Mandaatregeling inzake de artikelen 130 tot en met 134a Wegenverkeerswet 1994

De algemeen directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,

gelet op de artikelen 130 - 134a Wegenverkeerswet 1994, verleent hiermee mandaat aan:

a. het hoofd divisie Vorderingen van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen tot het nemen van beslissingen als bedoeld in de artikelen 131, eerste, tweede, derde lid, onder a, b en c, vijfde en zesde lid, 132, tweede lid, 133, eerste en vierde lid, 134, eerste, tweede, vierde en zevende lid van de Wegenverkeerswet 1994.

b. het hoofd Juridische Zaken van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen tot het nemen van beslissingen op bezwaar, ingediend tegen een besluit als bedoeld onder a.

De onder a en b genoemde functionarissen worden tevens gemachtigd tot het verrichten van andere handelingen als bedoeld in de in het eerste lid genoemde artikelen.

De onder a verleende bevoegdheid wordt, bij afwezigheid van de onder a genoemde functionaris, tevens gemandateerd aan het waarnemend hoofd divisie Vorderingen.

De stukken die op grond van deze mandaatverstrekking worden afgedaan en ondertekend door een functionaris onder a. of b. bedoeld, worden gesteld op briefpapier van de Stichting CBR. Zij vermelden aan het slot: `De algemeen directeur van het CBR, namens deze,' gevolgd door de handtekening, de naam van de betrokken functionaris en de functieaanduiding.

De mandaatverstrekking wordt gepubliceerd in de Staatscourant en heeft werking vanaf de eerste werkdag na publicatie.

Rijswijk, 11 mei 2004.
De algemeen directeur van het CBR,
J.P. Vaessen.

Naar boven