Regeling vrijstelling oliepijpdoorboringsapparaten

Regeling houdende vrijstelling van artikel 13, eerste lid, van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ) bij het vervoer van oliepijpdoorboringsapparaten per zeeschip van en naar zee (Regeling vrijstelling oliepijpdoorboringsapparaten)

10 mei 2004

Nr. HDJZ/SCH/2004-1029

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 9, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

Artikel 1

Vrijstelling wordt verleend van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ), ten behoeve van het vervoer van of naar zee met zeeschepen, voor zover het betreft het direct vervoer van en naar mijnbouwinstallaties die zich op het Nederlands continentaal plat bevinden, van oliepijpdoorboringsapparaten (jet perforating guns, charged), gevarenklasse 1, classificatiecode 1.1D, United Nations Number (UN.No.) 0124, zonder ontstekingmiddelen, bestaande uit stalen kokers dan wel metalen strips, die voorwerpen met een holle lading bevatten, welke voorwerpen onderling zijn verbonden door slagsnoer.

Artikel 2

Aan de in artikel 1 bedoelde vrijstelling worden de navolgende voorschriften verbonden:

a. de oliepijpdoorboringspapparaten worden vervoerd in gesloten containers die getest zijn volgens de normen van de ‘International Convention for Safe Containers (CSC)’ of daaraan gelijkwaardige normen en zijn conform gekenmerkt;

b. de containers bezitten voldoende sterkte om bestand te zijn tegen de dynamische hijs- en stootkrachten die kunnen optreden wanneer de container op open zee in slecht weer en bij ruwe zee wordt behandeld, met verwijzing naar de Guidelines for the approval of offshore containers handled in open seas, afgekondigd door middel van circulaire Maritime Safety Committee/Circulaire (MSC/Circ.) 860 van de Internationale Maritieme Organisatie;

c. de containers zijn inwendig geheel voorzien van een vaste bekleding van hout;

d. de oliepijpdoorboringsapparaten zijn zodanig in de containers vastgezet dat elke beweging gedurende normale transportcondities is uitgesloten;

e. in dezelfde containers bevinden zich geen andere explosieve stoffen of voorwerpen;

f. voor het vervoer van deze containers met niet verpakte oliepijpdoorborings-apparaten zijn door de bevoegde autoriteit verleende toestemmingen (z.g. approvals) afgegeven op grond van de International Maritime Dangerous Goods (IMDG-)code, welke approvals bij het vervoer aanwezig zijn;

g. de totale hoeveelheid ontplofbare stof der voorwerpen bedraagt per container ten hoogste 20 kg netto en per zeeschip 40 kg netto;

h. de overige voorschriften op grond van de IMDG-code zijn volledig nageleefd;

i. elk vervoer, waaronder begrepen laden en lossen, wordt ten minste 4 uren voor de verwachte vertrektijd (Estimated Time of Departure (ETD)) onderscheidenlijk verwachte aankomsttijd (Estimated Time of Arrival (ETA)) gemeld aan het Vervoerinformatiecentrum (tel. 070-3052444; faxnummer 070-3052424) alsmede aan de bevoegde plaatselijke autoriteit.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijstelling oliepijpdoorboringsapparaten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

In artikel 13, eerste lid, van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ) worden de hoeveelheden ontplofbare stoffen genoemd welke maximaal zijn toegelaten aan boord van zeeschepen. Overschrijding van die hoeveelheden is tot nog toe uitsluitend mogelijk indien daartoe door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen een ontheffing is verleend.

De bedrijven welke explosieven gebruiken bij de exploratie en exploitatie van olie of gas op de Noordzee verschepen dikwijls dezelfde lading waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd bij de Afdeling Gevaarlijke Stoffen & Advies van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie vervoer.

Omdat deze werkzaamheden plaatsvinden in een 24-uurs cyclus is het niet altijd mogelijk om een dergelijke ontheffing tijdig en tijdens kantooruren aan te vragen. Dit doet zich vooral voor bij retourzendingen van boorplatforms.

Met deze vrijstellingsregeling, die eveneens zijn grondslag vindt in artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, wordt beoogd de praktische uitvoerbaarheid voor de branche eenvoudiger te maken, waarbij wel melding van het vervoer verplicht blijft.

Gelet op de voorschriften die zijn genoemd in artikel 2 van de vrijstellingsregeling blijft het veiligheidsniveau gewaarborgd. Het is een ervaringsfeit dat een offshore container met oliepijpdoorboringsapparaten in vele gevallen een brutogewicht heeft van 6000 kg, terwijl de hoeveelheid netto explosieve massa ca. 20 kg bedraagt. Dit overschrijdt weliswaar de in artikel 13, eerste lid, van het RVGZ genoemde 125 kg bruto, maar het effect van een netto explosieve toegestane massa van 20 kg versus de 6000 kg bruto van een offshore container met oliepijpdoorboringsapparaten is relatief zo gering dat zelfs het transport van een netto explosieve massa van 40 kg per zeeschip in het geval van het transport van oliepijpdoorboringsapparaten voldoet aan het beoogde veiligheidsniveau.

Omdat een melding van het transport van oliepijpdoorboringsapparaten verplicht blijft, is controle door Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer altijd mogelijk.

Overschrijding van de in artikel 2, onderdeel g, van de vrijstellingsregeling genoemde hoeveelheden is uitsluitend mogelijk met een door of namens de Minister van Verkeer en Waterstaat verleende ontheffing, welke kan worden aangevraagd bij de Afdeling Gevaarlijke Stoffen en Advies van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer (tel. 070-3052444, fax 070-3052413).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven