Regeling breedbeeldtelevisiediensten en normen digitale consumentenapparaten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 mei 2004, nr. WJZ 4028840, houdende regels inzake breedbeeldtelevisiediensten en normen digitale consumentenapparaten (Regeling breedbeeldtelevisiediensten en normen digitale consumentenapparaten)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op:

– Richtlijn nr. 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PbEG L 108);

– Richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PbEG L 108), en

– de artikelen 8.4a en 10.1a van de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. televisieprogramma: televisieprogramma als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Mediawet;

b. breedbeeld televisieprogramma: televisieprogramma geproduceerd en uitgegeven voor uitzending in een aspectverhouding van 16:9 en met een verticale resolutie van 625 beeldlijnen;

c. ETSI: Europees Instituut voor telecommunicatienormen;

d. CENELEC: Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie;

e. televisietoestel: apparaat bestemd voor de ontvangst en de weergave van televisiesignalen;

f. decoder: apparaat bestemd voor het ontsleutelen van versleutelde analoge of digitale televisiesignalen.

Artikel 2

De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk bestemd voor het verspreiden van digitale televisieprogramma’s, zorgt ervoor dat het netwerk zodanig is ingericht dat het in staat is een breedbeeld televisieprogramma uit te zenden.

Artikel 3

De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk bestemd voor het verspreiden van televisieprogramma’s, die een breedbeeld televisieprogramma ontvangt en met het gebruik van dat communicatienetwerk opnieuw distribueert, handhaaft het breedbeeldformaat.

Artikel 4

Een analoog televisietoestel met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 centimeter, dat te koop of te huur wordt aangeboden, is voorzien van tenminste één door ETSI of CENELEC genormaliseerde aansluitbus met open interface geschikt voor de aansluiting van decoders, digitale ontvangers of andere daarvoor bestemde apparaten.

Artikel 5

Een digitaal televisietoestel met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm, dat te koop of te huur wordt aangeboden, is voorzien van tenminste één door de ETSI of CENELEC, dan wel op basis van een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie, genormaliseerde aansluitbus met open interface geschikt voor de aansluiting van daarvoor bestemde apparaten en die alle elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.

Artikel 6

Een decoder voor digitale televisiesignalen die bestemd is voor eindgebruikers en die te koop of te huur wordt aangeboden of anderszins ter beschikking wordt gesteld, kan:

a. versleutelde digitale televisiesignalen ontdoen van de versleuteling volgens het gemeenschappelijk Europees versleutelalgoritme als beheerd door ETSI, en

b. uitgezonden niet-versleutelde digitale televisiesignalen weergeven.

Artikel 7

De Regeling normen televisiesignalen wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet implementatie Europees regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector 2002 in werking treedt.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling breedbeeldtelevisiediensten en normen digitale consumentenapparaten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 mei 2004.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

I. Algemeen

Deze regeling dient ter implementatie van artikel 4, tweede lid, van richtlijn nr. 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) (PbEG L 108) en artikel 24 van richtlijn nr. 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en diensten (Universeledienstrichtlijn) (PbEG L 108). Artikel 4, tweede lid, eerste volzin, van de Toegangsrichtlijn heeft betrekking op technische voorschriften die in acht moeten worden genomen bij het op digitale wijze uitzenden van televisieprogramma’s door middel van een openbaar elektronisch communicatienetwerk dat is bestemd voor het verspreiden van televisieprogramma’s. Hierbij moet vooral worden gedacht aan elektronische communicatienetwerken die onder de Telecommunicatiewet van voor de wijziging in verband met de nieuwe ONP-richtlijnen werden aangeduid als omroepnetwerk of omroepzendernetwerk. De betreffende technische voorschriften richten zich tot de aanbieder van bedoelde openbare elektronische communicatienetwerken. Er worden eisen gesteld aan de inrichting waarmee de uitzending plaatsvindt die inhouden dat de aanbieder er voor dient te zorgen dat zijn netwerk geschikt is voor het uitzenden van breedbeeld televisieprogramma’s. Daarnaast gelden voorschriften die betrekking hebben op het doorgeven van voor distributie ontvangen breedbeeld televisieprogramma’s (artikel 4, tweede lid, tweede volzin, Toegangsrichtlijn). Deze voorschriften brengen voor de aanbieder de plicht mee het breedbeeldformaat van ontvangen breedbeeld televisieprogramma’s bij de herdistributie er van te handhaven. Verder worden er regels gesteld ten aanzien van televisietoestellen en decoders. Het doel van deze bepalingen is alle eventuele belemmeringen die de invoering van breedbeeld televisiediensten in de Europese gemeenschap in de weg zouden kunnen staan, weg te nemen zodat de geavanceerde breedbeelddiensten voor een zo groot mogelijk aantal kijkers beschikbaar zullen zijn.

De wettelijke basis van deze regeling is gelegen in de artikelen 8.4.a en 10.1a van de Telecommunicatiewet. Deze artikelen zijn aan de Telecommunicatiewet toegevoegd bij de wet van 8 november 2001 (Stb. 658) waarbij de Telecommunicatiewet onder meer werd gewijzigd in verband met de implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281).

