrijke schade door vossen wel een ontheffing kan worden verleend en de vos niet op de landelijke of de provinciale lijst is opgenomen, wordt de schade aangericht door vossen voor 95% vergoedt en moet in dit onderdeel voor de vos een uitzondering worden gemaakt.

Bij onderdeel C en D worden de bestaande artikelen 7 en 8 van volgorde gewisseld. Deze wisseling geeft beter de volgorde aan waarin een verzoekschrift behandeld wordt. Eerst wordt een verzoek inhoudelijk beoordeeld en daarna wordt de hoogte van de al dan niet te verstrekken tegemoetkoming bepaald.

In onderdeel C worden bepalingen opgenomen die voortvloeien uit het Beleidskader Faunabeheer. Binnen de foerageergebieden behoeven, om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming, geen maatregelen te worden genomen om de schade te voorkomen en te beperken. Daarbuiten dienen overwinterende kolganzen, grauwe ganzen en smienten verjaagd te worden.

In onderdeel D wordt, conform het voorstel van de Commissie Huys, het eigen risico gesteld op 5% van de geleden schade met een minimum van € 250,00. Tevens wordt met deze wijziging het minimale eigen risico gelijkgesteld met belangrijke schade zoals vastgesteld door de Minister van LNV, € 250,00 per geval.

Om de administratieve lasten te beperken worden tegemoetkomingen die lager zijn dan € 50,00 niet uitgekeerd.

In onderdeel E, onder 1, wordt nog eens specifiek aangegeven dat geen tegemoetkoming wordt verstrekt indien de provincie personen of categorieën van personen heeft aangewezen om een beschermde inheemse diersoort te doden om de stand te beperken. Met deze aanwijzing heeft een grondgebruiker voldoende middelen tot zijn beschikking om, bij een adequate toepassing, de schade te voorkomen en te beperken.

Onderdeel E, onder 2, vloeit voort uit de wijzigingen in verband met de invoering van het beleidskader Faunabeheer.

Onderdeel E, onder 3, heeft betrekking op redactionele wijzigingen.

Onderdeel E, onder 4, wordt ingevoerd omdat voor het opvangen van ganzen en smienten in foerageergebieden overeenkomsten in het kader van Programma Beheer kunnen worden afgesloten behalve voor gronden met een pakket voor botanisch beheer of botanisch randenbeheer. Deze gronden worden nu ook bij het Faunafonds voor een tegemoetkoming uitgesloten omdat door het verschralen van de grond er nauwelijks foerageermogelijkheden voor beschermde inheemse diersoorten aanwezig is en deze gronden geen of een lagere productie voor het agrarische bedrijf leveren.

Dordrecht, 12 mei 2005.

Het Bestuur van het Faunafonds,

J.S. Huys, voorzitter.

H. Revoort, secretaris.

Naar boven