12 mei 2004
Nr. HDJZ/AWW/2004-1077
Hoofddirectie Juridische Zaken
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op de artikelen 130, 131, 132 en 134 van de Wegenverkeerswet 1994;
Besluit:
Artikel I
Artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Regeling mandaat CBR1 komt te luiden:
1. De bevoegdheid van de minister tot het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 149, tweede lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 en 49, derde lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer wordt gemandateerd aan:
Artikel II
De Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid2 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel b, vervalt.
B
In de artikelen 4, tweede lid, en 7 wordt ‘de minister’ telkens vervangen door: het CBR.
C
In de artikelen 6, 8, eerste lid, en 12 wordt ‘De minister’ telkens vervangen door: Het CBR.
D
In artikel 11, tweede lid, wordt ‘de Minister’ vervangen door: het CBR.
Artikel III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 mei 2004.
Bij de wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot de rijvaardigheid en rijbevoegdheid (Stb. 250) is de uitoefening van de in de artikelen 130 tot en met 134 van de Wegenverkeerswet 1994 voorziene, met de toepassing van de z.g. vorderingsprocedure verband houdende, taken die tot 15 mei 2004 door de Divisie Vorderingen van het CBR krachtens mandaat worden verricht namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, aan het CBR geattibueerd. De onderhavige regeling strekt ertoe de Regeling mandaat CBR en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid hierop af te stemmen.