Wijziging Regeling vrijstelling verplichtingen WW

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2004, nr. SV/F&W/2004/28097, houdende wijziging van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW in verband met vrijstelling van oudere werknemers van de sollicitatieplicht

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 24, zevende lid, en 26, derde lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel I

Wijziging van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW

Artikel 3 van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. die 57,5 jaar of ouder is op 31 december 2003, wiens eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 januari 2004 en:

1°. die onmiddellijk voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag een recht op uitkering had op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen of de Liquidatiewet ongevallenwetten dan wel een uitkering had die naar aard en strekking daarmee overeenkomt;

2°. die onmiddellijk voorafgaande aan de eerste werkloosheidsdag een recht op ziekengeld had op grond van de Ziektewet dat is ontstaan op of voor 1 januari 2003; of

3°. die gedurende een langere periode gemiddeld ten minste 20 uur per week besteedt aan vrijwilligerswerk of mantelzorg en woonachtig is in district Noord of Zuid-West als bedoeld in bijlage 2 van het Besluit werkgebieden CWI.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het recht op vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ten derde, op aanvraag vast. Aanvragen kunnen worden ingediend tot 1 oktober 2004.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. vrijwilligerswerk: onbetaalde en onverplichte activiteiten binnen een organisatie die een ideële doelstelling heeft of een maatschappelijk nut nastreeft, welke activiteiten doorgaans een aanvullend karakter hebben op bestaande maatschappelijke voorzieningen;

b. mantelzorg: noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte.

Artikel II

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat het in artikel I, eerste lid, toegevoegde artikel 3, eerste lid, onderdeel d, ten eerste en ten tweede, van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW terugwerkt tot en met 1 januari 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 april 2004.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.J. de Geus.

Toelichting

Algemeen

Op grond van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW (hierna: de Regeling) zijn werknemers van 57,5 jaar en ouder vanaf 1 januari 2004 niet meer vrijgesteld van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing. Tot die datum was dit op grond van het Besluit vrijstelling verplichtingen WW (deels) wel het geval. Bij wijze van overgangsregeling zijn werknemers van 57,5 jaar of ouder die op 1 januari 2004 langer dan één jaar een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvingen, alsmede de WW-gerechtigden die op 31 december 2003 geen inschrijf- en acceptatieplicht hadden (op grond van artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Regeling) wel vrijgesteld van deze verplichtingen. Uitgangspunt voor deze overgangsregeling is dat deze werknemers een zo grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben dat het niet opportuun is om deze groepen alsnog te verplichten tot sollicitatie- of andere reïntegratieactiviteiten.

Met de onderhavige wijziging is het overgangsrecht van de Regeling verruimd.

Werkloze werknemers van 57,5 jaar en ouder die op 31 december 2003 een WW-uitkering ontvingen en voorafgaand aan deze WW-uitkering een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen of de Liquidatiewet hadden, zijn door deze verruiming vrijgesteld van de betreffende verplichtingen, ook als zij op die datum korter dan een jaar een WW-uitkering hadden ontvangen (artikel 3, eerste lid, onderdeel d).

Ook wordt op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, vrijgesteld de werkloze werknemer van 57,5 jaar en ouder die een eerste werkloosheidsdag heeft vóór 1 januari 2004 en die direct voorafgaande aan deze WW-uitkering ziekengeld ontving op grond van de Ziektewet (ZW), met dien verstande dat het recht hierop is ontstaan op of voor 1 januari 2003. De periode van WW en ZW tezamen moet dus ten minste een jaar zijn.

De reden voor deze verruiming van het overgangsrecht is dat bovenstaande WW-gerechtigden weliswaar minder dan één jaar werkloos zijn, maar door arbeidsongeschiktheid of ziekte veelal langere tijd niet in staat of in de gelegenheid zijn geweest om arbeid te verrichten dan wel te verkrijgen of te aanvaarden. Zij hebben geen recente band met de arbeidsmarkt en verkeren in een vergelijkbare situatie als de werknemers die op grond van het oorspronkelijke overgangsrecht vrijgesteld bleven.

