Aanwijzingsregeling boeteopleggers arbeidstijden vervoer

19 mei 2005

Nr. HDJZ/S&W/2005-112

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 10:5, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;

Besluiten:

Artikel 1

Het hoofd van het Bureau Bestuurlijke Boete van de Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt aangewezen als de ambtenaar, bedoeld in artikel 10:5, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet voorzover het de in artikel 5:12, tweede lid, van die wet onderscheiden categorieën van arbeid betreft, met uitzondering van het eigen vervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wet goederenvervoer over de weg.

Artikel 2

Het hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van de directie Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie wordt aangewezen als de ambtenaar, bedoeld in artikel 10:5, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet voorzover het betreft arbeid, verricht in het kader van eigen vervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Wet goederenvervoer over de weg.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel II van het koninklijk besluit van 10 september 2004 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit en het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de invoering van de bestuurlijke boete (Stb. 487) in werking treedt.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling boeteopleggers arbeidstijden vervoer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Met de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet is de bestuursrechtelijke handhaving in de Arbeidstijdenwet gerealiseerd. In die wet is uitdrukkelijk een scheiding aangebracht tussen het toezicht en de boeteoplegging. Waar het gaat om de Arbeidstijdenwet vinden toezichthandelingen plaats door de op grond van artikel 8:1 aangewezen toezichthouders, terwijl de boeteoplegging plaats vindt door de ambtenaar die op grond van artikel 10:5 is aangewezen. Deze scheiding tussen toezicht en boeteoplegging is bedoeld om de onafhankelijke positie van de boeteoplegger ten opzichte van de toezichthouders te benadrukken (zie Kamerstukken II 2002/03, 29 000, nr. 3, blz. 17).

Voor het toezicht in het wegvervoer is een taakverdeling gemaakt tussen het ministerie van Verkeer en Waterstaat en dat van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het zogenoemde eigen vervoer is het domein van de Arbeidsinspectie en het beroepsvervoer ressorteert onder de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Dit heeft ook gevolgen voor de aanwijzing van de boeteoplegger. Als boeteoplegger voor de Arbeidstijdenwet waar het gaat om de onderscheiden sectoren in het beroepsvervoer wordt het hoofd van het Bureau Bestuurlijke Boete van de Inspectie Verkeer en Waterstaat aangewezen, terwijl voor het eigen vervoer wordt aangewezen het hoofd van de afdeling Bestuurlijke Boete van de directie Inspectieondersteuning van de Arbeidsinspectie aangewezen.

Deze regeling treedt in werking tegelijk met de bepalingen van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet die betrekking hebben op de vervoerssectoren.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

Naar boven