Wijziging Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen

Regeling houdende wijziging van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen in verband met de afbakening van de reikwijdte ten opzichte van het Vuurwerkbesluit

26 april 2004

HDJZ/BIM/2004-954

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

Artikel I

Aan artikel 2 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De bijlagen 1 en 2 zijn niet van toepassing op handelingen, genoemd in artikel 3.3.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Toelichting

Deze regeling strekt ertoe een samenloop van voorschriften krachtens enerzijds de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en anderzijds het Vuurwerkbesluit te voorkomen. De samenloop doet zich voor, omdat krachtens artikel 2 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen die wet niet alleen het vervoer, maar ook andere handelingen kan omvatten, die nauw zijn verbonden met het vervoer. Het Vuurwerkbesluit is niet gericht op vervoer, maar omvat ook regeling van handelingen die eveneens kunnen worden bestreken door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Het verbodstelsel van het Vuurwerkbesluit zorgt reeds voor een adequate bescherming van belangen die bij die handelingen zijn betrokken. Het is daarom verantwoord de zorg voor veiligheid bij dit soort handelingen exclusief te laten vallen onder het Vuurwerkbesluit. Door het voorkomen van stapeling van regels wordt tevens aan de praktijk helderheid verschaft.

De handelingen die worden genoemd in artikel 3.3.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit zijn: het professioneel vuurwerk tot ontbranding brengen en het ten behoeve daarvan opbouwen, installeren en bewerken dan wel na ontbranding verwijderen. Deze handelingen zijn op grond van genoemd artikel verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten van de provincie waarin de aanvrager is gevestigd. Daarbij moet vervolgens van gedeputeerde staten van de provincie waar het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht, toestemming worden verkregen. Aan de vergunning moeten en aan de toestemming kunnen voorschriften worden verbonden.

De concrete aanleiding voor de onderhavige regeling vormt het geval dat op grond van het Vuurwerkbesluit de betrokken belangen worden afgewogen, waarna toestemming wordt verleend voor het afsteken van professioneel vuurwerk op een ponton op een vaarwater en in een voorschrift, verbonden aan de toestemming, wordt bepaald dat tijdens de opbouw van het vuurwerk het ponton nog niet wordt vastgelegd op de plek, waar het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht, maar op een daartoe aangewezen plek aan de oever in de nabijheid van de plek waar het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht. Bij de belangenafweging is overwogen dat het wenselijk is de stremming voor het vaarverkeer niet langer te laten duren dan strikt noodzakelijk is, dan wel dat het wenselijk is de kans op botsingen tussen het scheepvaartverkeer en het ponton te minimaliseren. In dergelijke gevallen vormt het verplaatsen van het ponton van de oever naar de plek van ontbranding een onderdeel van het opbouwen en installeren. Dergelijk verplaatsen is geen vervoer in de zin van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

In het kader van de verlening van de vergunning en de toestemming op grond van het Vuurwerkbesluit zal uiteraard worden meegenomen of het vuurwerk het beste op de plek van ontbranding kan worden opgebouwd, of aan de nabijgelegen oever en hoe het ponton eventueel wordt verplaatst naar de plek van ontbranding.

Met deze regeling ontstaat helderheid voor een organisator van een evenement met professioneel vuurwerk op binnenwater, omdat het geheel van beoordelingen en voorschriften volledig in het kader van het Vuurwerkbesluit zal verlopen. De vergunningverlener en de toestemmingverlener weten met deze regeling dat er geen nadere of conflicterende eisen vanuit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen worden gesteld en dat de voorschriften die verbonden worden aan de vergunning en de toestemming op grond van het Vuurwerkbesluit, alle relevante handelingen, inclusief het eventueel verplaatsen, moeten omvatten. Ook aan degenen die met het toezicht en de handhaving zijn belast, wordt zo duidelijkheid verschaft.

Tot slot wordt er nog op gewezen dat dit terugtreden van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen niet strijdig is met de afspraken in internationaal verband over het vervoer van gevaarlijke stoffen over water – meer in het bijzonder in het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR) – omdat de onderhavige regeling geen betrekking heeft op vervoer, maar op handelingen, niet zijnde vervoer, die zouden kunnen worden bestreken door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

  • 1

    Stcrt. 1998, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 14 juli 2003 (Stcrt. 241).

Naar boven