Wijziging Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten

Wijziging van de Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten in verband met het reduceren van administratieve lasten

27 april 2004

Nr. HDJZ/AWW/2004-952

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 70b, tweede en zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel I

De Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Indien het desbetreffende kentekenbewijs deel I A, dan wel indien het een kentekenbewijs betreft dat is afgegeven voor 31 mei 2004, deel I, is voorzien van een stempel als bedoeld in het vierde lid, dan wel een door de RDW geplaatste indicatie ‘RDW GAIK’, geeft de erkenninghouder geen kentekenplaten van de modellen 18.2 met een retroreflecterende gele achtergrond dan wel een retroreflecterende lichtblauwe achtergrond, 27.1 tot en met 27.14 alsmede 27.30 en 27.31 voor het desbetreffende kenteken af.

2. De eerste volzin van het zevende lid komt te luiden:

7. Bij de afgifte van kentekenplaten volgens de modellen 27.15 tot en met 27.17 voorziet de erkenninghouder de kentekenplaten van een maandaanduiding.

B

De aanhef van het eerste lid van artikel 23 komt te luiden:

1. De erkenninghouder registreert bij de afgifte van kentekenplaten als bedoeld in artikel 20, eerste lid, met uitzondering van donkerblauwe kentekenplaten en kentekenplaten volgens de modellen 27.15 tot en met 27.29: .

C

Artikel 23a wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden:

1. In afwijking van artikel 15 mag de erkenninghouder kentekenplaten volgens de modellen 1.1 tot en met 18.2, 27.11, 27.12, 27.14, 27.30 en 27.31, en kentekenplaten met de lettermodellen C1, indien uitgevoerd in kunststof, en C2 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten, leveren aan een andere erkenninghouder.

2. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. De registratie, bedoeld in het derde lid, wordt gedurende twee jaar op de productieplaats bewaard.

D

Na het derde lid van artikel 23b worden twee leden ingevoegd, luidende:

4. De registratie, bedoeld in het eerste lid, wordt gescheiden gehouden van de registratie als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 23.

5. De registratie, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende twee jaar op de productieplaats bewaard.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Algemeen

Met de Erkenningsregeling fabrikanten kentekenplaten (hierna: regeling) is uitvoering gegeven aan de op 6 oktober 1999 tot stand gekomen wettelijke regeling van het systeem van gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten (GAIK) waarbij de artikelen 70 a tot en met j zijn ingevoegd in de Wegenverkeerswet 1994. Kort gezegd houdt het systeem in dat de fabricage, aflevering en inname van kentekenplaten strenger wordt gereguleerd om fraude met kentekenplaten en gebruik van valse kentekenplaten tegen te gaan. De regeling verplicht de fabrikanten van kentekenplaten tot het registreren van de afgifte van kentekenplaten.

Naar aanleiding van de in het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II opgenomen doelstelling om de administratieve lasten te verminderen is onder meer het wegenverkeersrecht doorgelicht. Daarbij is vastgesteld dat de registratieplichten van de kentekenplatenfabrikanten verminderd kunnen worden en daarmee de administratieve lasten zonder dat deze vermindering het bereiken van de doelstelling van GAIK in gevaar brengt. Met onderhavige wijziging is deze vermindering doorgevoerd. Van deze wijziging is tevens gebruik gemaakt om een aantal onvolkomenheden in de regeling te verbeteren. Deze zijn hierna verder toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Ingevolge artikel 21 van de regeling worden bij bepaalde modellen van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten alleen een beperkt aantal kentekenplaten afgegeven. De kentekenplaten met een donkerblauwe achtergrond alsmede de modellen 27.15 tot en met 27.29 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten voorzien in gevallen waarin het niet zinvol is de afgifte van de desbetreffende kentekenplaten te beperken. Daarom is artikel 21 van de regeling ook niet van toepassing op deze modellen. Kentekenplaten met een donkerblauwe achtergrond worden ingevolge artikel 3, tweede lid, sub a, van de Regeling kentekens en kentekenplaten afgegeven voor voertuigen die voor 1 januari 1977, respectievelijk 1 januari 1978 in gebruik zijn genomen.

Ingevolge artikel 3, tweede lid, sub c, van de Regeling kentekens en kentekenplaten mogen ook kentekenplichtige aanhangwagens die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 1978 van donkerblauwe kentekenplaten worden voorzien.

De modellen 27.15 tot en met 27.17 betreffen tijdelijke platen met beperkte geldigheid en worden gebruikt bij vermissing of diefstal. De modellen 27.18 tot en met 27.20 hebben betrekking op exportplaten. De modellen 27.21 tot en met 27.23 worden benut voor voertuigen die ter verkrijging van een kentekenbewijs naar en van de plaats van weging en onderzoek moeten worden gereden.

