Vrijstellingsregeling Wet toezicht trustkantoren

22 april 2004

Nr. FM 2004-00539-M

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 2, derde lid, van de Wet toezicht trustkantoren;

Besluit:

Artikel 1

Vrijstelling van het in artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren genoemde verbod wordt verleend aan trustkantoren, voorzover deze diensten verlenen aan doelvennootschappen die als beleggingsinstelling zijn ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen.

Artikel 2

Vrijstelling van het in artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren genoemde verbod wordt verleend aan natuurlijke personen, indien deze uitsluitend de dienst verlenen genoemd in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, van de Wet toezicht trustkantoren aan stichtingen die uitsluitend aandelen houden voor certificaathouders.

Artikel 3

1. Vrijstelling van het in artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren genoemde verbod wordt verleend aan natuurlijke personen, indien deze uitsluitend de dienst verlenen genoemd in artikel 1, onderdeel d, onder 1°, van de Wet toezicht trustkantoren aan doelvennootschappen waaraan tevens een dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, aanhef en onder iii), van de Wet toezicht trustkantoren wordt verleend door een trustkantoor met een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren, indien laatstgenoemde dienst ten minste het voeren van de administratie van deze doelvennootschappen betreft.

2. De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin het trustkantoor dat de dienst als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, aanhef en onder iii), van de Wet toezicht trustkantoren verleent een melding als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de Wet toezicht trustkantoren heeft gedaan, tot het moment dat op de aanvraag voor een vergunning is beslist.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling Wet toezicht trustkantoren.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Financiën, G. Zalm.

Toelichting

Algemeen

Op 1 maart 2004 is de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) in werking getreden (Stb. 2004, 9). De Wtt verbiedt trustkantoren zonder vergunning van de toezichthouder, De Nederlandsche Bank N.V., vanuit een vestiging in Nederland werkzaam te zijn.

De Minister van Financiën kan op grond van artikel 2, derde lid, van de Wtt vrijstelling verlenen van deze vergunningplicht, indien de situatie van een onderscheiden categorie trustkantoren dat rechtvaardigt. Die vrijstelling mag dan niet in strijd zijn met de belangen die de Wtt beoogt te beschermen. De mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen zijn beperkt, omdat bij een te ruimhartig vrijstellingsbeleid de doelstelling van de Wtt – bevordering van integriteit van het financiële stelsel – in gevaar zou komen.

In deze regeling wordt voor drie categorieën trustkantoren vrijstelling verleend van de vergunningplicht onder de Wtt. Deze trustkantoren worden vrijgesteld omdat reeds op andere wijze in integriteitstoezicht is voorzien of omdat de integriteitsrisico’s waar de Wtt zich specifiek op richt verwaarloosbaar zijn. De vrijstelling betekent voor deze trustkantoren dat zij niet onder de vergunningplicht van de Wtt vallen.

In de eerste plaats wordt vrijstelling verleend aan trustkantoren voorzover zij diensten verlenen aan doelvennootschappen die reeds onder het toezichtsregime van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) vallen. In de tweede plaats wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen die uitsluitend optreden als bestuurder van een stichting die aandelen houdt voor certificaathouders. In de derde plaats wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen, die zich uitsluitend toeleggen op het besturen van doelvennootschappen, terwijl voor die vennootschappen een ander trustkantoor de poortwachtersfunctie vervult.

Deze categorieën zijn ondubbelzinnig definieerbaar. De controle of een trustkantoor inderdaad tot één van deze categorieën behoort is op relatief eenvoudige wijze mogelijk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Vrijstelling wordt verleend aan trustkantoren, voorzover deze diensten verlenen aan een doelvennootschap die reeds onder toezicht op grond van de Wtb staat. In dat geval is uit hoofde van de Wtb al in vergelijkbaar integriteitstoezicht voorzien. Daarmee zijn de belangen die de Wtt beoogt te beschermen reeds afdoende beschermd.

In het geval een trustkantoor uitsluitend diensten verleent aan beleggingsinstellingen die in het Wtb-register zijn ingeschreven, is dat trustkantoor niet Wtt-vergunningplichtig. Als het trustkantoor daarnaast echter óók diensten verleent aan niet in het Wtb-register ingeschreven doelvennootschappen, dan valt het trustkantoor voor dat deel wel onder de Wtt-vergunningplicht.