Aan deze wijziging is terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2004. Dit betekent dat WW-gerechtigden die onder de verruiming van het overgangsrecht vallen, doorlopend vrijgesteld zijn van de sollicitatieplicht en er geen tussenliggende periode is waarin deze WW-gerechtigden tijdelijk wel sollicitatieplichtig waren. Dit betekent feitelijk dat eventueel opgelegde sancties in deze tussenliggende periode voor deze categorie WW-gerechtigden komen te vervallen. Deze wijziging is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 3 februari 2004 (Kamerstukken II, 2003/04, 28 862, nr. 28).

Daarnaast is ook een wijziging aangebracht in de Regeling voor oudere werklozen die vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken verrichten. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn in de Nederlandse samenleving van groot belang. Veel oudere werknemers besteden hun tijd aan vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken. In het kader hiervan is ook gekeken naar mogelijkheden om personen (tijdelijk) vrij te stellen van een aantal arbeidsverplichtingen in de WW als de omvang van de vrijwilligers- of mantelzorgtaken belemmerend zou kunnen werken voor de activiteiten die moeten worden verricht om arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.

Bij wijze van proef wordt door middel van de onderhavige regeling vastgelegd dat werklozen in de regio’s Noord en Zuid-West die 57,5 jaar en ouder zijn en reeds vóór 1 januari 2004 een WW-uitkering ontvingen, vrijgesteld worden als zij gemiddeld ten minste 20 uur per week aantoonbaar vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken verrichten (artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling). De vaststelling dat een persoon recht heeft op deze vrijstelling, gebeurt niet automatisch. De betreffende werkloze zal hiertoe, op grond van artikel 3, derde lid, van de Regeling een aanvraag moeten indienen. Deze aanvraag moet worden ingediend voor 1 oktober 2004.

Het gaat hierbij om oudere werklozen die voor 1 januari 2004 een WW-uitkering ontvingen en daarom tot 1 januari 2004 vrijgesteld waren van de sollicitatieplicht. Met de herinvoering van de sollicitatieplicht per 1 januari 2004 waren deze personen niet meer vrijgesteld van de verplichtingen gericht op arbeidsinpassing als zij korter dan één jaar een WW-uitkering ontvingen en per 1 mei 1999 nog geen 57,5 jaar waren. Door de onderhavige wijziging kunnen deze personen alsnog worden vrijgesteld als zij gemiddeld ten minste 20 uur vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken verrichten.

De proef is bedoeld om ervaring in de praktijk op te doen met een dergelijke vrijstellingsregeling. De proef moet met name inzicht bieden in de randvoorwaarden waaraan een goed uitvoerbare en handhaafbare vrijstellingsregeling voor vrijwilligerswerk en mantelzorg moet voldoen. In de onderhavige wijziging is een ruime definitie van de begrippen vrijwilligerswerk en mantelzorg beschreven. Tijdens de proef moet duidelijk worden of in de praktijk invulling gegeven kan worden aan de termen noodzakelijk, onverplicht, onbetaald, aantoonbaar, etc. Uiteraard moet deze regeling passen bij het karakter van de WW als tijdelijke inkomensoverbrugging. De activiteiten in het kader van het vrijwilligerswerk of de mantelzorg mogen daarom niet bestaan uit betaalde werkzaamheden of werkzaamheden die in het normale economische verkeer als betaalde werkzaamheden worden gezien. De reden hiervoor is dat het wenselijk is om concurrentievervalsing tegen te gaan. In de proef is dus ook van belang te onderzoeken hoe de begrippen onbetaalde werkzaamheden en noodzakelijke zorg met elkaar gecombineerd kunnen worden.

In het belang van een goede structurele regeling is besloten om bij de zoektocht naar mogelijkheden tot een goede en handhaafbare uitvoeringspraktijk niet het gehele land te betrekken, maar de proef te beperken tot twee regio’s om in de praktijk ervaring op te doen. De proef zal plaatsvinden in de regio’s Noord (Groningen, Friesland en Drenthe) en Zuid-West (Rijnmond, Zeeland en West-Brabant). In aansluiting op deze proef zal een beslissing genomen worden over een definitieve invulling van een structurele regeling voor vrijwilligers en mantelzorgers. Deze wijziging is aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 7 april 2004 (Kamerstukken II, 2003/04, 28 862, nr. 33).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.J. de Geus

  • 1

    Stcrt. 2003, 241.

Naar boven