De modellen 27.24 tot en met 27.26 zijn voor niet-kentekenplichtige aanhangwagens en aanhangsels zoals fietsendragers. De modellen 27.27 tot en met 27.29 gelden voor tijdelijke platen met beperkte geldigheid (zevendaags kentekenbewijs). Al deze modellen worden uitgevoerd op een witte achtergrond.

Volgens de tekst van artikel 20, vijfde lid, van de regeling zoals deze luidde voor onderhavige wijziging mocht de erkenninghouder geen kentekenplaten met een donkerblauwe achtergrond dan wel kentekenplaten van de voornoemde modellen afgeven indien het kentekenbewijs de aantekening ‘RDW GAIK’ droeg. Net zoals in artikel 21 van de regeling, hadden de kentekenplaten met een donkerblauwe achtergrond en de modellen 27.15 tot en met 27.29 moeten worden uitgezonderd van de toepassing van artikel 20, vijfde lid, van de regeling. Met onderhavige wijziging is deze omissie hersteld.

In artikel 20, zevende lid, van de regeling zoals deze luidde voor onderhavige wijziging was per abuis een niet bestaand model 25.15 genoemd in plaats van het bedoelde model 27.15 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten. Tevens was in plaats van erkenninghouder sprake van kentekenhouder. Deze fouten zijn met onderhavige wijziging hersteld.

Artikel I, onderdeel B

Met de invoering van GAIK is in eerste instantie ervoor gekozen om de afgifte van alle soorten kentekenplaten te registreren. Omdat de niet gelimiteerd afgegeven kentekenplaten van de modellen 27.15 tot en met 27.29 theoretisch gezien vele malen per kentekenbewijs kunnen worden afgegeven, is er nu voor gekozen om de afgifte van deze platen voortaan niet meer te registreren.

Tevens is ervoor gekozen om de afgifte van donkerblauwe kentekenplaten niet meer te registreren. Zoals eerder genoemd, worden donkerblauwe kentekenplaten afgegeven voor voertuigen die voor 1 januari 1977, respectievelijk 1 januari 1978 in gebruik zijn genomen. Het aantal zogenoemde oldtimers is beperkt en er wordt over het algemeen weinig mee gereden. Dus kan zonder bezwaar de plicht tot registratie van de betrokken kentekenplaten vervallen. Met het achterwege laten van deze registratie worden de administratieve lasten voor de fabrikanten van kentekenplaten verminderd. Dit levert een besparing aan administratieve lasten op van ± 250.000,– euro per jaar.

De voorwaarde voor afgifte van donkerblauwe en witte kentekenplaten, te weten het overleggen van de in de Regeling legitimatiebewijzen kentekenbewijzen en kentekenplaten voorgeschreven documenten, blijft wel gehandhaafd ingevolge artikel 20, eerste lid, van de regeling.

Artikel I, onderdeel C, 1

Artikel 23a van de regeling staat het de erkenninghouder toe om verschillende modellen kentekenplaten te leveren aan een andere erkenninghouder. Deze mogelijkheid bestaat ook voor de handelaarskentekenplaten van het model 27.13, dat via model C2 van de bijlage bij de Regeling kenteken en kentekenplaten is genoemd, en het model 27.14. De handelaarskentekenplaten van de modellen 27.11 en 27.12 van de bijlage bij de Regeling kenteken en kentekenplaten waren in artikel 23a, eerste lid, van de regeling zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de onderhavige wijziging niet genoemd. In de praktijk is echter gebleken dat het zinvol is om alle handelaarskentekenplaten te kunnen doorleveren. Daarom zijn nu ook de modellen 27.11 en 27.12 in de opsomming opgenomen.

Artikel I, onderdeel C, 2 en onderdeel D

De erkenninghouder is ingevolge artikel 23a, derde lid, van de regeling verplicht tot het bijhouden van een registratie van de kentekenplaten die hij aan een andere erkenninghouder levert. Ingevolge artikel 23b, eerste lid, van de regeling is tevens de erkenninghouder aan wie de kentekenplaten zijn geleverd verplicht tot registratie. De regeling bepaalde tot nu toe niet waar en hoe lang deze registratie bewaard diende te worden. Dit leidde in de praktijk tot onduidelijkheden. Om deze te verhelpen is thans voor de registraties in artikel 23a en 23b van de regeling bepaald dat deze gedurende twee jaar op de productieplaats bewaard worden. Daarmee is aangesloten bij de termijn en plaats van de productie-administratie, bedoeld in artikel 19 van de regeling.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 2000, nr. 33; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 augustus 2002 (Stcrt. 159).

Naar boven