Burgermedegebruik militair luchtvaartterrein De Kooy (aanpassing van het aantal civiele commerciële vliegtuigbewegingen)

Beslissingen op bezwaar d.d. 31 maart 2004

Mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat maakt de Staatssecretaris van Defensie het volgende bekend.

Tegen het besluit van de Staatssecretaris van Defensie en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat d.d. 10 en 14 november 2003, nr. MG2003002065, zijn 11 bezwaren ingediend. Het besluit houdt in een aanpassing van het aantal civiele commerciële vliegtuigbewegingen tot het maximum van 20.000 civiele vliegtuigbewegingen. Tevens is aan het van oorsprong onbeperkte gebruik van het luchtvaartterrein door vastevleugeltoestellen lichter dan 6.000 kg, een grens gesteld van maximaal 5.000 bewegingen per jaar. Aanvrager van de aanpassing is Den Helder Airport C.V.

De bevoegdheid het bestreden besluit te nemen berust op de aan de staatssecretarissen toegekende bevoegdheden in het kader van de verdeling van de portefeuilles van deze bewindslieden. De Staatssecretaris van Defensie is onder meer belast met de verantwoordelijkheid voor nationale bestuurlijke aangelegenheden. Het gaat hier om een besluit dat betrekking heeft op een nationale bestuurlijke aangelegenheid. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat is belast met de behandeling van de aangelegenheden betreffende de luchtvaart.

Verder is van belang dat de Luchtvaartwet er niet in de weg staat dat het besluit geldt voor de jaren 2003 en verder.

De staatssecretarissen hebben laten onderzoeken of de toename van het aantal vliegtuigbewegingen van civiele helikopters mogelijk significante effecten heeft op (wad)vogels en zeehonden rond het Balgzand. De reguliere helikoptervluchten en een uitbreiding van het aantal vliegtuigbewegingen blijken geen significante effecten te hebben op de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten. De effecten van trainings-, proefvluchten en vluchten met vastevleugelvliegtuigen zijn niet uitdrukkelijk vooraf onderzocht. De effecten van trainingsvluchten zijn in februari 2004 onderzocht. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen significante effecten zijn. Het onderzoek naar de effecten van proefvluchten, die beperkt in omvang zijn, en vluchten met vastevleugelvliegtuigen, is in gang gezet. Voor proefvluchten en voor vluchten met vastevleugelvliegtuigen geldt dat dezelfde routes en circuits worden gevolgd die gelden voor de reguliere vluchten met helikopters en dat dezelfde hoogte in acht wordt genomen. De staatssecretarissen concluderen dat geen sprake is van redelijke twijfel aan de afwezigheid van significante gevolgen.

De begrenzing van de toename van de geluidsoverlast wordt gevormd door de vastgestelde geluidszone, die niet mag worden overschreden. Uit berekeningen is gebleken dat de geluidszone niet wordt overschreden.

De noodzaak tot uitbreiding is in voldoende mate aangetoond. Aan de bestaande platforms moet namelijk onderhoud worden verricht en bovendien zijn nieuwe gasvelden ontdekt.

Naar de externe veiligheid op en rond De Kooy is eveneens onderzoek verricht, ook al bestond hiertoe geen wettelijke noodzaak. Door de toename van het aantal civiele vliegtuigbewegingen neemt ook het zogenaamde totale risicogewicht toe. Omdat bij het onderzoek een aantal kanttekeningen kan worden geplaatst, en omdat zoveel mogelijk wordt vermeden dat over bebouwing wordt gevlogen, kan de uitkomst van het onderzoek niet betekenen dat de ontheffing niet kan worden verleend.

Het rijksbeleid voor het burgermedegebruik van militaire luchtvaartterreinen ligt vast in onder meer het Structuurschema Militaire Terreinen, de nota Regionale-luchthavenstrategie en de Hoofdlijnennotitie Structuurschema Regionale en Kleine luchthavens. Aan het Structuurschema Groene Ruimte, het provinciaal beleid ter zake van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, de nota `Natuur voor mensen, mensen voor natuur' en de tweede nota Planologische Kernbeslissing Waddenzee, behoefde de aanvraag niet te worden getoetst.

De staatssecretarissen hebben 2 bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard. Het besluit is niet in alle opzichten zorgvuldig voorbereid voor zover het gaat om het onderzoek naar de effecten op (wad)vogels en zeehonden, alsmede voor zover het gaat om artikel 4 van het besluit, waarin onder meer is bepaald dat gezagvoerders zich aan gestelde minima dienen te houden. De overige bezwaren zijn ongegrond. Vijf bezwaren zijn kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake is van belangen die voldoende onderscheidend zijn ten opzichte van belangen van derden of van een mate van betrokkenheid, die uitstijgt boven de betrokkenheid van anderen die ten opzichte van de verleende ontheffing een vergelijkbare positie innemen.

Het besluit is op enkele punten gewijzigd. De motivering omtrent het onderzoek naar de effecten op (wad)vogels en zeehonden is aangevuld. Daarnaast is in artikel 4, na sub d, de volgende bepaling ingevoegd: `e. het bepaalde onder a tot en met d geldt niet voor reddingsoperaties met helikopters'. In artikel 4 sub d zijn verder de woorden `Minister van Verkeer en Waterstaat' vervangen door `bevoegde luchtvaartautoriteiten'. Tot slot is de term `NATO CAT H 6', als opgenomen in artikel 5, sub 1, vervangen door de term `NATO CAT 6'.

De beslissingen op bezwaar liggen vanaf 1 april 2004 ter inzage bij het Defensievoorlichtingscentrum te 's-Gravenhage, het gemeentehuis van de gemeente Den Helder, het gemeentehuis van de gemeente Texel en het gemeentehuis van de gemeente Anna Paulowna.

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na 31 maart 2004 beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft.

Naar boven