Op 7 maart 2002 zijn door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie vier richtlijnen vastgesteld voor elektronische communicatienetwerken en elektronische communicatiediensten (PbEG 2002 L 108), waaronder de Kaderrichtlijn (Richtlijn nr. 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten). Op grond van artikel 26 in samenhang met artikel 28, eerste lid, tweede alinea, van de Kaderrichtlijn is richtlijn nr. 95/47/EG met ingang van 25 juli 2003 komen te vervallen. De in richtlijn nr. 95/47/EG opgenomen regels zijn echter grotendeels ongewijzigd teruggekeerd in de Toegangsrichtlijn en de Universeledienstrichtlijn. Derhalve behoefden de artikelen 8.4a en 10.1a van de Telecommunicatiewet slechts een technische aanpassing te ondergaan en bieden deze artikelen ook voor de nieuwe richtlijnen voldoende grondslag om daar uitvoering aan te kunnen geven. De toelichting op deze artikelen in de memorie van toelichting bij de wet van 8 november 2001 (Stb. 658) (zie Kamerstukken II 2000/2001, 27 576, nr. 3, blz. 2, 3, 5–7 en 11) is dan ook voor het begrip van deze artikelen nog steeds relevant.

De normen voor aansluitbussen waarnaar in deze regeling naar wordt verwezen, zijn sterk aan verandering onderhevig. Informatie over de actuele ETSI en CENELEC-normen is verkrijgbaar bij:

– ETSI: BP 152, F-06561 Valbonne Cedex, tel. (33) 492 944212, fax (33) 493654716, internet: www.etsi.org.

– CENELEC: rue de Stassart/De Stassartstraat 35, B-1050 Brussel, tel. (32-2) 519 68 71, fax (32-2) 519 6919, internet: www.cenelec.org.

– het Informatiecentrum van het Nederlands Normalisatie-Instituut: Postbus 5059, 2600 GB Delft, tel. 015-2 690 390, fax 015-2 690 190, internet: www.nni.nl.

Deze regeling bevat geen administratieve lasten.

Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan het college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit. In het kader van de door het college op grond van artikel 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit uitgevoerde uitvoeringstoets van het ontwerpbesluit zijn in de brief van..., de volgende opmerkingen gemaakt...

II. Artikelen

Artikel 2

Deze bepaling bevat een technische eis waaraan openbare elektronische communicatienetwerken die volledig digitaal zijn en bestemd zijn voor het verspreiden van televisieprogramma’s moeten voldoen. Dit voorschrift zal zich in de praktijk vooral richten tot aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken die onder Telecommunicatiewet van voor de wijziging ingevolge de nieuwe ONP-richtlijnen werden aangeduid als aanbieder van een omroepnetwerk of een omroepzendernetwerk

Artikel 3

Deze bepaling richt zich evenals artikel 2 tot de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk dat is bestemd voor het verspreiden van televisieprogramma’s. Omdat het opnieuw distribueren van reeds uitgezonden televisieprogramma’s tot op heden vooral geschiedt door aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken die onder de Telecommunicatiewet van voor de wijziging in verband met de nieuwe ONP-richtlijnen werden aangeduid als omroepnetwerken zal dit voorschrift vooral voor deze aanbieders betekenis hebben. De ontwikkelingen staan echter niet stil. Ook op andere aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken zal deze bepaling van toepassing kunnen zijn. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de houder van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van digitale omroeptelevisie (DVBT). Als de houder van deze vergunnning reeds uitgezonden televisieprogramma’s opnieuw distribueert dient hij het voorschrift van deze bepaling in acht te nemen.

Artikel 4

In artikel 4 wordt gesproken over ‘decoders, digitale ontvangers of andere daarvoor bestemde apparaten’. Deze niet-limitatieve formulering omvat bijvoorbeeld DVD-spelers en mogelijk in de toekomst nog te ontwikkelen apparaten die bestemd zijn voor aansluiting op een televisietoestel.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Transponeringstabel

Richtlijn nr. 2002/19/EG (gedeeltelijk)

Regeling (en wettelijke grondslag in Telecommunicatiewet (TW))

Artikel 4, tweede lid, eerste volzin

Artikel 4, tweede lid, tweede volzin

Artikel 2 (artikel 8.4a, tweede lid, TW)

Artikel 3 (artikel 8.4a, eerste lid, TW)

  

Richtlijn nr. 2002/22/EG (gedeeltelijk)

Regeling (en wettelijke grondslag in Telecommunicatiewet (TW))

artikel 24, en bijlage VI, eerste lid

artikel 6 (artikel 10.1a TW)

artikel 24, en bijlage VI, tweede lid,

eerste alinea

artikel 4 (artikel 10.1a TW)

artikel 24, en bijlage VI, tweede lid,

laatste alinea

artikel 5 (artikel 10.1a TW)

Naar boven