Er is voor gekozen om trustkantoren die diensten verlenen aan beleggingsinstellingen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 14 van de Wtb, daarvoor niet onder de onderhavige vrijstellingsregeling te brengen. In dergelijke gevallen is voor de betreffende doelvennootschappen namelijk niet voorzien in met de Wtt vergelijkbaar integriteitstoezicht.

Artikel 2

Vrijstelling wordt verleend aan de categorie natuurlijke personen die beroeps- of bedrijfsmatig, in opdracht van derden, optreedt als bestuurder van stichtingen die als enige activiteit hebben het houden van aandelen voor certificaathouders (een stichting administratiekantoor). De vrijstelling geldt alleen als de natuurlijke personen daarnaast geen andere trustdiensten verlenen.

Het bestuur van een stichting administratiekantoor dat aandelen houdt voor certificaathouders bestaat veelal uit (een vertegenwoordiger van) degene die het initiatief tot certificering van de aandelen van een bepaalde vennootschap heeft genomen, in combinatie met één of meerdere ‘professionele’ bestuurders. Ook komt het voor dat het bestuur van een stichting administratiekantoor uitsluitend wordt gevormd door ‘professionele’ bestuurders. Deze laatsten zijn vaak notarissen, advocaten, belastingadviseurs of accountants die op grond van hun specifieke kennis worden verzocht tot het bestuur van zo’n administratiekantoor toe te treden.

Bij stichting administratiekantoren is er veelal geen sprake van een ‘uiteindelijk belanghebbende’ in de zin van de Wtt. De geldstromen waarbij een dergelijk administratiekantoor is betrokken houden rechtstreeks verband met het aandeelhouderschap van de stichting. Indien de administratiekantoren het houden van aandelen voor certificaathouders als enige activiteit verrichten, zijn integriteitsrisico’s waar de Wtt zich op richt verwaarloosbaar. Omdat de belangen die de Wtt beoogt te beschermen niet in het geding zijn, is er grond voor vrijstelling van de betreffende trustkantoren.

De vrijstelling is beperkt tot natuurlijke personen, omdat de groep waarop de vrijstelling is gericht, zich kenmerkt door een persoonlijke verhouding tussen de opdrachtgever en de bestuurder.

Artikel 3

Vrijstelling wordt verleend aan natuurlijke personen, die zich beroeps- of bedrijfsmatig, in opdracht van derden, toeleggen op het besturen van doelvennootschappen indien door hen uitsluitend bestuursdiensten worden verleend in situaties waarin andere trustkantoren de ‘poortwachtersfunctie’, zoals beschreven in de memorie van toelichting bij de Wtt, vervullen. In die gevallen is reeds afdoende voorzien in integriteitstoezicht.

Het gaat bij deze categorie in de regel om voormalige adviseurs van de doelvennootschappen of oud-bestuurders van trustkantoren die op persoonlijke titel bestuursdiensten voortzetten. Zij kunnen door hun ervaring en kennis een bijdrage leveren aan goed bestuur van de doelvennootschap.

Voor de vrijstelling geldt als voorwaarde dat er een ander trustkantoor moet zijn dat een zodanige bemoeienis met de doelvennootschap heeft dat deze op afdoende wijze de ‘poortwachtersfunctie’ onder de Wtt kan vervullen. Daarom is als eis gesteld dat dit andere trustkantoor ten minste het adres of correspondentie-adres verleent en in ieder geval tevens de administratie voert.

De natuurlijke persoon die onder deze vrijstelling valt, zal er rekening mee moeten houden dat terzake van de doelvennootschap blijvend aan de voorwaarden voor vrijstelling wordt voldaan, bijvoorbeeld via de contractuele relatie met de opdrachtgever en met de doelvennootschap. Indien niet (meer) aan de voorwaarden van de vrijstellingsbepaling wordt voldaan, herleeft het verbod van artikel 2, eerste lid, Wtt.

Er is voor gekozen om deze vrijstelling alleen van toepassing te laten zijn op natuurlijke personen en niet op trustkantoren die in de vorm van een vennootschap of rechtspersoon worden gedreven. De groep waarop de vrijstelling is gericht, kenmerkt zich door een persoonlijke verhouding tussen de opdrachtgever en de bestuurder. Bij een vennootschap of rechtspersoon, is een dergelijke persoonlijke verhouding minder goed denkbaar.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven